direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bekerweg 2-4
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Bekerweg 2 en 4 is een agrarische bedrijfslocatie aanwezig. Het voornemen van de eigenaren is om de bedrijfsvoering (definitief) te staken en om vervolgens de overtollige bedrijfsbebouwing ten noorden van de Bekerweg te slopen. Die sloop dient als compensatie c.q. ruimtelijke kwaliteitswinst voor een andere ontwikkeling; voor de uitbreiding van het niet-agrarisch bedrijf (verkoop en reparatie van tuinmachines) aan de Griftdijk 28 in de gemeente Woudenberg. In dat kader moeten de agrarische bouwpercelen aan de Bekerweg 2 en 4 opgeheven worden. De bebouwing die behouden blijft, waaronder twee bedrijfswoningen, krijgt dan een woonbestemming.

1.2 Ligging en begrenzing

De Bekerweg 2 en 4 zijn gelegen in het buitengebied van Renswoude, ongeveer 700 meter ten noorden van de dorpskern. De percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Renswoude, sectie C, nummers 1509, 2622, 2759, 3514, 1514, 3515 en 3516. Het plangebied wordt gevormd door de genoemde percelen. Dit betreft ook het gedeelte van het perceel ten noorden van de Bekerweg.

Ten zuidoosten van het perceel ligt aan de Ubbeschoterweg een weiland dat ook bij het agrarische bedrijf hoort. Hierop is een bedrijfsgebouw aanwezig, dat ook gesloopt wordt in het kader van het planvoornemen. Hier hoeven echter geen bouwmogelijkheden weggenomen te worden. Het gebouw staat op een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden en is alleen op basis van overgangsrecht toegestaan. Daarom maakt de locatie van dit gebouw geen onderdeel uit van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0002.png"

Ligging in omgeving

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: bestemmingsplan Reparatieherzieing Buitengebied Renswoude. Het bestemmingsplan Buitengebied 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 5 oktober 2010. De reparatieherziening is vastgesteld op 12 november 2013.

Het plangebied heeft de bestemming Agrarisch. Met deze bestemming 'Agrarisch' wordt in grondgebonden agrarische bedrijvigheid voorzien. Met twee bouwvlakken, een ten zuiden en een ten noorden van de Bekerweg, wordt voorzien in bedrijfsgebouwen. De aanwezige bebouwing op het perceel bevindt zich binnen deze bouwvlakken. Met de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt er in voorzien dat binnen de bouwvlakken niet-grondgebonden veehouderij is toegestaan. In het zuidelijke bouwvlak wordt voorzien in twee bedrijfswoningen. In het noordelijke bouwvlak zijn bedrijfswoningen uitgesloten. Verder worden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' naar verwachting aanwezige, archeologische waarden beschermd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0003.png"

Uitsnede plankaart met in rood globaal omkaderd het plangebeid en in oranje aangeduid de locatie van het bedrijfsgebouw op het weiland aan de Ubbeschoterweg

De geldende bestemmingsplannen voorzien niet in het beschreven voornemen tot functieverandering. Het bestemmingsplan bevat wel een wijzigingsbevoegdheid om agrarische bouwpercelen te wijzigen in een woonbestemming. Omdat de beoogde woonbestemming deels buiten het zuidelijke, agrarische bouwvlak ligt en omdat per woning in meer dan 200 m² aan bijgebouwen is voorzien, wordt echter niet voldaan aan de voorwaarden van die wijzigingsbevoegdheid. Er is dan ook een nieuw bestemmingsplan nodig voor het planvoornemen. Ook is een nieuw bestemmingsplan omdat in het plangebied, bij wijze van een bedrijf aan huis, een autorijschool aanwezig is. Om die funtie planologisch goed in te passen, is eveneens een nieuw bestemmingsplan nodig.

1.4 Leeswijzer

Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)

Provinciale Staten hebben in 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRS en de PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast c.q. herijkt. Provinciale Staten hebben de herijking van de PRS en de PRV op 12 december 2016 vastgesteld.

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.

