direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Fliert 17 en 23 te Achterveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.BP19167-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ter plaatse van de percelen De Fliert 17 en 23 is sinds 2002 een autorestauratiebedrijf gevestigd. Het bedrijf richt zich met name op het restaureren van bijzondere oldtimers. In 2014 is het ter plaatse geldende bestemmingsplan herzien. Bij het vaststellen van dit bestemmingsplan 'Achterveld 2014' is er echter een verkeerde functieaanduiding aan het bedrijf gegeven. De bedrijfseigenaar heeft dit bij de gemeente aangegeven. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente besloten het bestemmingsplan ter plaatse partieel te herzien, en de bestaande situatie op een adequate manier vast te leggen.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in de kern Achterveld op het bedrijventerrein De Fliert. Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de kern Achterveld. Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.BP19167-0401_0001.png"

Ligging plangebied in Achterveld

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.BP19167-0401_0002.png"

Begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Achterveld 2014', vastgesteld door de gemeenteraad van Leusden op 9 juli 2014. Op het perceel rust te bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduidingen 'Bedrijf tot en met categorie 2', 'Bedrijventerrein' en 'Specifieke vorm van bedrijf – garagebedrijf'. Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.BP19167-0401_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Achterveld 2014'

Daarnaast geldt ter plaatse het paraplubestemmingsplan 'Cultureel Erfgoed' waarin de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente worden beschermd. In dit parapluplan heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidsdocumenten. In Hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Ter plaatse van het plangebied bevindt zich een autorestauratiebedrijf. Het bedrijf is ontsloten via De Fliert. Het bedrijf bestaat uit twee bedrijfsgebouwen: één ter plaatse van perceel nummer 23, en de andere ter plaatse van nummer 17. Aan de voorzijde van het bedrijf bij nummer 23 bevindt zich een bedrijfswoning met daaronder een kantoorruimte.

Op onderstaande afbeelding is het beeld vanaf de straat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.BP19167-0401_0004.png"

Plangebied gezien vanaf De Fliert (Bron: maps.google.nl 14-07-2022)

Voor het perceel aan De Fliert 17 is in 2015 een omgevingsvergunning verleend voor bouw, milieu en handelen in strijd met regels RO. Daarmee is het huidige bedrijf vergund.

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie vinden er geen fysieke wijzigingen in het plangebied plaats. Enkel de planologische situatie wordt gewijzigd. Het plangebied wordt voorzien van een correcte aanduiding voor het bedrijf. De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf ' wordt vervangen door de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschade- en autorestauratiebedrijf '.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationala omgevingsvisie

Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020), geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Nationale belangen en vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen beschreven waarop de nationale overheid zich in de NOVI richt. Nationale belangen zijn de inhoudelijke belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.

Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.

Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.

Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda vindt u onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Conclusie
De herbestemming van een bedrijf past binnen het rijksbeleid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens een provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met onderdelen per 1 oktober 2012 aangevuld. Het besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Conclusie
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie

Op 10 maart 2021 is de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. In deze Omgevingsvisie legt de provincie haar integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vast. Dat is inclusief sociale aspecten die fysiek neerslaan, zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan.

De provincie wil dat de provincie Utrecht het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland blijft, ook in 2050. Daarbij staat zij voor een flinke uitdaging: het aantal inwoners, woningen, banen en verplaatsingen groeit fors. Het grondgebied is te klein om al deze ruimtevragers los van elkaar een plek te bieden. De grootste opgave is daarmee de vraag hoe wij de verschillende functies ruimtelijk met elkaar kunnen combineren. Ook zal het nodig zijn om prioriteiten te stellen en keuzes te maken.

Met zeven beleidsthema’s geeft de provincie richting aan de ontwikkeling en de bescherming van de gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 is er een inclusieve en circulaire provincie Utrecht:

  • waarin Stad en land gezond zijn;
  • die Klimaatbestendig en waterrobuust is;
  • waarin Duurzame energie een plek heeft;
  • met Vitale steden en dorpen;
  • die Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar is;
  • met een Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • die een Toekomstbestendige natuur en landbouw heeft.

Deze zeven thema’s vragen om een brede blik. Ze staan niet op zichzelf, maar kennen samenhang en relaties in boven- en ondergrond. Deze worden bezien vanuit het algemene belang, de integrale aanpak en de lange termijn. De zeven thema’s zorgen gezamenlijk voor integrale, toekomstgerichte oplossingen voor de opgaven waarmee de Utrechtse kwaliteiten per saldo worden behouden of versterkt. Dit bereiken we door nieuwe ontwikkelingen te combineren en te concentreren,zorgvuldig om te gaan met de schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Al deze thema’s zijn in verband te brengen met het streven naar een duurzame, circulaire en in alle opzichten gezonde en vitale provincie. Dit betekent dat herbruikbaarheid van grondstoffen en producten ontstaat en dat waardevernietiging en verlies aan biodiversiteit wordt voorkomen. Kortom: met de ambities in deze Omgevingsvisie dragen wij bij aan het verbeteren van de brede welvaart waarbij wij onder brede welvaart zowel de kwaliteit van leven in het hier en nu verstaan, als die van latere generaties of die van mensen elders in de wereld.

