direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Munnikenweg 155
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Munnikenweg 155 is een groentechniekbedrijf aanwezig welke gericht is op de verkoop, het onderhoud en de reparatie van bos-, tuin- en parkmachines. Het betreffen voornamelijk kleinere machines, zoals kettingzagen, bladblazers, zitmaaiers, heggenscharen en reinigingsmachines. Door de groei van het bedrijf is de werkplaats te krap geworden om de reparaties aan de verschillende machines goed uit te kunnen voeren. Verder is ook de showroom van het bedrijf te klein. Momenteel worden de goederen op twee locaties binnen de bestaande gebouwen tentoongesteld. Het bedrijf wil het assortiment uitbreiden, echter is daar in de huidige situatie geen ruimte voor. Vanwege deze huisvestingsproblemen is het bedrijf voornemens de werkplaats uit te breiden en een nieuwe showroom te realiseren. Hier is een nieuw bestemmingsplan voor nodig. Tevens is de bestaande situatie op het perceel niet passend bestemd binnen het geldende bestemmingsplan. Ook hiervoor is een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.2 Ligging en begrenzing

De Munnikenweg 155 is gelegen in het buitengebied van Renswoude, praktisch tegen de kern van Veenendaal. De dorpskern van Renswoude ligt op ruim 3,5 km ten noorden van het perceel. Kadastraal is het perceel bekend als gemeente Renswoude, sectie G, nummers 621, 1138, 1139 en 1265. Het plangebied wordt gevormd door het genoemde perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0001.jpg"

Ligging in omgeving

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', in combinatie met de reparatieherziening daarvan: het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening'. Het bestemmingsplan Buitengebied 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 5 oktober 2010. De reparatieherziening is vastgesteld op 12 november 2013.

Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen'. Met deze bestemming wordt voorzien in de twee aanwezige woningen op het perceel. Op het perceel zijn twee bouwvlakken aanwezig, waarin per bouwvlak één woning toegestaan is. Bij de woning in het noordelijke deel van het perceel, de Munnikenweg 157 is maximaal 340 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Bij de andere woning, de Munnikenweg 155 geldt een maximum bebouwd oppervlak van 200 m2 voor bijgebouwen en overkappingen.

Op het perceel rust verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Met deze bestemming is de grond, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0002.jpg"

Uitsnede plankaart met globaal in rood omkaderd het plangebied

De geldende bestemmingsplannen voorzien niet in een uitbreiding van het aanwezige bedrijf op het perceel. In het aanwezige groentechniekbedrijf wordt in het geheel niet voorzien, hoewel al sinds 1965 bedrijfsactiviteiten vergund zijn. Met de bestemming Wonen is de grond namelijk in hoofdzaak bestemd voor wonen, daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. In de huidige situatie is er geen sprake van een aan-huis-gebonden beroep of van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ten tweede wordt het maximum bebouwd oppervlak van het zuidelijkoostelijke deel van het perceel overschreden wanneer het beoogde nieuwe bedrijfsgebouw gerealiseerd wordt. Om de huidige en nieuwe situatie passend te bestemmen is een functieverandering nodig naar de bestemming 'Bedrijf' en waarmee ook de bouwmogelijkheden vergroot wordt. Hier is dan ook een nieuw bestemmingsplan voor nodig.

1.4 Leeswijzer

Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:

  • 1. Stad en land gezond.
  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust.
  • 3. Duurzame energie.
  • 4. Vitale steden en dorpen.
  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar.
  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur.
  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.

De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

2.2 Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht

De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met -de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Watersysteem

Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een gebied gezoneerd als 'overstroombaar gebied' en deels 'vrijwaringszone regionale waterkering'.

Artikel 2.8 bepaalt over de vrijwaringszone regionale waterking het volgende:

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Vrijwaringszone regionale waterkering bevat bestemmingen en regels die de waterkerende functie beschermen en voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering.

Artikel 2.10 bepaalt over overstroombaar gebied het volgende:

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Overstroombaar gebied bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.

Toetsing

Vrijwaringszone versterking regionale waterkering: de omgevingsverordening geeft als toelichting aan dat voor de vrijwaringszone een breedte van 30 meter in algemene zin voldoende ruimte biedt voor versterking of reconstructie van de regionale waterkering. De beoogde nieuwe ontwikkelingen op het plangebied bevinden zich op meer dan 35 meter afstand vanaf de waterkering. In de beschermingszone wordt met dit bestemmingsplan niet in gebouwen voorzien. Deze afstand is daarmee voldoende om de waterkering te beschermen. Tevens is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de waterkering.