De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld. De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRV zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De PRV geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de PRV ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Verstedelijking

Volgens de PRV is het plangebied gelegen in landelijk gebied. De PRV bevat een verbod op verstedelijking (artikel 3.2) voor het landelijk gebied. Hierop gelden enkele uitzonderingen. Hiermee kan aan een agrarische bedrijfslocatie een nieuwe functie of nieuwe functies worden toegekend. De bijbehorende voorwaarden zijn hieronder schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0004.png"

Toetsing

Met dit bestemmingsplan krijgt het te behouden deel van het agrarische erf een woonbestemming, waarbij geen nieuwe woningen worden geintroduceerd. Dit kan worden toegestaan op grond van artikel 3.10 van de PRV. Hierbij geldt vanuit de PRV geen sloopeis. Wel stelt de PRV daarbij de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw, of, in het geval van een glastuinbouwbedrijf, het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw, en
  • b. de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden of versterkt, en
  • c. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd, en
  • d. een kantoor of bedrijf aan huis is mogelijk indien de omvang van die activiteiten ondergeschikt blijft aan de woonfunctie.

Sub a.

In het plangebied is geen glastuinbouwbedrijf aanwezig. Het agrarische bedrijfsperceel in het plangebied is niet optimaal gelegen en uitgerust voor grondgebonden landbouw. De aanwezige gebouwen zijn niet geschikt voor grondgebonden landbouw en het bouwperceel is te klein voor een hedendaags landbouwbedrijf.

Sub b.

De landschappelijke kwaliteit wordt ter plekke verbeterd door de overtollige bebouwing te slopen. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing blijft hierbij behouden en de landschappelijke kwaliteit wordt verbeterd door de realisatie van een landschappelijk inpassingsplan. In hoofdstuk 3 wordt dit nader toegelicht.

Sub c.

Dit bestemmingsplan leidt niet tot nieuwe belemmeringen voor de omliggende agrarische bedrijven. Het beschermingsniveau van de aanwezige woningen verandert niet. Ook liggen de beide woningen op ruime afstand van de omliggende agrarische bedrijven. De dichtsbijzijnde agrarische bedrijfslocatie betreft de Ubbeschoterweg 14, die op een afstand van meer dan 150 meter ligt tot de woningen in het plangebied. Op de genoemde locatie is overigens geen agrarisch bedrijf meer actief.

Sub d.

In dit bestemmingsplan is voorzien in de mogelijkheid voor een beroep of bedrijf aan huis. Hieraan is een maximum oppervlak verbonden dat borgt dat het ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Tevens is specifiek voorzien in de autorijschool die in het plangebied aanwezig is. Ook deze functie is beperkt van omvang en verenigbaar met de beoogde woonfunctie van het perceel.

Concluderend valt onderhavig bestemmingsplan dan ook onder een uitzondering voor het verstedelijkingsverbod.

Bodem en water

Op de kaart met de naam 'bodem en water' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'overstroombaar gebied'. In artikel 1.13, tweede lid bepaalt de PRV hiervoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘overstroombaar gebied’ bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.

Het plangebied is binnendijks gelegen. Dit wijzigingsplan voorziet niet in kwetsbare en vitale objecten (zoals elektriciteitscentrales en ziekenhuizen) en ook niet in woonwijken en bedrijventerreinen. Voor dit bestemmingsplan behoeft dus geen rekening te worden gehouden met overstromingsrisico’s.

Cultuurhistorie

Op de kaart met de naam 'cultuurhistorie' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en daarbij nader aangeduid als 'militair erfgoed'. Van artikel 1.7 zijn daarom de volgende bepalingen relevant:

  • e. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Cultuurhistorische hoofdstructuur' bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.
  • f. Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Cultuurhistorische hoofdstructuur' bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die leiden tot een onevenredige aantasting van in het plangebied voorkomende waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.

Hierbij gaat het voor het plangebied om de waarden van het militaire erfgoed dat gevormd wordt door de Grebbelinie. De waarden hiervan worden als volgt omschreven:

