direct naar inhoud van Regels

Landelijk Gebied

Status: Geconsolideerde versie
Idn: NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401

Deel

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' van de gemeente Soest.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0342.BPLG0002-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidinggrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwde ruimte, die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en dat als uitbreiding van de woning dient en door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.6 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.

1.8 achtererf:

de gronden, die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.10 achtergevel:

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.11 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;

  2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;

  3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

  4. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

  5. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;

  6. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;

  7. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;

  8. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;

  9. paardenhouderij: een productiegerichte paardenhouderij, alsmede een paardenhouderij gericht op verzorgen van oude paarden en pony's (paardenkamp).

1.13 agrarisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.14 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf, dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur. Daarnaast op het uitvoeren van cultuurtechnische diensten en werkzaamheden voor anderen, zoals het maaien van bermen en het schoonmaken van sloten.

1.15 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten:

het be- en verwerken van agrarische producten, die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of vanuit de streek, voor zover deze karakteristiek zijn voor de streek.

1.16 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.17 andere geluidgevoelige gebouwen:

onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven.

1.18 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog of een andere door Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.19 archeologische onderzoek:

onderzoek verricht door de gemeente Soest of namens de gemeente Soest door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 38 van de Monumentenwet 1988 en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.20 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.21 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.22 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van de oppervlakte van het bouwperceel, of indien dat in de regels is aangegeven, van het bestemmings- of maatvoeringsvlak.

1.23 bed en breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt aan gasten, gerund door de eigenaar of hoofdbewoner van het gebouw.

1.24 bedrijf:

een onderneming, waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen, die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten.

1.25 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.26 bedrijfshaven:

een haven ten behoeve van het organiseren van vaartochten met maximaal twee boten.

1.27 bedrijfsmatige exploitatie/beheer:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, in een omvang passend bij ten minste één fte.

1.28 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huis houden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.29 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte, die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.30 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.31 begane grondbouwlaag:

de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.32 bestaand:

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en met een vergunning gebouwd.

bij gebruik: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het betreffende gebruiksverbod.

1.33 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak.

1.34 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.35 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.36 biezenveld:

een overstortbassin voor de biologische zuivering van het rioolwater door middel van een helofytenfilter.

1.37 bijbehorende bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.38 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.39 bouwgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.40 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.41 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.42 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.43 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.44 bruto vloeroppervlakte (bvo):

de totale oppervlakte van gebouwen ten dienste van de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten.

1.45 carport:

een overdekte stallingsruimte voor personenauto’s en/of andere voertuigen, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.46 commissie voor welstand en monumenten:

oOnafhankelijke commissie, die adviezen levert op het gebied van welstand en monumenten aan het gemeentebestuur.

1.47 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.48 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd, zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend.

1.49 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.50 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen.

1.51 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair.

1.52 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of het publiek zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, advies-, en ingenieursbureaus, congres- en vergader- accommodaties, makelaars, banken en andere financiële dienstverleners, reis- en uitzendbureaubureaus, postkantoren, kapsalons, schoonheidsinstituten, stomerijen en  wasserettes.

1.53 ecologische verbindingszone:

een verbinding tussen natuurgebieden, met nieuwe of herstelde natuur, om het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk te maken.

1.54 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.55 erf- en terreinafscheiding:

een ander bouwwerk, dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.

1.56 evenement:

een voor het publiek toegankelijke, verplaatsbare, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-) manifestatie, (thema-)dag of week.

1.57 extensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij men vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan sterk beleeft, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig mensen aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid en die plaatsvinden in een gebied zonder recreatievoorzieningen.

1.58 fte:

fte is een rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of de personeelssterkte kan worden uitgedrukt. Eén fte is een volledige werkweek van tenminste 38 uur. Een functie van 0,6 fte bijvoorbeeld is – uitgaande van een werkweek van 38 uur – een functie van 0,6 x 38 = 22,8 uur.

1.59 foeragehandel:

een groothandel in veevoer en stro.

1.60 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.61 gebruiksgerichte paardenhouderij:

paardenhouderij, die in hoofdzaak is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden. Hieronder wordt verstaan: africhtingsstal, sportstal, stalhouderij, handelsstal, pensionstal of grotere privéstal.

1.62 geluidgevoelig object:

woning, ander geluidsgevoelig gebouw, woonwagenstandplaats en ligplaats voor een woonschip.

1.63 geluidgevoelige ruimte:

als geluidgevoelige ruimte van een woning wordt aangemerkt: een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd.

1.64 geluidzone - industrie:

de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.65 geluidzone - snelweg:

een geluidzone zoals bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.

1.66 geluidzone - spoor:

een geluidzone zoals bedoeld in artikel 106 van de Wet geluidhinder.

1.67 geluidzone - weg:

gebied waar op grond van de Verkeersmilieukaart akoestisch onderzoek nodig is.

1.68 gemeentelijke parkeernormen:

de parkeernormen, zoals vastgelegd in de ‘Nota parkeernormen en parkeerfonds’ (1e herziening) vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 18 februari 2010.

1.69 grootschalige detailhandel:

een vestiging van detailhandel met een minimaal winkelvloeroppervlak van 2.000 m² per vestiging in één branche, met uitzondering van de branches food (zoals supermarkten) en perifere detailhandel.

1.70 hobbymatige agrarische activiteiten:

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten.

1.71 hoofdbewoner:

degene, die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen, die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

1.72 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.73 horeca:

  1. een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

  2. het verstrekken van nachtverblijf;

  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

  1. tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.

1.74 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.75 internetwinkel:

een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  1. de transactie via internet tot stand komt;

  2. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt;

  3. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt.

1.76 inrichtingsplan:

een inrichtingsplan verbeelding of tekening op schaal 1 : 1000 van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een perceel of gebied met een daarbij behorende beschrijving.

1.77 kangoeroewoning:

een aan een eengezinswoning gekoppelde ondergeschikte woonruimte in de woning ten behoeve van één of twee personen, die een familieband hebben met de hoofdbewoner.

1.78 kantoor:

een ruimte, die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.

1.79 kampeermiddel:

een ruimte, zoals een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, die dient voor tijdelijk verblijf en overnachting door recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.80 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.81 kinderboerderij:

een boerderij, die voor iedereen toegankelijk is en die speciaal is ingericht voor kinderen, waar ze kennis kunnen maken met zeer veel, meestal inheemse dieren, zoals kippen, geiten, paarden, koeien, kalkoenen, ganzen, konijnen, varkens, fazanten, eenden en vele andere (boerderij)dieren.

1.82 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.83 kleinschalige horecagelegenheid:

een horecagelegenheid, als bedoeld in categorie 1 van de Staat van horeca – activiteiten, zulks met uitzondering van bezorg- of afhaalservice (bijv. pizza, Chinees), met een daarbij behorende parkeervoorziening op het eigen terrein van tenminste 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte van het gebouw.

1.84 kleinschalige natuurontwikkeling:

de aanleg van kleine elementen, zoals rietlandjes, schraallanden, moerasjes, plas-draszones, open water en bosschages van een zeer beperkte omvang ten behoeve van de natuur.

1.85 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.86 maatvoeringvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.87 manege:

een bedrijf, dat uitsluitend en in hoofdzaak is gericht op het bieden van paardrijmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden, al dan niet met een horecavoorziening, die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers en klanten van het manegebedrijf, alsmede op het houden van wedstrijden of andere evenementen, die met het manegebedrijf samenhangen. Hieronder wordt tevens verstaan een verenigingsaccommodatie, waarbij de paardensportaccommodatie uitsluitend in gebruik is ten behoeve van een vereniging van natuurlijke personen, die de paardensport als vrijetijdsbesteding met eigen paarden beoefenen in een of meerdere disciplines en waar geen paarden structureel worden gestald.

1.88 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder, die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.89 monument:

bouwwerken welke krachtens de Monumentenwet of een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.90 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.91 nevenfunctie:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit, die in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.92 openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied, dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.93 openbare dienstverlening:

de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak.

1.94 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand.

1.95 paardenbak/buitenrijbaan:

een buitenrijbaan/- bak ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining ten behoeve van het berijden, trainen en/of africhten van paarden.

1.96 peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang, vermeerderd met 5 centimeter;

  2. in andere gevallen: de hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein, vermeerderd met 5 centimeter, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.97 perifere detailhandel:

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, brommers, fietsen, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

  2. grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;

  3. tuincentra en detailhandel in bulk-dierenbenodigdheden / hobbyartikelen;

  4. bouwmarkten.

1.98 permanente bewoning:

het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als (hoofd)woonverblijf.

1.99 productiegerichte paardenhouderij:

grondgebonden paardenhouderij, die in hoofdzaak is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen opgefokte paarden. Hieronder worden verstaan: hengstenhouderij, merriehouderij, opfokbedrijf, stoeterij, spermawinstation, embryotransplantatiebedrijf of paardenmelkerij.

1.100 recreatief medegebruik:

gebruik van gronden gericht op (extensieve) dagrecreatie, waarbij het gebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de gronden.

1.101 recreatiewoning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Hieronder worden niet verstaan groepsaccommodaties, zoals kampeerboerderijen en jeugdherbergen.

1.102 rood voor groen:

nieuwe bebouwing of vervangende bebouwing ten behoeve van stedelijke functies in ruil voor een aanmerkelijke verbetering van de groene kwaliteit van het landelijk gebied.

1.103 ruwvoedergewassen:

gewassen, niet zijnde weidegras, zoals maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren.

1.104 schuilstal:

overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter.

1.105 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.106 speelvoorzieningen:

vVoorzieningen ten behoeve van spelende kinderen in de buitenlucht, zoals speelvelden en speeltoestellen, zoals een wip-wap, glijbaan, wipkip en klimrek, alsmede een skate-baan.

1.107 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.108 staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van deze regels.

1.109 staat van bedrijfsactiviteiten aan huis:

de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, die deel uitmaakt van deze regels.

1.110 staat van horeca-activiteiten:

de Staat van horeca-activiteiten, die deel uitmaakt van deze regels.

1.111 straatmeubilair:

meubilair, dat langs de openbare weg staat zoals lantaarnpalen, banken en afvalbakken.

1.112 streek:

in het landschap voorkomend lineair element van landschappelijke waarde, bestaande uit een waterloop met opgaande beplanting, waarlangs veelal een pad is gelegen.

1.113 trekkershut:

een houten blokhut op een regulier kampeerterrein, die is ingericht voor recreatief nachtverblijf.

1.114 tuincentrum:

een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen, die met tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.115 veldschuur:

een in het open veld of weiland aanwezig agrarisch gebouw, dat bestemd is voor agrarische opslag of voor stalling van dieren.

1.116 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen, alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.117 verblijfsrecreatief terrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.118 verkoop streekeigen producten:

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.119 vervolgfunctie:

de nieuwe bestemming van het bouwperceel, indien het aldaar gevestigde bedrijf is opgeheven.

1.120 vlak:

een geografisch bepaald gebied.

1.121 vliesgevel:

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met het doel een geluidsreductie op deze gevel te bewerkstelligen, waarbij de afstand tussen vliesgevel en gevel tenminste 0,5 meter is en waarbij er tussen vliesgevel en gevel sprake is van buitenlucht, met openingen ten behoeve van de luchtverversing met een capaciteit van tenminste 6 dm3 per seconde per m2 vloeroppervlak van de achterliggende woning(en).

1.122 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste één fte.

1.123 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.124 voorgevelbouwgrens:

de bouwgrens, die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden.

1.125 waardevolle archeologische laag:

de grondlaag in de bodem waarin de archeologische waarden zijn te verwachten.

1.126 Wgh-inrichting:

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.127 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.128 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.129 woonzorgvoorziening

een maatschappelijke voorziening in de vorm van een woonzorgvoorziening met maximaal 25 wooneenheden, inclusief de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimtes en een wooneenheid voor de beheerder.

1.130 zakelijke dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie, zoals wasserette, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon- telegraaf of telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.131 zijdelingse perceelsgrens;

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.132 zijerf:

de gronden, die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.133 zomerseizoen:

de periode vanaf 1 maart tot en met 31 oktober.

1.134 zorgboerderij:

een bij een (agrarisch) bedrijf behorende toelaatbare activiteit, gericht op het verlenen van zorg en begeleiding door middel van dagbesteding aan mensen waarbij het meewerken aan agrarische activiteiten in, bij en rond het ter plaatse aanwezige (agrarisch) bedrijf een wezenlijk onderdeel is of kan zijn van resocialisatie of therapie.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

  1. afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

  1. bruto vloeroppervlakte van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen voor zover de hoogte ter plaatse tenminste 1.5 meter bedraagt) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

  1. netto vloeroppervlakte van een gebouw

binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten.

  1. dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

  1. goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het bouwwerk niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dat geval de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel.

  1. bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  1. inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  1. oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  1. breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

  1. verticale bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

  1. vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  1. ondergeschikte bouwonderdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

  1. relatie

indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

  1. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst

mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd. Indien het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst hoger is gelegen dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang, wordt voor het bepalen van de bouw- en goothoogte van een bouwwerk vanaf die hoogte gerekend.

  1. het peil in andere gevallen

mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd. Indien het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst hoger is gelegen dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang, wordt voor het bepalen van de bouw- of goothoogte van een bouwwerk vanaf die hoogte gerekend.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.12 onder b;

  2. behoud en herstel alsmede instandhouding van de voorkomende visueel-ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels;

  3. behoud en herstel van de voorkomende natuurlijke waarden;

alsmede uitsluitend:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.12 onder c;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - biezenveld': een biezenveld;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij': een productiegerichte paardenhouderij;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'naschoolse opvang': kinderdagverblijf en naschoolse opvang;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'bomenteelt': een bomenteeltbedrijf;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'fruitteelt': een fruitteeltbedrijf;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'tennisbaan': een tennisbaan voor particulier gebruik;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'dagrecreatie': recreatieve en educatieve activiteiten, zoals volkstuinen, schooltuinen en dierenweiden;

  12. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijf paardenkamp': een paardenhouderij - paardenkamp, gericht op het bedrijfsmatig houden en verzorgen van (oude) paarden en pony's;

  13. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': een veldschuur;

  14. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal': een paardenstal voor het hobbymatig houden van dieren;

  15. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasboerderij': een kaasboerderij met daaraan verwante culturele, maatschappelijke, educatieve en publieksgerichte activiteiten, die in verband staan met deze functieaanduiding;

  16. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - theetuin': een kleinschalige horecagelegenheid;

  17. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport – trapveldje': een trap-/speelveld voor kinderen;

  18. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - wandelpad': een wandelpad;

  19. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag caravans': buitenopslag voor maximaal 35 caravans;

  20. ter plaatse van de functieaanduiding 'volkstuin': een volkstuin;

  21. ter plaatse van de functieaanduiding 'tuin': een tuin;

  22. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat': een kenniscentrum, dat in verband staat met de Paardenkamp en daaraan verwante culturele, educatieve, maatschappelijke en publieksgerichte activiteiten, waaronder tevens wordt aangemerkt het verkopen van goederen, die in rechtstreeks verband staan met de toelaatbare activiteiten van de 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ en dat tevens wordt aangewend voor het bedrijfsmatig houden en verzorgen van (oude) paarden en pony’s;

alsmede voor:

  1. ondergeschikte extensieve dagrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

  2. kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling;

  3. voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, bruggen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen van water.