Overstroombaar gebied: het plangebied is binnendijks gelegen en er is geen sprake van vitale objecten, woonwijken of bedrijventerreinen. Derhalve hoeft geen rekening gehouden te worden met overstromingsrisico's.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 1' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en daarbij nader aangeduid als 'militair erfgoed'. Van artikel 7.7 zijn daarom de volgende bepalingen relevant:

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur wordt rekening gehouden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en worden regels gesteld ter bescherming en benutting van deze waarden
  • 2. Als waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur gelden de kernkwaliteiten, bedoeld in de Bijlage 14 Cultuurhistorie bij deze verordening, voor de volgende gebieden:
    • a. de Historische buitenplaatszone, die bestaat uit de deelgebieden Stichtse Lustwarande, Langbroekerwetering, Vecht, Amersfoortseweg (Wegh der Weegen), Laagte van Pijnenburg, Valleilandgoederen, Amelisweerd, Kasteel de Haar, Landgoed Linschoten, Maarsbergse Flank en Prattenburg-Remmerstein;
    • b. het Militair erfgoed, dat bestaat uit de deelgebieden Nieuwe Hollandse Waterlinie, Oude Hollandsche Waterlinie, Grebbelinie en Soesterberg en omgeving;
    • c. het Agrarisch cultuurlandschap, dat bestaat uit de deelgebieden Lopikerwaard, Kockengen-Kamerik-Zegveld, Westbroek, Linschoten, Ronde Venen, Soester Eng, Cope-ontginningscomplex Hei- en Boeicop e.o. en Zouweboezem;
    • d. de Historische infrastructuur, die bestaat uit de deelgebieden Route Impériale, Via Regia en Wegh der Weegen; en
    • e. de Archeologisch waardevolle zone, die bestaat uit de deelgebieden Utrechtse Heuvelrug, Limes en Dorestad.
  • 3. De motivering van een bestemmingsplan bevat:
    • a. een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden; en
    • b. een beschrijving en motivering van de wijze waarop rekening is gehouden met deze waarden.


Hierbij gaat het voor het plangebied om de waarden van het militaire erfgoed dat gevormd wordt door de Grebbelinie. De waarden hiervan worden als volgt omschreven:

De Grebbelinie is een zestig kilometer lange waterlinie, gelegen in de Gelderse Vallei tussen de voormalige Zuiderzee en de Nederrijn. De linie is vanaf het midden van de achttiende eeuw aangelegd om de vijand uit het oosten te weren. De Grebbelinie is een samenhangend verdedigingsstelsel van liniedijk, keerkaden, aarden verdedigingswerken, sluizen, waterlopen, inundatie- en schootsvelden. In 1939/40 is de linie versterkt met loopgraven, tankgrachten en kazematten om een Duitse aanval uit het oosten tegen te houden. De hoofdweerstandslijn, gevormd door het Valleikanaal met liniedijk en de Eem boven Amersfoort, werd toen uitgebreid met een voorpostenlijn en een stoplijn als achterste begrenzing. In 1944/45 is door de Duitse bezetter de ‘Pantherstellung’ deels op de Grebbelinie aangelegd. De verdediging in de breedte is uniek aan deze linie. De forten markeren de plaats van de linie in het landschap, zij liggen op strategische plekken, gebouwd ter verdediging van een acces, zoals (spoor)wegen en stroomruggen. De openheid van de voormalige inundatiegebieden versterkt de beleving van de linie. De Grebbelinie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig en manifesteert zich als een groen lint door het landschap.

Toetsing

Dit bestemmingsplan voorziet in een toename van de bestaande bouwmogelijkheden. Er wordt 167 m2 aan bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt en er komt een nieuw bedrijfsgebouw van 258 m2. De structuur van het landschap wordt hierbij niet aangetast en de landschappelijke inpassing van het perceel wordt verbeterd. De nieuwe bebouwing wordt op het bestaande, bebouwde perceel gerealiseerd. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen negatieve invloed op de waarden van de Grebbelinie en het bijbehorende landschap.