De Grebbelinie is een zestig kilometer lange waterlinie, gelegen in de Gelderse Vallei tussen de voormalige Zuiderzee en de Nederrijn. De linie is vanaf het midden van de achttiende eeuw aangelegd om de vijand uit het oosten te weren. De Grebbelinie is een samenhangend verdedigingsstelsel van liniedijk, keerkaden, aarden verdedigingswerken, sluizen, waterlopen, inundatie- en schootsvelden. In 1939/40 is de linie versterkt met loopgraven, tankgrachten en kazematten om een Duitse aanval uit het oosten tegen te houden. De hoofdweerstandslijn, gevormd door het Valleikanaal met liniedijk en de Eem boven Amersfoort, werd toen uitgebreid met een voorpostenlijn en een stoplijn als achterste begrenzing. In 1944/45 is door de Duitse bezetter de ‘Pantherstellung’ deels op de Grebbelinie aangelegd. De verdediging in de breedte is uniek aan deze linie. De forten markeren de plaats van de linie in het landschap, zij liggen op strategische plekken, gebouwd ter verdediging van een acces, zoals (spoor)wegen en stroomruggen. De openheid van de voormalige inundatiegebieden versterkt de beleving van de linie. De Grebbelinie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig en manifesteert zich als een groen lint door het landschap.

Dit bestemmingsplan voorziet in afname van bestaande bouwmogelijkheden. De structuur van het landschap wordt hierbij niet aangetast en de landschappelijke openheid rondom het erf wordt vergroot. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen negatieve invloed op de waarden van de Grebbelinie en het bijbehorende landschap.

Landschap

Op de kaart met de naam 'landschap' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Landschap' en daarbij nader aangeduid als 'Gelderse Vallei'. Artikel 1.8 bepaalt daarvoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landschap’ bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap [van de PRV].

Voor de Gelderse Vallei zijn de volgende kernkwaliteiten benoemd:

  • Rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • Grebbelinie;
  • Overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank)

Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de herbestemming van een bestaand, agrarisch bedrijfsperceel, waarbij de hoeveelheid bebouwing afneemt. De genoemde kernkwaliteiten zijn hierbij niet in het geding.

Natuur

Op de kaart met de naam 'natuur' liggen twee kleine gedeelte van het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Natuur Netwerk Nederland'. Artikel 2.4, lid 3 bepaalt daarvoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Natuur Netwerk Nederland’ bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden (...).

Toetsing

De twee gedeelten van het Natuur Netwerk Nederland betreffen twee smalle stroken grond langs de Nederwoudse Beek, die langs de westgrens van het plangebied loopt. Het gaat om een strook ten noorden van de Bekerweg en ten zuiden van het erf in het plangebied. Dit bestemmingsplan voorziet daar niet in wijzigingen. Het onbebouwde, agrarische grondgebruik wordt hier voortgezet. Wel wordt middels een wijzigingsbevoegdheid voorzien in een mogelijkheid om de betreffende gronden een natuurbestemming te geven wanneer daar concreet aanleiding toe is.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de PRV.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Bestaande situatie

3.1.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van het dorp Renswoude. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Even ten zuiden van het plangebied doorkruist de Grebbelinie het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0005.png"

Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood globaal aangeduid

3.1.2 Plangebied

De Bekerweg 2 en 4 zijn direct nabij de kruising van de Bekerweg met de Ubbeschoterweg gelegen. Langs de westkant van het perceel loopt de Nederwoudse Beek. In het plangebied is een agrarisch erf aanwezig. De bebouwing is zowel aan de noord- als zuidzijde van de Bekerweg te vinden. Aan de zuidzijde bevinden zich twee bedrijfswoningen die geörienteerd zijn op de beek. Daarachter bevinden zich, het meest tussen de woningen en de weg, de bedrijfsgebouwen. Ten noorden van de Bekerweg is nog een stal aanwezig, waarvan de lengterichting paralell loopt met de Bekerweg.

Even ten oosten van het plangebied is, aan de Ubbeschoterweg, een agrarisch bedrijf aanwezig. Voor het overige is het plangebied omgeven met weilanden en akkers, waarop relatief weinig perceelsrandbeplantingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0006.png"

Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0007.png"

Het zuidelijke deel van het plangebied, gezien vanaf de Bekerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0008.png"

Bedrijfsbebouwing in het zuidelijke deel van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0009.png"

De stal ten noorden van de Bekerweg

3.2 Nieuwe situatie

De planlocatie kent geen agrarisch gebruik van betekenis meer. De eigenaar wenst de bestaande (voormalige), agrarische bedrijfsbebouwing voor een deel te slopen, dat de beide bedrijfswoningen een woonbestemming krijgen, de resterende bedrijfsgebouwen te hergebruiken als bijgebouwen bij de woningen en voor de aanwezige, kleinschalige autorijschool.