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. de instandhouding en bescherming van een rijksmonument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonumenten';

  2. de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monumenten';

  3. Burgemeester en wethouders kunnen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van een rijksmonument nadere eisen stellen met betrekking tot de afstand, die nieuwe bebouwing ten opzichte van het rijksmonument in acht moet nemen.

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. bedrijfsgebouwen, andere bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, en (half)verharding mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

  2. bouwvlakken mogen geheel bebouwd worden, met uitzondering van:

  1. bouwvlakken met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij', waar een maximum bebouwingsoppervlak van 3.000 m² geldt;

  2. bouwvakken, waar op de verbeelding een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' mag het oppervlak en de hoogte van de bebouwing niet meer bedragen dan de bestaande maatvoeringen;

  2. voor bedrijfsgebouwen gelden maximale goot- en bouwhoogten van respectievelijk 6 meter en 10 meter met uitzondering van het bouwvlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - gagelgat’, waar met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding de goot- en bouwhoogte nader is aangegeven.

 

3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen, inclusief aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwvlak mag één bedrijfswoning in het bouwvlak gebouwd worden, tenzij met de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan en tenzij met de maatvoeringsaanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de inhoud per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;

  3. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mogen respectievelijk ten hoogste 5,5 meter en 10 meter bedragen.

 

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden tot een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijgehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

3.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;

  2. in afwijking van het gestelde onder a van dit lid, mag ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' één paardenbak buiten het bouwvlak aanwezig zijn;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

 

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak

1,5 meter

 

3.2.5 Voorwaardelijke verplichting bouwen

Het bouwen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voorwaardelijke verplichting 2' overeenkomstig de bestemming ‘Agrarisch met waarde’ is alleen toelaatbaar, indien uit nader onderzoek blijkt dat geen handelingen worden verricht die de dood of ernstige beschadiging ten gevolge kan hebben van de houtopstand die beschermd wordt door de bestemming 'Waarde – Landschap' als bedoeld in artikel 48 van deze regels.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.1 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  1. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege milieuwetgeving of het dierwelzijn is vereist;

  2. het bouwvlak mag eenmalig en aan één zijde worden overschreden met niet meer dan 25 meter;

  3. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het bouwvlak;

  4. omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt;

  5. de overschrijding moet passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.2 Uitbreiding intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.1 onder b, teneinde uitbreiding van de bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij 1' toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. uitbreiding dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  2. de toegestane bebouwing (3.000 m²) mag met maximaal 30% worden uitgebreid;

  3. van deze uitbreiding mag eenmalig gebruikgemaakt worden;

  4. de uitbreiding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  5. de uitbreiding mag de in Bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat aan het gestelde onder ‘e’ en aan de overige bepalingen in dit lid wordt voldaan;

  7. de uitbreiding mag niet leiden tot een significant negatief effect op Natura 2000-gebied(en).

 

3.3.3 Schuilstallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor de bouw van schuilstallen buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  1. de schuilstallen mogen uitsluitend gebruikt worden voor hobbymatige agrarische activiteiten;

  2. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;

  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;

  4. de schuilstal is gelegen op een afstand van ten hoogste 50 meter van een bouwvlak;

  5. per 3 ha aaneengesloten grond mag slechts één schuilstal worden gebouwd;

  6. de overschrijding dient te passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.4 Innovatieve stalsystemen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maatvoeringen zoals genoemd in 3.2.1 onder d, teneinde een afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen te realiseren, met inachtneming van het volgende:

  1. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruik gemaakt voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;

  2. de afwijkende dakvorm dient te passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  3. de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte mag maximaal 2 meter bedragen;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.5 Vergroten inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b om een grotere inhoudsmaat van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag vergroot worden tot ten hoogste 800 m3;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet worden toegepast voor woningen opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden;

  3. de vergroting van de woning dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  4. de vergroting van de woning dient te passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  5. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.6 Vergroten bedrijfswoning opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorische panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b om een grotere bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de bedrijfswoning is opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden dan wel is een onderdeel van een pand dat is opgenomen op deze lijst;

  2. voor de vergroting mag uitsluitend het aangebouwde deel worden gebruikt;

  3. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume: uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.3.7 Bouwen dienstwoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in artikel 3.2.2. onder a voor het toestaan van een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met de specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ als bedoeld in artikel 3.1 onder y, met dien verstande dat:

  1. de bedrijfswoning uitsluitend wordt toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie/beheer in de zin van artikel 1, lid 27 van het op het perceel gevestigde bedrijf;

  2. de bedrijfswoning alleen kan worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  3. de inhoud van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 600 m3;

  4. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 7 meter respectievelijk 9 meter;

  5. ten aanzien van het gebruik van de bedrijfswoning de bepalingen van dit bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1.28 van toepassing zijn;

  6. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

 

3.3.8 Bouwen windturbines

Vernietigd door de uitspraak Raad van State van 3 juni 2015.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten, zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;

  2. het gebruik van een dienstwoning als zelfstandige burgerwoning door derden, anders dan de hoofdgebruiker van het agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;

  3. gebruik ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – voorwaardelijke verplichting 1’ overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch met waarden' is uitsluitend toelaatbaar indien de grond wordt ingericht conform het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 10 van de planregels en aldus in stand wordt gehouden;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5;

  5. op gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gagelgat’ mogen bezoekers niet parkeren, met uitzondering van 5 invalidenparkeerplaatsen binnen het bouwvlak.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Nevenfuncties bij agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen en terreinen voor niet-agrarische nevenfuncties, waarbij de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  1. de niet-agrarische nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  2. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

  3. het parkeren behorende bij de niet-agrarische nevenactiviteit dient binnen het bouwvlak plaats te vinden met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  4. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;

  5. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;

  6. buitenopslag is in geen geval toegestaan;

  7. niet-agrarisch gebruik mag door de visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet aantasten;

  8. het oprichten van nieuwe bebouwing voor de niet-agrarische nevenactiviteiten is niet toegestaan;

  9. de niet-agrarische nevenfunctie mag de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  10. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;

  11. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder i en j van dit lid;

  12. per nevenfunctie mag maximaal 300 m² netto vloeroppervlak in bestaande bebouwing in gebruik worden genomen;

  13. bij een combinatie van nevenfuncties mag het gezamenlijk netto vloeroppervlak in bestaande bebouwing eveneens niet meer bedragen dan 300 m²;

  14. voor kleinschalige verblijfsrecreatie gelden de volgende regels:

  1. Kampeermiddelen mogen uitsluitend aanwezig zijn in de periode vanaf 1 maart tot en met 31 oktober;

  2. Het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

  3. Verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 15 standplaatsen.

  1. recreatieappartementen zijn toegestaan tot maximaal 15 slaapplaatsen;

  2. detailhandel is slechts toegestaan in de vorm van detailhandel in lokaal of regionaal voortgebrachte producten, waarbij het netto verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 100 m2;

  3. horeca is slechts toegestaan in de vorm van lichte horeca volgens categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten, zulks met uitzondering van bezorg- en afhaalservice;

  4. het aantal slaapplaatsen bij bed and breakfast mag niet meer bedragen, dan zoals genoemd onder sub o van dit lid;

  5. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.5.2 Zorgboerderij bij agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1. onder a ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen als zorgboerderij, met dien verstande dat:

  1. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;

  2. het parkeren behorende bij de zorgboerderij dient binnen het bouwvlak plaats te vinden met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  3. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;

  4. het oprichten van nieuwe bebouwing voor de zorgboerderij is niet toegestaan;

  5. voor de zorgboerderij mag maximaal 300 m² netto vloeroppervlak in bestaande bebouwing in gebruik worden genomen;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.5.3 Gebruik als plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in dit bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning met inachtneming van het volgende:

  1. de afwijking wordt uitsluitend toegepast indien de bedrijfswoning in gebruik komt als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;

  2. bewoning door derden van een bedrijfswoning wordt niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’;

  3. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. door toepassing vervalt de mogelijkheid van het realiseren van een bedrijfswoning behorende bij het bedrijf als bedoeld in artikel 3.2.2;

  5. voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning, die volgens een omgevingsvergunning mag worden gebruikt als plattelandswoning ook na het verlenen van de omgevingsvergunning van toepassing;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden als bedoeld in artikel 3.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage);

  2. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  3. het beplanten van gronden van houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;

  4. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

  5. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);

  6. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  7. omzetten van grasland naar bouwland;

  8. het telen van ruwvoedergewassen als bedoeld in artikel 1 lid 103.

 

3.6.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 3.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

  4. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

3.6.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

Onverminderd de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'parkeerterrein, zijn werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 slechts toelaatbaar, indien daardoor de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit, alsmede de natuurwaarden, de cultuurhistorische waarden en de landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager aan de hand van een door een onafhankelijk deskundige op te stellen advies wordt aangetoond.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Niet-agrarische vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien het bedrijfsmatig agrarisch gebruik aantoonbaar is beëindigd;

  2. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt, dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor een vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling, waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt, waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 400 m² teruggebouwd mag worden;

  4. de bestemmingswijziging zich richt op de gronden, waar bebouwing aanwezig is;

  5. bij de bestemmingswijziging een bestemming wordt opgenomen, die op de vervolgfunctie betrekking heeft;

  6. bij de bestemmingswijziging een regeling wordt opgenomen, dat de niet-agrarische nevenfuncties als bedoeld in artikel 3.5.1, die op het moment van ter visie legging van het ontwerpwijzigingsplan rechtens aanwezig zijn, mogen worden voortgezet;

  7. er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten, die buiten de bebouwing plaatsvinden;

  8. de vervolgfunctie de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig mag aantasten;

  9. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  10. de aanvrager dient middels een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder h en i van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder s;

  11. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig wordt vergroot en dat de bestaande infrastructuur berekend moet zijn op de nieuwe activiteit;

  12. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  13. het parkeren binnen het bouwvlak moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  14. het aantal woningen niet mag toenemen;

  15. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  16. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  17. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan;

  18. stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan;

  19. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

3.7.2 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' als bedoeld in dit artikel te wijzigen in de bestemming 'Bos - Natuur' als bedoeld in artikel 6 en/of in de bestemming ‘Natuur-Soesterveen’ als bedoeld in artikel 18, met dien verstande dat:

  1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen nadat contractueel is vastgelegd, dat de gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie, dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;

  2. verwerving op vrijwillige basis dient te geschieden;

  3. de bestemmingswijziging milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

3.7.3 Ruimte voor Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 34 ten behoeve van de bouw van extra woningen voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik bedrijfsmatig is beëindigd;

  2. voor de sloop of sanering van ten minste 1.000 m² aan agrarische bedrijfsbebouwing mag één extra compensatiewoning worden gebouwd. Bij sloop van 2500 m2 tot 4000 m2 twee extra woningen. Bij sloop van 4000 m2 of meer drie extra woningen;

  3. voor de woning gelden de bouwregels, zoals bij de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 34;

  4. de bouw van de compensatiewoning vindt plaats op het betreffende bouwvlak of aan de rand van de kern;

  5. monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle panden, die zijn vermeld in de lijst Monumenten en Cultuurhistorisch Waardevolle panden volgens bijlage 2 van de planregels, mogen niet worden gesloopt;

  6. de nieuwe woningen mogen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich meebrengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de wijziging mag de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  8. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het gestelde onder g en h van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder n;

  10. er geen onevenredige beperkingen optreden voor de bestaande bedrijfsvoeringen en de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende, bestaande agrarische bedrijven;

  11. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  12. indien niet aan het gestelde onder b van dit lid kan worden voldaan, kan daarvan worden afgeweken, mits aanvrager aantoont dat wordt voorzien in de benodigde ondergrens voor te slopen bebouwing door elders in het plangebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te slopen;

  13. indien niet aan het gestelde onder d van dit lid kan worden voldaan, kan daarvan worden afgeweken, mits aanvrager op grond van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aantoont, dat een andere locatie in het landelijk gebied aanmerkelijk meer bijdraagt aan verbetering van de visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit als bedoeld in bijlage 1 van de planregels;

  14. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

3.7.4 Uitbreiding van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het agrarische bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden' als bedoeld in dit artikel met een wijziging van het bestemmingsplan te vergroten met ten hoogste 0,5 ha, met inachtneming van het volgende:

  1. uitbreiding is alleen toegestaan, indien het een economisch volwaardig agrarisch bedrijf betreft;

  2. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een onafhankelijke agrarisch deskundige aangetoond te worden;

  3. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. de uitbreiding dient te passen binnen de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit;

  5. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij binnen of aansluitend aan het bouwvlak een groenstrook met gebiedseigen beplanting aangelegd dient te worden welke voorzien wordt van de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 11;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder d en e wordt voldaan. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder n;

  7. de oppervlakte van een agrarisch bouwvlak mag in geen geval meer bedragen dan 2 ha;

  8. het parkeren binnen het bouwvlak op eigen terrein moet plaatsvinden, met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  9. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen;

  10. de uitbreiding is ruimtelijk aanvaardbaar, als blijkt dat de functie van het agrarisch bedrijf door de geldende bestemmingsregeling onnodig wordt beperkt dan wel onmogelijk wordt gemaakt;

  11. de uitbreiding bijdraagt aan:

  1. verbetering van het dierenwelzijn;

  2. vermindering van de milieubelasting;

  3. verbetering van de volksgezondheid;

  1. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 3 van de planregels;

alsmede uitsluitend:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': een waterzuiveringsinstallatie;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': een paardenbak;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'agrarisch loonbedrijf': een agrarisch loonbedrijf;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'caravanstalling': een caravanstalling;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsbedrijf': een nutsbedrijf;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'paardenhouderij': een gebruiksgerichte paardenhouderij;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag': opslag, uitsluitend inpandig, van caravans, campers en boten;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - telecommunicatie- en signaalapparaten fabrieken': een fabriek in telecommunicatie en signaalapparaten;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': een bouwbedrijf;

  12. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinereparatiebedrijf': een reparatiebedrijf in landbouwmachines;

  13. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoverhuurbedrijf': een autoverhuurbedrijf;

  14. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinning': een bedrijf voor waterwinning;

  15. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – sloopbedrijf’: een sloopbedrijf tot maximaal milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 3 van de planregels;

  16. ter plaatse van de functieaanduiding 'dierenasiel': een dierenpension- en opvang voor huisdieren, al dan niet gecombineerd met een asiel, een vogelopvangcentrum en activiteiten gericht op natuur- en milieu-educatie;

  17. ter plaatse van een functieaanduiding 'verkeer': een voet- en fietspad;

  18. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - opslag buiten’: uitsluitend ten behoeve van buiten opslag (dus niet inpandig);

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. bij deze bestemming behorende tuinen, ontsluitingsverhardingen, erven en bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen, paardenbakken en nutsvoorzieningen;

  3. technische installaties, luifels, overkappingen, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten.

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

  1. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een maximum bebouwingspercentage is aangeduid;

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' het bestaande oppervlak en de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet worden uitgebreid of verhoogd;

  4. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter en 9 meter, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' of met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' op de verbeelding anders is aangegeven;

  5. de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monumenten';

  6. ter plaatse van de functieaanduiding ‘dierenasiel' dienen alle gebouwen en andere bouwwerken binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming als bedoeld in dit artikel te worden gebouwd.