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap kaart 2' is het plangebied gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Landschap bestaat uit Landschap Eemland, Landschap Gelderse Vallei, Landschap Groene Hart, Landschap Rivierengebied en Landschap Utrechtse Heuvelrug.
  • 2. De kernkwaliteiten zijn per gebied vastgelegd in de bijlage Bijlage 15 Kernkwaliteiten Landschap bij deze verordening..
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in Landschap bevat:
    • a. bestemmingen en regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten; en
    • b. geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:

  • 1. rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • 2. Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • 3. Grebbelinie;
  • 4. overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de herbestemming van een bestaand woonperceel waar de bedrijfsvoering onveranderd blijft. De hoeveelheid bebouwing neemt lichtelijk toe. Van de genoemde kernkwaliteiten is alleen de landschappelijke kleinschaligheid en het stelsel van beken, griften en kanalen aan de orde.

De kleinschaligheid wordt in het plan onder andere versterkt door perceelsrandbeplantingen aan te brengen langs de oostzijde van het perceel. Het Valleikanaal, welke ten zuiden van het plangebied loopt, zal met onderhavige ontwikkeling niet onevenredig aangetast worden. Er wordt met het waterschap samengewerkt om de huidige stuw in het Valleikanaal te vervangen en een vistrap te realiseren die geprojecteerd is op de grond van de initiatiefnemer.

Wonen, werken en recreëren

Op de kaart 'wonen, werken en recreëren' is het plangebied gelegen in een gebied aangewezen as kernrandzone. Artikel 9.8 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Kernrandzone kan ten behoeve van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • a. de verstedelijking gaat gepaard met versterking van de ruimtelijke kwaliteit die in een redelijke verhouding staat tot de aard en de omvang van de verstedelijking, tenzij de verstedelijking betrekking heeft op kernrandactiviteiten;
    • b. de verstedelijking is ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar en wordt, met uitzondering van windenergie en zonnevelden, in aansluiting op stedelijk gebied gerealiseerd, of in samenhang met overige verstedelijkte structuur;
    • c. tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is geborgd; en
    • d. omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt op welk gebied deze toepassing betrekking heeft en dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. De onderbouwing bevat ook een beschrijving van de in het plangebied voorkomende ruimtelijke kwaliteit en de wijze waarop met het versterken daarvan is omgegaan. Hierbij wordt aangegeven hoe de verstedelijking aansluit op de ruimtelijke en landschappelijke structuur. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de onderbouwing.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging en een nieuw, vervangend bedrijfsgebouw. Dit gaat gepaard met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Zo neemt het verhard oppervlak per saldo af, aangezien de bebouwing op de onverharde gronden gesloopt zal worden. Het nieuwe gebouw zal gesitueerd en geclusterd worden op het verharde oppervlak, nabij de overige bestaande bebouwing. Het perceel sluit aan op het bestaande stedelijke gebied van Veenendaal en met de beoogde veranderingen wordt de bedrijfsbouwing meer in de nabijheid van de kern van Veenendaal gesitueerd. De ontwikkeling is ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar en omliggende functies zullen niet onevenredig geschaad worden. In paragraaf 3.2 wordt ingegaan op de beoogde beeldkwaliteit van de nieuwe situatie.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.

2.3 Omgevingsvisie Renswoude 2018-2030

De gemeenteraad van Renswoude heeft op 3 juli 2018 de “Omgevingsvisie Renswoude 2018-2030” vastgesteld. Het doel van deze Omgevingsvisie is het creëren van een strategische visie voor de langere termijn voor de hele fysieke leefomgeving van Renswoude. De Omgevingsvisie moet antwoord geven op de vraag: Hoe ziet Renswoude er in 2030 uit?

In de omgevingsvisie van Renswoude worden de volgende doelen beschreven:

  • Saamhorigheid, sociale cohesie en veiligheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit en gezondheid;
  • Energietransitie;
  • Bereikbaarheid.

Aan de hand van de gestelde doelen heeft de gemeente een viertal thema's gekozen waarvan zij denken dat ze, samen met de inwoners en andere stakeholders, een gericht toekomstbeeld kunnen schetsen voor Renswoude in 2030. Het betreft de volgende thema's:

  • Wonen;
  • Werken;
  • Voorzieningen;
  • Buitengebied.

Hoewel het plangebied feitelijk in het buitengebied van Renswoude ligt, ligt het praktisch tegen/in de bebouwde kern van Veenendaal. Derhalve is alleen het thema 'Werken' relevant. Bij dit thema beschrijft de omgevingsvisie onder andere dat wanneer blijkt dat lokale ondernemers meer ruimte nodig hebben, de gemeente zich inspant om uitbreiding te realiseren. Verder wordt beschreven dat bij revitalisering of nieuwvesting ten alle tijde getoetst wordt aan aspecten als gezondheid en (externe) veiligheid, geluid, geur etc. Ook wil de gemeente de ondernemers uitdagen om samen te werken aan toekomstbestendige bedrijventerreinen, waaronder door het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit en energietransitie, waaronder zonnepanelen.

Toetsing

Het initiatief is in overeenstemming met de toegezegde inspanning van de gemeente om uitbreiding te realiseren. Het aanwezige bedrijf heeft namelijk te weinig ruimte binnen de aanwezige bedrijfsbebouwing en wil daarom nieuwbouw plegen. In hoofdstuk 4 wordt het initiatief getoetst aan de verschillende milieuaspecten. Verder wordt er met de plaatsing van zonnepanelen een bijdrage geleverd aan de energietransitie en met de nieuwe landschappelijke inpassing wordt de ruimtelijke kwaliteit op het perceel verbeterd.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming met de omgevingsvisie van de gemeente Renswoude.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

3.1.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten zuiden van het dorp Renswoude. Het landschap ten noorden en oosten is voornamelijk te typeren als slagenlandschap. Dit landschap kenmerkt zich aan de langgerekte strokenverkaveling, voornamelijk ingericht als weide. Bij een aantal percelen in de directe omgeving van het plangebied is perceelsrandbeplanting aanwezig. Op deze gronden is het grondgebruik voornamelijk agrarisch.

Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich de bebouwde kern van Veenendaal. Ten oosten van het plangebied is een bedrijventerrein aanwezig en ten zuiden een woonwijk, Veenendaal-West. Op circa 350 meter ten noorden van het plangebied loopt de snelweg A12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0003.jpg"

Luchtfoto omgeving met het plangebied globaal in rood omkaderd

3.1.2 Plangebied

De Munnikenweg 155 gelegen aan een lokale ontsluitingsweg, die het buitengebied ten westen van Overberg verbindt met de kern van Veenendaal. De Munnikenweg is aan de oostzijde aangesloten op de Rondweg-West en heeft ten noorden van het plangebied een T-splitsing met de Kooiweg. Ten zuiden van het plangebied is het Valleikanaal aanwezig. De bedrijfsbebouwing staat op enkele meters afstand van de weg.

Binnen het plangebied zijn twee geschakelde woningen aanwezig, waarvan de noordelijke woning in gebruik is voor de huisvesting van arbeidsmigranten (maximaal 18 arbeidsmigranten). Verder staan er in totaal zes bedrijfsgebouwen op het perceel. Ten noordwesten van de woningen staan drie bedrijfsgebouwen en een bijgebouw met een totale oppervlakte van 346 m2. Deze gebouwen worden onder andere gebruikt voor opslag en stalling. Ten zuidwesten van de woningen is, op grondgebied van de gemeente Veenendaal, een klein schuurtje aanwezig met een oppervlakte van 21 m2. De overige twee bedrijfsgebouwen, waaronder de huidige showroom en werkplaats, staan ten zuidoosten van de woningen. Gezamenlijk hebben deze gebouwen een oppervlak van circa 200 m2.

Verder is de erfinrichting eenvoudig en functioneel. Er is een eigen oprit en voldoende parkeergelegenheid op de aanwezige bestrating, zowel voor de bewoners als de bezoekers. Aan de westzijde binnen het plangebied is gazon/weide aanwezig. Verder staat deels een hek rond de perceelsgrens en bij de overige de perceelsranden zijn hagen en bomenrijen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0004.jpg"

Luchtfoto van het plangebied globaal in rood omkaderd

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0005.jpg"

Aanzicht vanaf de Munnikenweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0006.jpg"

Aanzicht vanaf het kruispunt Munnikenweg - Kooiweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0007.jpg"

Aanzicht vanaf de Kooiweg

3.2 Nieuwe situatie

Bedrijfsbestemming

Hoewel het plangebied een woonbestemming heeft, en er ook twee woningen aanwezig zijn, wordt het perceel niet alleen gebruikt voor het woningen. Het plangebied wordt namelijk gebruikt door en voor het aanwezige bedrijf en de woningen fungeren dan ook als bedrijfswoning. Het gebruik voor bedrijfsmatige activiteiten valt onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan. In 1965 is namelijk een vergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsgebouw, wat nu nog door het groentechniekbedrijf in gebruik is.

