| Plan: | Steilrand achter Rijksstraatweg 238 t/m 260 te Elst (Ut.). |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0340.BPSteilrandElst-ON01 |
Bij de herziening van het bestemmingsplan “Kern Elst 2012” is aan de steilrand gelegen achter de percelen Rijksstraatweg 238 t/m 260 in Elst een woonbestemming gegeven. Vanwege de bijzondere landschappelijke waarde van de steilrand is herstel van de natuurbestemming gewenst. Het geldende bestemmingsplan bevat geen wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een natuurbestemming. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan de Rijksstraatweg 238 t/m 260 in Elst, gemeente Rhenen. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging plangebied in de omgeving (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Rhenen ten oosten van de kern Elst. Het gebied betreft een ruimtelijke scheiding tussen de uiterwaarden van de Nederrijn en de woningen aan de Rijksstraatweg 238 t/m 260 in de vorm van een steilrand. Een gedeelte van de steilrand is in gebruik als tuinen bij de woningen aan de Rijksstraatweg. Ter plaatse van deze tuinen zijn delen van de steilrand verhard in de vorm van bijgebouwen en voetpaden. Het overige gedeelte van het plangebied is wel als natuur ingericht. Bijgevoegde luchtfoto geeft globaal de huidige situatie van het plangebied aan.
Luchtfoto huidige situatie plangebied (bron: Google Maps)
De gemeente heeft de wens om het plangebied weer om te vormen naar de steilrand met natuurkenmerken, zoals de steilrand dat op overige plekken ook is. Door het gebied als natuur te bestemmen is de steilrand beschermd ten behoeve van de natuurwaarden. Voorheen beschikte de locatie net als de overige steilranden in het gebied altijd al over een natuurbestemming. Het huidige gebruik als tuin valt onder het overgangsrecht. Wanneer dit gebruik meer dan 1 jaar wordt gestaakt, vervalt het overgangsrecht en moet de tuin worden omgevormd naar natuur. De aanwezige bebouwing op de steilrand zal wel verwijderd moeten worden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'acute regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt in de gebieden 'Besluitsubvlak rivierbed', 'Stroomvoerend deel rivierbed', 'Romeinse Limes' en 'radarverstoringsgebied' van de SVIR en het Barro. In deze paragraaf worden bovengenoemde aangewezen gebieden uit de SVIR en Ruimte en het Barro toegelicht.
Besluitsubvlak rivierbed en Stroomvoerend deel rivierbed
Het besluitsubvlak rivierbed en stroomvoerend deel rivierbed waarborgen het waterbergend vermogen van de Nederrijn. Ontwikkelingen binnen deze zone moeten worden afgewogen, zodat de functies van de rivier niet belemmerd worden. Met onderhavig plan vinden geen sloop- of bouwwerkzaamheden plaats. Het waterbergend vermogen van de rivier blijft dus onaangetast.
Romeinse Limes
Het plangebied ligt in het besluit-subvlak Romeinse Limes. De Limes was de noordelijke grens van het oude Romeinse rijk. In het gebied zijn voormalige forten, nederzettingen, militaire infrastructuur en scheepswrakken aanwezig. Met het plan worden geen graaf, sloop- of bouwwerkzaamheden uitgevoerd en dus zullen de eventuele overblijfselen van de Limes onaangetast blijven.
Radarverstoringsgebied
Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn. Met onderhavig plan is geen sprake van windmolens en hoge gebouwen waardoor dit aspect geen belemmering vormt voor het plan.
Ladder duurzame verstedelijking
Onderhavig plan voorziet in de ontwikkeling van natuur. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder duurzame verstedelijking is dus niet nodig.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS)
In de PRS beschrijft de provincie het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid. Deels geeft zij uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld.
Met betrekking tot de pijler 'vitale dorpen en steden' heeft de provincie het volgende provinciale belang gedefinieerd: 'Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, behouden we vitale dorpen en steden'
In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 – 2028 (PRS) zijn de volgende provinciale belangen vastgelegd die betrekking hebben op vitale steden en dorpen:
Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)
In de PRV zijn onder andere de regels uit het PRS rechtstreeks overgenomen, waarbij een verduidelijking is gegeven op de wijze van het overnemen van de provinciale regeling in (gemeentelijke) ruimtelijke plannen. De PRV is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Op basis van dit artikel kunnen, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen de bestemmingsplannen (inclusief de uitwerkings- en wijzigingsplannen), besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis van de Crisis en herstelwet. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De volgende artikelen zijn voor deze ontwikkeling van belang:
Planspecifiek
Het plangebied ligt in meerdere aangewezen gebieden van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. Onderhavig voorziet in de omvorming van tuin naar natuur. Dit betekent dat er niet gebouwd mag worden. Met het plan verbeterd de karakteristiek van het buitengebied.