 

4.2.2 Bedrijfswoning

  1. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, tenzij met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. de maatvoering van de bedrijfswoningen zijn op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m²;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

4.2.4 Andere bouwwerken

  1. ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende bouwregels:

  1. de maximale maatvoering van een paardenbak bedraagt 20 x 40 meter;

  2. paardenbakken dienen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en -gebouwen gerealiseerd te worden en binnen het bouwvlak;

  3. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 meter;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning/bebouwing

achter de voorgevel bedrijfswoning/bebouwing

perceelafscheidingen

1 meter

3 meter

technische installaties

niet toegestaan

5 meter

licht-, vlaggen- en andere masten

8 meter

10 meter

overig, waaronder luifel tankstation

3 meter

5 meter

  1. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen (zoals een geluidsscherm of –wal) mag niet meer bedragen dan 5 meter. De geluidwerende voorzieningen dienen achter de voorgevel van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning gerealiseerd te worden. Voor de exacte locatie van de geluidwerende voorzieningen moet de situatie van de bedrijfsgebouwen zwaarder wegen dan de situatie van de bedrijfswoning.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Vergroten inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c om een grotere inhoudsmaat van de bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag vergroot worden tot ten hoogste 800 m3;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet worden toegepast voor woningen opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden;

  3. de vergroting van de woning dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.3.2 Vergroten bedrijfswoning opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorische panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c om een grotere bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de bedrijfswoning is opgenomen in bijlage 2 Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden dan wel is een onderdeel van een pand dat is opgenomen op deze lijst;

  2. voor de vergroting mag uitsluitend het aangebouwde deel worden gebruikt;

  3. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume: uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.3.3 Vergroten bestaande bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder b voor het vergroten van bestaande bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  1. de vergroting mag niet meer bedragen dan 20% van de netto vloeroppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bestaand’;

  3. de vergroting dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  4. de vergroting moet passen binnen de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit en voor het overige landschappelijk goed worden ingepast;

  5. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';

  2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

  5. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte van maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte toegestaan met een maximum van 400 m²;

  6. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  7. gebruik ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voorwaardelijke verplichting 2' overeenkomstig de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4 is uitsluitend toelaatbaar indien de grond wordt ingericht conform het bepaalde in het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 6 van de planregels en aldus in stand wordt gehouden.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 van dit artikel:

  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in artikel 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar zijn met activiteiten die behoren tot de categorieën, zoals genoemd in artikel 4, lid 1 onder a;

  2. om bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 3 van de planregels zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4, lid 1 genoemd;

  3. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4 zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een bedrijf - vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien het bedrijfsmatig gebruik aantoonbaar is beëindigd;

  2. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid geldt, dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor een vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling, waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt, waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 400 m² teruggebouwd mag worden;

  4. de bestemmingswijziging zich richt op de gronden waar bebouwing aanwezig is;

  5. bij de bestemmingswijziging een bestemming wordt opgenomen, die op de vervolgfunctie betrekking heeft;

  6. er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten, die buiten de bebouwing plaatsvinden;

  7. de vervolgfunctie de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig mag aantasten;

  8. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder h en i van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder r van dit lid;

  10. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig wordt vergroot en dat de bestaande infrastructuur berekend moet zijn op de nieuwe activiteit;

  11. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  12. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  13. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  15. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, als bedoeld in bijlage 5 van de planregels;

  16. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als bedoeld in bijlage 3 van de planregels zijn niet toegestaan;

  17. stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan;

  18. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

Artikel 5 Bos - Bostuin

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Bostuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  3. bos ten behoeve van het behoud en herstel van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein.

 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorende bouwwerken' bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 van dit artikel voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  1. het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 2,5 meter;

  2. er mag alleen worden gebouwd achter de voorgevelbouwgrens.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos - Bostuin' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 m en het egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het winnen van bosstrooisel of mos;

  4. het verwijderen van bodemvegetatie;

  5. het vellen, rooien of beschadigen van opgaand houtgewas, een en ander voor zover de Boswet niet van toepassing is;

  6. het beplanten van de gronden met bomen of struiken.

 

5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.

 

5.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 5.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast hetgeen door de aanvrager aan de hand van een door een onafhankelijk deskundige op te stellen advies wordt aangetoond

Artikel 6 Bos - Natuur

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos - Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding, behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden;

  2. bos ten behoeve van houtproductie en natuurwaarden;

  3. watergangen, sloten en andere waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen;

  4. extensief dagrecreatief medegebruik met daarbij behoren de voorzieningen zoals fiets- en wandelpaden, ruiterpaden en picknickplaatsen, mits de ter plaatse voorkomende natuurwaarden niet wezenlijk worden verstoord;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - schuifzand': een open terrein met zandverstuiving;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bos - bosschuur': een bosschuur;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag': opslag ten behoeve van het onderhoud van de bestemming 'Bos - Natuur';

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone': een ecologische verbindingszone met een ecoduct;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'bomenteelt': een terrein voor bomenteelt;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – expositieruimte': uitsluitend een expositieruimte;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'houtwal': een houtwal;

  12. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - wandelpad': tevens een wandelpad;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen en ontsluitingsverhardingen;

  3. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen.

 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan;

  2. op de gronden zijn wildrasters toegestaan en mogen terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorende bouwwerken' zijn bestaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;

in afwijking van het gestelde onder a van dit lid is ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bos- bosschuur': een bosschuur toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2. ten behoeve van het bouwen van wildrasters en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 3 meter, mits de natuur-, landschap- en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast, hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos - Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  4. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;

  7. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  8. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

  9. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  10. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte dan 0,75 meter;

  11. het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande, dat geen vergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik;

  12. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas, voor de gronden, die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan niet als zodanig beplant zijn;

  13. het graven, verbreden, verdiepen, dempen of aanleggen van waterpartijen, waterlopen, sloten en andere wateren.

 

6.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

6.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 6.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  2. het gebruik als opslag mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als aangegeven door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte'.

Artikel 7 Cultuur en Ontspanning

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'theater': een openluchttheater;

  2. ondersteunende voorzieningen en activiteiten zoals dienstgebouwen en horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen

Ter plaatse van de functieaanduiding 'theater' gelden de volgende bouwregels:

  1. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag worden bebouwd met in achtneming van het op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten': is een bedrijfswoning niet toegestaan;

  4. de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag niet meer bedragen dan:

bouwwerk  

goothoogte

bouwhoogte

de overkapping ten behoeve van het openluchttheater

-

8 meter

overige gebouwen en overkappingen

3 meter

5 meter

 

7.2.2 Andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van verlichtingsmasten en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca is toegestaan tot een netto vloeroppervlakte van maximaal 150 m2;

  3. bezoekers mogen niet op de gronden met de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' parkeren.

Artikel 8 Cultuur en Ontspanning - De Paltz

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - De Paltz' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. culturele activiteiten zoals het houden van exposities, kleinschalige concerten en seminars;

  2. horeca tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5 van de planregels en kantoren;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – penthouse': een penthouse of dakterraswoning;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - concertgebouw': een concertgebouw;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen': uitsluitend een vrijstaande woning;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'natuur- en landschapswaarden': het behoud en herstel van de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden.

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. tuinen, erven en ontsluitingsverhardingen;

  3. overige voorzieningen zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en kunstwerken.

 

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonumenten': de instandhouding en bescherming van een rijksmonument.

 

8.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. voor de maatvoering van de gebouwen geldt de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten.

 

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

  1. bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 m achter de voorgevel van gebouwen;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan maximaal 100 m²;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

8.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel van de gebouwen

achter de voorgevel van de gebouwen

verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

luifels en pergola's

niet toegestaan

3,5 meter

perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 9 Detailhandel

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - foeragehandel': grootschalige detailhandel in diervoeders, foerage, tuingrond en meststoffen, volumineuze dierbenodigdheden, accessoires en veterinaire dienstverlening;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'tuincentrum': een tuincentrum met een ondergeschikte horecavoorziening als bedoeld in de categorieën 1 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in Bijlage 5 van de planregels;

  3. behoud en herstel alsmede instandhouding van de voorkomende visueel-ruimtelijke kwaliteit, en gewenste beeldkwaliteit zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. tuinen, erven, ontsluitingsverhardingen en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. voor bedrijfsgebouwen geldt de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen van ten hoogste 7 meter en 9 meter, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduing 'maximale goot- en bouwhoogte' anders is aangegeven.

 

9.2.2 Bedrijfswoning

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. voor de maatvoering van de bedrijfswoningen gelden de maten, die met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding zijn aangegeven;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

 

9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

9.2.4 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning

achter de voorgevel bedrijfswoning

verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

luifels en pergola's

niet toegestaan

3,5 meter

perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 kelder voor opslag

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - foeragehandel' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor het bouwen van een kelder ten behoeve van het bedrijf, mits wordt aangetoond dat:

  1. de kelder voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

  2. de kelder wordt gebruikt conform de functieaanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – foeragehandel’;

  3. de kelder wordt gerealiseerd onder een gebouw.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. Voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  2. ten behoeve van de veterinaire dienstverlening voor kleine huisdieren mag maximaal 30 m² netto vloeroppervlakte van een bestaand gebouw gebruikt worden.

 

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Detailhandel' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van de detailhandel - vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien het bedrijfsmatig gebruik aantoonbaar is beëindigd;

  2. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid geldt, dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor een vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling, waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 400 m² teruggebouwd mag worden;

  4. de bestemmingswijziging zich richt op de gronden, waar bebouwing aanwezig is;

  5. bij de bestemmingswijziging een bestemming wordt opgenomen, die op de vervolgfunctie betrekking heeft;

  6. er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten, die buiten de bebouwing plaatsvinden;

  7. de vervolgfunctie de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig mag aantasten;

  8. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder h en i van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder s van dit lid;

  10. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig wordt vergroot en dat de bestaande infrastructuur berekend moet zijn op de nieuwe activiteit;

  11. de vervolgfunctie dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn: er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijvenoptreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  12. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  13. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  15. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie, die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5 van de planregels;

  16. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 3 van de planregels niet zijn toegestaan;

  17. stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan;

  18. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

Artikel 10 Gemengd

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een horecabedrijf;

  2. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven, ontsluitingsverhardingen en bedrijfsterreinen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' mogen het bestaande oppervlak en de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet worden uitgebreid of verhoogd;

  3. per bouwvlak is één woning toegestaan;

  4. het horecabedrijf mag uitsluitend op de begane grond gevestigd zijn;

  5. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

 

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

10.2.3 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning

achter de voorgevel bedrijfswoning

verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

luifels en pergola's

niet toegestaan

3,5 meter

uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 11 Groen

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbaar groen;

met de daarbij behorende:

  1. speelvoorzieningen, verblijfsgebied en geluidswerende voorzieningen;

  2. overige voorzieningen, zoals watergangen en waterpartijen, waterbergingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen, alsmede voet- en fietspaden, ontsluitingsverhardingen, openbare verlichting, nutsvoorzieningen, open terreinen en landschappelijke beplantingen.

 

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd volgens de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

voorzieningen ten behoeve van de openbare veiligheid

18 meter

openbare verlichting

10 meter

geluidswerende voorzieningen

3 meter

speelvoorzieningen

5 meter

overige andere bouwwerken

3 meter

 

Artikel 12 Horeca

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, als bedoeld in bijlage 5 van de planregels;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. tuinen, erven, ontsluitingsverhardingen en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' het bestaande oppervlak en de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet worden uitgebreid of verhoogd;

  4. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter en 9 meter, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' en maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijke monumenten': de instandhouding en bescherming van een gemeentelijke monument.

 

12.2.2 Bedrijfswoning

  1. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, tenzij met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning als bovenwoning worden gebouwd.

 

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

12.2.4 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning

achter de voorgevel bedrijfswoning

verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

luifels en pergola's

niet toegestaan

3,5 meter

perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. uitsluitend horeca-activiteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 5, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  2. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

 

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.3, sub a om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 12.3, sub a genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 12.3 genoemd.

Artikel 13 Kantoor

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bedrijfshal': een bedrijfshal;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. tuinen, erven, ontsluitingsverhardingen en bedrijfsterreinen;

  3. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen niet worden uitgebreid en de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden verhoogd;

  4. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter en 9 meter, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonumenten': de instandhouding en bescherming van een rijksmonument.

 

13.2.2 Bedrijfswoning

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

 

13.2.3 bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

13.2.4 Andere bouwregels

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning

achter de voorgevel bedrijfswoning

verlichtingselementen, plastische kunstwerken en vlaggenmasten

8 meter

8 meter

speelvoorzieningen

1 meter

3 meter

luifels en pergola's

niet toegestaan

3,5 meter

uitstalkasten en ander winkelstraatmeubilair

2,5 meter

2,5 meter

perceelsafscheidingen en overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 14 Maatschappelijk

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen op het gebied van verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar, gezondheids- en revalidatiezorg;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'dierenasiel': uitsluitend een dierenasiel, al dan niet gecombineerd met pension- en opvang voor huisdieren, een vogelopvangcentrum en activiteiten gericht op natuur- en milieu-educatie;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorziening': uitsluitend een woonzorgvoorziening;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen': uitsluitend een scoutingterrein met clubhuizen met overnachtingsmogelijkheden en voor groepskamperen;

  5. behoud en herstel alsmede instandhouding van de aldaar voorkomende visueel-ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels;

  6. behoud en herstel van de voorkomende natuurlijke waarden;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. bij deze bestemming behorende tuinen, ontsluitingsverhardingen, erven en bedrijfsterreinen, groenvoorzieningen, paardenbakken, nutsvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals speel- en sportvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. voor de maatvoering van de gebouwen geldt de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' en of met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven maten;

  4. in afwijking van het gestelde onder c van dit lid, mag de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'dierenasiel' niet meer bedragen dan 3 meter;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijke monumenten': de instandhouding en bescherming van een gemeentelijke monument.

 

14.2.2 Bedrijfswoning

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;

  2. voor de maatvoering van de bedrijfswoningen gelden de maten die met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding zijn aangegeven;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.

 

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

14.2.4 Andere bouwwerken

  1. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

perceelafscheidingen

3 meter

speel- en sportvoorzieningen

3 meter

technische installaties

5 meter

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. Voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

 

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage);

  2. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  3. het beplanten van gronden van houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;

  4. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

  5. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);

  6. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  7. omzetten van grasland naar bouwland.

 

14.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 14.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

  4. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

14.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit, alsmede de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur.

