direct naar inhoud van Artikel 19 Sport
Plan: Rhenen Stad 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPRhenenStad2012-oh01

Artikel 19 Sport

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sporthal en zwembad;
  • b. sportvelden met bijbehorende voorzieningen zoals een clubgebouw, kantine en kleedkamers;
  • c. gymzalen;
  • d. kinderopvang;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen,
    met de daarbij behorende:
  • k. bouwwerken.

19.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
    • 3. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
    • 4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

  • b. Voor het bouwen van dakkapellen op bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de achterzijde of zijgevel niet grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het dakvlak;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
      • De hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen 1,50 meter;
    • 2. voor het bouwen van een dakkapel op bedrijfswoningen aan de voorzijde of zijgevel grenzend aan openbaar gebied gelden de volgende regels:
      • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 m bedragen;
      • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 m onder de daknok;
      • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 m van de zijkant van het dakvlak. Bij hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel gemeten;
      • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 m;
      • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m;
      • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
      • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 3. de bouwhoogte van opvangnetten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

  • d. Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 sub a.1 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte aan gebouwen met maximaal 15% van die oppervlakte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de uitbreiding is aangetoond;
  • b. vergroting geen overmatige verkeersaantrekkende werking heeft;
  • c. de omgevingsvergunning geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  • e. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • f. vergroting van de oppervlakte niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies.