direct naar inhoud van Regels

Landelijk Gebied

Status: Geconsolideerde versie
Idn: NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401

Artikel 3 Agrarisch met waarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.12 onder b;

  2. behoud en herstel alsmede instandhouding van de voorkomende visueel-ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels;

  3. behoud en herstel van de voorkomende natuurlijke waarden;

alsmede uitsluitend:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.12 onder c;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - biezenveld': een biezenveld;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij': een productiegerichte paardenhouderij;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'naschoolse opvang': kinderdagverblijf en naschoolse opvang;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'bomenteelt': een bomenteeltbedrijf;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'fruitteelt': een fruitteeltbedrijf;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'tennisbaan': een tennisbaan voor particulier gebruik;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'dagrecreatie': recreatieve en educatieve activiteiten, zoals volkstuinen, schooltuinen en dierenweiden;

  12. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijf paardenkamp': een paardenhouderij - paardenkamp, gericht op het bedrijfsmatig houden en verzorgen van (oude) paarden en pony's;

  13. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': een veldschuur;

  14. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal': een paardenstal voor het hobbymatig houden van dieren;

  15. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasboerderij': een kaasboerderij met daaraan verwante culturele, maatschappelijke, educatieve en publieksgerichte activiteiten, die in verband staan met deze functieaanduiding;

  16. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin': een kleinschalige horecagelegenheid;

  17. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport – trapveldje': een trap-/speelveld voor kinderen;

  18. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - wandelpad': een wandelpad;

  19. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag caravans': buitenopslag voor maximaal 35 caravans;

  20. ter plaatse van de functieaanduiding 'volkstuin': een volkstuin;

  21. ter plaatse van de functieaanduiding 'tuin': een tuin;

  22. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat': een kenniscentrum, dat in verband staat met de Paardenkamp en daaraan verwante culturele, educatieve, maatschappelijke en publieksgerichte activiteiten, waaronder tevens wordt aangemerkt het verkopen van goederen, die in rechtstreeks verband staan met de toelaatbare activiteiten van de 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ en dat tevens wordt aangewend voor het bedrijfsmatig houden en verzorgen van (oude) paarden en pony’s;

alsmede voor:

  1. ondergeschikte extensieve dagrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

  2. kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling;

  3. voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, bruggen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water.

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. de instandhouding en bescherming van een rijksmonument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonumenten';

  2. de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monumenten';

  3. Burgemeester en wethouders kunnen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van een rijksmonument nadere eisen stellen met betrekking tot de afstand, die nieuwe bebouwing ten opzichte van het rijksmonument in acht moet nemen.

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen, andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, en (half)verharding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

  2. bouwvlakken mogen geheel bebouwd worden, met uitzondering van:

  1. bouwvlakken met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij', waar een maximum bebouwingsoppervlak van 3.000 m² geldt;

  2. bouwvakken, waar op de verbeelding een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' mag het oppervlak en de hoogte van de bebouwing niet meer bedragen dan de bestaande maatvoeringen;

  2. voor bedrijfsgebouwen gelden maximale goot- en bouwhoogten van respectievelijk 6 meter en 10 meter met uitzondering van het bouwvlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - gagelgat’, waar met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding de goot- en bouwhoogte nader is aangegeven.

 

3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, inclusief aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwvlak mag één bedrijfswoning in het bouwvlak gebouwd worden, tenzij met de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan en tenzij met de maatvoeringsaanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de inhoud per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;

  3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mogen respectievelijk ten hoogste 5,5 meter en 10 meter bedragen.