 

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

14.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Maatschappelijk' zodanig te wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van het bedrijf vervolgfuncties toegestaan zijn, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het bedrijfsmatig gebruik aantoonbaar is beëindigd;

  2. er na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;

  3. In afwijking van het bepaalde onder b van dit lid geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor een vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 400 m² teruggebouwd mag worden;

  4. de bestemmingswijziging zich richt op de gronden waar bebouwing aanwezig is;

  5. bij de bestemmingswijziging een bestemming wordt opgenomen die op de vervolgfunctie betrekking heeft;

  6. er geen sprake mag zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de bebouwing plaatsvinden;

  7. de vervolgfunctie de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig mag aantasten;

  8. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient middels een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder g en h van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder r;

  10. de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig wordt vergroot en dat de bestaande infrastructuur berekend moet zijn op de nieuwe activiteit;

  11. de vervolgfunctie dient milieuhygiensich inpasbaar te zijn; er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  12. het parkeren binnen het bouwvlak op eigen terrein moet plaatsvinden met dien verstande dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernorm;

  13. het aantal woningen niet mag toenemen;

  14. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;

  15. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming als bedoeld in de categorieën 1 van de Staat van Horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5 van de planregel;

  16. bedrijven uit categorie 3 of hoger van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 3 van de planregels niet zijn toegestaan;

  17. stapeling van vervolgfuncties niet is toegestaan;

  18. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

Artikel 15 Maatschappelijk - Detentiecentrum

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Detentiecentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het dwangverblijf van mensen, waaronder cellencomplexen, dienstgebouwen, administratiegebouwen en gerechtsgebouwen;

  2. bijbehorende voorzieningen, waaronder portiergebouwen, technische gebouwen, bergingen en stallingen;

  3. andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, zoals stellages voor beveiliging en uitkijkposten, muren, antennemasten en lichtmasten;

met de daarbij behorende:

  1. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterretentie;

  2. landschappelijke beplanting.

 

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 meter.

 

15.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

vrijstaande antennemasten en lichtmasten

15 meter

stellages voor beveiliging en uitkijkposten

12 meter

muren

6 meter

perceelafscheidingen

3 meter

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 16 Maatschappelijk - Militair oefenterrein

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militair oefenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. oefenterrein ten behoeve van defensiedoeleinden;

  2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurgebieden en de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden daarvan;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening': een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening;

  4. wegen met ten hoogste twee rijstroken of rijbanen en andere infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van de vaststelling van het plan;

met daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers.

 

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;

  2. op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening' geldt voor de maatvoering de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;

  3. op de overige gronden zijn wildrasters toegestaan en mogen terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 3 meter worden gebouwd.

 

16.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van het bouwen van terreinafscheidingen en militaire oefenobjecten in de vorm van casco-oefengebouwen tot een hoogte van 5 meter, mits de natuur-, landschap-, en cultuurhistorische waarden niet worden aangetast hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - militair oefenterrein' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  4. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;

  5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  6. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;

  7. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  8. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

  9. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  10. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte dan 0,75 meter;

  11. het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande, dat geen vergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik;

  12. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas, voor de gronden, die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan niet als zodanig beplant zijn;

  13. het graven, verbreden, verdiepen, dempen of aanleggen van waterpartijen, waterlopen, sloten en andere wateren.

 

16.4.2 Uitzondering zonder omgevingsvergunning

Het verbod van lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

 

16.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 16.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.

Artikel 17 Maatschappelijk - Militaire zaken

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. defensiedoeleinden met daarbij behorende bebouwing;

  2. opslagterreinen;

  3. het behoud en herstel en/of de ontwikkeling van de aldaar voorkomende natuur- en landschapswaarden;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'kazerne': een kazerne;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'sportveld': een sportveld;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen en ontsluitingsverhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen.

 

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 meter;

  4. ter plaatse van de functieaanduidingen 'kazerne' en 'sportveld' mag de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 8 meter bedragen;

  5. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijke monumenten': de instandhouding en bescherming van een gemeentelijke monument.

 

17.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

masten en palen

45 meter

overige bouwwerken

12 meter

perceelafscheidingen

5 meter

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 18 Natuur - Soesterveen

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Soesterveen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding, behoud, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden, met dien verstande dat voor de ontwikkeling van de bestemming 'Natuur - Soesterveen' wordt uitgegaan van het in bijlage 7 van deze regels deel uitmakende behorende rapport ‘Ecologisch herstel Soesterveen’;

  2. sloten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;

  3. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. extensief dagrecreatief medegebruik met de daarbij behorende voorzieningen zoals picknickplaatsen, rust-, uitzicht- en informatiepunten en educatief medegebruik;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals duikers, bruggen en stuwen.

 

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan;

  2. op de gronden zijn wildrasters toegestaan en mogen terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1 meter worden gebouwd.

 

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur - Soesterveen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparaten met een grotere hoogte of diepte dan 0,75 meter;

  5. het vellen of rooien van bomen en hagen, met dien verstande, dat geen vergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande bodemgebruik;

  6. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas, voor de gronden, die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan niet als zodanig beplant zijn;

  7. het graven, verbreden, verdiepen, dempen of aanleggen van waterpartijen, waterlopen, sloten en andere wateren.

 

18.4 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 18.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.

 

18.5 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.3 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 18.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen aanvrager aan de hand van een advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient aan te tonen.

Artikel 19 Recreatie - Dagrecreatie

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatie, waaronder begrepen dagcampings, picknickplaatsen, speel- en ligweiden in bos- en natuur met de daarbij behorende voorzieningen zoals kiosken en toiletgebouwen;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'volkstuin': tevens een volkstuinencomplex met daarbij behorende gebouwen, paden, verhardingen, groenvoorzieningen en andere bouwwerken;

met daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, voet-, fiets- en ruiterpaden, nutsvoorzieningen, water- en toegangswegen.

 

19.2 Bouwregels

  1. ter plaatse van de gronden zonder aanduiding gelden de volgende bouwregels:

  1. gebouwen mogen alleen worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 7 m;

  4. de hoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'volkstuin' gelden de volgende bouwregels:

  1. per volkstuin is ten hoogste één gebouwtje toegestaan met een oppervlak van niet meer dan 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;de bouwhoogte van andere bouwerken mag niet meer bedragen dan 1 meter.

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 20 Recreatie - Grote Melmweg 35

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie- Grote Melmweg 35' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfshaven': een bedrijfshaven ten behoeve van het organiseren van vaartochten voor maximaal 2 boten;

  2. één bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen;

  2. tuinen en erven;

  3. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;

  4. overige voorzieningen zoals aanlegsteigers, beschoeiingen, watergangen, waterpartijen en groenvoorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden bebouwd en gelden de volgende regels:

20.2.1 Bedrijfsgebouwen

  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 281 m² dan wel niet meer dan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;

  3. de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding is aangegeven;

  4. in afwijking van sub b van dit lid, mag de goothoogte op ondergeschikte delen maximaal 4,10 meter bedragen. Deze verhoging tot maximaal 4,10 meter mag op maximaal 25% van de gevellengte van de langste zijde van het bedrijfsgebouw worden toegepast.

 

20.2.2 Bedrijfswoning

  1. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;

  2. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' op de verbeelding is aangegeven.

 

20.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 64 m²;

  2. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

20.2.4 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel bedrijfswoning/bebouwing

achter de voorgevel bedrijfswoning/bebouwing

perceelafscheidingen

1 meter

2 meter

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 21 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Albertsdorp

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Albertsdorp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, bergruimten, kantines en paviljoens;

  2. zomer- en recreatiewoningen;

  3. één bedrijfswoning;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

 

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. het aantal zomer- en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 31;

  2. de inhoud van een zomer- of recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 320 m³;

  3. het bebouwd oppervlak, exclusief zomer- en recreatiewoningen en de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag, onverminderd het bepaalde onder d, niet meer bedragen dan 600 m³;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  7. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 7 meter;

  8. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer dan 250 m² bedragen.

 

21.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Boslust

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Boslust' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, bergruimten;

  2. zomer- en recreatiewoningen;

  3. één bedrijfswoning;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

 

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. het aantal zomer- en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 28;

  2. de inhoud van een zomer- of recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 225 m³;

  3. het bebouwd oppervlak, exclusief zomer- en recreatiewoningen en de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 250 m²;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag, onverminderd het bepaalde onder d, niet meer bedragen dan 600 m³;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  7. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

22.3 Specifieke gebruiksregels

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 23 Recreatie - Verblijfsrecreatie - De Birkt

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - De Birkt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, bergruimten;

  2. een kampeerterrein voor tenten en toercaravans;

  3. seizoenstandplaatsen;

  4. een zwembad;

  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen. met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.

 

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwde en gelden de volgende regels:

  1. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 3% van het bestemmingsvlak;

  2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  4. het oppervlak van het zwembad mag niet meer bedragen dan 150 m².

 

23.3 Specifieke gebruiksregels

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

Artikel 24 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Eekhoornnest

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Eekhoornnest' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen en bergruimten, kantines en paviljoens;

  2. horeca in de categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5 van de planregels, met uitzondering van hotel, motel en pension;

  3. twee bedrijfswoningen;

  4. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  5. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, wegen en voet- en fietspaden;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuur en ontspanning': fitnessruimte en muziekstudio.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen, waaronder begrepen bedrijfswoningen, receptiegebouw en boomhutten;

  2. bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals een zwembad, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en beeldende kunstwerken.

 

24.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 24.2.1, gelden de volgende eisen:

  1. de gezamenlijke hoeveelheid voor verblijfsrecreatie bestemde gebouwen mag niet meer dan 71 bedragen;

  2. de inhoud van een recreatiebungalow mag niet meer dan 320 m³ bedragen;

  3. de maximaal toegestane bouwhoogte van een recreatiebungalow is 8 meter;

  4. tenzij geschakeld, dient de afstand tussen recreatiebungalows onderling ten minste 5 meter te bedragen;

  5. de voorgevel van een geschakelde recreatiebungalow dient ten minste 1,5 meter naar voren of naar achteren te liggen ten opzichte van de voorgevel van de recreatiebungalow waarmede deze geschakeld is;

  6. per recreatiebungalow mag ten hoogste 1 berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  7. per stacaravan mag ten hoogste 1 vrijstaande berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  8. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 2 bedragen;

  9. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;

  10. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  11. de oppervlakte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 5% van het totale oppervlak van het perceel bedragen;

  12. de goothoogte en bouwhoogte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 8 meter bedragen;

  13. de bouwhoogte van boomhutten is maximaal 3 m en wordt in afwijking van hetgeen in artikel 2 bepaald, gemeten vanaf de bovenzijde van de vloer tot aan het hoogste punt van de boomhut;

  14. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer dan 250 m² bedragen;

  15. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

andere bouwwerken

max. bouwhoogte

licht- en andere masten en beeldende kunstwerken

8 meter

speelvoorzieningen

5 meter

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelbouwgrens, op een terrein met daarop een gebouw

2 meter

overige erf- of perceelafscheidingen

1 meter

overige andere bouwwerken

3 meter

 

24.3 Specifieke gebruiksregels

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 25 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Eerste Aanleg

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Eerste Aanleg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, bergruimten;

  2. zomer- en recreatiewoningen;

  3. jaarstandplaatsen;

  4. een kampeerterrein voor tenten en toercaravans;

  5. met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen en bergruimten;

  6. twee bedrijfswoningen;

  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

 

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. het aantal zomer- en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 30;

  2. het bebouwd oppervlak, exclusief zomer- en recreatiewoningen en de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 350 m²;

  3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  4. de inhoud van een bedrijfswoning mag, onverminderd het bepaalde onder d van dit lid, niet meer bedragen dan 600 m³;

  5. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

25.3 Specifieke gebruiksregel

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 26 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Het Bossch

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Het Bossch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen en bergruimten;

  2. horeca in de categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5 van de planregels met uitzondering van hotel, motel en pension;

  3. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  4. de bij deze doeleinden behorende overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, kleinschalige kinderopvang, sanitaire voorzieningen, speelvoorzieningen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen waaronder houden van hobbypaarden, wegen en voet- en fietspaden.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen, waaronder begrepen ten hoogste twee bedrijfswoningen, waarvan één met receptie, boomhutten en trekkershutten;

  2. bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals een zwembad, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en beeldende kunstwerken.

 

26.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 26.1 gelden de volgende eisen:

  1. de gezamenlijke hoeveelheid voor verblijfsrecreatie bestemde gebouwen mag niet meer dan 70 bedragen;

  2. het aantal trekkershutten mag niet meer dan 2 bedragen;

  3. het aantal passantenplaatsen mag niet meer dan 15 bedragen;

  4. de inhoud van een recreatiebungalow mag niet meer dan 320 m³ bedragen;

  5. de maximaal toegestane bouwhoogte van een recreatiebungalow is 8 meter;

  6. een recreatiebungalow is of vrijstaand of geschakeld;

  7. tenzij geschakeld, dient de afstand tussen recreatiebungalows onderling ten minste 5 meter te bedragen;

  8. de voorgevel van een geschakelde recreatiebungalow dient ten minste 1,5 meter naar voren of naar achteren te liggen ten opzichte van de voorgevel van de recreatiebungalow waarmede deze geschakeld is;

  9. per recreatiebungalow mag ten hoogste 1 berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  10. per stacaravan mag ten hoogste 1 vrijstaande berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;

  11. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;

  12. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  13. de oppervlakte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 5% van het totale oppervlak van het perceel bedragen;

  14. de goothoogte en bouwhoogte van overige gebouwen zoals sanitaire voorzieningen en een receptiegebouw mag niet meer dan 8 meter bedragen;

  15. de bouwhoogte van boomhutten is maximaal 3 meter en wordt in afwijking van hetgeen in artikel 2 is bepaald, gemeten vanaf de bovenzijde van de vloer tot aan het hoogste punt van de boomhut;

  16. boomhutten bestaan uit maximaal één laag en hebben een maximale vloeroppervlakte van 50 m²;

  17. kapschuur ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen tot een oppervlakte van 75 m² en een hoogte van 8 meter;

  18. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer dan 250 m² bedragen;

  19. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

andere bouwwerken

max. bouwhoogte

licht- en andere masten en beeldende kunstwerken

8 meter

speelvoorzieningen

5 meter

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelbouwgrens, op een terrein met daarop een gebouw

2 meter

overige erf- of perceelafscheidingen

1 meter

overige andere bouwwerken

3 meter

 

26.3 Specifieke gebruiksregels

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 27 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Jachthuis

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Jachthuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, bergruimten, kantines en paviljoens;

  2. zomer- en recreatiewoningen;

  3. één bedrijfswoning;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

 

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. het aantal zomer- en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 31;

  2. de inhoud van een zomer- of recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 320 m3;

  3. het bebouwd oppervlak, exclusief zomer- en recreatiewoningen en de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag, onverminderd het bepaalde onder d, niet meer bedragen dan 600 m³;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  7. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 7 meter;

  8. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer dan 250 m² bedragen.

 

27.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 28 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Monnickenbosch

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Monnickenbosch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsrecreatief terrein met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen, bergruimten, kantines en paviljoens;

  2. zomer- of recreatiewoningen;

  3. een kampeerterrein voor tenten en toercaravans;

  4. seizoenstandplaatsen en jaarstandplaatsen;

  5. met de daarbij behorende sanitaire voorzieningen en bergruimten;

  6. één bedrijfswoning;

  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

 

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. het aantal zomer- of recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 5;

  2. de inhoud van een zomer- of recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 225 m³;

  3. het bebouwd oppervlak, exclusief zomer- en recreatiewoningen en de bedrijfswoning, mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;

  4. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag, onverminderd het bepaalde onder d, niet meer bedragen dan 600 m³;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van een bij een bedrijfswoning bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m². De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 5 meter;

  7. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

28.3 Specifieke gebruiksregels

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 29 Sport

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'sportveld': sportvelden voor buitensporten met bijbehorende voorzieningen zoals toilet- en kleedruimten en opslagruimten;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf': zijn het clubhuis en sportterrein tevens bestemd voor een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang met aan sport gerelateerde creatieve en maatschappelijke activiteiten;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'manege': een manege;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'golfbaan'; een golfbaan;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. kantinefaciliteiten;

  3. tuinen, erven, ontsluitingsverhardingen en terreinen;

  4. overige voorzieningen, zoals groen, water en speel- en sportvoorzieningen.