Conclusie
De omgevingsvisie vormt geen belemmering voor de aanpassing van het bestemmingsplan.

3.2.2 Interim omgevingsverordening provincie utrecht

Op 10 maart 2021 is, samen met de provinciale omgevingsvisie, de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht vastgesteld. De omgevingsverordening legt de beleidsthema's zoals uitgewerkt in de provinciale omgevingsvisie vast in concrete regelgeving.

Voor dit plan zijn geen specifieke artikelen van toepassing. Er wordt voorzien in een beperkte juridisch planologische wijziging. Er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats als gevolg van deze wijziging.

Conclusie
Het plan past binnen de kaders van het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

In de gemeentelijke Omgevingsvisie is aangegeven dat ten aanzien van bedrijvigheid wordt gestuurd wordt op het behoud van bovenlokale bedrijvigheid. Ook blijft er aandacht voor de lokale ondernemer. Een sterkere ondernemerscultuur ontstaat als bedrijven elkaar meer gaan benutten en als uit deze samenwerkingen en kennisuitwisseling weer nieuwe bedrijvigheid ontstaat. De gemeente wil daarom op meer plekken functiecombinaties en bedrijfsverzamelgebouwen mogelijk maken. De gemeente wil ook de netwerken waarin bedrijven en zelfstandigen opereren versterken, zodat uit deze netwerken nieuwe bedrijvigheid kan ontstaan en meer kansen voor zelfstandigen op werk op te bouwen. De gemeente faciliteert dit door meer werk- en netwerkplekken voor kleine bedrijven mogelijk te maken. Ook het faciliteren van locaties voor meer ambachtelijke bedrijvigheid draagt bij aan de diversiteit en robuustheid van onze werkgelegenheid. Daarom wil de gemeente ruimte maken voor bedrijfskavels voor middelgrote (productie) bedrijven. Met een sterke lokale ondernemerscultuur en een meer divers aanbod aan werkgelegenheid wil de gemeente ook voldoende passend werk vasthouden voor kwetsbare groepen of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een grote(re) diversiteit aan kleine en grote bedrijven maakt de gemeente minder kwetsbaar voor deze groepen.

Dit bestemmingsplan voorziet in de adequate vastlegging van de planologische situatie ter plaatse van een klein bedrijf in Achterveld. Het bedrijf is van een lokale ondernemer waar ambachtelijke bedrijvigheid plaatsvindt. Het initiatief is daarmee passend binnen het beleid van de gemeente. Dit plan faciliteert een lokale ondernemer binnen de gemeente Leusden.

Conclusie
De ontwikkelingen past binnen de uitgangspunten van de omgevingsvisie.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Erfgoed

De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit is in lijn met het Europese Verdrag van Malta.

4.1.1 Archeologie

Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt ter plaatse de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. Het plan voorziet niet in de wijziging van de fysieke situatie ter plaatse. Er wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd en er worden geen gronden geroerd. Archeologische waarden worden niet aangetast als gevolg van deze planherziening. Onderzoek in het kader van archeologie kan achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.1.2 Cultuurhistorie

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', maar heeft geen nadere aanduiding.

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Op de verbeelding hebben de objecten en ensembles die behoudenswaardig zijn de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol'. Tevens zijn op de verbeelding objecten en ensembles met een cultuurhistorische betekenis aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'.

Het plangebied bevat geen cultuurhistorische waarden die behouden of beschermd dienen te worden.

Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Verkeer en parkeren

Het plan voorziet in een adequate vastlegging van de bestaande situatie, die reeds sinds 2002 bestaat. Bovendien is de huidige bestemming ook reeds 'Bedrijf'. Hiermee worden geen nieuwe ontwikkelingen ter plaatse mogelijk gemaakt. Er wordt daarmee niet voorzien in een wijziging in de verkeersstromen of in de parkeerbehoefte. Nader onderzoek naar verkeer en parkeren is niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Als sprake is van realisatie of wijziging van bronnen van luchtverontreiniging, die kunnen leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, is onderzoek noodzakelijk. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
  • projectsaldering wordt toegepast.