Stedenbouwkundige structuurvisie Rhenen
Op 23 september 2008 heeft de raad van de gemeente Rhenen een stedenbouwkundige structuurvisie vastgesteld, die ten aanzien van woningbouw een perspectief biedt op langere termijn. Belangrijk kenmerk is dat het eindresultaat een ontwikkelingsvisie is die richting geeft van de gewenste bouwinitiatieven, passend bij de schaal en het karakter van de drie kernen Elst, Achterberg en Rhenen. De woningbouwopgave van de gemeente Rhenen, 650 tot 750 woningen in de periode tot 2020, moet op basis van de Stedenbouwkundige structuurvisie gerealiseerd kunnen worden. De visie is een toetsingsinstrument voor individuele bouwaanvragen en een basis voor het opstellen van gebiedsvisies met beeldkwaliteitplannen en (herzieningen van) bestemmingsplannen.
Planspecifiek
In de structuurvisie is de kern van Elst weergegeven door middel van een rode contour. Op bijgevoegde uitsnede van de structuurvisiekaart van Elst is weergegeven dat het plangebied buiten deze contour valt. De steilrand is vanwege de natuurfunctie bewust niet in de bebouwde kom opgenomen. Het toekennen van de natuurbestemming aan het plangebied sluit daarmee aan bij de stedenbouwkundige structuurvisie. Het plangebied heeft binnen de structuurvisie geen specifieke aanduiding.
Uitsnede Stedenbouwkundige structuurvisie Rhenen, plangebied blauw omlijnd (bron: gemeente Rhenen)
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012', vastgesteld op 28 mei 2013. Op navolgende afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven, het plangebied is met blauw aangegeven.
Uitsnede bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen' zonder een bouwvlak. Gronden met een woonbestemming zijn onder andere bestemd voor wonen, tuinen en erven.
Het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze gronden zijn mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Onderhavig plan betreft een omvorming van tuin naar natuur. Het plangebied heeft altijd een natuurbestemming gehad, voordat het kort de woonbestemming heeft gehad. Binnen de bestemming natuur zijn geen gebouwen of structurele verblijfsfuncties toegestaan. Er is geen sprake van het toevoegen van milieugevoelige of -belastende functies en er vinden geen (bodem)ingrepen plaats in het plangebied. Nadere toetsing aan de aspecten bodem, lucht, geluid, geur, milieuzonering, externe veiligheid, water, ecologie, verkeer, cultuurhistorie en archeologie is dus niet noodzakelijk.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen geheel voor rekening van de gemeente. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang. De gemeente Rhenen houdt bij kleinschalige plannen zoals het voorliggende plan geen formele inspraakprocedure.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
Het voorontwerp bestemmingsplan is voorgelegd aan de provincie Utrecht, de Veiligheidsregio Utrecht, Vitens, het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en de GasUnie. De GasUnie heeft een inhoudelijke reactie gegeven in verband met het ontbreken van een dubbelbestemming ten behoeve van de belemmeringstrook van de gastransportleiding ten zuiden van het plangebied. De voorgestelde aanpassingen in de regels en verbeelding zijn overgenomen. De overige instanties hebben aangegeven in te stemmen met het voorontwerp bestemmingsplan. In bijlage 1 is de Nota vooroverleg en inspraak opgenomen, waarin de gemeentelijke beantwoording op de vooroverlegreacties staat.
Op het voorontwerp bestemmingsplan zijn twee inspraakreacties ingediend door omwonenden.
In beide inspraakreacties wordt ingegaan op het gebruik van de gronden van het plangebied na het inwerking treden van voorliggend plan. Als reactie geeft de gemeente aan dat de gronden die nu worden gebruikt als tuin op basis van het overgangsrecht ook in de toekomst als tuin gebruikt mogen blijven, maar dat er geen nieuwe bouwwerken opgericht mogen worden. De inspraakreacties leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. In de Nota vooroverleg en inspraak (bijlage 1) is de volledige gemeentelijke reactie op de inspraakreacties opgenomen.
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.