 

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

29.2.1 Gebouwen

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'sportveld' gelden de volgende bouwregels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. in afwijking van het gestelde onder 29.2.1 onder a sub 2 mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - opblaashal' elk jaar voor de periode vanaf oktober tot en met maart een opblaashal worden gebouwd met een bouwhoogte van 9 meter;

  4. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven;

  5. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'manege' gelden de volgende bouwregels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogten van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan 5 meter en 9 meter;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag voor de voorgevel niet meer bedragen den 1 meter en elders niet meer dan 3 meter.

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'golfbaan' gelden de volgende bouwregels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;

  3. voor de maatvoering van de gebouwen geldt de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag voor de voorgevel niet meer bedragen den 1 meter en elders niet meer dan 3 meter.

 

29.2.2 Bedrijfswoning

  1. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoud van 600 m³ en met inachtneming van de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven maten.

 

29.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 20% van de oppervlakte van de bijbehorende gronden met een maximum van 100 m² bedragen;

  3. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

3 meter

  1. van bijbehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen.

 

29.2.4 Andere bouwwerken

  1. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen, mestplaten en paardenbakken zijn toegestaan;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

perceelafscheidingen

3 meter

speel- en sportvoorzieningen

3 meter

technische installaties

5 meter

 

29.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 30 Tuin

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  2. perceelsontsluitingen en parkeervoorzieningen.

 

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. op de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bijbehorende bouwwerken' een bijbehorend bouwwerk.

 

30.2.1 Erkers en ingangspartijen

  1. Uitbouwen, waaronder begrepen erkers en ingangspartijen, buiten het bouwvlak, aan de voorgevel van een woning zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de breedte van de betreffende uitbouw mag niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel zijn, dan wel niet breder dan het bestaande raam waarvoor de erker in de plaats komt;

  2. de diepte van betreffende uitbouw mag, gerekend vanaf de voorgevel van de woning, niet dieper zijn dan 1,5 meter;

  3. de goothoogte van betreffende uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 meter gemeten vanaf peil;

  4. de bouwhoogte van betreffende uitbouw mag niet meer bedragen dan 4 meter gemeten vanaf peil;

  5. de oppervlakte van betreffende uitbouw wordt meegeteld bij de maximale bebouwing zoals bedoeld in lid 34.2.2 onder b.

 

30.2.2 Andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

voor de voorgevel hoofdgebouw

achter de voorgevel hoofdgebouw

vlaggenmasten

8 meter

8 meter

perceelafscheidingen

1 meter

2 meter

overige andere bouwwerken

1 meter

2 meter

 

  1. een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:

  1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;

  2. de horizontale diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;

  3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;

  4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

Artikel 31 Verkeer

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, rijbanen, inclusief in-, uitvoeg- en opstelstroken, verkeerstekens en verkeersborden;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone': kunstwerken ten behoeve van een ecoduct;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. groen- en speelvoorzieningen;

  4. bermen en overige verhardingen;

  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals duikers, bruggen, stuwen, dammen en/of duikers;

  7. overige voorzieningen, zoals straatmeubilair nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen.

 

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

licht-, vlaggen- en andere masten

10 meter

geluidswerende voorzieningen

5 meter

speelvoorzieningen

5 meter

overige bouwwerken, geen gebouw zijnde

8 meter

 

  1. in afwijking op het gestelde onder a van dit lid mag ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' een ecoduct worden gebouwd, waarvoor de volgende bouwregels gelden:

  1. de breedte van het ecoduct mag niet meer dan 70 meter bedragen;

  2. de hoogte van het ecoduct mag niet meer dan 8 meter bedragen;

  3. de hoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

Artikel 32 Verkeer - Spoorweg

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen;

  2. openbaarvervoer voorzieningen;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone': kunstwerken ten behoeve van een ecoduct;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor': een kantoor;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca': een horecabedrijf op de begane grond waarbij horeca in de categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten als bedoeld in bijlage 5 van de planregels is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen zoals stations, perrons, spoorwegovergangen en -onderdoorgangen;

  2. groenvoorzieningen en water;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. wegen en paden;

  5. kunstwerken en oeververbindingen;

  6. straatmeubilair;

  7. ecologische verbindingszone.

 

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;

  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen, tenzij op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' anders is aangegeven;

  3. de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monumenten';

  4. andere bouwwerken zijn buiten het bouwvlak toegestaan;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan in de tabel is aangegeven:

ander bouwwerk

bouwhoogte

licht-, vlaggen- en andere masten

10 meter

geluidswerende voorzieningen

5 meter

overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

3 meter

  1. in afwijking van het gestelde onder a van dit lid mag ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' een ecoduct worden gebouwd, waarvan de volgende bouwregels gelden:

  1. de breedte van het ecoduct mag niet meer bedragen dan 70 meter;

  2. de hoogte van het ecoduct mag niet meer bedragen dan 10 meter;

  3. de hoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

32.3 Specifieke gebruiksregel

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen.

Artikel 33 Water

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;

  2. waterberging en waterhuishouding;

  3. vaarwegen;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfshaven': een bedrijfshaven;

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen, onder andere in de vorm van natuurvriendelijke oevers en taluds;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. waterstaatkundige kunstwerken, zoals duikers, bruggen en steigers.

 

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

Artikel 34 Wonen

 

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;

alsmede voor:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor': een kantoor als ondergeschikte functie bij de woning;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'hovenier': een kleinschalig hoveniersbedrijf als ondergeschikte functie bij de woning;

  4. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - wijnhandel': een wijnhandel;

  5. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardengebitsverzorging': een praktijk voor paardengebitsverzorging met paardenstalling voor maximaal 5 paarden;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal': een stal voor het hobbymatig houden van paarden;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag': opslag uitsluitend inpandig voor caravans en boten als nevenactiviteit;

  8. ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte aan huis;

  9. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige noodwoning': uitsluitend een voormalige noodwoning;

  10. ter plaatse van de functieaanduiding 'zwembad': een zwembad;

  11. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van kantoor - conferentieruimte': het begane grond gedeelte van de woning ingericht mag worden voor het houden van conferenties, vergaderingen en workshops etc.

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. tuinen, erven en ontsluitingsverhardingen;

  3. bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken;

  4. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

34.2.1 Hoofdgebouwen met uitbouwen

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. hoofdgebouwen mogen alleen vrijstaande eengezinshuizen betreffen;

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid zijn ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;

  4. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid zijn ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;

  5. voor de maatvoering van de woning geldt de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduidingen 'maximale goot- en bouwhoogte', 'maximale bouwhoogte' en ‘maximum volume’ aangegeven maten en inhoud;

  6. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bouwmogelijkheden 1' geldt voor een woning met uitbouwen een maximale inhoud van 1.400 m³;

  7. de instandhouding en bescherming van een rijksmonument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonumenten';

  8. de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monumenten';

  9. de voorgevelbreedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding met het bouwvlak anders is aangegeven.

 

34.2.2 Bijbehorende bouwwerken

  1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande, dat bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak wonen gebouwd dienen te worden;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen en overkappingen) buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 20% van de bijbehorende gronden tot een maximum van 100 m², met dien verstande, dat een maximum van 150 m2 is toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – extra bijbehorende bouwwerken';

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, zijn ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bouwmogelijkheden 2' bijbehorende bouwwerken toegestaan met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 600 m² in de vorm van de bestaande appelschuur van 410 m² en annex een paardenstal/paardenhouderij van 190 m²;

  4. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, is ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - extra bouwmogelijkheden 4' een botenloods toegestaan met een groter oppervlak dan onder b is opgenomen, waarbij uitsluitend de bestaande maten zijn toegestaan;

  5. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid, mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand' het bestaande oppervlak en goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet worden uitgebreid of verhoogd;

  6. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bijbehorend bouwwerk

goothoogte

bouwhoogte

gebouwen

3 meter

5 meter

overkappingen

3 meter

5 meter

  1. van bijgehorende bouwwerken mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die vanaf een hoogte van 3 meter op de zijdelingse perceelsgrenzen onder een hoek van 52 graden met de horizon omhooglopen;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' geldt de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;

  3. in afwijking van het gestelde onder b van dit lid gelden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' de volgende bouwregels:

  1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;

  2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;

  3. het gebruik als kassen, niet zijnde een hobbykas, is in geen geval toegestaan;

  4. van het bepaalde onder 2 van dit lid kan eenmalig worden afgeweken, indien alle bestaande bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesloopt, met dien verstande, dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, die wordt afgebroken met een maximum van 400 m².

  1. Het bouwen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – voorwaardelijke verplichting 2' overeenkomstig de bestemming wonen met de maatvoeringsaanduiding ‘maximum volume’ is alleen toelaatbaar, indien de op het perceel Biltseweg 31 bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn gesloopt.

34.2.3 Andere bouwwerken

  1. voor het bouwen van een zwembad geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m dient te bedragen;

  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan in de tabel is aangegeven:

situering

bouwhoogte

voor de voorgevel van het hoofdgebouw

1 meter

achter de voorgevel van het hoofdgebouw

2 meter

 

34.3 Afwijken van de bouwregels

 

34.3.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 34.2.1 onder e teneinde een hogere goothoogte bij de woning toe te staan tot maximaal 6 meter, indien dit om ruimtelijke/architectonische redenen gewenst is en nadat de Welstandscommissie om een schriftelijk advies gevraagd is;

  2. lid 34.2.2 onder f teneinde een hogere goothoogte van bijbehorende bouwwerken toe te staan tot maximaal 6 meter, indien dit om ruimtelijke/architectonische redenen gewenst is en nadat de Welstandscommissie om een schriftelijk advies gevraagd is;

  3. artikel 34.2.1 onder e om een grotere inhoudsmaat van een woning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van de woning mag vergroot worden tot ten hoogste 800 m3;

  2. de vergroting van de woning dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;

  3. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

34.3.2 Ten behoeve van woningsplitsing grote panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 34.2.1. teneinde woningsplitsing in een bouwvlak met de bestemming 'Wonen' toe te staan, zulks met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van het gebouw binnen het bouwvlak, exclusief de bijbehorende bouwwerken, dient ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning minimaal 800 m³ te bedragen;

  2. na de splitsing de woningen een inhoud hebben van ten minste 400 m3;

  3. het aantal woningen na splitsing binnen het bouwvlak ten hoogste 2 bedraagt;

  4. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume: uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;

  5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;

  6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein conform de gemeentelijke parkeernorm;

  7. voor de woningen en de daarbij behorende bouwwerken gelden de bepalingen als genoemd in artikel 34 voor de bestemming ‘Wonen', zij het, dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken voor de na de splitsing ontstane nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan 20% van de bijbehorende gronden tot een maximum van 150 m2;

  8. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

34.3.3 Ten behoeve van woningsplitsing monumenten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 34.2. teneinde bij hoofdgebouwen opgenomen in bijlage 2 van de planregels voorkomende Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden het aantal woningen te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  1. de afwijking wordt uitsluitend toegepast, indien de vermeerdering of splitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van het hoofdgebouw;

  2. de inhoud van het te splitsen hoofdgebouw dient ten minste 800 m³ te bedragen;

  3. na splitsing mag het aantal wooneenheden maximaal 2 bedragen;

  4. het hoofdgebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;

  5. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – dient behouden te blijven;

  6. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;

  7. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein conform de gemeentelijke parkeernorm;

  8. voor de woningen en de daarbij behorende bouwwerken gelden de bepalingen als genoemd in artikel 34 voor de bestemming ‘Wonen', zij het, dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken voor de na de splitsing ontstane nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan 20% van de bijbehorende gronden tot een maximum van 150 m2;

  9. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde.

 

34.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  2. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande, dat de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt, mits;

  1. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;

  2. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn;

  3. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 4;

  4. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  5. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  6. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc;

  7. gebruik ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorwaardelijke verplichting 1' overeenkomstig de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toelaatbaar indiende vrijkomende grond ter plaatse van de binnenmanege wordt ingericht conform het bepaalde in het inrichtingsplan, zoals opgenomen in de van deze regels deel uitmakende bijlage 8 en aldus in stand wordt gehouden.

 

34.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

34.5.1 Nevenfuncties bij woningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1 ten behoeve van het toestaan van een recreatiewoning, kleinschalige horeca en bed en breakfast, als nevenactiviteiten bij woningen zonder de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing', met inachtneming van het volgende;

  1. de activiteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

  2. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  3. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder b van dit lid wordt voldaan;

  5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking;

  6. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  7. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en andere bouwwerken ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;

  8. per activiteit mag maximaal 50 m² netto vloeroppervlak van een bestaand gebouw in gebruik worden genomen;

  9. bij een combinatie van activiteiten mag het gezamenlijk netto vloeroppervlak eveneens niet meer bedragen dan 50 m²;

  10. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen advies aan te tonen dat wordt voldaan aan het bepaalde in dit lid.

 

34.5.2 Nevenfuncties bij woningen met voormalige bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1 ten behoeve van nevenfuncties bij woningen voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing', met inachtneming van het volgende:

  1. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

  2. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  3. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

  4. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;

  5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publiek- en/of verkeersaantrekkende werking;

  6. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;

  7. voor het parkeren dient te worden voorzien in voldoernde parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  8. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en andere bouwwerken ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;

  9. per activiteit mag maximaal 300 m² netto vloeroppervlakte in gebruik worden genomen ten behoeve van de nevenfunctie;

  10. bij een combinatie van activiteiten mag het gezamenlijk netto vloeroppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 300 m²;

  11. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het bepaalde in dit lid en dat derhalve sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

 

34.5.3 Zakelijke dienstverlening en kantoor

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1 ten behoeve van het toestaan van de nevenfuncties in de woning, aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - Biltseweg 33':

  1. ter plaatse kunnen de volgende nevenfuncties worden toegestaan:

  1. kantoor;

  2. zakelijke dienstverlening.

  1. Voor de bepalingen waaronder deze afwijking kan worden verleend geldt het bepaalde in lid 34.5.2.

 

34.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van extra woningen te wijzigen met inachtneming van het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor gronden met de bestemming ‘Wonen’ en waar de voormalige bedrijfsgebouwen zijn aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing';

  2. voor de sloop of sanering van ten minste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing mag één extra compensatiewoning worden gebouwd. Bij sloop van 2500 m2 tot 4000 m2 twee extra woningen. Bij sloop van 4000 m2 of meer drie extra woningen;

  3. voor de woning gelden de bouwregels zoals benoemd in dit artikel voor de bestemming 'Wonen';

  4. de bouw van de compensatiewoning vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;

  5. monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle panden, die zijn vermeld in de lijst Monumenten en Cultuurhistorisch Waardevolle panden volgens bijlage 2 van de planregels, mogen niet worden gesloopt;

  6. de nieuwe woningen mogen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich meebrengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;

  7. de wijziging mag de in bijlage 1 van de planregels beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit niet onevenredig aantasten;

  8. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  9. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het gestelde onder g en h van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder m;

  10. er mag geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  11. indien niet aan het gestelde onder b van dit lid kan worden voldaan, kan daarvan worden afgeweken, mits aanvrager aantoont dat wordt voorzien in de benodigde ondergrens voor te slopen bebouwing door elders in het plangebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te slopen;

  12. indien niet aan het gestelde onder d van dit lid kan worden voldaan, kan daarvan worden afgeweken, mits aanvrager op grond van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aantoont, dat een andere locatie in het landelijk gebied aanmerkelijk meer bijdraagt aan verbetering van de visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit als bedoeld in bijlage 1 van de planregels;

  13. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

Artikel 35 Wonen - Gestapeld

 

35.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;

  2. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

35.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

35.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

35.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  2. hoofdgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van het hoofdgebouw voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;

  2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend;

  3. in het kader van een beroep of bedrijf aan huis mogen maximaal 2 personen in de woning werkzaam zijn;

  4. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 4;

  5. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

  6. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;

  7. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.