Dit plan voorziet in een adequate vastlegging van de bestaande situatie ter plaatse, die reeds sinds 2002 bestaat. Bovendien is de huidige bestemming ook reeds 'Bedrijf'. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. In dit kader is dit plan niet in betekenende mate invloed heeft op de luchtkwaliteit.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.

4.4 Ecologie

Kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland beoordeeld te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

Planspecifiek en conclusie
Het initiatief voorziet niet in de sloop of toevoeging van gebouwen. Er worden geen beschermde soorten of gebieden aangetast als gevolg van dit initiatief. Nader onderzoek is niet nodig.

4.5 Water

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Onderdeel van het waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Gevolg is dat overleg moet plaatsvinden met de waterbeheerder en dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De Watertoets is verankerd in het Bro. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Vallei en Veluwe.

Beoordeling
Dit plan voorziet in een adequate vastlegging van de bestaande situatie ter plaatse, die reeds sinds 2002 bestaat. Bovendien is de huidige bestemming ook reeds 'Bedrijf'. De bebouwingsmogelijkheden wijzigen niet in dit bestemmingsplan. In het kader van deze partiele herziening is evenwel de digitale watertoets uitgevoerd. Het toetsresultaat is opgenomen in Bijlage 1. Uit de watertoets blijkt dat het waterschap geen belang heeft bij deze ontwikkeling. Het initiatief hoeft niet verder met het waterschap te worden afgestemd.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.6 Bodemkwaliteit

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Planspecifiek
Dit plan voorziet in een adequate vastlegging van de bestaande situatie. Er wordt niet voorzien in een nieuwe gevoelige functie in het kader van bodem. Nader onderzoek kan achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.7 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het perceel niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg en/of in de nabijheid van een industrieterrein, is alleen aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.

In de Wet geluidhinder is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van de te realiseren woonbebouwing (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

  • a. wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied
  • b. wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur

Het plan maakt geen nieuwe akoestisch gevoelige functies mogelijk. Verder leidt het plan niet tot nieuwe verkeersaantrekkende werking en daardoor leidt het ook niet tot toename van wegverkeerslawaai. Dit plan voorziet namelijk in een adequate vastlegging van de bestaande situatie ter plaatse, die reeds sinds 2002 bestaat. Bovendien is de huidige bestemming ook reeds 'Bedrijf'. Akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie 
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.8 Externe veiligheid

Bij het mogelijk maken van nieuwe kwetsbare functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

Dit plan maakt geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Dit plan voorziet namelijk in een adequate vastlegging van de bestaande situatie ter plaatse, die reeds sinds 2002 bestaat. Bovendien is de huidige bestemming ook reeds 'Bedrijf'. Het plaatsgebonden risico wordt niet verhoogd. Nader onderzoek kan achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.9 Milieuzonering

Milieuzonering beoogt het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Wro) moet voorkomen worden dat milieubelastende activiteiten voorzienbare hinder opleveren aan milieugevoelige activiteiten.

In de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (VNG, 2009) zijn richtafstanden opgenomen tussen hinderlijke functies, in de vorm van gevaar, geluid, geur en stof, en gevoelige functies. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Er gelden ook vaste afstanden waarvan niet worden afgeweken, zoals een geurcontour of de afstand met betrekking tot gevaar. De richtafstanden hebben betrekking op de perceelgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de nieuwe gevoelige functie.

Vorenstaande moet op twee manieren worden getoetst. Enerzijds wordt gekeken of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kwetsbaar is voor hinder en/of bestaande functies belemmert in hun bedrijfsvoering.

Autoschade- en autorestauratiebedrijf
Het plan maakt met de voorgenomen wijziging ter plaatse van het perceel De Fliert 17 en 23 een autoschade- en autorestauratiebedrijf mogelijk in categorie 3.1. Het bedrijf is er al langere tijd gevestigd, sinds 2002. Op basis van het bestemmingsplan 'Achterveld 2014' was al een garagebedrijf toegelaten, met als doel het huidige bedrijf positief te bestemmen. Deze aanduiding dekt echter niet de lading, dit is de reden dat de aanduiding vervangen wordt door de aandduiding 'autoschade- en autorestauratiebedrijf'. Het bedrijf valt op basis van de bedrijvenlijst van het bestemmingsplan 'Achterveld 2014' onder milieucategorie 3.1.

Voor De Fliert 17 geldt een omgevingsvergunning bouwen. Hierin is het volgende geregeld: 'Het fabriceren van houten mallen valt onder milieucategorie 2. Door het beperkte gebruik van de 3D frees- en fijnmetaal machines is de mate van hinder naar de omgeving beperkt, en kunnen deze activiteiten eveneens worden aangemerkt als categorie 2.'

