Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oude Weg 33 te Elst
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0340.BPDeOudeWeg33Elst-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan De Oude Weg 33 te Elst met identificatienummer NL.IMRO.0340.BPDeOudeWeg33Elst-VA01  van de gemeente Rhenen;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
 
1.6 achtergevel:
gevel aan de achterkant van een gebouw;
 
1.7 ambachtelijke bedrijvigheid:
een bedrijf omvattende de vervaardiging en/of bewerking van goederen, uitgezonderd massaproductie, dan wel de verrichting van aanleg- en/of onderhoudswerkzaamheden met de daarbij behorende, dienstbare en ondergeschikte verkoopruimten, zoals bijvoorbeeld het schoenherstellersbedrijf en de kleermakerij, dan wel bijvoorbeeld het glazenwassersbedrijf;
 
1.8 ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten en standplaatsen buiten de markten;
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van een bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
 
1.11 bed and breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een
toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast
ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
 
1.12 bedrijf aan huis:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.13 beroep aan huis:
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
 
1.14 bestaand:
  1. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelders;
 
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;
 
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en aan de verkoop verbonden reparatie;
 
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.29 huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
  1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
 
1.30 inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
 
1.31 mantelzorg:
langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis;
 
1.32 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
 
1.33 openbaar toegankelijk gebied:
openbaar toegankelijk gebied als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
 
1.34 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;
 
1.35 peil:
  1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;
  3. waar geen sprake is van een hoofdgebouw: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het bouwwerk;
 
1.36 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.37 seksinrichting:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel;
 
1.38 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
 
1.39 waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;
 
1.40 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.5 ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en reclameuitingen aan de gevel buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. bed and breakfast;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. wegen en paden;
  3. groen- en parkeervoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bouwwerken.
 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal woningen binnen de bestemming mag maximaal 1 bedragen;
  3. woningen mogen uitsluitend op de hierna aangegeven wijze worden gebouwd:
    1. aaneen, niet-gestapeld;
    2. halfvrijstaand;
    3. vrijstaand;
  4. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  5. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 100% per bouwvlak, tenzij anders is aangeduid;
  6. voor het bouwen van dakkapellen op woningen gelden de volgende regels:
    1. voor het bouwen van een dakkapel aan de achterzijde of aan een zijkant die niet aan openbaar toegankelijk gebied grenst gelden de volgende regels:
  • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 meter en niet meer dan 1 m boven de dakvoet;
  • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 meter onder de daknok;
  • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,50 meter van de zijkant van het dakvlak waarbij in geval van hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel wordt gemeten;
  • bij meer dan één dakkapel moet er een regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 meter;
  • de breedte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van het
  • dakvlak;
  • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 2/3 van het dakvlak;
  • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  1. voor het bouwen van een dakkapel aan de voorzijde of aan een zijkant die aan openbaar toegankelijk gebied grenst gelden de volgende regels:
  • bij een dwarskap moet de afstand van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 3 meter bedragen;
  • de onderzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 meter en niet meer dan 1 meter boven de dakvoet;
  • de bovenzijde van de dakkapel ligt meer dan 0,50 meter onder de daknok;
  • de zijkanten van de dakkapel liggen meer dan 0,90 meter van de zijkant van het dakvlak waarbij in geval van hoekkepers aan de bovenkant van de dakkapel wordt gemeten;
  • bij meer dan één dakkapel moet er regelmatige rangschikking op een horizontale rij zijn met een minimale tussenruimte van 0,50 meter;
  • de breedte van de dakkapel mag niet breder zijn dan 1/2 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 meter;
  • de hoogte van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • de gezamenlijke oppervlakte voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen en andere dakdoorbrekingen mag niet meer bedragen dan 1/2 van het dakvlak.
 
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen het achtererfgebied;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere goothoogte is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere bouwhoogte is aangegeven;
  4. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied mag maximaal 25% van de bij de woning behorende kadastrale percelen bedragen, met dien verstande dat het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 125 m² mag bedragen.
 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel niet meer bedragen dan 1 meter en daarachter 2 meter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
 
3.2.4 Zwembaden
Bij de woningen zijn zwembaden toegestaan, met dien verstande, dat:
  1. per woning maximaal één zwembad is toegestaan;
  2. een zwembad uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning is toegestaan;
  3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  4. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m² bedraagt;
  5. een zwembad niet meer dan 0,2 meter boven het peil mag uitsteken.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Beroep- en bedrijf aan huis
Voor de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis zijn de volgende regels van toepassing:
  1. de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis niet meer bedragen dan 50% van het grondoppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, mits op eigen terrein in extra parkeerplaatsen wordt voorzien zoals is weergegeven in de navolgende tabel:
 
Omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis
 
Aantal extra te realiseren parkeerplaatsen
 
26 - 50 m²
1
51 - 100 m²
2
101-150 m²
3
151-200 m²
4
201 m² of meer
5
 
  1. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn ook toegestaan;
  2. detailhandel en buitenopslag zijn niet toegestaan;
  3. het beroep- en bedrijf aan huis wordt in ieder geval uitgeoefend door de bewoner.
 
3.3.2 Bed and breakfast
Voor het uitoefenen van een bed and breakfast mogen maximaal vijf kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van tien slaapplaatsen, met dien verstande dat:
  1. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  2. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  4. de bedrijfsvoering van de bed and breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  5. aanverwante voorzieningen zoals een speeltuin -met uitzondering van kleinschalige speelvoorzieningen-, stallingsruimte en detailhandel bij de bed & breakfast zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Inwoning
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van het bepaalde in sublid 3.2.1 sub b ten behoeve van inwoning.
 
3.4.2 Bedrijfsactiviteiten categorie 2 bij beroep- en bedrijf aan huis
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 3.3.1 sub c ten behoeve van het vestigen van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten maar die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in categorie 1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Waterstaat - Waterkering

 
 
 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en doeleinden ten behoeve van de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

  1. De bouwhoogte van gebouwen en overige bouwwerken bedraagt ten hoogste de ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezige bouwhoogte.
  2. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voldoen aan de volgende regels:
    1. de bebouwing mag niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering;
    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 onder b voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder wordt gehoord.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het bebossen of anderszins beplanten met diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting en het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
    3. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
      1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    4. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
    5. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    6. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    7. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
    8. het kappen en rooien van houtgewas.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Bij deze beoordeling dient advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder. Bij de beoordeling wordt mede getoetst op natuurlijke en cultuurhistorische aspecten ten aanzien van begroeiing en dijkprofiel. 
  3. Bij de afweging als bedoeld in sub b wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  4. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:
    1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Onderkeldering

Onderkeldering is niet toegestaan.

6.2 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het een gebouw betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 meter, en -indien het een bouwwerk, geen gebouw betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
  1. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  4. het gebruik van de gronden voor paardenbakken en/of tennisbanen;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en seksinrichtingen.

7.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van ambulante handel, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. de in de bestemmingsregels gegeven maten, percentages en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten, percentages en afmetingen;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate worden overschreden, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 meter;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat paden, wegen, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer worden aangelegd;
  5. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer bedraagt dan 30 m²;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
  6. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen, en
    toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  7. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 meter;
    4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 meter te bedragen;
    5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de woning bedraagt niet meer dan 15 meter;
    6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
  8. het bepaalde in 9.1 onder d en toestaan dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van paardenbakken en/of tennisbanen.
 
Bij de toepassing van de bevoegdheid tot omgevingsvergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen
inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

 

9.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.  

Artikel 10 Algemene procedureregels

 

10.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is, met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

10.2 Procedure afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. 
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan De Oude Weg 33 te Elst.