 

35.4 Afwijken van de gebruiksregel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.3 onder b. en de vestiging toestaan van een beroep- of bedrijfsactiviteit, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 4 is genoemd maar die naar aard, omvang en invloed op de omgeving kan worden vergeleken met een rechtstreeks toegelaten beroep- of bedrijfsactiviteit.

Artikel 36 Leiding - Hoogspanning

 

36.1 Bestemmingsomschrijving

 

36.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning'.

 

36.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 36.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en), 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Leiding - Water', 'Leiding - Riool', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2', 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde Ecologie' en/of 'Waarde Aardkundig - Monument' is daarbij tevens het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) van toepassing. De hier genoemde bestemmingen en de bestemming genoemd in lid 36.1.1 zijn ten opzichte van elkaar nevengeschikt.

 

36.1.3 Andere bestemmingen

Voor zover de in lid 36.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

36.2 Bouwregels

 

36.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 36.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. ten dienste van de hoogspanningsleiding(en) uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;

  2. ten dienste van de hoogspanningsleiding(en) uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  3. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 36.1.2, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a en b uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

 

36.2.2 Beschermingszone

Binnen de op de verbeelding aangegeven zone van de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanning’ mag niet worden gebouwd.

 

36.2.3 Samenvallende bestemmingen

Voor zover de gronden genoemd in lid 36.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) – met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels – uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  1. de belangen van de hoogspanningsleiding(en) de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de hoogspanningsleiding(en) wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat of kan ontstaan;

  2. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de hoogspanningsleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

 

36.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.1.2 ten behoeve van de vestiging van personen binnen de in dat lid bedoelde veiligheidszone, indien en zover:

  1. op grond van technische, planologische, bedrijfseconomische en/of bedrijfsdoelmatige redenen vestiging binnen die zone gewenst of noodzakelijk is;

  2. burgemeester en wethouders, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de hoogspanningsleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht;

  3. de veiligheid van personen ter plaatse niet in het geding is of kan komen.

 

36.4 Specifieke gebruiksregels

 

36.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 36.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);

  2. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de aardgasleiding.

 

36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

36.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming, de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

dubbelbestemming(en)

werken en werkzaamheden1)

  

a.

b.

c.

d.

e.

f.

g.

h.

i.

j.

k.

Leiding - Hoogspanning  

x

x

x

x

o

x

x

x

o

x

x

Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit
o = niet-omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit  

¹) werken en werkzaamheden:

  1. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;

  3. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;

  4. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;

  6. diepwoelen, diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);

  7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;

  8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietbeplanting;

  9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;

  10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

  11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

36.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 36.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;

  2. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;

  3. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;

  4. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;

  5. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld worden aangelegd.

 

36.5.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 36.5.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft geen schade aan de hoogspanningsleiding(en) veroorzaken of kunnen veroorzaken;

  2. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

36.5.4 Advies omtrent de omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen, alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen, advies inwinnen bij de beheerder van de hoogspanningsleiding(en).

Artikel 37 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

37.1 Bestemmingsomschrijving

 

37.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

 

37.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 37.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en), 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Water', 'Leiding - Riool', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2', 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde Ecologie' en/of 'Waarde Aardkundig - Monument' is daarbij tevens het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) van toepassing. De hier genoemde bestemmingen en de bestemming genoemd in lid 37.1.1 zijn ten opzichte van elkaar nevengeschikt.

 

37.1.3 Andere bestemmingen

Voor zover de in lid 37.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

37.2 Bouwregels

 

37.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 37.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. ten dienste van de hoogspanningsverbinding(en) uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;

  2. ten dienste van de hoogspanningsverbinding(en) uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  3. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 37.1.2, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a en b uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

 

37.2.2 Beschermingszone

Binnen de op de verbeelding aangegeven zone van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mag niet worden gebouwd.

 

37.2.3 Samenvallende bestemmingen

Voor zover de gronden genoemd in lid 37.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) – met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels – uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  1. de belangen van de gastransportleiding(en) de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de gastransportleiding(en) wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat of kan ontstaan;

  2. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de gasleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

 

37.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.1.2 ten behoeve van de vestiging van personen binnen de in dat lid bedoelde veiligheidszone, indien en zover:

  1. op grond van technische, planologische, bedrijfseconomische en/of bedrijfsdoelmatige redenen vestiging binnen die zone gewenst of noodzakelijk is;

  2. burgemeester en wethouders, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding en deze een positief advies heeft uitgebracht;

  3. de veiligheid van personen ter plaatse niet in het geding is of kan komen.

 

37.4 Specifieke gebruiksregels

 

37.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 37.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);

  2. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de hoogspanningsverbinding.

 

37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

37.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming, de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

dubbelbestemming(en)  

werken en werkzaamheden1)  

  

a.  

b.  

c.  

d.  

e.  

f.  

g.  

h.  

i.  

j.  

k.  

Leiding - Hoogspanningsverbinding  

x  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit
o = niet-omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit  

¹) werken en werkzaamheden:

  1. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;

  3. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;

  4. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;

  6. diepwoelen, diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);

  7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;

  8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietbeplanting;

  9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;

  10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

  11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

37.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;

  2. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;

  3. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;

  4. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;

  5. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 meter beneden het maaiveld worden aangelegd.

 

37.5.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 37.5.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft geen schade aan de hoogspanningsverbinding(en) veroorzaken of kunnen veroorzaken;

  2. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

37.5.4 Advies omtrent de omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen, alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen, advies inwinnen bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding(en).

 

Artikel 38 Leiding - Riool

 

38.1 Bestemmingsomschrijving

 

38.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (de aanleg van) een afvalwatertransportleiding, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

 

38.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 38.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en) 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', , 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2', 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde Ecologie' en/of 'Waarde Aardkundig - Monument' is daarbij tevens het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) van toepassing. De hier genoemde bestemmingen en de bestemming genoemd in lid 38.1.1 zijn ten opzichte van elkaar nevengeschikt.

 

38.1.3 Andere bestemmingen

Voor zover de in lid 38.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

38.2 Bouwregels

 

38.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 38.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. ten dienste van de afvalwatertransportleiding uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;

  2. ten dienste van de afvalwatertransportleiding uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  3. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 38.1.2, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a en b uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

 

38.2.2 Samenvallende bestemmingen

Voor zover de gronden genoemd in lid 38.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) – met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels – uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  1. de belangen van de afvalwatertransportleiding de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de afvalwatertransportleiding wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat;

  2. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de afvalwatertransportleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

 

38.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.1.3 ten behoeve van de vestiging van personen binnen de in dat lid bedoelde veiligheidszone, indien en zover:

  1. op grond van technische, planologische, bedrijfseconomische en/of bedrijfsdoelmatige redenen vestiging binnen die zone gewenst of noodzakelijk is;

  2. burgemeester en wethouders, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de gasleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht;

  3. de veiligheid van personen ter plaatse niet in het geding is of kan komen.

 

38.4 Specifieke gebruiksregels

 

38.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 38.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);

  2. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de afvalwatertransportleiding.

 

38.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

38.5.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming, de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

dubbelbestemming(en)  

werken en werkzaamheden1)  

  

a.  

b.  

c.  

d.  

e.  

f.  

g.  

h.  

i.  

j.  

k.  

Leiding - Riool  

x  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit
o = niet-omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit  

¹) werken en werkzaamheden:

  1. het aanleggen en/of verharden van (kavel) wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;

  3. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;

  4. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;

  6. diepwoelen, diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);

  7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;

  8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietbeplanting;

  9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;

  10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

  11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

38.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 38.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;

  2. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;

  3. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;

  4. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;

  5. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld worden aangelegd.

 

38.5.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 38.5.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft geen schade aan de afvalwatertransportleiding veroorzaken of kunnen veroorzaken;

  2. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

38.5.4 Advies omtrent omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen advies inwinnen bij de beheerder van de afvalwatertransportleiding.

 

Artikel 39 Leiding - Water

 

39.1 Bestemmingsomschrijving

 

39.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een (ondergrondse) watertransportleiding, met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding'hartlijn leiding - water'.

 

39.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 39.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en) 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', , 'Leiding - Riool', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1', 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2', 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waarde Ecologie' en/of 'Waarde Aardkundig - Monument' is daarbij tevens het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) van toepassing. De hier genoemde bestemmingen en de bestemming genoemd in lid 39.1.1 zijn ten opzichte van elkaar nevengeschikt.

 

39.1.3 Andere bestemmingen

Voor zover de in lid 39.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor (een) andere daar voorkomende bestemming(en), is daarbij het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en) secundair van toepassing.

 

39.2 Bouwregels

 

39.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 39.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. ten dienste van de watertransportleiding uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd, met een grondoppervlakte van maximaal 5 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter;

  2. ten dienste van de watertransportleiding uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;

  3. indien de betreffende gronden tevens zijn aangewezen voor (een) dubbelbestemming(en) genoemd in lid 39.1.2, burgemeester en wethouders voor de bouw van de bouwwerken genoemd in dit lid onder a en b uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen, indien tevens aan het bepaalde in de regels behorende bij die dubbelbestemming(en) is voldaan.

 

39.2.2 Samenvallende bestemmingen

Voor zover de gronden genoemd in lid 39.1.1 samenvallen met (een) andere daar voorkomende bestemming(en), mag ten behoeve van die andere bestemming(en) – met inachtneming van de voor die bestemming(en) geldende regels – uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover:

  1. de belangen van de watertransportleiding de betreffende bebouwing verdragen, door de bebouwing geen schade aan de watertransportleiding(en) wordt toegebracht en geen gevaar voor personen en goederen ontstaat of kan ontstaan;

  2. burgemeester en wethouders vóór het verlenen van de voor de betreffende bebouwing benodigde omgevingsvergunning, over dat bouwwerk dan wel die werkzaamheden schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de watertransportleiding en deze een positief advies heeft uitgebracht.

 

39.3 Specifieke gebruiksregels

 

39.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en/of bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden/bouwwerken voor andere doeleinden dan de doeleinden genoemd in lid 39.2.1 dan wel voor andere doeleinden dan de doeleinden behorende bij de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en);

  2. het gebruiken of laten gebruiken van deze gronden op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de watertransportleiding.

 

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

39.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en/of in de gronden met de in onderstaande tabel aangegeven dubbelbestemming(en), de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

bestemming(en)  

werken en werkzaamheden1  

  

a.  

b.  

c.  

d.  

e.  

f.  

g.  

h.  

i.  

j.  

k.  

Leiding - Water  

x  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

x  

o  

x  

x  

Verklaring:
x = omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit
o = niet-omgevingsvergunningplichtige aanlegactiviteit

¹) werken en werkzaamheden:

  1. het aanleggen en/of verharden van (kavel)wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het verlagen van de bodem, het afgraven, ontgrondingen, ophogen en/of egaliseren van de gronden, het ophogen van gronden (meer dan 10 cm) in verband met grootschalige verwerking van bagger;

  3. het aanleggen en/of dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;

  4. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;

  6. diepwoelen, diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);

  7. werken of werkzaamheden, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen;

  8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietbeplanting;

  9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor normaal onderhoud of graslandverbetering;

  10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;

  11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

39.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 39.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  1. het normale beheer en/of onderhoud van graslanden;

  2. reeds in uitvoering zijnde (legale) werken en werkzaamheden bij de tervisielegging van het ontwerp van dit plan of werken en werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;

  3. de aanleg en/of normaal onderhoud van natuurvriendelijke oevers;

  4. het onderhoud en/of beheer van de aanwezige leidingen;

  5. het leggen van drainageleidingen, indien deze leidingen niet dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld worden aangelegd.

 

39.4.3 Toelaatbaarheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 39.4.1 wordt slechts verleend, indien en voor zover:

  1. de werken en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft geen schade aan de watertransportleiding veroorzaken of kunnen veroorzaken;

  2. een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen de belangen van (een) andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), tot uitkomst heeft dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

 

39.4.4 Advies omtrent omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen, alvorens omtrent de aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen, advies inwinnen bij de beheerder van de watertransportleiding.

 

Artikel 40 Waarde - Aardkundig monument

 

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Aardkundig - Monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en instandhouding van het aardkundige monument.

 

40.2 Bouwregels

  1. op deze gronden is het bouwen van nieuwe bouwwerken niet toegestaan.

 

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. het is verboden op de in artikel 40.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren: het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;

  2. een vergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of werkzaamheid, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

  3. in de afweging als bedoeld in sub b wordt in ieder geval de bestemmingsomschrijving betrokken;

  4. geen vergunning als bedoeld in sub a is vereist voor: werken of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer; werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

 

Artikel 41 Waarde - Archeologie - Hoge verwachting

 

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

41.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

41.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in lid 41.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming (en).

 

41.2.2 Uitzonderingen

Het onder lid 41.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond, dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld, dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid.

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

41.3 Afwijken van de bouwregels

 

41.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 41.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

41.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende regels aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

41.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

41.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - Hoge verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van andere werken of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld.

 

41.4.2 Uitzonderingen

Het onder lid 41.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;

  4. die een oppervlakte van 100 m² of minder beslaan;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond, dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld, dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

41.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 41.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

41.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende regels aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

41.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

41.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie -  Hoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 42 Waarde - Archeologie - Lage verwachting

 

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

42.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

42.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

42.2.2 Uitzonderingen

Het onder lid 42.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid;

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

42.3 Afwijken van de bouwregels

 

42.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 42.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

42.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende regels aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

42.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

42.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 10.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld.

 

42.4.2 Uitzonderingen

Het onder lid 42.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;

  4. die een oppervlakte van 10.000 m² of minder beslaan;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

42.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 42.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

42.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende regels aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

42.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

42.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - Lage verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 43 Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting

 

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

43.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

43.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

43.2.2 Uitzonderingen

Het onder lid 43.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid.

  1. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

43.3 Afwijken van de bouwregels

 

43.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 43.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

43.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende regels aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

43.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

43.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 500 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld.

 

43.4.2 Uitzonderingen

Het onder lid 43.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;

  4. die een oppervlakte van 500 m² of minder beslaan;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond ,dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

43.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 43.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

43.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende regels aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

43.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

43.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

 

Artikel 44 Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1

 

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een archeologisch rijksmonument en grafheuvels, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

44.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

44.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in lid 44.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming (en).

 

44.2.2 Uitzonderingen

Het onder lid 44.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond, dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;

  4. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bestaande fundering wordt gebruikt.

 

44.3 Afwijken van de bouwregels

 

44.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 44.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

44.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende regels aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

44.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking, winnen zij schriftelijk advies in bij de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de afwijking moeten worden verbonden.

44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

44.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen onder het bestaande maaiveld.