De wens van de initiatiefnemer is dan ook dat het perceel een nieuwe bestemming krijgt die recht doet aan het huidige gebruik en die toekomstbestendig is. Concreet is het dan ook gewenst dat het plangebied een bedrijfsbestemming krijgt. Deze bestemming doet namelijk recht aan het huidige gebruik. Binnen die bedrijfsbestemming kunnen de huidige, reguliere woningen bestemd worden als bedrijswoningen.

Uitbreiding

Mede door de groei en ontwikkeling van het bedrijf heeft initiatiefnemer, naast de bestemmingswijziging, ook de wens een nieuwe showroom annex serviceafdeling te realiseren. Dit moet meer ruimte gaan bieden aan de reparatiewerkzaamheden die het bedrijf uitvoert. De huidige werkplaats is namelijk te krap geworden om reparaties altijd vlot en doelmatig uit te kunnen voeren. Ook moet het nieuwe gebouw een oplossing gaan bieden voor de huidige showroom van het bedrijf. Ook deze ruimte is nu te klein, waardoor de producten nu in twee verschillende gebouwen tentoongesteld worden.

Buiten beide woningen op het perceel, is binnen het plangebied 544 m2 aan gebouwen aanwezig. Daarnaast is op het perceel, op het grondgebied van Veenendaal, nog een schuurtje aanwezig van 22 m2. Zoals gezegd valt het gebruik van het perceel voor bedrijfsmatige activiteiten onder het overgangsrecht. Als dat gebruik ingepast zou zijn in het geldende bestemmingsplan, ligt het in de lijn van de verwachting dat het perceel een bedrijfsbestemming had gekregen. Vervolgens hadden de aanwezige gebouwen onderscheiden moeten worden in bedrijfsgebouwen en bijgebouwen bij de beide bedrijfswoningen. Van de aanwezige gebouwen kan 157 m2 (een gebouw c.q. houtopslag van 77 m2 bij nr. 157 en 80 m2 bij nr. 155) worden aangemerkt als bijgebouw. De andere gebouwen zouden dan bedrijfsgebouwen zijn geworden, met een totale grootte van 387 m2. Als uitgangspunt heeft dus te gelden dat op het perceel 387 m2 aan bedrijfsgebouwen is toegestaan c.q. kan worden toegestaan op het moment dat het geldende bestemmingsplan herzien moet worden.

De wens is een nieuwe showroom annex serviceafdeling van 258 m2 te realiseren. Met deze oppervlakte is het goed mogelijk een gebouw te realiseren dat voldoende ruimte biedt voor een nieuwe showroom en een nieuwe serviceafdeling. Met de nieuwe serviceafdeling komt er ruimte vrij binnen de bestaande werkplaats. Het nieuwe gebouw dient ook als vervanging van de bestaande showroom en het meest westelijke bedrijfsgebouw, die vervolgens zullen worden gesloopt. Deze beide gebouwen meten in totaal 145 m2. De beoogde uitbreiding met de nieuwe showroom annex serviceafdeling komt daarmee effectief neer op een uitbreiding aan bedrijfsgebouwen van 113 m2. De totale hoeveelheid bedrijfsgebouwen gaat daarmee 500 m2 bedragen.

Op basis van provinciaal beleid kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen een kernrandzone, ten behoeve van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking toestaan. Hierbij geldt wel dat het gepaard moet gaan met een versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de verstedelijking ruimtelijk en landschapplijk goed inpasbaar is, de tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit geborgd is en omliggende functies niet onevenredig geschaad worden. Hierna wordt dit nader toegelicht.

De uitbreiding wordt mogelijk gemaakt door een bijdrage te leveren aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt op basis van de basis van de Menukaart Foodvalley. De tegenprestaties die voor de uitbreiding worden geleverd zijn: de (voor dit plan reeds uitgevoerde) sloop van het schuurtje van 22 m2 dat in de gemeente Veenendaal staat, de plaatsing van zonnepanelen op het nieuwe gebouw en de bevestiging van minimaal twee vleermuiskasten in of aan een gevel van het nieuwe bedrijfsgebouw. Met dat laatste neemt de initiatiefnemer bovenwettelijke maatregelen op het gebied van duurzaamheid en biodiversiteit. Op het nieuwe bedrijfsgebouw zullen zonnepanelen worden geplaatst, zodat op het perceel in de eigen energiebehoefte wordt voorzien. Dit betreft een investering die minimaal 8% bedraagt van de bouwkosten om het nieuwe bedrijfsgebouw te realiseren, voorzover het niet om vervangende nieuwbouw gaat.

Ruimtelijke uitwerking

Voor het nieuwe bedrijfsgebouw is maar een logische plek beschikbaar: ten oosten van de bestaande werkplaats. Hier kan het gebouw een logische toegang krijgen vanaf de openbare weg, evenals een logische aansluiting op het bestaande parkeerterrein. Ook zal het gebouw hier, vanaf de openbare weg, goed herkenbaar zijn als het belangrijkste gebouw op het perceel. Ook blijven de beide woningen goed herkenbaar. Bijkomende voordeel zijn dat eenvoudig een aansluiting te realiseren is op de bestaande werkplaats Op de onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie op het perceel uitgewerkt.

Het nieuwe bedrijfsgebouw zal een goothoogte krijgen van 4 meter en een bouwhoogte van 6 meter. Hiermee wordt aangesloten op de goot- en bouwhoogte van de bestaande werkplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0008.png"

Inrichtingsplan

Landschappelijke inpassing

Op het moment van schrijven wordt gewerkt aan het vervangen van de stuw in het Valleikanaal die ten zuiden van het perceel ligt. Met de realisatie van deze nieuwe stuw, wordt ook een nieuwe vistrap gerealiseerd. Deze vistrap komt als het ware in de huidige voortuin van de woning op nr. 155 te liggen. Langs de Kooiweg is reeds forse laanbeplanting aanwezig. Tezamen met de bestaande beplantingen op het perceel, op de omliggende percelen en langs het Valleikanaal heeft het plangebied reeds een sterk, groen karakter. Daarmee is er relatief weinig aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen voor de landschappelijke inpassing. Wel zal de bomenrij de op het perceel langs het Valleikanaal staat worden doorgezet achter het nieuwe bedrijfsgebouw. De landschappelijke structuur van het kanaal wordt daarmee versterkt. Ook worden op strategische plekken op het perceel enkele solitaire bomen aangebracht en wordt de laanbeplanting langs de Kooiweg aangevuld. Verder worden beukenhagen tussen de openbare weg en het parkeerterrein van het bedrijf en nabij de vistrap. Zo wordt het groene karakter van het perceel verder versterkt en wordt het nieuwe bedrijfsgebouw landschappelijk goed ingepast in de omgeving. Als ecologische maatregel wordt in een 'overhoekje', langs de noordwestelijke perceelsgrens, een vogelbosje aangeplant van circa 160 m². Het inrichtingsplan is hierboven weergegeven en is ook opgenomen als bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Door Hunneman Milieu-Advies Raalte BV is een verkennend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Uit dit onderzoek is voor asbest gebleken dat in de bovengrond matige puinbijmeningen waargenomen zijn. In de bodem is zintuigelijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Bij het bodemonderzoek zijn bij de mengmonsters van zowel de bovengrond als de ondergrond geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden. In het grondwater zijn, met uitzondering van licht verhoogde gehalten aan zware metalen, geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden. De aangetoonde gehalten aan zware metalen overschrijden de streefwaarden, maar blijven beneden de tussenwaarden.

Op basis van de analyseresultaten is door Hunneman geconstateerd dat de actuele bodemkwaliteit afdoende is, en er milieuhygiënisch gezien geen bezwaren zijn voor de voorgenomen nieuwbouw.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Dit plan betreft de functiewijziging naar een milieubelastende functie, namelijk het groentechniekbedrijf. Aangezien het bedrijf zich uitsluitend richt op de kleinere machines, en dus geen vrachtwagens, shovels en tractoren, komt de bedrijfsvoering van het groentechniekbedrijf het best overeen met 'Handel in auto's en motorfietsen, rapratie- en servicebedrijven' uit de VNG-uitgave. Hiervoor geldt milieucategorie 2, met een richtafstand van 10 meter tot een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies zijn de woningen aan het Mahlerpad 15 en 17 in Veenendaal. De kortste afstand, tussen het bedrijfsterrein en de woning aan het Mahlerpad 15, bedraagt circa 30 meter. Er wordt dan ook voldaan aan de richtafstand. Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor onderhavig plan.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Utrechtseweg. Derhalve wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd.

