direct naar inhoud van Regels

Birkstraat 132

Status: vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0342.BPLG0010-0301

REGELS

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Birkstraat 132 met identificatienummer NL.IMRO.0342.BPLG0010-0301 van de gemeente Soest;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog of een andere door Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door de gemeente Soest of namens de gemeente Soest door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologisch verwachtingsgebied:

terrein dat op basis van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart van de gemeente Soest op de verbeelding is aangeduid als gebied met lage, dan wel middelmatige of onbekende, dan wel hoge archeologische verwachting;

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdverblijf:

adres waar men gedurende meer dan zes maanden per kalenderjaar overnacht;

1.21 horeca:

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

  2. het verstrekken van nachtverblijf;

  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot horeca worden ook gerekend: afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten.

1.22 kampeermiddel:

een constructie ingericht voor kortdurend recreatief nachtverblijf, niet zijnde een bouwwerk of een constructie met een plaatsgebonden karakter als bedoeld in artikel 1 Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);

1.23 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.24 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.25 natuurwetenschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.26 overige bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.29 peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.30 permanente bewoning:

bewoning door hetzelfde huishouden of door dezelfde daarmee gelijk te stellen groep van personen, als hoofdverblijf;

1.31 recreatiewoning, recreatiebungalow:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, niet zijnde een kampeermiddel, dat bedoeld is om door een of meer personen die het hoofdverblijf elders heeft of hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor recreatieve doeleinden;

1.32 recreatief nachtverblijf:

nachtverblijf voor recreatie door een of meer personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.33 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.35 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de vloeroppervlakte van een gebouw

binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteendoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Bos

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos en bebossing, ten behoeve van het behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

  2. veiligheidszone, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg'.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken

Bouwhoogte

Perceelsafscheidingen

2 meter

Speeltoestellen

3 meter

 

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

  2. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

  3. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

  4. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen.

 

3.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 vereist voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan.

 

3.3.3 Toegestane werken of werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 mag slechts verleend worden, indiende werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

Artikel 4 Natuur

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende landschappelijke- en natuurwetenschappelijke waarden;

  2. instandhouding van de ter plaatse voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  3. de aanleg van groenvoorzieningen voor recreatief gebruik.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

4.2.1 Gebouwen

  1. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is een gebouw ten behoeve van opslag toegestaan;

  2. de bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter gemeten vanaf peil.

 

4.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken

Bouwhoogte

Perceelsafscheidingen

2 meter

Overige bouwwerken

1 meter

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte van 0,75 m;

  5. het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik en voor zover de Boswet en de krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;

  6. het dempen of aanleggen van waterlopen, sloten en andere wateren.

 

4.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan;

 

4.3.3 Toegestane werken of werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in lid 4.4.1 mag slechts verleend worden, indiende werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

 

Artikel 5 Recreatie - 3

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatie met een bedrijfsmatige exploitatie;

  2. horeca en receptiegebouwen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht': een persoonsgebonden overgangsrecht;.

  4. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is een gebouw ten behoeve van opslag toegestaan;

  5. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen, met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, laatstelijk vastgelegd in de gemeentelijke Parkeernota d.d. 18 februari 2010;

  6. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en voet- en fietspaden.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. recreatiebungalows, bijbehorende bouwwerken (zoals bergingen), één groepsaccommodatie;

  2. gebouwen voor recreatief nachtverblijf en bijbehorende gebouwen voor dagrecreatie;

  3. bedrijfswoning, horeca- en receptiegebouwen en gebouwen met sanitaire en bij de recreatieve bestemming behorende overige voorzieningen;

  4. bij een en ander behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals een zwembad, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en beeldende kunstwerken.

 

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.2.1, gelden de volgende eisen:

  1. het aantal recreatiebungalows mag niet meer dan 138 bedragen;

  2. de inhoud van een recreatiebungalow (de bovengrondse bouwmassa) mag gemeten vanaf het peil niet meer dan 320 m³ bedragen;

  3. de bouwhoogte van een recreatiebungalow mag niet meer bedragen dan 8 m;

  4. tenzij geschakeld, dient de afstand tussen recreatiebungalows onderling tenminste 5 m te bedragen;

  5. de voorgevel van een geschakelde recreatiebungalow dient minstens 1,5 m naar voren of naar achteren te liggen ten opzichte van de voorgevel van de recreatiebungalow waarmede deze geschakeld is;

  6. per recreatiebungalow dan wel een recreatief nachtverblijf mag ten hoogste 1 berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m;

  7. er is één bedrijfswoning toegestaan;

  8. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;

  9. de goothoogte van en bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;

  10. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9 m;

  11. er is één gebouw ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen toegestaan met een maximale oppervlakte van 75 m² en een maximale hoogte van 8 m;

  12. de oppervlakte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 1500 m2 van het totale oppervlak van het perceel bedragen;

  13. de goothoogte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;

  14. de bouwhoogte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 8 m bedragen;

  15. de oppervlakte van een zwembad mag niet meer dan 250 m² bedragen;

  16. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

Bouwwerken

Bouwhoogte

licht- en andere masten en beeldende kunstwerken

8 meter

erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw

2 meter

 

overige erf- of perceelsafscheidingen

1 meter

overige andere bouwwerken

3 meter

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Er zijn maximaal 79 recreatieve nachtverblijven toegestaan.

