Plan: | Parapluplan Cultureel Erfgoed |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.245-0401 |
De gemeente Leusden kent veel objecten van cultuurhistorische waarde. Een deel hiervan is aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument en wordt zo via de Erfgoedwet of de gemeentelijke Erfgoedverordening beschermd. Dit geldt niet voor andere cultuurhistorisch waardevolle objecten. Via voorliggend bestemmingsplan wordt de waarde van deze objecten vastgelegd. Doel ervan is om bij plannen voor (deels) sloop van aanwezige cultuurhistorische waarden met de eigenaar in gesprek te gaan hoe het beste hiermee kan worden omgegaan.
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit verplicht om in een bestemmingsplan aan te geven hoe in dat plan rekening is gehouden met cultuurhistorisch erfgoed. Voorliggend bestemmingsplan stelt voor het gehele gemeentelijke grondgebied een regeling in werking, die erop gericht is dat aanwezige cultuurhistorische waarden niet zonder omgevingsvergunning (deels) gesloopt kunnen worden.
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Cultureel erfgoed Leusden' beslaat in principe het gehele grondgebied van de gemeente Leusden. Op onderstaande kaart is het plangebied weergegeven.
bron: Topografische kaart
In een deel van de gemeente Leusden zijn de beheersverordeningen 'Leusden en Achterveld actualisering bestemmingsplannen' en 'Paardenmaat-zuid en Leusden-west' van kracht. Omdat een bestemmingsplan en een beheersverordening nooit tegelijkertijd van kracht kunnen zijn in een bepaald gebied, is voor die gebieden een partiële herziening van de beheersverordening opgesteld. Dit resulteert er in dat in de gehele gemeente dezelfde regeling voor de bescherming van cultuurhistorische waardevolle objecten van toepassing is.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een zogeheten 'parapluplan'; dit plan geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen en voor het gehele gemeentelijke grondgebied. De andere bestemmingsplannen blijven van kracht.
In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven, er wordt ingegaan op de cultuurhistorische waardevolle objecten en de wijze waarop deze geïnventariseerd en gewaardeerd zijn. In hoofdstuk 3 wordt het plan inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van de economische haalbaarheid. Hoofdstuk 4 geeft een toelichting op de planologisch-juridische werking van de regels. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
Het doel van voorliggend plan is om bij sloopplannen met initiatiefnemers/eigenaren van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en andere objecten in gesprek te komen om eigenaren (of toekomstige eigenaren) bewust te maken van de cultuurhistorische waarden van een pand/object. Hiervoor is voorliggend bestemmingsplan opgesteld waarin, op basis van artikel 3.3 Wro, een regeling is opgenomen dat het niet is toegestaan behoudenswaardige cultuurhistorische waarden zonder omgevingsvergunning (deels) te slopen. De regeling houdt in dat voor (deels) slopen van behoudenswaardige cultuurhistorische waarden (voor zover het niet valt onder vergunningsvrije bouwactiviteiten zoals omschreven in artikel 2 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en het geen betrekking heeft op uitsluitend inpandige werkzaamheden) een aanvraag omgevingsvergunning moet worden ingediend. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de onderbouwing van de cultuurhistorische waarden. In hoofdstuk 4 wordt toegelicht hoe de regels haar planologisch-juridische uitwerking hebben.
De gemeente heeft een lijst samengesteld met beoogd cultuurhistorisch waardevolle panden en andere bouwwerken. Deze lijst is samengesteld uit:
De lijst met beoogd cultuurhistorische waardevolle objecten (bijlage 1 van de toelichting) geldt als basis voor de objecten (waaronder ook ensembles) die zijn opgenomen in het 'parapluplan'. Daarnaast maakt de lijst onderdeel uit van de Welstandsnota 2018 en vormt het een onderlegger van de Cultuurhistorische Waardenkaart.
Aan de hand van de lijst met beoogd cultuurhistorische waardevolle objecten is een nadere verdiepingsslag gemaakt om te komen tot behoudenswaardige cultuurhistorische waardevolle objecten, om op te nemen in dit bestemmingsplan.