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de Kooiweg en de Munnikenweg. In deze zone wordt niet voorzien in een nieuwe, geluidgevoelige functie. Het betreft enkel het herbestemmen van de huidige situatie op het perceel, het slopen van enkele bedrijfsgebouwen en de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw. Derhalve is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Met dit bestemmingsplan wordt een nieuw bedrijfsgebouw opgericht ten behoeve van de groei van het aanwezige bedrijf. Het groentechniekbedrijf leidt slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2021Munnik155-ow01_0009.jpg"

Uitsnede risicokaart met de locatie van het plangebied in het rood omcirkeld

Uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedsfeer ligt van Bevi-bedrijven en van transportassen van gevaarlijke stoffen. Ten westen en noorden zijn wel twee bedrijven aanwezig waar gevaarlijke stoffen opgeslagen worden. Ten oosten is een tankstation aanwezig. Het plangebied is echter ruim buiten deze risicocontouren gelegen.

Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen die groter zijn dan 1.000 m2 en die dieper gaan dan 30 cm onder maaiveld, dient hier eerst archeologisch onderzoek te worden verricht. In het plangebied wordt echter niet dergelijk grote bodemingrepen voorzien. Het nieuwe bedrijfsgebouw heeft namelijk een oppervlakte van circa 260 m2. Archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig. Middels een archeologische dubbelbestemming is in dit bestemmingsplan geborgd dat bij eventuele, toekomstige ingrepen (boven de ondergrenzen) alsnog archeologisch onderzoek plaats dient te vinden.

4.3 Ecologie

Door Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur is een quickscan naar beschermde soorten en gebieden uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Navolgend worden de uitkomsten van dit onderzoek besproken.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op circa 3,8 kilometer ten noordwesten van Natura 2000-gebied Binnenveld. De hele kern van Veenendaal ligt tussen het plangebied en het Binnenveld. Het betreft bestaande activiteiten, welke door de nieuwe showroom niet zullen wijzigen. Gezien de aard van het plan en de ligging ten opzichte van de Natura 2000-gebieden zijn met zekerheid geen negatieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen en habitattypen. Nader onderzoek of een vergunning Wet natuurbescherming (Wnb) is hiermee niet nodig.

Naast toetsing op Natura 2000 gebied vindt separaat een toetsing plaats op het Nationaal Natuurnetwerk, de voormalige Ecologische hoofdstructuur. Daarnaast zijn gebieden aangewezen met een andere functies dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met de natuur van het Natuurnetwerk en daar functioneel mee samenhangen. In Utrecht is dat de Groene Contour. Het plangebied ligt buiten zowel het NNN als de GC (figuur resp. donker en licht groen). Voor beide geldt geen externe werking. Planrealisatie heeft geen effecten op de natuurwaarden of op de kernkwaliteiten van het GNN en de GO. Verder onderzoek is niet nodig.

Soortenbescherming

Vaatplanten

Rond de te slopen bedrijfsgebouwen en de geplande nieuwbouw bestaat de ondergrond geheel uit bestrating. Er zijn in de huidige situatie geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten. Overigens verdwijnt er door de nieuwbouw verder geen vegetatie. Plan is om de strook langs de oever en achter het nieuwe bedrijfspand in te planten met bomen en/of struiken en daarmee de bedrijfspanden landschappelijk in te passen. Bij verdere realisatie van de plannen is geen sprake van overtreding van art. 3.5 of 3.10 Wnb. Het aanvragen van een ontheffing is voor flora niet nodig.

Amfibieën, reptielen, vlinders en libellen

Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën, reptielen, vlinders, of libellen aangetroffen. Dat is gezien de tijd van het jaar overigens ook niet te verwachten. De te slopen panden en de locatie van de nieuwbouw zijn ongeschikt als leefgebied voor deze soorten. Er zijn daarmee door realisatie van de plannen geen negatieve effecten te verwachten op deze soortgroepen. Een ontheffing hiervoor op basis van art. 3.5 of 3.10 van de Wnb is niet nodig.

Zoogdieren / vleermuizen

De kapschuur en de showroom zijn onderzocht en niet geschikt als verblijfplaats voor beschermde zoogdieren, waaronder vleermuizen. Op basis van de waarnemingen en de lokale situatie verdwijnen bij de sloop met zekerheid geen beschermde verblijfplaatsen. Het aanvragen van een ontheffing op basis van de Wnb is voor vleermuizen niet nodig.