 

44.4.2 Uitzonderingen

Het onder lid 44.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;

  4. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond, dat de laag met verwachtingen al is geroerd;

  5. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

44.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 44.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

44.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende regels aan de vergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

44.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

44.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 1' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 45 Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2

 

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met hoge archeologische waarden, die geen beschermde monumentenstatus hebben, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

45.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

45.2.1 Verbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2' mede bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in lid 45.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

45.2.2 Uitzonderingen

Het onder lid 45.2 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de waardevolle laag al is geroerd;

  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;

  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);

  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de bestaande fundering wordt gebruikt;

  2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid.

 

45.3 Afwijken van de bouwregels

 

45.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 45.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

 

45.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende regels aan de afwijking verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

45.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking, winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke regels aan de afwijking moeten worden verbonden.

 

45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

45.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van 50 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;

  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;

  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;

  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld.

 

45.4.2 Uitzonderingen

Het onder lid 45.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  1. die het normale onderhoud betreffen;

  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;

  4. die een oppervlakte van 50 m² of minder beslaan;

  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de waardevolle laag al is geroerd;

  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

 

45.4.3 Toetsingscriteria

De vergunning wordt verleend, indien de in lid 45.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

45.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende regels aan de aanlegvergunning verbinden:

  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

45.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.

 

45.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie - Waardevol gebied 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 46 Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht

 

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gemeentelijk beschermde dorpsgezicht, waarbij de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

 

46.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht.

 

46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

46.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, kavelsloten, greppels en andere wateren;

  2. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;

  3. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;

  4. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 1.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden.

 

46.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 46.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;

  2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

46.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 46.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;

  2. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van het beschermde dorpsgezicht en de gemeentelijke monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

 

46.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

46.4.1 Verbod

Het is verboden op gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' een bouwwerk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

 

46.4.2 Uitzonderingen

Het in 46.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  1. sloopwerkzaamheden, die het gewone onderhoud betreffen;

  2. sloopwerkzaamheden indien en voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;

  3. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;

  4. sloopwerkzaamheden, die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.

 

46.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 46.4.1 kan alleen worden verleend indien, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de bestreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.

 

Artikel 47 Waarde - Ecologie

 

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

 

47.2 Bouwregels

In afwijking van het in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 47.1, ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van 2 meter.

 

47.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ten aanzien van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 47.1, nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken en gebruikvormen, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de landschaps- en natuurwaarden.

 

47.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

47.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 47.4.2, is het verboden om zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de gronden als bedoeld in lid 47.1, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;

  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  4. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;

  6. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;

  7. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.

 

47.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 47.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.

  1. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;

  2. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten;

  3. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is
    vereist krachtens de Ontgrondingenwet;

  4. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 47.4.1, bij e, voor zover daarop de Kapverordening van toepassing is;

  5. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.

 

47.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 47.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

  1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;

  2. de mogelijkheden die voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 48 Waarde - Landschap

 

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en herstel van waardevolle en karakteristieke bomenlanen.

 

48.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

 

48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

48.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage);

  2. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanbrengen van oeverbeschoeiing;

  3. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;

  4. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);

  5. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. omzetten van grasland naar bouwland.

 

48.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 48.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

  4. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

48.3.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 48.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in bijlage 1 beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en gewenste beeldkwaliteit voor de zone Brikstraat niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur.

Artikel 49 Waterstaat - Waterbergingsgebied

 

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van overtollig regenwater, waarbij de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

49.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. Op en onder de in lid 49.1 genoemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

 

49.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 49.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van de waterberging geen bezwaren bestaan en het waterschap daar vooraf over is gehoord.

 

49.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

49.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat-Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  3. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;

  4. andere grondbewerkingen waardoor het waterbergend vermogen van de gronden wordt aangetast.

 

49.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 49.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  3. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

 

49.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

  1. De in lid 49.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterberging en het waterschap daar vooraf advies over heeft uitgebracht;

  2. De in lid 49.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd, indien de belangen van de waterberging onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de vergunning, waarover het waterschap vooraf advies heeft uitgebracht.

Artikel 50 Waterstaat - Waterkering

 

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

 

50.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 50.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;

  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

50.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 50.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 51 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 52 Algemene bouwregels

 

52.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;

  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;

  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

 

52.2 Bestaande maten

  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

  1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 van de WABO is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 van de WABO is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

  1. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;

  2. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in artikel 59.1 in de regels van dit plan niet van toepassing;

  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:

  1. artikel 3.7.1 onder c;

  2. artikel 4.6.1 onder c;

  3. artikel 14.5.1 onder c.

 

52.3 Onderkeldering van gebouwen

Daar waar volgens deze regels woningen, bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen zijn toegestaan, mag tevens onderkelderd worden. Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:

  1. verticale bouwdiepte mag maximaal 3,3 meter bedragen;

  2. het deel van de kelder, dat verder reikt dan het oppervlak van het gebouw vanaf peil wordt meegeteld bij de oppervlaktebebouwing en bedraagt niet meer dan de maxima zoals deze zijn gesteld in de daar voorkomende bestemming;

  3. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel van de kelder worden gebouwd;

  4. toelaatbaar zijn uitsluitend ondergrondse ruimten, die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.

 

52.4 Ondergrondse parkeervoorzieningen

Parkeervoorzieningen kunnen gerealiseerd worden in een kelder, mits de parkeervoorziening binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd.

 

52.5 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 52 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;

  2. Het bepaalde in lid 52.5.a. geldt niet voor bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

52.5 Maximum goothoogte

  1. Van een gebouw waarvoor geen bouwvlak is opgenomen en waarvan de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de denkbeeldige verticale vlakken waarin de twee langste gevels van het bouwwerk liggen onder een hoek van 142° snijden ter hoogte van de maximum goothoogte. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, dakkapellen en goten en op bebouwing in bouwvlakken met de bestemming “Agrarisch met waarden” als bedoeld in artikel 3.( zie figuur in lid 52.6: figuur maximale goothoogte);

  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot het uiterlijk, de afmeting en de plaatsing van dakkapellen.

 

52.6 Figuur maximale goothoogte

 

 [image]

 

Artikel 53 Algemene gebruiksregels

 

53.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 59 (Overgangsrecht) is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.

 

53.2 Verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens het plan;

  2. het gebruik van onbebouwde gronden buiten het bouwvlak met de bestemming waar niet mag worden gebouwd, als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking of het beheer van de bestemming;

  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte, tenzij sprake is van een mantelzorgwoning als bedoeld in artikel 56 lid 3 (mantelzorg) van deze regels;

  4. het gebruik van mantelzorgwoningen, bed & breakfastkamers, kampeerboerderijen, zomer- en recreatiewoningen, stacaravans, kampeermiddelen en voor verblijfsrecreatie bedoelde gebouwen voor permanente bewoning.

 

Artikel 54 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. de ruimte tussen bouwwerken;

  2. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

Artikel 55 Algemene aanduidingsregels

 

55.1 Geluidzone - industrie

 

55.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

In afwijking van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie', dat de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd zijn voor een zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

 

55.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in sublid 55.1.1 geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.

 

55.2 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is het bouwen van nieuwe gebouwen, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken, dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkelingen.

 

55.3 Geluidzone - snelweg

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - snelweg' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:

  1. uit akoestisch onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

  2. de geluidgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

  1. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 55.3 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde;

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk te maken binnen de geluidzone – snelweg, met inachtneming van het volgende:

  1. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;

  2. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  3. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag niet hoger zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

55.4 Geluidzone - spoor

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:

  1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

  2. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

  1. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 55.4 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het spoorweglawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde;

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk te maken binnen de geluidzone – spoorweg, met inachtneming van het volgende:

  1. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;

  2. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  3. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag niet hoger zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

55.5 Geluidzone - weg

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:

  1. uit akoestisch onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;

  2. de geluidgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelig objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:

  1. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 55.5 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidgevoelig object, met dien verstande, dat de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten vanwege het wegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde;

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk te maken binnen de geluidzone – weg, met inachtneming van het volgende:

  1. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;

  2. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  3. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag niet hoger zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

55.6 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening en gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden mits aangetoond is dat de belangen van het waterwingebied dat toelaten.

  1. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge sub a onder 1 van dit lid, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

 

55.7 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening en gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 2 meter;

  2. het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden mits aangetoond is dat de belangen van het waterwingebied dat toelaten.

  1. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge sub a onder 1 van dit lid, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

 

 

55.8 Veiligheidszone - munitie - a

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - a' is/zijn uitsluitend de bestaande bebouwing, openbare wegen, spoorwegen of druk bevaren vaarwegen en recreatieterreinen, toegestaan.

 

55.9 Veiligheidszone - munitie - b

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - b' is/zijn uitsluitend de bestaande bebouwing waarin zich personen kunnen bevinden, drukke openbare wegen, recreatieterreinen, wegen met beperkt verkeer en dagrecreatie, toegestaan.

 

55.10 veiligheidszone - munitie - c

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - c' is/zijn uitsluitend de bestaande gebouwen met vlies- of gordijngevelconstructies en gebouwen met een zeer groot glasoppervlakte, waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt en bedrijven die bij calamiteit gevaar voor munitieopslag of omgeving opleveren, toegestaan.

 

55.11 Milieuzone - bodembeschermingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “milieuzone – bodembeschermingsgebied” is in afwijking van Hoofdstuk 2 ‘Bestemmingsregels', geen bodemwerkingen toegestaan waarbij veen aan de oppervlakte gebracht wordt/kan worden.

 

Artikel 56 Algemene afwijkingsregels

 

56.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, mits dit stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht:

  1. voor het overschrijden van bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;

  2. voor het overschrijden van voorgeschreven maten en percentages tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;

  3. voor het toestaan van bijzondere dakvormen;

  4. voor het bouwen van portieken, liftschachten en stedenbouwkundige accenten;

  5. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;

  6. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  7. voor een grotere inhoudsmaat van een bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  1. de inhoud van de bedrijfswoning mag vergroot worden tot ten hoogste 800 m3;

  2. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet worden toegepast voor woningen opgenomen in bijlage 2 van de planregels voorkomende Lijst Monumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden;

  3. de vergroting van de woning vindt binnen het bestemmingsvlak plaats.

 

56.2 Criteria

Er wordt niet afgeweken als bedoeld in lid 56.1, indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

56.3 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan teneinde toe te staan, dat een bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw met de bestemming 'Wonen' wordt gebruikt als aantoonbare afhankelijke mantelzorg woonruimte, met dien verstande dat:

  1. een dergelijke bewoning aantoonbaar noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

  2. er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  3. de afhankelijke mantelzorg woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  4. de mantelzorg wordt beëindigd, indien daarvan geen gebruik meer wordt gemaakt;

  5. indien het gebruik van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als mantelzorgwoning niet mogelijk is, mag het bevoegde gezag voor wat betreft de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een gebouw met de bestemming 'Wonen' afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, mits aanvrager aantoont, onverminderd het bepaalde onder c en d van dit lid, dat het zelfstandig op te richten gebouw na de beëindiging van de mantelzorg wordt verwijderd;

  6. de mantelzorg woonruimte slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingvergunning te stellen verplichting, dat de aanvrager schriftelijk bij de aanvraag verklaart te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, zulks op grond van een schriftelijk advies van een deskundige inzake ouderen- of gehandicaptenzorg en op grond van een schriftelijk advies van een huisarts.

 

56.4 Kangoeroewoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit bestemmingsplan teneinde in woningen een kangoeroewoning toe te staan, met dien verstande dat:

  1. de kangoeroewoning deel uitmaakt van een grotere woning, maar als zelfstandige wooneenheid is aan te merken en daarmee fysiek één geheel vormt;

  2. de kangoeroewoning geen eigen woonadres krijgt;

  3. per eengezinshuis maximaal één kangoeroewoning is toegestaan;

  4. het geheel van de oorspronkelijke woning/kangoeroewoning past binnen de maatvoering van de woning, zoals die is opgenomen in de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan;

  5. de voor de kangoeroewoning benodigde parkeervoorzieningen op eigen erf wordt gerealiseerd, zulks conform de gemeentelijke parkeernormen;

  6. ten behoeve van de afwijking een ruimtelijke onderbouwing wordt ingediend;

  7. de woonoppervlakte van de kangoeroewoning maximaal 30% van de totale woonoppervlak bedraagt;

  8. de kangoeroewoning slechts wordt toegestaan onder de bij de omgevingvergunning te stellen verplichting, dat de aanvrager schriftelijk verklaart te voldoen aan het bepaalde in dit lid.

 

56.5 Baggerdepot

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het aanleggen van tijdelijke baggerdepots, met inachtneming van het volgende:

  1. de situering van een baggerdepot is niet toegestaan binnen de bestemming Natuur;

  2. het baggerdepot heeft een maximale oppervlakte van 20.000 m2;

  3. de afwijkingsbevoegdheid mag één keer in een periode van tien aaneengesloten jaren worden gebruikt. Binnen 2 jaar nadat het depot is ingericht, dient het maaiveld te worden hersteld en ingezaaid met gras;

  4. de noodzakelijkheid van het baggerdepot wordt door de initiatiefnemer aangetoond;

  5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;

  6. het gebruik dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  7. de natuur- en landschapswaarde op het perceel en in de directe omgeving mag niet onevenredig geschaad worden;

  8. de waterstaatsdoeleinden mogen niet onevenredig worden aangetast;

  9. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van de waterbeheerder aan te tonen dat aan het gestelde onder h wordt voldaan.

Artikel 57 Algemene wijzigingsregels

 

57.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van bestemmings- en bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot.

 

57.2 Wijziging gemeentelijke parkeernorm

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de gemeentelijke parkeernorm het bestemmingsplan, voor wat betreft artikel 1 onder 1.68 wijzigen voor zover dit nodig is in verband met een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Nota Parkeernormen en Parkeerfonds.

 

57.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin, dat de geldende bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied - 1' geheel, gedeeltelijk en/of gefaseerd kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Bos - Natuur' als bedoeld in artikel 6.

 

57.4 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemming ‘Bos-Natuur‘ wijzigen in de bestemming ‘Sport’ als bedoeld in artikel 29 met de functieaanduiding 'golfbaan’, met inachtneming van het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor het realiseren van een drivingrange bij het bestaande golfterrein;

  2. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast als uit een onderzoek blijkt, dat er geen significante aantasting ontstaat voor de Ecologische Hoofdstructuur, zulks na overleg met de provincie Utrecht en wordt voldaan aan de voorwaarden die in dat kader nodig zijn;

  3. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast als blijkt, dat de provincie Utrecht van oordeel is dat op grond van de Boswet voldoende wordt gecompenseerd;

  4. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  5. de aanvrager dient middels een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder b en c van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder g van dit lid;

  6. het wijzigingsplan houdt geen extra bebouwing in en mag ook niet leiden tot uitbreiding van bestaande bebouwing;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn. Daarin zullen ook de inrichtingseisen moeten zijn verwerkt die als eis voortvloeien uit het onderzoek als bedoeld onder b van dit lid.