 

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden tot een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijgehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;

  2. in afwijking van het gestelde onder a van dit lid, mag ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' één paardenbak buiten het bouwvlak aanwezig zijn;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak

1,5 meter

 

3.2.5 Voorwaardelijke verplichting bouwen

Het bouwen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voorwaardelijke verplichting 2' overeenkomstig de bestemming ‘Agrarisch met waarde’ is alleen toelaatbaar, indien uit nader onderzoek blijkt dat geen handelingen worden verricht die de dood of ernstige beschadiging ten gevolge kan hebben van de houtopstand die beschermd wordt door de bestemming 'Waarde – Landschap' als bedoeld in artikel 48 van deze regels.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.1 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  1. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege milieuwetgeving of het dierwelzijn is vereist;

  2. het bouwvlak mag eenmalig en aan één zijde worden overschreden met niet meer dan 25 meter;

  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak;

  4. omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt;

  5. de overschrijding moet passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.2 Uitbreiding intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.1 onder b, teneinde uitbreiding van de bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij 1' toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. uitbreiding dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  2. de toegestane bebouwing (3.000 m²) mag met maximaal 30% worden uitgebreid;

  3. van deze uitbreiding mag eenmalig gebruikgemaakt worden;

  4. de uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  5. de uitbreiding mag de in Bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat aan het gestelde onder ‘e’ en aan de overige bepalingen in dit lid wordt voldaan;

  7. de uitbreiding mag niet leiden tot een significant negatief effect op Natura 2000-gebied(en).

 

3.3.3 Schuilstallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor de bouw van schuilstallen buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  1. de schuilstallen mogen uitsluitend gebruikt worden voor hobbymatige agrarische activiteiten;

  2. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  4. de schuilstal is gelegen op een afstand van ten hoogste 50 meter van een bouwvlak;

  5. per 3 ha aaneengesloten grond mag slechts één schuilstal worden gebouwd;

  6. de overschrijding dient te passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.4 Innovatieve stalsystemen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maatvoeringen zoals genoemd in 3.2.1 onder d, teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:

  1. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruik gemaakt voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;

  2. de afwijkende dakvorm dient te passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  3. de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte mag maximaal 2 meter bedragen;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.5 Vergroten inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b om een grotere inhoudsmaat van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag vergroot worden tot ten hoogste 800 m3;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet worden toegepast voor woningen opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden;

  3. de vergroting van de woning dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  4. de vergroting van de woning dient te passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  5. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.6 Vergroten bedrijfswoning opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorische panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b om een grotere bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de bedrijfswoning is opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden dan wel is een onderdeel van een pand dat is opgenomen op deze lijst;

  2. voor de vergroting mag uitsluitend het aangebouwde deel worden gebruikt;

  3. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume: uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.7 Bouwen dienstwoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in artikel 3.2.2. onder a voor het toestaan van een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met de specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ als bedoeld in artikel 3.1 onder y, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfswoning uitsluitend wordt toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie/beheer in de zin van artikel 1, lid 27 van het op het perceel gevestigde bedrijf;

  2. de bedrijfswoning alleen kan worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 600 m3;

  4. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 7 meter respectievelijk 9 meter;

  5. ten aanzien van het gebruik van de bedrijfswoning de bepalingen van dit bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1.28 van toepassing zijn;

  6. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

 

3.3.8 Bouwen windturbines

Vernietigd door de uitspraak Raad van State van 3 juni 2015.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;

  2. het gebruik van een dienstwoning als zelfstandige burgerwoning door derden, anders dan de hoofdgebruiker van het agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;

  3. gebruik ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voorwaardelijke verplichting 1’ overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch met waarden' is uitsluitend toelaatbaar indien de grond wordt ingericht conform het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 10 van de planregels en aldus in stand wordt gehouden;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5;

  5. op gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ mogen bezoekers niet parkeren, met uitzondering van 5 invalidenparkeerplaatsen binnen het bouwvlak.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Nevenfuncties bij agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en terreinen voor niet-agrarische nevenfuncties, waarbij de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  1. de niet-agrarische nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  2. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

  3. het parkeren behorende bij de niet-agrarische nevenactiviteit dient binnen het bouwvlak plaats te vinden met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  4. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;

  5. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;

  6. buitenopslag is in geen geval toegestaan;