Vogels

Er is geen broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Op basis van waarnemingen tijdens de veldbezoeken, de terreingesteldheid, waarnemingen uit de directe omgeving, bekende verspreidingsgegevens en ervaring is een inschatting gemaakt over mogelijk aanwezige soorten in het gebied. Tijdens het locatiebezoek zijn de volgende soorten in of om het plangebied gezien of gehoord: koolmees en merel. De huismus is bekend vanuit de omgeving, maar zowel de kapschuur als de showroom zijn ongeschikt als nestplaats. Een ontheffing Wnb voor beschermde verblijfplaatsen van vogels is niet nodig.

Ecologische maatregelen

In het onderzoek wordt het advies gegeven om bij de nieuwbouw rekening te houden met de biodiversiteit door bijvoorbeeld het meenemen van een aantal nestplaatsen voor soorten als huismus of vleermuizen. Het plaatsen van één of meer vleermuiskasten aan of in de gevel is kansrijk vanwege de aanwezigheid van het water. Bij eventuele plaatsing de kasten minimaal 3m hoog ophangen en zorgen voor een vrije aanvliegroute, zonder veel verlichting. De initiatiefnemer zal hieraan invulling geven bij de verdere realisatie van het nieuwbouwplan. Zie ook paragraaf 3.2.

4.4 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee specifiek rekening gehouden dit te worden bij het aanpassen van bouwmogelijkheden in het plangebied.

4.5 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Het resultaat van de digitale watertoets is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. Hieruit is naar voren gekomen dat in het plangebied een of meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt. Het waterschap is echter bekend met onderhavig initiatief. Overleg heeft dan ook plaatsgevonden. Het waterschap heeft geadviseerd om op de situatietekening bomen langs te vistrap te verwijderen, aangezien daar nog een onderhoudspad langs komt. Verder heeft het waterschap aangegeven geen opmerkingen te hebben, en geeft een positief wateradvies.

In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak per saldo af. Er worden drie bedrijfsgebouwen van gezamenlijk circa 165 m2 gesloopt. Twee van deze gebouwen zijn gesitueerd op onverhard oppervlak. De sloop van deze gebouwen zorgt derhalve voor een afname van het verhard oppervlak. Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt gesitueerd op het deel van het perceel waar al bestrating aanwezig is, waardoor het verhard oppervlak per saldo niet toeneemt. Voor dit nieuwe gebouw is het uitgangspunt om hemelwater af te voeren richting het Valleikanaal, bij voorkeur oppervlakkig. Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit de twee geldende bestemmingsplannen als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.1 Bedrijf

Met de bestemming 'Bedrijf' krijgt het hele plangebied een passende bestemming. De bestemming krijgt de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groentechniekbedrijf'. Hiermee worden deze gronden in hoofdzaak bestemd voor de reeds aanwezige bedrijfsvoering binnen het plangebied, namelijk de verkoop, het onderhoud en de reparatie van bos-, tuin- en parkmachines.

Binnen deze bestemming wordt voorzien in een bouwvlak. Bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen enkel binnen het bouwvlak gebouwd worden. Hiervoor geldt een maximale bebouwingsoppervlakte van 500 m2. Tevens zijn binnen het bouwvlak twee bedrijfswoningen toegestaan. Dit wordt aangeduid met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Deze bedrijfswoningen zijn reeds aanwezig.

5.2 Waarde - Archeologie - 2

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden hiermee beschermd.

5.3 Overige aanduidingen

Verder is de gebiedsaanduiding Wro - zone wijzigingsgebied overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Utrecht en het waterschap Vallei & Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan het Rijk. Met dit plan zijn geen nationale belangen in het geding zijn. Op het vooroverleg met het waterschap is in paragraaf 4.5 reeds ingegaan. De provincie Utrecht heeft laten weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Het concept van het bestemmingsplan is niet in strijd met de provinciale belangen en regels zoals die zijn opgenomen in de Interim Omgevingsverordening en de Omgevingsvisie.

6.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De initiatiefnemer heeft de omwonenden op verschillende momenten geinformeerd over de (toen) aanstaande bestemmingslanwijziging. Dit heeft geen aanleiding gegeven om tot wijzigingen van het voornemen.

6.3 Ontwerp

Van P.M. tot en met P.M. heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.