direct naar inhoud van Bijlage 1 Beleidskader
Plan: Rhenen Stad 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01

Bijlage 1 Beleidskader

1.1 Inleiding

In deze bijlage wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's van de verschillende overheden die relevant zijn voor de stad Rhenen.

1.2 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Nationale landschappen

Rhenen maakt deel uit van het Nationaal Landschap Rivierengebied. In een Nationaal Landschap is sprake van een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen die tot een typisch Nederlands landschap hebben geleid. De unieke kernkwaliteiten van het gebied dienen te worden behouden en versterkt. Dit wil niet zeggen dat er in deze gebieden geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Deze dienen echter de kernkwaliteiten niet aan te tasten, beter nog, zij leveren een bijdrage aan de kernkwaliteiten.


Ruimte voor de Rivier

De PKB Ruimte voor de Rivier dient twee doelen: primair waarborging van voldoende veiligheid en als tweede doel verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij hoort een concreet maatregelenpakket voor de korte termijn en een doorkijk voor de lange termijn. Voor de Rijntakken streeft het Rijk naar een combinatie van maatregelen in het winter- en zomerbed van de rivieren (buitendijks) met dijkverleggingen en stedelijke bypasses. Voor Rhenen is het project Rivierverruiming Middelwaard van belang. De brug bij Rhenen, die deel uitmaakt van de N-weg tussen Ochten en Veenendaal, versmalt de Rijn bij de Middelwaard. De brug werkt als een flessenhals op de rivier: de afvoer van rivierwater kan veel beter. Voor een goede doorstroming met een hogere afvoercapaciteit zal het rivierbed hier worden verruimd.


Natuurbeschermingswet

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijn-gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.


De Uiterwaarden Nederrijn zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Het beschermde deel van de Amerongse Bovenpolder bevat een hoge uiterwaard waar soortenrijke glanshaverhooilanden voorkomen. De overgangen naar de hogere zandgronden zijn van speciale betekenis vanwege de hier voorkomende randen met restanten hardhoutooibos. Belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning). Van enig belang voor enkele soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (ijsvogel). Belangrijk rust- en foerageergebied voor kleine zwaan, kolgans, meerkoet en kievit. Daarnaast van enig belang voor fuut, aalscholver, grauwe gans, brandgans, smient, krakeend, pijlstaart, slobeend, tafeleend, kuifeend, nonnetje, grutto en wulp. Voor de kievit is het één van de belangrijkste pleisterplaatsen.


De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van deze gebieden. Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.


Nota Belvedere

De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De centrale doelstelling van het beleid is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend zal worden voor de inrichting van de ruimte, en dat het rijksbeleid daarvoor goede voorwaarden zal scheppen. De Nota Belvedère richt zich op het in stand houden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit.

1.3 Provinciaal beleid

Structuurvisie 2005-2015

Onder de (vorige) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is het Streekplan 2005-2015 opgesteld. In het Streekplan staat de gewenste ontwikkeling in een gebied of regio. In het Streekplan en de 3 bijbehorende uitwerkingsplannen wegen we de verschillende ruimtelijke functies en maken we keuzes.

Belangrijke onderwerpen in een streekplan zijn bijvoorbeeld de ruimte voor nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen en de bescherming van natuur, landschap en cultuurhistorie.

In het Streekplan worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:

  • Zorgvuldig ruimtegebruik: voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt;
  • Water: water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vormt water een vertrekpunt;
  • Infrastructuur: de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties;
  • Verstedelijking: de provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Daarnaast vormen Veenendaal en Woerden belangrijke opvangkernen. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
  • Landelijk Gebied: het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit, als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.


Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.


Het streekplan streeft onder andere naar de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.

Het streekplan Utrecht is door de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 van rechtswege een structuurvisie geworden.


Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2009 is op 21 september 2009 vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie heeft de bevoegdheid om provinciale belangen veilig te stellen en te realiseren. Eén mogelijkheid hiervan is de Ruimtelijke Verordening. Hierin staan regels waar de gemeente zich bij het maken van bestemmingsplannen aan moet houden. Thema's die hierin aan de orde komen zijn bodem, water, energie, cultureel erfgoed, wonen en werken, verkeer en vervoer, landelijk gebied, landschap, natuur, landbouw en recreatie.


Van belang voor de stad Rhenen zijn de volgende aspecten;

  • Het gehele plangebied ligt in Infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug, het noordwesten tevens in een beschermingszone drinkwaterwinning.

Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de grondwaterkwaliteit met het oog op de drinkwaterwinningen en de kwelstromen naar natuurgebieden beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het grondwaterkwaliteit rekening is gehouden.

Een ruimtelijke plan bevat bestemmingen en regels die het waterwinbelang beschermen bij functiewijzigingen. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het waterwinbelang rekening is gehouden.

  • Het gehele plangebied ligt in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur - Archeologie.

Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden: de cultuurhistorische waarde van het bekende en verwachte archeologisch erfgoed wordt behouden en versterkt. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan. Bij de beschrijving van de verschillende waarden wordt gebruik gemaakt van de in de verordening opgenomen bijlage Cultuurhistorie.

  • Het gehele plangebied ligt in het Landschap Utrechtse Heuvelrug.

Voor het landschap Utrechtse Heuvelrug wil de provincie we de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

1. robuuste eenheid;

2. reliëfbeleving;

3. extreme historische gelaagdheid.

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van Eemland verschillende accenten. Een uitgebreide beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten heeft de provincie opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen.

Bij ontwikkelingen in het landschap van de Utrechtse Heuvelrug vraagt de provincie aandacht voor het in stand houden van het reliëf en voor het in stand houden van het samenhangend boscomplex. Vanwege het reliëf en de overige kwaliteiten van de Heuvelrug willen we in dit gebied geen grootschalige ontgrondingen. Kleinschalige ontgrondingen voor natuurontwikkeling of recreatieve ontwikkeling zijn wel mogelijk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteiten.

1.4 Regionaal beleid

Regionale structuurvisie WERV

De gemeenten in de regio WERV, met daarin de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze vier gemeenten hebben een plan gemaakt voor de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Eerst voor de periode tot 2015 en vervolgens tot 2030. De regionale structuurvisie is in maart 2005 vastgesteld. De visie geeft aan hoe de gemeenten zich tot 2030 op het gebied van wonen en werken willen ontwikkelen. Tot de periode 2015 geldt de afspraak, dat ruimtelijke ontwikkelingen van wonen (en werken) plaats dienen te vinden binnen de in bestaand beleid vastgelegde locaties. Voor wonen wordt daarbij nadrukkelijk ingezet op inbreiding.


In de regionale structuurvisie wordt voor Rhenen genoemd dat het woningprogramma 2002-2015 850 woningen bedraagt.

Voor de gemeente Rhenen is de in de regionale structuurvisie opgenomen ontwikkeling Rhenen-zuidoost van belang. Aan de zuidoostzijde van Rhenen staan diverse ontwikkelingen op stapel: reconstructie van het verkeersknooppunt bij de Rijnbrug, benutting van de zandwinlocatie Vogelenzang, eventuele verplaatsing van bedrijven en sportvelden. Mede door de aanwezigheid van het N.S.- en busstation vormt dit gebied een belangrijke regionale knoop. Functies die er een plaats kunnen krijgen zijn wonen, lichte bedrijvigheid (waaronder kantoren) en (verblijf)recreatie. Belangrijk voor de afzonderlijke projecten is dat ze in een ruimtelijk samenhangend kader worden ondergebracht. De relatie met de omgeving speelt hierbij een grote rol. De ligging aan de Nederrijn stelt bijvoorbeeld hoge eisen aan de inrichting- en beeldkwaliteit. Maar ook de aansluiting op het centrum van Rhenen en op het recreatiegebied van de Grebbeberg vraagt uitdrukkelijk om aandacht.