Deze lijst bestaat uit de zogenaamde MIP-panden, de beoogd gemeentelijke monumenten en panden waar andere afspraken/besluiten zijn die deze panden ook als behoudenswaardig classificeren.
MIP-panden
De lijst met panden en objecten die voortkwam uit het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) heeft als handreiking gediend voor het aanwijzen van rijksmonumenten. De overige panden, die niet zijn aangemerkt als monument, worden sindsdien aangeduid als MIP-panden. Zij worden beschouwd als behoudenswaardig. Aan de hand van een oproep aan eigenaren en nader (veld- en bureau)onderzoek (en het opstellen van nieuwe waardenstellingen) is de lijst opgeschoond. De overgebleven behoudenswaardige panden zijn opgenomen op de lijst cultuurhistorische waardevol.
Overige panden
Naast de lijst van MIP-objecten zijn er ook objecten die niet onder de inventarisatiescoop van het MIP vielen (vroegoorlogs, en daarvoor) waarvan kan worden dat ook deze tot de meer unieke cultuurhistorische waardevolle objecten in Leusden behoren. Hieronder vallen gebouwde objecten, die voor de gemeente Leusden (en daarbuiten) als cultuurhistorisch waardevol bestempeld worden. Voorbeelden hiervan zijn het militair erfgoed aan de Doornseweg en gebouwen met een historische (bestuurlijke) functie (zoals het 2e gemeentehuis aan de Hamersveldseweg).
Een overzicht van de cultuurhistorisch waardevolle objecten die behoudenswaardig zijn, is opgenomen als bijlage 2 van deze toelichting.
Waardenstelling
Bij de panden en objecten in dit bestemmingsplan, wordt (met name) de zichtgevel en de (hoofd)vorm (met eventuele karakteristieke erfbebouwing) beschouwd als behoudenswaardig om zo de huidige en toekomstige generaties een beeld te geven van het verleden.
Van de panden en objecten die zijn opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan (en waarop de regeling van toepassing is) is een waardenstelling gemaakt. Dit is een beschrijving van de cultuurhistorische waarde(n) en (waar mogelijk) een foto van het aanzicht om daarmee de huidige situatie vast te leggen. De waardenstellingen zijn als volgt opgebouwd:
Niet elk onderdeel komt terug in elke waardenstelling. Dit is object afhankelijk. In het bestemmingsplan is het gehele bouwwerk opgenomen op de verbeelding. In de waardenstelling staat een algemene beschrijving van het object (die breder kan zijn dan waar de regeling op van toepassing is) en de beschrijving van de karakteristieken die de behoudenswaardige elementen beschrijven. De beschreven karakteristieken vormen het deel waar de regeling op van toepassing is.
De waardenstellingen zijn opgenomen in Bijlage 1 Beschrijving cultuurhistorisch waardevolle objecten' bij de regels.
De objecten die wel op de lijst met beoogde cultuurhistorische waardevolle objecten (bijlage 1) staan, maar niet als cultuurhistorisch waardevol zijn gekenmerkt, worden aangeduid in het bestemmingsplan, met de aanduiding 'karakteristiek' (zie de nadere informatie in bijlage 1). Deze objecten hebben wel enige cultuurhistorische betekenis en worden hiermee zichtbaar gemaakt. Daarmee ontstaat bovendien een signaalfunctie die bij (her)ontwikkeling van het object en/of het perceel de eigenaar uitdaagt om hier iets mee te doen. In gevallen is het ook mogelijk dat de betreffende objecten niet meegerekend en/of gesloopt hoeven te worden om toch aan herontwikkelingseisen te voldoen.