  7. niet-agrarisch gebruik mag door de visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten;

  8. het oprichten van nieuwe bebouwing voor de niet-agrarische nevenactiviteiten is niet toegestaan;

  9. de niet-agrarische nevenfunctie mag de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  10. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;

  11. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder i en j van dit lid;

  12. per nevenfunctie mag maximaal 300 m² netto vloeroppervlak in bestaande bebouwing in gebruik worden genomen;

  13. bij een combinatie van nevenfuncties mag het gezamenlijk netto vloeroppervlak in bestaande bebouwing eveneens niet meer bedragen dan 300 m²;

  14. voor kleinschalige verblijfsrecreatie gelden de volgende regels:

  1. Kampeermiddelen mogen uitsluitend aanwezig zijn in de periode vanaf 1 maart tot en met 31 oktober;

  2. Het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

  3. Verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 15 standplaatsen.

  1. recreatieappartementen zijn toegestaan tot maximaal 15 slaapplaatsen;

  2. detailhandel is slechts toegestaan in de vorm van detailhandel in lokaal of regionaal voortgebrachte producten, waarbij het netto verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2;

  3. horeca is slechts toegestaan in de vorm van lichte horeca volgens categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, zulks met uitzondering van bezorg- en afhaalservice;

  4. het aantal slaapplaatsen bij bed and breakfast mag niet meer bedragen, dan zoals genoemd onder sub o van dit lid;

  5. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.5.2 Zorgboerderij bij agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1. onder a ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen als zorgboerderij, met dien verstande dat:

  1. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

  2. het parkeren behorende bij de zorgboerderij dient binnen het bouwvlak plaats te vinden met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  3. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;

  4. het oprichten van nieuwe bebouwing voor de zorgboerderij is niet toegestaan;

  5. voor de zorgboerderij mag maximaal 300 m² netto vloeroppervlak in bestaande bebouwing in gebruik worden genomen;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.5.3 Gebruik als plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in dit bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning met inachtneming van het volgende:

  1. de afwijking wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik komt als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;

  2. bewoning door derden van een bedrijfswoning wordt niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’;

  3. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. door toepassing vervalt de mogelijkheid van het realiseren van een bedrijfswoning behorende bij het bedrijf als bedoeld in artikel 3.2.2;

  5. voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning, die volgens een omgevingsvergunning mag worden gebruikt als plattelandswoning ook na het verlenen van de omgevingsvergunning van toepassing;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden als bedoeld in artikel 3.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage);

  2. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  3. het beplanten van gronden van houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;

  4. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

  5. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);

  6. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  7. omzetten van grasland naar bouwland;

  8. het telen van ruwvoedergewassen als bedoeld in artikel 1 lid 103.

 

3.6.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 3.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

  4. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

3.6.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

Onverminderd de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'parkeerterrein, zijn werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 slechts toelaatbaar, indien daardoor de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit, alsmede de natuurwaarden, de cultuurhistorische waarden en de landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager aan de hand van een door een onafhankelijk deskundige op te stellen advies wordt aangetoond.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Niet-agrarische vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien het bedrijfsmatig agrarisch gebruik aantoonbaar is beëindigd;

  2. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt, dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor een vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling, waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt, waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 400 m² teruggebouwd mag worden;

  4. de bestemmingswijziging zich richt op de gronden, waar bebouwing aanwezig is;

  5. bij de bestemmingswijziging een bestemming wordt opgenomen, die op de vervolgfunctie betrekking heeft;

  6. bij de bestemmingswijziging een regeling wordt opgenomen, dat de niet-agrarische nevenfuncties als bedoeld in artikel 3.5.1, die op het moment van ter visie legging van het ontwerpwijzigingsplan rechtens aanwezig zijn, mogen worden voortgezet;

  7. er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten, die buiten de bebouwing plaatsvinden;

  8. de vervolgfunctie de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig mag aantasten;