Aanleiding om tot de sloop van bedrijfsbebouwing over te gaan, ligt in een nieuwe ontwikkeling buiten de grenzen van het plangebied. De stal ten noorden van de Bekerweg wordt gesloopt en vervolgens ingezet als sloopmeters. De sloop dient als compensatie c.q. ruimtelijke kwaliteitswinst voor de uitbreiding van het niet-agrarisch bedrijf (verkoop en reparatie van tuinmachines) aan de Griftdijk 28 in de gemeente Woudenberg. Dat bedrijf wil een uitbreiding plegen met 300 m². In het plangebied wordt daarvoor 500 m² gesloopt. Daarnaast zal bij het betreffende bedrijf zelf ook nog 100 m² worden gesloopt. Van het te slopen oppervlak wordt dus maar de helft teruggebouwd. Dit zal via een afzonderlijk bestemmingsplan zijn beslag moeten krijgen.

In totaal is in het plangebied, exclusief de bedrijfswoningen, 1221 m² aan gebouwen aanwezig. Hiervan wordt ten noorden van de Bekerweg 596 m² gesloopt. Daarnaast worden het meest oostelijk gelegen gebouw, dat 62 m² meet, en de onder overgangsrecht vallende veldschuur van 46 m² gesloopt. Dat laatste gebouw is aanwezig op een ongenummerd perceel aan de Ubbeschoterweg, even ten zuidoosten van het plangebied.

Na sloop van de gebouwen kunnen ze dienen als sloopmeters. Hierbij wordt de genoemde veldschuur slechts voor de helft meegeteld omdat deze niet positief bestemd is. Er zijn daar geen bouwmogelijkheden aanwezig in het geldende bestemmingsplan. Dat neemt niet weg dat het om een bestaand gebouw gaat. De sloop hiervan kan ook dan leiden tot een kwaliteitsverbetering. In totaal komt hiermee 681 m² aan sloopmeters beschikbaar (596 + 62 + (46 / 2)). Daarvan zal 500 m² dienen voor de ontwikkeling in Woudenberg. De overige sloopmeters, 181 m², kunnen worden ingezet voor andere, nog te bepalen ontwikkelingen. Deze reservering wordt, na vaststelling van het bestemmingsplan, door de gemeente vastgelegd in een register.

Met de beschreven sloop blijft er, exlusief de bedrijfswoningen, 527 m² aan gebouwen staan. Daarvan mag 76 m², een hooiberg met monumentale waarde, niet worden gesloopt. Al deze gebouwen worden bijgebouwen bij de woningen. Het totale oppervlakte is verdeeld tussen de beide woningen in het plangebied. De woning aan de Bekerweg 2 krijgt 200 m² toebedeeld, de woning aan de Bekerweg 4 de resterende 327 m².

Bij de woning aan de Bekerweg 4 wordt voorzien in meer dan 200 m² aan bijgebouwen. Dat is meer dan in beginsel toegestaan kan worden volgens het gemeentelijke beleid voor het buitengebied. Toch is dit grotere oppervlakte in deze situatie aanvaardbaar. Met dit bestemmingsplan ontstaat in het plangebied een grote ruimtelijke kwaliteitswinst. Door de sloop van de bebouwing ten noorden van de Bekerweg verdwijnt een storend element in het landschap. De hier aanwezige stal staat hier in wezen op een a-typische plek, midden in een weiland en op enige afstand van het erf in he plangebied, gescheiden door de openbare weg. Na de sloop wordt de vrijkomende ruimte weer ingericht als weiland. Ook leidt dit bestemmingsplan tot het verdwijnen van twee agrarische bouwpercelen. De maximale hoeveelheid bebouwing wordt vastgelegd op de te handhaven gebouwen. Verdere verstening van het buitengebied wordt op die manier uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0010.png"

Situatietekening met de te slopen gebouwen

Voor het overige verandert de ruimtelijke situatie in het plangebied niet. Daarom, omdat al diverse opgaande beplantingen aanwezig zijn en omdat de beschreven sloop al tot een aanzienlijke kwaliteitswinst leidt, kunnen verdere maatregelen voor de landschappelijke inpassing van het te handhaven deel van het erf beperkt blijven Aan de straatzijde van het erf, wat de achterzijde is van het erf, is relatief gezien, redelijk wat verharding aanwezig. Om aan dat deel van het erf een meer groene invulling te geven, wordt op de plek van de te slopen schuur een wilde haag c.q. singel aangeplant die bestaat uit gebiedseigen struiken (gelderse roos, hazelaar, meidoorn en vuilboom). Haaks op deze haag worden een drietal bomen aangeplant (eik, linde, iep of noot). Hiermee wordt de landschappelijke inpassing verder verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0339.BP2019Bekerweg2en4-ow01_0011.png"