Binnen de gemeente zijn 100 rijksmonumenten en 17 gemeentelijk monumenten. Deze monumenten zijn ter kennisgeving aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'. Deze objecten worden reeds beschermd via de Erfgoedwet (er geldt een overgangsregeling tot invoering van de Omgevingswet) en de gemeentelijke Erfgoedverordening. Voor deze objecten is geen regeling in dit bestemmingsplan opgenomen, omdat ze dan 'dubbel' geregeld zouden zijn.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een planologisch-juridisch kader voor de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle objecten die niet als monument zijn aangewezen. Er zijn met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. De uitvoerbaarheidstoets richt zich dan ook alleen op het (cultuurhistorische) beleid en de economische uitvoerbaarheid.
In juli 2013 heeft de raad van de gemeente Leusden een kadernotitie over het erfgoedbeleid aangenomen. Ter uitwerking daarvan heeft op 1 juli 2015 de gemeenteraad besloten om de Erfgoedverordening Leusden 2012 te wijzigen en heeft de gemeenteraad aangegeven hoe de kadernotitie verder zijn uitwerking krijgt. Centraal daarin staat:
Waarbij is aangegeven dat de lichtere bescherming (ten opzichte van een monument) inhoudt dat cultuurhistorisch waardevolle objecten niet zonder vergunning (deels) gesloopt kunnen worden.
Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan het hier boven benoemde tweede punt, het voorziet in regels om de lichte bescherming te regelen.
Op 1 februari 2018 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota 2018 vastgesteld. De nota is een actualisatie van de Welstandsnota 2014 en heeft als doel ondersteunend te zijn aan initiatiefnemers.
Elke aanvraag omgevingsvergunning ex. artikel 2.1 onder a Wabo die wordt ingediend voor een object dat vermeld staat op de lijst met potentieel cultuurhistorisch waardevolle objecten (toegevoegd als bijlage A bij de welstandsnota) wordt voorgelegd aan het Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit (ARK). Bij de beoordeling van het ARK is de beschikbare waardenstelling het uitgangspunt.
Deze regeling uit de welstandsnota is niet overgenomen in het bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan alleen toeziet op regels met betrekking tot (deels) sloop.
Op 8 maart 2018 heeft de gemeenteraad opnieuw besloten in te stemmen met beoordelingscriteria die zijn opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om objecten te beoordelen in hoeverre er sprake is van cultuurhistorische waarden. De waardering is gebaseerd op vijf hoofdcriteria die zijn onderverdeeld in subcriteria. De vakgebieden (bouw)kunst en geschiedenis vormen de basis van de waardering van het gebouwde erfgoed. Daarnaast spelen ook geestelijke, geografische, sociaal- economische, bestuurlijke en technische ontwikkelingen een rol in de waardering, naast gaafheid en zeldzaamheid. Ieder object heeft een eigen palet van waarden. Een overzicht van de gebruikte waarderingscriteria is opgenomen in bijlage 3 van de toelichting van dit plan.
De raad heeft tevens besloten een lijst met objecten als uitgangspunt te hanteren voor het parapluplan cultureel erfgoed en de cultuurhistorische waardenkaart.
De lijst met beoogd cultuurhistorisch waardevolle objecten bestaat uit de huidige MIP-panden, wederopbouwobjecten (onder andere voor de streek kenmerkende wederopbouwboerderijen) en overige 'vergeten' waardevolle objecten.
Op 18 april 2019 heeft de gemeenteraad met een motie aangenomen om nadere sturing te geven aan de kaders ten aanzien van de lijst met cultuurhistorische waardevolle objecten. Daarbij heeft ze aangeven dat zij de lijst waarvoor de regeling van toepassing was te omvangrijk vond en deze moest worden terug gebracht tot de meer unieke cultuurhistorische objecten. De regeling zou zich moeten beperken tot een sloopregeling en een passend voorstel zou gedaan moeten worden voor de bescherming van de overige panden.
De door de raad vastgestelde criteria zijn toegepast op de lijst met beoogd cultuurhistorische waardevolle objecten om zo de behoudenswaardige objecten te identificeren. Deze zijn aangeduid op de verbeelding van het bestemmingsplan als 'cultuurhistorisch waardevol' en de waardenstellingen zijn toegevoegd als bijlage 1 bij de regels.