 

57.5 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' de bestemming 'Bedrijf' wijzigen naar de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 34, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse ten hoogste 13 woningen, vrijstaand en/of twee aaneen, mogen worden gerealiseerd;

  2. de geluidbelasting aan de gevel van de nieuwe woningen ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden. Hiervoor dient langs de spoorlijn Amersfoort - Utrecht een geluidscherm te worden gerealiseerd met de volgende eisen:

  1. plaats geluidscherm: langs het spoorwegtraject Amersfoort - Utrecht;

  2. lengte: 210 meter;

  3. hoogte: 1,6 meter bovenkant spoor + 0,5 meter vanaf het maaiveld; totale hoogte 2,10 meter;

  4. materiaal: absorberend aan zijde van het spoor.

  1. de bestaande bedrijfsbebouwing, plaatselijk bekend: De Beaufortlaan 22a, 22b en 24 wordt gesloopt. De sloop van deze gebouwen dient als voorwaardelijke verplichting in de regels van de planwijziging te worden opgenomen;

  2. de verontreinigde bodem onder de bestaande bedrijfsbebouwing als bedoeld onder c van dit lid is gesaneerd;

  3. voor het overige de bouw- en gebruiksregels van de bestemming ‘Wonen’ in acht worden genomen, met dien verstande dat de goot- en nokhoogte niet meer mogen bedragen dan 5 respectievelijk 11 meter en de afstand van de woning tot iedere perceelgrens niet minder dan 5 meter mag bedragen;

  4. aan een planwijziging wordt uitsluitend meewerking verleend indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  5. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.6 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming ‘Maatschappelijk’ als bedoeld in artikel 14, met inachtneming van het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor het ontwikkelen van een brede school op het perceel Insingerstraat 39;

  2. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor maatschappelijke activiteiten ter ondersteuning van de brede school als bedoeld onder a van dit lid;

  3. de oppervlakte van de binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' bestaande en te realiseren bebouwing mag niet meer bedragen dan 3000 m2;

  4. voor het overige de bouw- en gebruiksregels van de bestemming ‘Maatschappelijk’ in acht worden genomen, met dien verstande dat voor wat betreft de goot- en bouwhoogte een maatvoering van 5 meter respectievelijk 7 meter is toegestaan;

  5. aan een planwijziging wordt uitsluitend medewerking verleend indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  6. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.7 Wro-zone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming ‘Maatschappelijk’ als bedoeld in artikel 14, met inachtneming van het volgende:

  1. de woonzorgvoorziening mag maximaal 25 wooneenheden, alsmede een daarbij behorende gemeenschappelijke ruimte met keuken en verblijfsruimte en een daarbij behorende bedrijfswoning omvatten;

  2. de onder a bedoelde woonzorgvoorziening mag alleen binnen het op de verbeelding aangegeven agrarisch bouwvlak worden gerealiseerd;

  3. de wijzigingsbevoegdheid wordt alleen toegepast, indien de op het perceel aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 2700 m2 worden gesloopt. De sloop van deze gebouwen dient als voorwaardelijke verplichting in de regels van de planwijziging te worden opgenomen;

  4. het wijzigingsplan voorziet in een versterking van de visueel-ruimtelijke kwaliteit van het gebied, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels voor het gebied Eempolder;

  5. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  6. de aanvrager dient middels een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder d en e van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder k;

  7. voor het overige de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Maatschappelijk' in acht worden genomen;

  8. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden;

  9. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  10. aan een planwijziging wordt uitsluitend medewerking verleend indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  11. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.8 Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6' de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Monnickenbosch' en ‘Bos-Natuur‘ wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Monnickenbosch' als bedoeld in artikel 28, met inachtneming van het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, indien de autohandel de facto van het terrein is verwijderd;

  2. aan een planwijziging wordt uitsluitend medewerking verleend, indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  3. het wijzigingsplan dient te voldoen aan het gestelde in het advies van de provinciale commissie Recreatie & Toerisme d.d. 29 april 2010, nr. 2010INT259831 en aan de maatregelen zoals weergegeven in hoofdstuk 6 van het ecologisch onderzoek camping ’t Monninkenbosch van oktober 2009 opgesteld door Van den Bijtel, zoals opgenomen in bijlage 9 van de planregels:

  1. inbreiding van het huidige terrein met 30 jaarplaatsen, met dien verstande, dat de autohandel aantoonbaar is beëindigd;

  2. uitbreiding van het park aan de oostzijde met 75 toeristische c.q. seizoenplaatsen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals omschreven in hoofdstuk 3B van het advies van de provinciale commissie;

  3. de gevraagde westelijke uitbreiding niet toe te staan, maar te doen behouden voor de natuur, hetgeen betekent: herstellen als volwaardig bos binnen de EHS van deze 1 ha;

  4. de door Van den Bijtel in hoofdstuk 6 van zijn onderzoek opgenomen 'maatregelen' integraal te doen opnemen in een aan de vergunninghouder/eigenaar/beheerder op te leggen en uit te voeren inrichtings- en beheersplan voor het campingterrein;

  5. bij het in gebruik nemen van de oostelijke uitbreidingslocatie compensatie volgens de Boswet te doen plaatsvinden voor het oppervlak dat hierbij verloren gaat. Bij gebrek aan mogelijkheden op het campingterrein zal dit elders moeten gebeuren.

  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  2. aan een planwijziging wordt uitsluitend medewerking verleend indien aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aantoont dat wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in lid c van dit artikel en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Het inrichtings- en beheersplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.9 Wro-zone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 7' het bestemmingsplan wijzigen voor de bouw van een woning, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor de bouw van een vrijstaande woning met een bouwvlak van maximaal 8 x 12 meter en met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3 meter en 7 meter;

  2. het wijzigingsplan voorziet in een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels voor het gebied Eempolder;

  3. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  4. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder b en c van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder i van dit lid;

  5. de op het perceel bestaande woning Peter van den Breemerweg 3A en de aanwezige werkplaats met woning (totaal 245 m2) worden gesloopt en de vrijkomende grond als bestemming 'Tuin' wordt ingericht met een boomgaard. De sloop van deze bebouwing dient als voorwaardelijke verplichting in de regels van de planwijziging te worden opgenomen;

  6. een inrichtingsplan dient onderdeel te zijn van de ruimtelijke onderbouwing;

  7. de bouw- en gebruiksregels van de bestemming ‘Wonen’ als bedoeld in artikel 34 in acht moeten worden genomen;

  8. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  9. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt.

 

57.10 Wro-zone - wijzigingsgebied 8

Verwijderd door de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014.

 

57.11 Wro-zone - wijzigingsgebied 9

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 9' de bestemming ‘Wonen’ wijzigen in de bestemming ‘Maatschappelijk’’ als bedoeld in artikel 14, met dien verstande dat:

  1. de bestaande woningen Soester Hoogt 4 en Soester Hoogt 6 gehandhaafd blijven;

  2. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor het realiseren van een woonzorgvoorziening in de bestaande woningen als genoemd onder a en in een uitbreiding van de bestaande bebouwing;

  3. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 20% van de netto vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing;

  4. de woonzorgvoorziening maximaal 25 wooneenheden mag omvatten, alsmede een daarbij behorende gemeenschappelijke ruimte met keuken en verblijfsruimte en een daarbij behorende bedrijfswoning;

  5. de uitbreiding voor de woonzorgvoorziening niet hoger mag zijn dan 4 meter. Voor de bedrijfswoning geldt een maximum bouwvlak van 10 x 12 m en een goot- bouwhoogte van 3 meter respectievelijk 7 meter;

  6. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast als uit een onderzoek blijkt, dat er geen significante aantasting ontstaat voor de Ecologische Hoofdstructuur, zulks in overleg met de provincie Utrecht, en wordt voldaan aan de voorwaarden, die in dat kader nodig zijn;

  7. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, als blijkt dat de provincie Utrecht van oordeel is, dat op grond van de Boswet voldoende wordt gecompenseerd;

  8. de noodzakelijke sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken en andere werken bij de woningen Soester Hoogt 4 en 6 als voorwaardelijke verplichting in de regels van het wijzigingsplan wordt opgenomen;

  9. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  10. de aanvrager door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur dient in te gaan op het bepaalde onder f van dit lid. Dit advies is een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder n van dit lid; de bouw- en gebruiksregels van de bestemming ‘Maatschappelijk’ als bedoeld in artikel 14 in acht worden genomen;

  11. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  12. aan een planwijziging uitsluitend medewerking wordt verleend indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  13. de aanvrager aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing dient aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.12 Wro-zone - wijzigingsgebied 10

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 10’ de bestemming ‘Wonen’ wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4, met inachtneming van het volgende:

  1. de bestaande woning wordt de bedrijfswoning;

  2. de bestaande bebouwing met een oppervlakte ter grootte van 215 m2 wordt gesloopt en vervangen door een nieuw bedrijfsgebouw ter grootte van 250 m2 en met een goot- en bouwhoogte van 3 meter respectievelijk 5 meter;

  3. het wijzigingsplan voorziet in een versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels voor het gebied Birkstraat;

  4. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing;

  5. de aanvrager dient door middel van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur in te gaan op het bepaalde onder e en f van dit lid. Dit advies in een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing als bedoeld onder h van dit lid;

  6. aan de planwijziging wordt alleen medewerking verleend, indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  7. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen’;

  8. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.13 Wro–zone - wijzigingsgebied 11

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 11’ de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen', als bedoeld in artikel 34 en 'Tuin’ als bedoeld in artikel 30, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse mag 1 vrijstaande woning met bijbehorende tuin worden gerealiseerd;

  2. het woningvlak mag een breedte hebben van 8 meter en een diepte van 12 meter;

  3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;

  4. de afstand van de voorgevel van de woning tot de wegzijde mag niet minder bedragen dan 8 meter en niet meer dan 18 meter;

  5. de goot- en nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 4 meter respectievelijk 9 meter;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.14 Wro–zone - wijzigingsgebied 12

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 12’ de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen' als bedoeld in artikel 34 en 'Tuin’ als bedoeld in artikel 30, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse mogen 2 woningen met bijbehorende tuinen worden gerealiseerd;

  2. de woningvlakken mogen ieder een breedte hebben van 8 meter en een diepte van 12 meter;

  3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;

  4. de afstand van de voorgevel van de woning tot de wegzijde mag niet minder bedragen dan 8 meter en niet meer dan 18 meter;

  5. de goot- en nokhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 4 meter respectievelijk 9 meter;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.15 Wro–zone - wijzigingsgebied 13

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 13’ de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen' als bedoeld in artikel 34, 'Tuin’ als bedoeld in artikel 30 en 'Verkeer' als bedoeld in artikel 31, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse mogen 3 woningen met bijbehorende tuinen worden gerealiseerd, waarbij maximaal 1 vrijstaande en 2 aaneengebouwde woningen gebouwd mogen worden;

  2. het woningvlak mogen ieder een breedte hebben van 8 meter en een diepte van 12 meter;

  3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;

  4. de afstand van de voorgevel van de woning tot de wegzijde mag niet minder bedragen dan 8 meter en niet meer dan 18 meter;

  5. de goot- en nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 4 meter respectievelijk 9 meter;

  6. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.16 Wro-zone - wijzigingsgebied 14

Verwijderd door de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014.

 

57.17 Wro-zone - wijzigingsgebied 15

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 15’ de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen' als bedoeld in artikel 34 en 'Tuin’ als bedoeld in artikel 30, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse mag 1 vrijstaande woning met bijbehorende tuin worden gerealiseerd;

  2. het woningvlak mag een breedte hebben van 8 meter en een diepte van 12 meter;

  3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;

  4. de afstand van de voorgevel van de woning tot de wegzijde mag niet minder bedragen dan 8 meter en niet meer dan 20 meter;

  5. de goot- en nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 8 meter;

  6. aan een planwijziging uitsluitend medewerking wordt verleend, indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan met een maximaal behoud van zichtlijnen dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.18 Wro-zone - wijzigingsgebied 16

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 16’ de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ wijzigen in de bestemmingen ‘Wonen' als bedoeld in artikel 34 en 'Tuin’ als bedoeld in artikel 30, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse mag 1 vrijstaande woning met bijbehorende tuin worden gerealiseerd;

  2. het woningvlak mag een breedte hebben van 8 meter en een diepte van 12 meter;

  3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;

  4. de afstand van de voorgevel van de woning tot de wegzijde mag niet minder bedragen dan 8 meter en niet meer dan 20 meter;

  5. de goot- en nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 8 meter;

  6. aan een planwijziging wordt uitsluitend medewerking verleend indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  7. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan met een maximaal behoud van zichtlijnen dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.19 Wro-zone - wijzigingsgebied 17

Verwijderd door de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014.

 

57.20 Wro-zone - wijzigingsgebied 18

 

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 18 de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen' als bedoeld in artikel 34, 'Tuin' als bedoeld in artikel 30 en 'Verkeer' als bedoeld in artikel 31, met inachtneming van het volgende:

  1. ter plaatse mogen ten hoogste 4 woningen, vrijstaand en/of twee aaneen, worden gerealiseerd;

  2. het agrarisch bedrijf wordt ter plaatse beëindigd en de bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De beëindiging van het agrarische bedrijf ter plaatse en de sloop van deze gebouwen dient als voorwaardelijke verplichting in de regels van de planwijziging te worden opgenomen;

  3. een woningvlak mag maximaal een breedte hebben van 8 meter en een diepte van 12 meter;

  4. de afstand tussen de woningvlakken en de verkeersbestemming van de Insingerstraat mag niet minder dan 8 meter bedragen;

  5. de afstand tussen de woningvlakken en de nieuwe verkeersbestemming mag niet minder dan 2 meter bedragen;

  6. de afstand tussen de woningvlakken en de overige perceelgrenzen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;

  7. de gronden tussen de verkeersbestemming en voor de voorgevel en tenminste 3 meter achter de voorgevel van de nieuwe woningen krijgen de bestemming ‘Tuin’;

  8. de goot- en nokhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 8 meter;

  9. voor het overige de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen ‘Wonen’ , 'Tuin' en 'Verkeer' in acht worden genomen;

  10. aan een planwijziging wordt uitsluitend meewerking verleend, indien vooraf met de gemeente een anterieure overeenkomst is gesloten;

  11. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen;

  12. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

 

57.21 Wro-zone - wijzigingsgebied 19

Verwijderd door de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014.

 

57.22 Wro-zone - wijzigingsgebied 20

Verwijderd door de reactieve aanwijzing van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014.

 

Artikel 58 Overige regels

 

58.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 59 Overgangsrecht

 

59.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

  1. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a van dit lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 59.1 onder a met maximaal 10%;

  2. het bepaalde in lid 59.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

59.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 59.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 59.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. Het bepaalde in lid 59.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

59.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor de gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende:

  1. deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als burgerwoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegenen, die het gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als burgerwoning;

  2. Als bestaande gebruiker worden aangemerkt de persoon/personen, die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Soest als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.

 

59.4 Objectgebonden overgangsrecht

 

In afwijking van het bepaalde in artikel 53, lid 2 onder d is permanente bewoning van een object zoals deze is opgenomen in bijlage 11 van de planregels (Inventarisatie permanente bewoning – objectgebonden) toegestaan onder voorwaarde dat:

  1. Het objectgebonden overgangsrecht uitsluitend van toepassing is op de huidige locaties;

  2. Indien langer dan 1 jaar aaneengesloten geen gebruik wordt gemaakt van het recht om het object permanent te bewonen, vervalt dit recht.

 

59.5 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen Burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 60 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied'.

Postadres:
Postbus 2000
3760 CA Soest
Telefoon: (035) 6093411
E-mail: postbus2000@soest.nl