  2. De afstand tussen de recreatieve nachtverblijven dient tenminste 3 m te bedragen.

  3. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan permanente bewoning van recreatiebungalows en recreatieve nachtverblijven.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 5.1 bepaalde voor het wijzigen van de parkeernormen in verband met en overeenkomstig een nieuwe door de gemeenteraad vast te stellen parkeernota, dan wel een wijziging van de parkeernormen.

 

 

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

6.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV;

met daarbij behorende

  1. veiligheidszones;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.1.2 Andere bestemmingen

Voor zover de in lid 6.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

6.2 Bouwregels

Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

  1. ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals een (bovengrondse) hoogspanningsverbindingsmast;

  2. ten behoeve van de bestemming 'Recreatie - 3' mogen op deze gronden bouwwerken worden gebouwd.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

6.3.2 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 6.3.1 te beslissen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de leidingbeheerder omtrent het in artikel 6.3.1 bepaalde en over eventueel aan de vergunning te stellen voorwaarden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden in de bouwwerken dan wel in de nabijheid van de bouwwerken zoals bedoeld in artikel 6.2 onder b voor brand- of explosiegevaar opleverende materialen of stoffen op te slaan, dan wel een bedrijf uit te oefenen waarbij dergelijke materialen of stoffen vrijkomen en/of worden verwerkt c.q. vervaardigd.

 

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  3. het aanleggen van watergangen en -partijen.

 

6.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van artikel 6.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in artikel 6.5;

  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

6.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

  1. de werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.5.2 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad;

  2. in het kader van de beoordeling van een verzoek om omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de leidingbeheerder omtrent het bepaalde in sub a en de eventueel aan de vergunning te stellen voorwaarden.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde.

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 1' mede bestemde gronden is het toegestaan te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming (en) onder de volgende voorwaarden:

 

7.2.2 Voorwaarden

Het onder 7.2.1 genoemde voorwaarden zijn:

  1. de ondergrondse bouwdiepte van gebouwen of bouwwerken mag niet meer bedragen dan 30 centimeter zijn tenzij;

  2. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) met een grotere bouwdiepte dan 30 centimeter is toegelaten als:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van de voorwaarden in 7.2.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

7.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

7.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslissen over een afwijking als hiervoor bedoeld winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorwaarden aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 1 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

7.4.2 Uitzonderingen

Het onder 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen, of;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen of

  4. die een oppervlakte van 100 m² of minder beslaan, of

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de waardevolle laag al is geroerd, of

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

7.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 7.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

7.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

7.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 1 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet (langer) aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

 

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 2' mede bestemde gronden is het toegestaan te bouwen of te laten bouwen krachtens de daar voorkomende bestemming(en) onder de volgende voorwaarden:

 

8.2.2 Voorwaarden

Het onder 8.2.1 genoemde voorwaarden zijn:

  1. de ondergrondse bouwdiepte van gebouwen of bouwwerken mag niet meer bedragen dan 30 centimeter zijn tenzij;

  2. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) met een grotere bouwdiepte dan 30 centimeter is toegelaten als:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van de voorwaarden in 8.2.2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en) als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

8.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

8.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslissen over een afwijking als hiervoor bedoeld winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorwaarden aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 2 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 500 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

 

8.4.2 Uitzonderingen

Het onder 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen, of

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen of

  4. die een oppervlakte van 500 m² of minder beslaan, of

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de waardevolle laag al is geroerd, of

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

8.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in 8.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

8.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

8.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie Waardevol Verwachtingsgebied 2 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet (langer) aanwezig zijn.

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 10 Algemene bouwregels

 

10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in de Woningwet buiten toepassing.

 

10.2 Algemene regels

  1. Ter plaatse van de op de weg dan wel de openbare ruimte georiënteerde gevels, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.

  2. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.

  3. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

 

11.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in het overgangsrecht is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

11.2 Verboden gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van:

  1. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;

  2. onbebouwde gronden:

  1. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

  2. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;

  3. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen;

tenzij, voor zover betreft het onder b bedoelde gebruik, dat gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

 

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

 

12.1 Geluidzone - weg

 

12.1.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - weg' mogen, in afwijking van Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidgevoelig object, tenzij:

  1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

  2. voor deze woningen een hogere grenswaarde is verleend op grond van artikel 110 van de Wet geluidhinder;

  3. de geluidgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidgevoelige objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot, dat:

  1. daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind of;

  2. de geluidsbelasting vanwege treinverkeer op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimten niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;

  3. de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

12.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde.

 

12.2 Veiligheidszone - lpg

 

12.2.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

 

12.2.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingsgrens van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

 

13.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:

  1. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, abri's, telefooncellen, bewaarplaatsen van boven- en ondergrondse huisvuil- en inzamelcontainers, alsmede transformatorhuisjes, mits de bouwhoogte van deze bouwwerken niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 70 m³ bedraagt;

  2. voor de bouw van bouwwerken geen gebouw zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en lichtmasten;

  3. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen;

  4. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;

  5. voor het overschrijden van bestemmings- en bouwgrenzen tot 2,5 m door ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen, architectonische accenten en dergelijke;

  6. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken;

  7. voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m, alsmede ten behoeve van het oprichten van antennemasten, die onderdeel uitmaken van een gebouw, mits de voor dat gebouw toegestane bouwhoogte met niet meer dan 6 m wordt overschreden.

 

13.2 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1, wordt slechts verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de rechtens toegestane gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Birkstraat 132.

Postadres:
Postbus 2000
3760 CA Soest
Telefoon: (035) 6093411
E-mail: postbus2000@soest.nl