Met voorliggend bestemmingsplan is invulling gegeven aan het (aanvullende) kader van de gemeenteraad ten aanzien van cultureel erfgoed.
Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van het bestemmingsplan geen significante kosten verbonden voor de gemeente. Met de invoering van de regeling ten aanzien van sloop vraagt dit een verhoogde inzet van de medewerkers bij toetsing en vergunningverlening. De verwachting is echter dat dit een beperkte extra inzet is ten opzichte van de totale werkvoorraad.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen en aanduidingen aangewezen. Aan bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de beleidsuitgangspunten en de haalbaarheid van het plan. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Ook de bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
De regels zijn als volgt gestructureerd:
In artikel 2.1 wordt beschreven dat het gehele grondgebied van Leusden is voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De regels zijn echter alleen van toepassing op de panden die als cultuurhistorisch waardevol zijn aangemerkt. Deze hebben een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol'. De bijbehorende regeling houdt in dat voor het (deels) slopen van de behoudenswaardige cultuurhistorische waarden van het object een omgevingsvergunning nodig is. Deze regeling geldt aanvullend op de andere regels uit vigerende bestemmingsplannen. Daarnaast worden overige objecten met een cultuurhistorische betekenis aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'.
De Rijks- en gemeentelijke monumenten zijn, voor de volledigheid, zichtbaar gemaakt op de verbeelding. In de regels van dit bestemmingsplan zijn hiervoor geen bepalingen opgenomen, omdat de bescherming van deze objecten gaat via de Erfgoedwet c.q. de gemeentelijke Erfgoedverordening. Een dubbele regeling is ongewenst.
De kern van dit bestemmingsplan bestaat eruit dat door middel van het voorzien in een omgevingsvergunningplicht voor het (gedeeltelijk) slopen van behoudenswaardige cultuurhistorische waarden het cultuurhistorisch erfgoed van Leusden zoveel mogelijk wordt beschermd en voor de toekomst wordt behouden. Deze regeling, zoals omschreven in artikel 2.2 , wordt hieronder nader toegelicht.
Artikel 2.2.1 a bepaalt dat voor objecten die zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol' een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden als er sprake is van (deels) sloop van het object. Op deze manier wordt het doel bereikt dat rekening kan worden gehouden met de impact van deze sloopwerkzaamheden op de cultuurhistorische waarden en hierover actief het gesprek gevoerd kan worden met de initiatiefnemer c.q. eigenaar van het pand of object.
In artikel 2.2.1 b is aangegeven in welke gevallen de omgevingsvergunning door Burgemeester en Wethouders zal worden verleend. Indien de voorgenomen (gedeeltelijke) sloop leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden kunnen Burgemeester en Wethouders de omgevingsvergunning verlenen indien de belangen van de aanvrager bij de (gedeeltelijke) sloop zwaarder wegen en hieraan voorrang wordt gegeven boven het algemeen belang van het behoud van de cultuurhistorische waarden. Voor een nadere toelichting hierop zie paragraaf 4.2.2.
Artikel 2.2.1 c geeft aan in welke gevallen het niet nodig is om een omgevingsvergunning aan te vragen, terwijl het object op de verbeelding wel staat aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol'.
Dat is allereerst het geval (onder I) indien het gaat om regulier onderhoudswerk, onder voorwaarde dat de detaillering, profilering en vormgeving van het bouwwerk of object daarbij niet wijzigen.
Onder punt II, om niet in conflict te komen vergunningsvrije werkzaamheden (zoals genoemd in artikel 2 van bijlage II van het Bor), is opgenomen dat sloopwerkzaamheden die nodig zijn voor het realiseren van de vergunningsvrij werkzaamheden niet (alsnog) vergunningsplichtig worden.