1.5 Lokaal beleid

Stedenbouwkundige structuurvisie Elst, Achterberg, Rhenen, woningbouwlocaties tot 2020 (2008)

Vanuit deze stedenbouwkundige structuurvisie zijn voor Rhenen stad de volgende ontwikkelingen van belang:

  • Het realiseren van diverse stedelijke ontwikkelingen verspreid door de kern.
  • Het realiseren van een Stadspark rondom de Binnenstad. Dit betreft in feite het herstel en uitbreiding van het huidige Elizabethplantsoen.
  • Aanpak van het centrumgebied. De Benedenstad moet ontwikkeld worden tot een cultureel hart, de Bovenstad moet zich profileren als centrum waar synergie is tussen winkelen, horeca, cultuur en toerisme in de specifieke situatie van Rhenen.
  • Andere thema's uit de visie hebben betrekking op een kwalitatieve verbetering van het verblijfsklimaat in het centrum, het verbeteren van de bereikbaarheid en parkeren, actief vastgoedbeleid, bewaken en verbeteren van het kwalitatief winkelaanbod, nastreven van een concentratie en diversiteit van de horeca door de relatie te versterken met de winkels, een warenmarkt als aanvulling op de detailhandelstructuur en het versterken van het toerisme en cultureel aanbod.
  • Aandacht voor de beeldkwaliteit van de stadsentrees vanaf de N233 en het stationsgebied.

Verkeersstructuurplan
Vanuit het verkeersstructuurplan zijn de volgende punten van belang voor de stad Rhenen:

  • Optimaliseren van de N233 door het aantrekkelijker maken om deze weg te nemen om zo de grootste verkeersafwikkeling van verkeersstromen op zich nemen.
  • Afwaarderen van de N225, waarbij het doorgaande verkeer zo veel mogelijk moet worden geweerd om de leefbaarheid en veiligheid bij de kern Rhenen te verbeteren.
  • Verbeteren van de verbinding tussen Achterberg en Rhenen, waarbij momenteel de provinciale weg en het spoor een barrières voor de bereikbaarheid tussen deze kernen vormt.
  • Realiseren van een OV-poort bij het NS station van Rhenen, vanaf waar de verschillende toeristische mogelijkheden, zoals de Grebbeberg, de Heuvelrug, Ouwehands Dierenpark en de Rhenense binnenstad, goed bereikbaar zijn.

Beleids- en actieplan recreatie en Toerisme (2008)
Vanuit het Beleids- en actieplan Recreatie en toerisme zijn de volgende punten van belang voor de stad Rhenen:

  • Verder versterken relatie Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en de kern Rhenen, mede door de verkeersverbinding tussen de kernen Rhenen en Elst en het Nationaal Park te verbeteren en te versterken.
  • Verder versterken en recreatief ontwikkelen relatie Rhenen met de uiterwaarden van de Rijn. Vanaf diverse punten vanuit de kernen moeten panorama's op en ommetjes door de uiterwaarden mogelijk zijn of worden gemaakt.


Visie Bovenstad Rhenen

Deze visie uit 2006 komt voort uit de indiening van een aantal bouwverzoeken in het gebied die de gemeente graag in een samenhangende visie wil beoordelen. Het is een integraal opgestelde visie die een grondige analyse van het gebied laat zien en op grond daarvan een visie geeft op de ontwikkeling van het gebied. Hierin worden drie deelgebieden onderscheiden: het Plantsoenkwartier, de Straatjes en het Hofkwartier.