Landschappelijke inpassing

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe gebouwen waar mensen structureel verblijven. Twee reeds bestaande woningen krijgen een andere bestemming. Bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Dit plan betreft alleen de functiewijziging van twee milieugevoelige functies: de beide woningen in het plangebied. Door deze bedrijfswoningen om te vormen tot burgerwoningen, verandert het beschermingsniveau van de woningen niet. Tot de omliggende, agrarische bedrijven dient een afstand in acht gehouden te worden van minimaal 50 meter. Binnen een afstand van 50 meter tot het plangebied zijn geen agrarische bedrijven aanwezig. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. In het plangebied wordt echter niet voorzien in nieuwe, geluidgevoelige gebouwen. Akoestisch onderzoek kan achterwege blijven.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Het bestemmingsplan voorziet in het toekennen van een nieuwe (woon)bestemming aan twee bestaande woningen en de bijbehorende gebouwen. Daarmee valt dit bestemmingsplan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

4.1.6 Externe veiligheid

Het besluitgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart ligt het plangebied deels in archeologisch waardevol gebied, deels in een gebied met een hoge verwachtingswaarde en deels in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Vanaf bepaalde ondergrenzen, dient hier bij bodemingrepen eerst archeologisch onderzoek te worden verricht. In het plangebied worden echter geen bodemingrepen voorzien. Middels archeologische dubbelbestemmingen is in dit bestemmingsplan geborgd dat bij eventuele, toekomste ingrepen (boven de ondergrenzen) alsnog archeologisch onderzoek plaats dient te vinden.

4.3 Ecologie

Tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde diersoorten. Voorafgaand aan de sloop van de gebouwen in het plangebied zal daarom onderzoek worden uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Voor de aangetroffen soorten dienen dan eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied vormen op voorhand geen bezwaar voor de beoogde ontwikkeling. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. De sloopwerkzaamheden vinden plaats buiten het Natuur Netwerk Nederland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.

4.4 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee specifiek rekening gehouden dit te worden bij het aanpassen van bouwmogelijkheden in het plangebied.

4.5 Waterparagraaf

In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak aanzienlijk af door de sloop van diverse gebouwen. De mogelijkheden voor de infiltratie van hemelwater in de bodem verbeteren daardoor. Voor het overige wijzigt de ruimtelijke situatie in het plangebied niet. Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit de twee geldende bestemmingsplannen als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.1 Agrarisch

Met de bestemming 'Agrarisch' behoudt het gedeelte van het plangebied, dat geen woonbestemming krijgt, een passende bestemming, maar dan zonder bouwvlakken. De gronden worden hiermee in hoofdzaak bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijvigheid. Tevens is beweiding van dieren voor recreatieve of hobbydoeleinden toegestaan. Met deze bestemming wordt niet in gebouwen voorzien.

5.2 Wonen

Met de bestemming 'Wonen' worden de twee bedrijfswoningen in het plangebied als burgerwoning bestemd. De bestemming is toegekend aan de beide woningen, de gebouwen die als bijgebouwen worden hergebruikt, het erf en de tuinen. Binnen de bestemming zijn twee woningen toegestaan. Bij elke woning is, middels een aanduiding op de plankaart, in een specifiek, maximum oppervlakte aan bijgebouwen voorzien. Tevens is voor het perceel Bekerweg 2 in de aanwezige autorijschool voorzien, zijnde een bedrijf aan huis.

5.3 Overige bestemmingen en aanduidingen

Verder zijn de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 3 overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden hiermee beschermd. Ook is de gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' overgenomen. Om technische redenen is daarbij de titel omgezet naar 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid om de gegeven bestemmingen te kunnen wijzigen in een natuurbestemming.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Utrecht en het waterschap Vallei & Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. [P.M.]. Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan het Rijk. Met dit plan zijn geen nationale belangen in het geding zijn.

6.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.

6.3 Ontwerp

Van [P.M.] tot en met [P.M.] heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn [P.M.] zienswijzen ingediend.