direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Franseweg 14, Elst (Ut.)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPFranseweg14-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De eigenaar van het perceel Franseweg 14 in Elst is voornemens om de agrarische grond aan de achterzijde van zijn woning in gebruik te nemen als tuin. Deze ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Franseweg 14 in het noordoosten van Elst. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPFranseweg14-VA01_0002.png"

Globale ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de rand van de kern Elst aan de achterzijde van de woning aan de Franseweg 14. Bijgevoegde afbeelding geeft dit globaal aan. Aan de noordzijde liggen agrarische gronden die behoren tot het buitengebied. In de omgeving staan voornamelijk woningen. Aan de west- en oostzijde wordt het plangebied begrensd door tuinen.

In de huidige situatie is er een dierenverblijf aanwezig in het plangebied. Het plangebied bestaat verder uit een grasveld en verharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPFranseweg14-VA01_0003.png"

Luchtfoto met plangebied rood omlijnd

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt het plangebied als tuin in gebruik genomen bij de woning aan de Franseweg 14. Aangezien er geen agrarisch bedrijf meer aanwezig is, is het meest doelmatige gebruik van de achter de woning gelegen grond en het aanwezige dierenverblijf een functie behorende bij het wonen. De diepte van de tuin sluit daardoor beter aan bij de diepte van de omliggende tuinen. Het dierenverblijf blijft staan en wordt opgeknapt. Er worden geen woningen toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Aangezien het initiatief slechts de omzetting van een agrarische bestemming naar een woonbestemming ten behoeve van een tuin bij een bestaande woning betreft, is er sprake van een lokale ontwikkeling waarvoor Rijksbeleid niet van belang is. Er wordt in dit hoofdstuk daarom alleen ingegaan op het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS)

In de PRS beschrijft de provincie het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid. Deels geeft zij uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld.

Met betrekking tot de pijler 'vitale dorpen en steden' heeft de provincie het volgende provinciale belang gedefinieerd: 'Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, behouden we vitale dorpen en steden'

In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 – 2028 (PRS) zijn de volgende provinciale belangen vastgelegd die betrekking hebben op vitale steden en dorpen:

  • Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnenstedelijke ontwikkeling.
  • Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
  • Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
  • Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk en vrijetijdsverkeer

Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)

In de PRV zijn onder andere de regels uit het PRS rechtstreeks overgenomen, waarbij een verduidelijking is gegeven op de wijze van het overnemen van de provinciale regeling in (gemeentelijke) ruimtelijke plannen. De PRV is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Op basis van dit artikel kunnen, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen de bestemmingsplannen (inclusief de uitwerkings- en wijzigingsplannen), besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis van de Crisis en herstelwet. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.

Planspecifiek

Het plangebied is in de PRV aangemerkt als 'landelijk gebied'. Binnen dit gebied is verstedelijking toegestaan binnen bebouwingsenclaves of bebouwingslinten, onder de voorwaarde dat de verstedelijking resulteert in verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en dat de belangen van bestaande omringende functies niet onevenredig worden aangetast. Het plangebied maakt deel uit van een bebouwingslint. Door de gronden als tuin in gebruik te nemen, zal de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse worden verbeterd. Er worden geen belangen van de omliggende functies (wonen) aangetast. De voorgenomen verstedelijking is in het plangebied dus toegestaan. Het initiatief past binnen het provinciale beleid.

3.2 Gemeentelijk beleid

Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Rhenen'. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - hoge verwachtingswaarde'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPFranseweg14-VA01_0004.png"

Uitsnede verbeelding 'Buitengebied Rhenen' met plangebied rood omlijnd

Het gebruik als tuin is binnen de bestemming 'Agrarisch' niet toegestaan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestemming binnen het plangebied van 'Agrarisch' omgezet naar 'Wonen', zonder de toevoeging van een woning/bouwvlak.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Voor het initiatief is een bodemonderzoek uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er slechts sprake is van lichte verontreinigingen in het plangebied. Vanwege de aard en mate van de verontreiniging zijn er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het complete rapport is opgenomen in bijlage 1. Op het gebied van bodem is het initiatief uitvoerbaar.

4.1.2 Lucht

Aangezien het slechts gaat om het vergroten van een tuin, leidt het initiatief niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen en draagt daarmee ook 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

Met het initiatief worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet van toepassing. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Het plangebied ligt niet binnen de milieucontour van een milieubelastende functie. Er is daardoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de toekomstige tuin en er worden geen bedrijven in hun bedrijfsvoering beperkt. Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Er worden met het initiatief geen (beperkt) kwetsbare objecten aan het plangebied toegevoegd. Het initiatief is uitvoerbaar op het gebied van externe veiligheid.

4.2 Water

In en in de directe omgeving van het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater. De oppervlakte aan verharding in het plangebied neemt niet toe. Compensatie ten behoeve van de afkoppeling van hemelwater is daarom niet nodig. Het plan is uitvoerbaar wat betreft het aspect water.

4.3 Ecologie

Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied en heeft ook gezien de omvang en aard van de ontwikkeling geen negatieve invloed op beschermde natuurgebieden. Gezien het huidige gebruik van de gronden is het niet aannemelijk dat beschermde soorten zich in het plangebied hebben ontwikkeld. Er worden geen sloten of poelen gedempt en er wordt geen opgaande beplanting verwijderd. Nader onderzoek naar flora en fauna is daarom niet noodzakelijk. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer

Het plangebied wordt in gebruik genomen als tuin bij de woning aan de Franseweg 14. Dit brengt geen toename van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. Ook de parkeerbehoefte verandert niet. Het plan is uitvoerbaar op het gebied van verkeer.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

Er bevinden zich geen cultuurhistorische waarden in of rondom het plangebied. Op het gebied van archeologie geldt er een hoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij een bodemingreep met een oppervlakte groter dan 100 m² of dieper dan 30 cm. Er vinden bij de voorgenomen ontwikkeling geen bodemingrepen plaats. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. De geldende dubbelbestemming voor archeologie en de hoge archeologische verwachtingswaarde blijven behouden voor het plangebied. Op het gebied van cultuurhistorie en archeologie is het plan uitvoerbaar.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

De regels van dit bestemmingsplan zijn afgestemd op de regels van het bestemmingsplan 'Kern Elst 2012' waar de woning aan de Franseweg 14 binnen ligt.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:

  • 'Wonen', waarbij de woonfunctie wordt neergelegd. Er is geen bouwvlak binnen deze bestemming. Bouwregels voor woningen, mantelzorgwoningen en recreatiewoningen zijn niet van toepassing. Voor de regeling van bijgebouwen is aangesloten bij de nieuwe regeling van de gemeente.
  • 'Waarde - Archeologie', ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarde.

Dit plan kent geen noemenswaardige bijzonderheden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang. De gemeente Rhenen houdt bij kleinschalige plannen zoals het voorliggende plan geen formele inspraakprocedure.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Er zijn vooroverlegreacties ontvangen van de Provincie Utrecht, de Veiligheidsregio Utrecht, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Gasunie.

De Provincie Utrecht heeft nadere informatie gevraagd over de reden waarom het dierenverblijf in het plangebied is gerealiseerd, aangezien dit in strijd lijkt met het bestemmingsplan 'Buitengebied Rhenen'. In 1970 is het dierenverblijf middels een vergunning gerealiseerd. Het gebouw is toen aangevraagd als agrarisch bijgebouw. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het dierenverblijf dus niet illegaal is gerealiseerd. Aangezien er geen agrarisch bedrijf meer aanwezig is, is het meest doelmatige gebruik van het bijgebouw een functie behorende bij het wonen. Vandaar dat de voorliggende herziening is opgestart. Daarnaast heeft de Provincie verduidelijking gevraagd over het opnemen van bouwregels, terwijl er geen woning mag worden toegevoegd. Er zijn enkel bouwregels opgenomen voor bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het plangebied zal deel uit gaan maken van het achtererfgebied van de woning, waardoor deze bouwmogelijkheden zijn opgenomen. Naar aanleiding van een opmerking van de Provincie over een in het bestemmingsplan opgenomen artikel over een uitzonderingsregel op het strijdig gebruik ten behoeve van evenementen en dergelijke, is dat artikel verwijderd.

De Veiligheidsregio Utrecht heeft aangegeven dat het plangebied binnen een routering van gevaarlijke stoffen over de Veenendaalsestraatweg (N416) ligt, maar dat er gezien de beperkte vervoersintensiteiten en het ontbreken van (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied geen maatregelen nodig zijn met betrekking tot externe veiligheid. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Gasunie hebben aangegeven geen opmerkingen of aandachtspunten met betrekking tot het bestemmingsplan te hebben.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van donderdag 16 november 2017 tot en met woensdag 27 december 2017. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn tegen het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijzen ingediend.