direct naar inhoud van Artikel 4 Waarde - Archeologie - 7
Plan: Bergweg 4a
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPBergweg4a-oh01

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 7

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, bestemd voor doeleinden ter bescherming en velligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, met dien verstande dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en het bepaalde in artikel 3 de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7' prevaleert.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.

4.2.2 Uitzonderingen

Lid 4.2.1 is niet van toepassing op omgevingsvergunningaanvragen die betrekking hebben op plangebieden die niet groter zijn dan 500 m² of omgevingsvergunningaanvragen waarbinnen de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor afwijking wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.

4.3.2 Onderzoek

De afwijking als bedoeld in lid 4.3, sub 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.

4.3.3 Maatregelen

Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3, sub 4.3.1, één, of een combinatie van de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht warden van dit plan niet als bosgrond kunnen warden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben warden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • j. het scheuren van grasland;
  • k. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, ontginnen en zodenextractie.
4.4.2 Uitzonderingen

Lid 4.1, sub 4.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • b. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op plangebieden die niet groter zijn dan 500 m² of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 30 cm ander maaiveld wordt geroerd.
4.4.3 Toetsing

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid kan slechts worden verleend indien:

  • a. door die werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen warden verkleind; en
  • b. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep gelden normen is overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
4.4.4 Maatregelen

Voor zover de in lid 4.1, sub 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.1, sub 4.4.1, één, of een combinatie van de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen warden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988; of
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.5 Uitzonderingen

Het in lid 4.1, sub 4.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • b. warmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4.4.6 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 4.1, sub 4.4.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.