Indien er sprake is van (gedeeltelijke) sloop die noodzakelijk is vanwege de (bouw)veiligheid (onder III). Dit kan aangetoond worden door bijvoorbeeld een bouwkundig rapport of middels een inspectie van de toezichthouder van de gemeente. Onder IV staat opgenomen dat als de (gedeeltelijke) sloop geen relatie heeft met, c.q. geen nadelige invloed heeft op, de cultuurhistorische waarden zoals die zijn omschreven in de waardenstelling (bijlage 1 bij de regels) geen omgevingsvergunning aangevraagd hoeft te worden in het kader van de bestemmingsplanregeling. Bij twijfel over toepassing van deze regeling kunt u (vrijblijvend) in vooroverleg met de gemeente.
Artikel 2.2.2 voorziet erin dat een aanvraag omgevingsvergunning wordt voorzien van een onderbouwing. Die onderbouwing hangt af van de reden van de aanvraag en de gronden waarop de omgevingsvergunning verleend kan worden. In samenspraak met de initiatiefnemer/aanvrager kan in het vooroverleg bepaald worden wat een passende onderbouwing is.
Artikel 2.2.3 geeft aan dat er aan de omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden, waaraan voldaan dient te worden voor of tijdens het uitvoeren van de vergunde werkzaamheden.
Alvorens op een ingediende aanvraag te beslissen kunnen Burgemeester en Wethouders advies inwinnen bij het Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit, dan wel een andere door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen commissie van onafhankelijke deskundigen (artikel 2.2.4). Dit om tot een betere beoordeling van de impact op de cultuurhistorische waarden te komen.
In artikel 2.3.1 staat aangegeven dat objecten met een cultuurhistorische betekenis worden aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek'. Hiermee worden objecten in beeld gebracht die wel cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, maar die (op dit moment) niet middels een regeling beschermd worden tegen sloop. Met deze aanduiding blijven deze objecten in beeld (en komen op de Cultuurhistorische Waardenkaart). Daarnaast liggen er mogelijk kansen in de planontwikkeling bij plannen met deze objecten.
Van toepassing verklaring
Voorliggend bestemmingsplan is een zogeheten 'parapluplan', wat betekent dat het van toepassing wordt verklaard op alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Leusden, zoals beschreven in artikel 6 van de regels.
Ook bij nieuwe bestemmingsplannen wordt dit voorliggende plan van toepassing verklaard. Zo hoeft er in die nieuwe bestemmingsplannen geen tijd gestoken te worden in het overnemen van de inhoud uit voorliggend plan. Dit bespaart kosten en de kans op fouten wordt kleiner. Het bestemmingsplan 'Cultureel erfgoed Leusden' kan t.z.t. ook eenvoudig onderdeel worden van het Omgevingsplan (na invoering van de Omgevingswet, voorzien in 2021).
Indien er sprake is van (gedeeltelijke) sloop die leidt tot een aantasting van de waarden (zoals omgeschreven in de waardenstelling, bijgevoegd als bijlage bij de regels) dan dienen Burgemeester en Wethouders een belangenafweging te verrichten tussen het algemeen belang van het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden en het belang van de initiatiefnemer/eigenaar bij de aanvraag. Daarbij houden Burgemeester en Wethouders rekening met het gebruik van het bouwwerk of object. Denkbaar is bijvoorbeeld dat aan de optimale gebruiksmogelijkheden van een gebouw in een concreet geval voorrang moet worden gegeven boven de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het bouwwerk of object. Het cultuurhistorische belang gaat niet voor maar is nevengeschikt ten opzichte van de (andere) gebruiksbelangen.
Bij de omgevingsvergunningaanvraag dient de aanvrager aan te geven welke consequenties het (sloop)plan heeft ten aanzien van de cultuurhistorische waarden (zoals omschreven in de waardenstelling uit bijlage 1 van de planregels). Daarnaast dient de aanvrager zijn belang bij de aanvraag aan te geven. In een vooroverleg kunnen hierover afspraken worden gemaakt en kan worden besproken wat de beoogde ingrepen zijn en welke documenten nodig zijn om bij de aanvraag in te dienen, zodat deze beoordeeld kan worden. Dit kan per aanvraag verschillen, omdat er veel verschil kan zitten in de mate van ingrijpendheid van de sloop van de cultuurhistorische waarden. In de waardenstelling (bijlage bij de regels) staat beschreven wat van het betreffende cultuurhistorisch waardevolle object behoudenswaardig is.