Gebiedstypen
Bij milieuzonering kunnen twee gebiedstypen worden onderscheiden, namelijk: 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

De omgeving van het plangebied is gevarieerd. Het plangebied is omsloten door bedrijven, maar ook woningen. Gelet op de ligging van de locatie is de omgeving als 'gemengd gebied' te karakteriseren.
Voor gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), kunnen de gebieden worden aangemerkt als 'functiemengingsgebied'. Bij 'functiemengingsgebieden' moet gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.

Kortom, het plangebied ligt in een gemengd gebied.

De richtafstanden behorende bij de milieucategorieën kunnen worden verminderd met één stap als gevolg het omgevingstype 'gemengd gebied'. De maximale richtafstand die in voorliggend geval gebruikt worden bedraagt zijn terug te vinden in de tabelhieronder.

Overzicht milieucategorieën (bedrijven en milieuzonering, 2009)

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.BP19167-0401_0005.png"

Situatie plangebied
Binnen een gemengd gebied geldt voor een bedrijf in categorie 3.1 een richtafstand van 30 m tot aan de dichtst bijzijnde woning. Deze afstand wordt gehaald tot aan de bestaande woningen/bouwvlakken voor woningen.

Het betreft bovendien een bedrijf dat al ruime tijd haar activiteiten ter plaatse uitvoert, en daar legaal zit. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

In dit plan wordt vastgelegd dat enkel het bestaande bedrijf of een bedrijf met gelijke activiteiten ter plaatse is toegestaan. Wanneer het bedrijf verdwijnt , zijn enkel bedrijven van milieucategorie 2 ter plaatse toegestaan, danwel een autoschade- en autorestauratiebedrijf' van milieucategorie 3.1 ter plaatse van De Fliert 23. Ter plaatse van De Fliert 17 is enkel milieucategorie 2 toegestaan, inclusief een autoschade- en autorestauratiebedrijf met activiteiten tot maximaal milieucategorie 2. Een en ander is hiermee in overeenstemming met de geldende omgevingsvergunningen ter plaatse. Dit houdt in dat er maximaal 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode valt op de gevels van omliggende gevoelige gebouwen, conform het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding wordt het plangebied en de bestemmingen en aanduidingen gevisualiseerd. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking en maakt juridisch geen deel uit van het bestemmingsplan. De toelichting heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Voorliggende plan ziet uitsluitend op het aanpassen van een aanduiding voor het ter plaatse gevestigde bedrijf op de verbeelding en het toevoegen van een planregel waar de toegestane bedrijfsactiviteit verder wordt gereguleerd. Op de verbeelding zijn voor de leesbaarheid alle geldende bestemmingen en aanduidingen overgenomen naast de toegevoegde specifieke aanduiding.

5.2 Regels

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het bestemmingsplan 'Achterveld 2014' als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied.

De regels bevatten nieuwe bepalingen omtrent het toegstane gebruik van de gronden.

  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Hieronder worden de hoofdstukken en onderliggende artikelen nader toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen waarmee het bestemmingplan 'Achterveld 2014' wordt aangevuld.

In de begrippen wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hierin is de 'Van toepassingverklaring' opgenomen en de wijze waarop de regels van het bestemmingsplan 'Achterveld 2014 ' worden aangevuld met het toevoegen van een aanduiding inzake de toegestane bedrijfsactviteiten op het perceel De Fliert 17 en 23. Daarnaast is aan de planregels een regel toegevoegd die ervoor zorgt dat op deze locatie alleen een autoschade - autorestauratiebedrijf is toegestaan en bij beëindiging van dit bedrijf/bedriijfsactiviteiten alleen bedrijven uit milieucategorie 2 zijn toegestaan.

5.2.3 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 3 tot slot worden de overgangs- en slotregels geformuleerd. In het artikel 'Overgangsrecht' worden regels bepaald omtrent bouwwerken, die in de bestaande situatie aanwezig zijn of mogen worden gebouwd. In de 'Slotregel' tenslotte wordt aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald.

Ten slotte is bij de regels een bijlage gevoegd. Hierin zijn de toegelaten bedrijfscategorieën aangegeven die in het plangebied toegelaten worden als de huidige bedrijfsactiviteiten worden beëindigd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden onderzocht of het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Het bestemmingsplan De Fliert 17 en 23 te Achterveld bevat geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden. Dit leidt niet tot financiële consequenties voor de gemeente. Het opstellen van het bestemmingsplan en de procedure past binnen de gemeentelijke begroting.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan heeft conform de wettelijke termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn twee zienswijzen ontvangen. In de Nota van zienswijzen zijn de afzonderlijke zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. De nota van zienswijzen is opgenomen in Bijlage 2.

Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op enkele punten aangevuld en verfijnd. Deze aanvullingen hebben betrekking op de toegestane bedrijfsactiviteiten ter plaatse.