  9. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  10. de aanvrager dient middels een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder h en i van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder s;

  11. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig wordt vergroot en dat de bestaande infrastructuur berekend moet zijn op de nieuwe activiteit;

  12. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  13. het parkeren binnen het bouwvlak moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  14. het aantal woningen niet mag toenemen;

  15. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  16. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  17. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;

  18. stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan;

  19. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

3.7.2 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' als bedoeld in dit artikel te wijzigen in de bestemming 'Bos - Natuur' als bedoeld in artikel 6 en/of in de bestemming ‘Natuur-Soesterveen’ als bedoeld in artikel 18, met dien verstande dat:

  1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen nadat contractueel is vastgelegd, dat de gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie, dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;

  2. verwerving op vrijwillige basis dient te geschieden;

  3. de bestemmingswijziging milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

3.7.3 Ruimte voor Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 34 ten behoeve van de bouw van extra woningen voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik bedrijfsmatig is beëindigd;

  2. voor de sloop of sanering van ten minste 1.000 m² aan agrarische bedrijfsbebouwing mag één extra compensatiewoning worden gebouwd. Bij sloop van 2500 m2 tot 4000 m2 twee extra woningen. Bij sloop van 4000 m2 of meer drie extra woningen;

  3. voor de woning gelden de bouwregels, zoals bij de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 34;

  4. de bouw van de compensatiewoning vindt plaats op het betreffende bouwvlak of aan de rand van de kern;

  5. monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle panden, die zijn vermeld in de lijst Monumenten en Cultuurhistorisch Waardevolle panden volgens bijlage 2 van de planregels, mogen niet worden gesloopt;

  6. de nieuwe woningen mogen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich meebrengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de wijziging mag de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  8. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het gestelde onder g en h van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder n;

  10. er geen onevenredige beperkingen optreden voor de bestaande bedrijfsvoeringen en de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende, bestaande agrarische bedrijven;

  11. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  12. indien niet aan het gestelde onder b van dit lid kan worden voldaan, kan daarvan worden afgeweken, mits aanvrager aantoont dat wordt voorzien in de benodigde ondergrens voor te slopen bebouwing door elders in het plangebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te slopen;

  13. indien niet aan het gestelde onder d van dit lid kan worden voldaan, kan daarvan worden afgeweken, mits aanvrager op grond van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aantoont, dat een andere locatie in het landelijk gebied aanmerkelijk meer bijdraagt aan verbetering van de visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit als bedoeld in bijlage 1 van de planregels;

  14. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

3.7.4 Uitbreiding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden' als bedoeld in dit artikel met een wijziging van het bestemmingsplan te vergroten met ten hoogste 0,5 ha, met inachtneming van het volgende:

  1. uitbreiding is alleen toegestaan, indien het een economisch volwaardig agrarisch bedrijf betreft;

  2. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een onafhankelijke agrarisch deskundige aangetoond te worden;

  3. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. de uitbreiding dient te passen binnen de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  5. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij binnen of aansluitend aan het bouwvlak een groenstrook met gebiedseigen beplanting aangelegd dient te worden welke voorzien wordt van de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 11;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder d en e wordt voldaan. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder n;

  7. de oppervlakte van een agrarisch bouwvlak mag in geen geval meer bedragen dan 2 ha;

  8. het parkeren binnen het bouwvlak op eigen terrein moet plaatsvinden, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  9. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen;

  10. de uitbreiding is ruimtelijk aanvaardbaar, als blijkt dat de functie van het agrarisch bedrijf door de geldende bestemmingsregeling onnodig wordt beperkt dan wel onmogelijk wordt gemaakt;

  11. de uitbreiding bijdraagt aan:

  1. verbetering van het dierenwelzijn;

  2. vermindering van de milieubelasting;

  3. verbetering van de volksgezondheid;

  1. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

Postadres:
Postbus 2000
3760 CA Soest
Telefoon: (035) 6093411
E-mail: postbus2000@soest.nl