In het gebied als geheel wordt ingezet op het bijdragen aan de eigen karakteristiek van de straat en bij de historische uitstraling van het gebied. In het groene Plantsoenkwartier is het creëren van een lint van losse, compacte, villa-achtige elementen langs het park uitgangspunt met vooral wonen of voorzieningen. In de Straatjes gaat het om een knusse, nostalgische en kleinschalige sfeer waar ruimte is voor een mix van kleinschalige functies. Het Hofkwartier is onderdeel van het winkelgebied van de stad. Hier kan vooral worden ingezet op een handhaving en verdere versterking van het bebouwingsbeeld.


Monumenten

Binnen de stad Rhenen komen meerdere monumenten voor. Het gaat om de volgende gemeentelijke monumenten (GM) en rijksmonumenten (RM):

Naam   Adres   Type monument  
Cunerakerk   Kerkplein 1   RM  
Cuneratoren   Kerkplein 3   RM  
molen   Koningin Elisabethplantsoen 3   RM  
stadsmuren   Koningin Elisabethplantsoen/ Keldermanspad   RM  
Oude Raadhuis   Markt 20   RM  
De Brakken   Molenstraat 25-27   RM  
Cuneraheuvel   Cuneralaan   RM  
Herenhuis met koetshuis   Cuneralaan 2 en 4   GM  
Arcade “Delftse school”   Herenstraat 17-19-21   GM  
Voormalig postkantoor   Fred. v.d. Paltshof 35   GM  
Bedrijfsgebouw/woonhuis   Fred. v.d. Paltshof 44   GM  
Dubbelvilla   Herenstraat 84   GM  
Dubbelvilla   Herenstraat 86   GM  
Dubbelvilla   Herenstraat 111   GM  
Dubbelvilla   Herenstraat 113   GM  
Arbeiderswoningen   Kerkplein 4-14   GM  
Voormalige brandweerkazerne   Kerkstr. 2/Rijnstr. 1-3   GM  
Joodse begraafplaats   Lupinestraat   GM  
Villa in chalet stijl   Utrechtsestraatweg 21   GM  
Familiegraf Waller op algemene begraafplaats   Achterbergsestraatweg   GM  

De monumenten zijn in dit bestemmingsplan op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'.

Het Monumenten Inventarisatie Project had als doel om per gemeente de waardevolle gebouwen en andere objecten in woord en beeld te beschrijven, zodat er meer zicht kwam op monumentenzorg en cultuurgeschiedenis. Hieruit zijn zogenaamde MIP-objecten aangewezen, onderverdeeld in drie categorieen. De MIP-objecten van categorie 1 zijn op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek', dit betreft de volgende addressen:

  • Acacialaan 22-24-26;
  • Achterbergsestraatweg 10;
  • Bantuinweg 27;
  • Berkenlaan 1/3/5;
  • Cuneralaan 2/4/6/8/10;
  • Frederik v.d. Paltshof 2-40/2-44, 1-43/1-41;
  • Frederik v.d. Paltshof 15/30/35/46;
  • Grebbeweg 10/12/14/47;
  • Grutterstraat (v/h Koningin Elisabethplantsoen) 17;
  • Herenstraat 2-42 even en 1-47 oneven;
  • Herenstraat 63/69/71-73/84/86/93-95/94/96/111-113;
  • Kerkstraat; Rijnstraat 2 1-3;
  • Koerheuvelweg 3 t/m 3F (voorheen 5);
  • Koningin Elizabethplantsoen 3;
  • Koningshof 1/5-7;
  • Lindenlaan 1/3/5;
  • Markt 20;
  • Rijnstraat 45-59;
  • Stationsweg 2/4/8-10;
  • Utrechtsestraatweg 20;
  • Van Devensterstraat 27;
  • Van Suylenplein 1/2/3/4/5/6/7/8/9/10/11;
  • Verl. Acacialaan 1/3/5;
  • Vreewijkplein;
  • Wilhelminastraat 27;
  • Zandheuvelstraat 1 t/m 27;
  • Zwarteweg 1-3.

Een lijst met alle MIP-objecten binnen de gemeente is opgenomen in Bijlage 3 MIP-lijst.