Vooroverleg: Het vooroverleg kan bestaan uit een gesprek met de medewerker die verantwoordelijk is voor de vergunningverlening, mogelijk aangevuld met vakspecialisten vanuit cultureel erfgoed of bouwtoezicht. Aanvullende op het vooroverleg is er het 'principeverzoek', hierbij dient de aanvraag al nader onderbouwd/ingevuld zijn. De uitkomst is een onderbouwde uitspraak over de slagingskans van het initiatief. Aan het vooroverleg zijn geen kosten verbonden, aan een principeverzoek/-uitspraak wel.
Als alle benodigde gegevens bij de aanvraag omgevingsvergunning ontvangen zijn, dan maken Burgemeester en Wethouders een afweging waarbij zij advies kunnen inwinnen van het Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit, dan wel een andere door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen commissie van onafhankelijke deskundigen. Vervolgens neemt Burgemeester en Wethouders een besluit. Hierop is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing.
Voorbeelden waarin aan het gebruiksbelang c.q. het belang van de aanvrager voorrang kan worden gegeven:
Bij de regeling zijn diverse (sloop)werkzaamheden uitgezonderd van de vergunningsplicht. Het gaat daarbij om activiteiten die noodzakelijk zijn (onderhoud, sloop in het kader van vergunningsvrij bouwen, bouwveiligheid) en/of sloopwerkzaamheden waarbij geen omschreven waarden verloren gaan. Hiermee wordt voorkomen dat er sprake is van een onnodige vergunningsplicht en dat een omgevingsvergunning alleen aangevraagd moet worden als er sprake is van het (deels) slopen van de beschreven cultuurhistorische waarden, in bijlage 1 bij de regels.
Een beperkte lijst met objecten wordt met een regeling beschermd tegen het zondermeer (gedeeltelijk) slopen van de beschreven waarden. Daarnaast staat nog een aantal objecten op de lijst met potentieel waardevolle objecten die niet geschaard worden onder behoudenswaardig, maar wel van cultuurhistorische betekenis zijn. Deze objecten hebben op de verbeelding de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met dié diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform Afdeling 3.4 Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er voor een ieder de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de beroepstermijn in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De opschorting van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het college heeft in het voorjaar van 2019 de gemeenteraad een voorstel gedaan een bestemmingsplan (parapluplan) 'Cultureel Erfgoed Leusden' vast te stellen. De gemeenteraad heeft geen besluit genomen over het plan, maar heeft wel een motie aangenomen met daarin onder meer het verzoek aan het college om de lijst met cultuurhistorisch waardevolle objecten te beperken en de regels in het plan terug te brengen tot alleen een sloopregeling. Het college heeft hier gehoor aan gegeven en na de zomer van (september) 2019 een nieuw ontwerpbestemmingsplan opgesteld.
Aan alle adressen van de objecten die worden aangewezen als 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol' en 'karakteristiek' is een persoonlijke uitnodiging gestuurd voor één van de drie informatiebijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten is het voorgenomen beleid toegelicht en konden vragen worden beantwoord. De conclusie van deze avonden was dat de aanwezigen meer duidelijkheid hebben gekregen over de achtergrond, de aanleiding van het plan en de effecten van de voorgestelde regeling.
In onderhavig plan is geen waterschaps- of bovenlokaal belang in het geding. Het betreft een plan dat gebaseerd is op reeds vastgesteld gemeentelijk beleid en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het plan is daarom niet in het kader van vooroverleg toegezonden naar het waterschap en de provincie.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 december 2019 tot en met 31 januari 2020 ter inzage gelegen. Op het plan zijn 15 zienswijzen ontvangen. In de Nota van Zienswijzen in bijlage 4 zijn alle zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Op enkele onderdelen heeft dit geleid tot wijziging van het plan. Ook is een aantal ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. Een overzicht van de wijzigingen is opgenomen in de Nota van Zienswijzen.