4.3 Externe Veiligheid
Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. In het projectbesluit dient bepaald te worden of de (nieuwe) planologische invulling van het gebied verantwoord is op het aspect externe veiligheid. Er moet beoordeeld worden of de beoogde functie mogelijk is, gezien de activiteiten in de omgeving. Deze externe veiligheidsrisico’s kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- (Bevi) inrichtingen
- Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
- Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Naast het onderscheid in kwetsbaar en beperkt kwetsbaar wordt er ook onderscheid gemaakt tussen plaatsge-boden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Bij groepsrisico is geen contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp.
Voor groepsrisico is er geen grenswaarde, maar een richtwaarde (10-6 per jaar). In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is deze verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Er zal zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met deze richtwaarde. Afwijken van de richtwaarde zal grondig moeten worden gemotiveerd.
4.3.1 (BEVI) Inrichtingen
De regelgeving omtrent externe veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op 8 september 2004 is een ministeriële regeling in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven. Vervolgens is op 27 oktober 2004 het BEVI in werking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaardbaar) beschermingsniveau te bieden.
De provincie Utrecht beschikt, net als elke andere provincie, over een risicokaart. Door de kaart te raadplegen, kan voor de betreffende locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen zijn die in het kader van de externe veiligheid beschikken over een risicocontour. Uit raadpleging van de risicokaart van de provincie Utrecht (zie afbeelding 3) blijkt dat er geen BEVI-inrichting aanwezig is in de omgeving van het plangebied.
Afbeelding 3 - Uitsnede risicokaart provincie Utrecht
Conclusie
Voor de beoordeling of in de omgeving inrichtingen aanwezig zijn die van invloed zijn op het plangebied, is de risicokaart van Utrecht geraadpleegd. De risicokaart toont aan dat er geen BEVI-inrichting in de omgeving van het plangebied is gesitueerd. Derhalve vormen BEVI-inrichtingen in het kader van externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig plan.
4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen wordt nieuw beleid ontwikkeld, dat zich in een vergevorderd stadium bevindt. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buisleidingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistoffen in 1991). Er wordt een nota Buisleidingen ontwikkeld ter vervanging van het Structuurschema buisleidingen en een AMvB ter vervanging van de circulaires.
Conclusie
Voor de beoordeling of er buisleidingen in de omgeving aanwezig zijn, is de risicokaart van de provincie Utrecht geraadpleegd. De kaart toont dat er geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied gelegen zijn. Derhalve vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geen belemmering voor onderhavig plan.
4.3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs; december 1998). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid is uitgewerkt en verduidelijkt.
Bij de toetsing van een bestemmingsplan moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten en in zowel bestaande als in nieuwe situaties.
Volgens de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ dient de gemeente de verantwoording van het groepsrisico zo veel mogelijk direct of indirect vast te leggen in het betreffende bestemmingsplan. In het bestemmingsplan moet een ‘stille’ toename van het groepsrisico zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit is nodig om ook in de toekomstige situatie de veiligheid te kunnen waarborgen en het ontstaan van knelpunten te voorkomen. Eén en ander kan worden vastgelegd door kwetsbare objecten uit te sluiten of indirect bijvoorbeeld door het bepalen van bebouwingshoogten. Voor het groepsrisico is het tevens van belang of het plan voorziet in een zorginstelling, woningen, appartementen of kantoren en waar deze functies in het plan zijn gelegen.
Weg
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
Water
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
Spoor
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
Conclusie
Nabij het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Derhalve vormt externe veiligheid geen belemmering voor onderhavig plan.