Plan: | Groot Agteveldlaan 18 - 22 te Achterveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.242-0401 |
Op de gronden aan de Hessenweg 190a, 192 en 194 te Achterveld bevinden zich burgerwoningen op zeer ruime percelen. De eigenaren van deze gronden, initiatiefnemers van het voorliggende plan, zijn voornemens om in de drie naast elkaar gelegen achtertuinen elk een vrijstaande woning met bijgebouw te realiseren. In het bestemmingsplan ''Groot Agteveld - Woongebied'' is een wijzigingsbevoegdheid in artikel 13 lid 7 opgenomen die het mogelijk maakt om ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' woningen met bijbehorende bouwwerken toe te staan. Voorliggend wijzigingsplan geeft invulling aan deze wijzigingsbevoegdheid.
Het plangebied is gelegen aan de Groot Agteveldlaan 18 - 22 te Achterveld. Globaal gezien is het plangebied gelegen aan de rand van het bestaande dorp, maar door de ontwikkelingen ter plaatse van de uitbreidingswijk 'Groot Agteveld' liggen de gronden niet meer aan het "open" buitengebied maar in de wijk. Op onderstaande afbeelding is het plangebied met een rode streeplijn globaal weergeven.
Afbeelding 1.1: Plangebied globaal (bron: QGIS)
De locatie wordt globaal begrensd door:
Op onderstaande afbeelding is de locatie specifiek weergeven.
Afbeelding 1.2: Plangebied (bron: QGIS)
De gronden maken onderdeel uit van het bestemmingsplan ''Groot
Agteveld - Woongebied'', vastgesteld door de gemeenteraad van Leusden op 11 april 2013. De gronden hebben de enkelbestemming 'Wonen - 2' met een dubbelbestemming in het kader van archeologie (middelhoge archeologische verwachting). Verder geldt een gebiedsaanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1' en is op de plankaart een bouwvlak aangegeven. Ter plaatse van het bouwvlak gelden de maatvoeringsaanduidingen maximum bouwhoogte: 12 meter en maximum goothoogte: 6 meter. In alle drie de achtertuinen is een maatvoeringsaanduiding aangegeven welke het maximaal aantal wooneenheden van één aangeeft. In totaal bedraagt het aantal wooneenheden drie. Afbeelding 1.3 geeft een overzicht van het vigerende bestemmingsplan.
Afbeelding 1.3 Vigerende bestemmingsplannen, projectlocatie met blauwe streeplijn omlijnd (bron: QGIS)
Voor wat betreft de bouwregels van de bestemming Wonen - 2 geldt dat grondgebonden woningen mogen worden gerealiseerd. Het gehele plangebied betreft een bouwvlak. In het bestemmingsplan is opgenomen dat de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden bestemd zijn voor wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1' geen woningen zijn toegestaan. Het bestemmingsplan kent in artikel 13 lid 7 een wijzigingsbevoegdheid om het plan te wijzigen en woningen met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1' toe te staan. Het wijzigingsplan dient te worden getoetst aan de bepalingen in artikel 13 lid 7.
Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid
Ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1' kan het plan worden gewijzigd voor het toestaan van woningen met bijbehorende bouwwerken, mits:
Op de plankaart is in alle drie de achtertuinen een maatvoeringsaanduiding aangegeven welke het maximum aantal wooneenheden van 1 aangeeft. In totaal bedraagt het aantal 3 en wordt voldaan aan de voorwaarde onder a.
De goothoogte van de hoofdgebouwen bedraagt in het plan maximaal 6 meter. Er wordt voldaan aan de voorwaarde onder b.
De bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt in het plan maximaal 12 meter. Er wordt voldaan aan de voorwaarde onder c.
Er wordt aangesloten bij de regels uit artikel 12 'Wonen - 1' van het bestemmingsplan 'Groot Agteveld - Woongebied'.
Het aspect ecologie vorm geen belemmering voor de wijziging van het bestemmingsplan. In paragraaf 4.7 Ecologie van deze toelichting is dit aspect nader onderbouwd.
Het project wordt door de initiatiefnemers uitgevoerd. De kosten in verband met de realisatie zijn voor rekening van de initiatiefnemers. Er is geen aanleiding om aan de economische haalbaarheid van het plan te twijfelen. Er is een overeenkomst gesloten tussen Gemeente Leusden en de initiatiefnemers. Hierin is opgenomen dat op het moment dat er sprake is van planschade, voortvloeiend uit planologische mutatie, deze schade in zijn geheel ten laste komt aan de initiatiefnemers.
Het plan heeft geen onevenredige aantasting tot gevolg van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. In hoofdstuk 4 Afweging omgevingsaspecten is dit nader onderbouwd.
Conclusie
Aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 13 lid 7 wordt voor onderhavig plan voldaan. De wijziging van het plan voldoet aan de bepalingen bij de wijzigingsbevoegdheid.
Initiatiefnemers zijn voornemens in de achtertuinen van de ruime percelen aan de Hessenweg 190a-192-194 te Achterveld elk een vrijstaande woning met bijgebouw te realiseren. In de bestaande situatie zijn de gronden in gebruik als siertuinen bij de woningen aan de Hessenweg. In het bestemmingsplan voor de uitbreidingswijk 'Groot Agteveld' is al rekening gehouden met de mogelijkheid om de percelen te bebouwen. Door realisatie van de uitbreidingswijk 'Groot Agteveld' is het plangebied van dit wijzigingsplan gesitueerd aan de Groot Agteveldlaan.
In elk van de drie achtertuinen wordt in de nieuwe situatie een ruim woonperceel ontwikkeld. De percelen hebben oppervlaktematen van minimaal ca. 400 m² tot maximaal ca. 620 m². Op elk perceel is in de nieuwe situatie een vrijstaande woning met bijgebouw gesitueerd. De percelen aan de Groot Agteveldlaan 18 - 22 zijn gesitueerd tussen de meer organisch bebouwde Hessenweg en de wijk 'Groot Agteveld' en zijn daarom geschikt voor een wat eigenzinniger kwaliteit.
Een mogelijke weergave van de toekomstige situatie wordt op onderstaande afbeelding weergeven.
Afbeelding 2.1 Impressie toekomstige situatie
De planlocatie maakt deel uit van de bebouwde kom van Achterveld. De bestaande woningen aan de Hessenweg 190a-192-194 zijn georiënteerd op de Hessenweg en daardoor met de achtergevels richting de planlocatie gesitueerd. In de drie achtertuinen worden in de nieuwe situatie drie ruime woonpercelen ontwikkeld. De achtertuinen van de bestaande en de nieuwe woningen worden aan elkaar gesitueerd.
Het voorgenomen plan betreft de realisatie van drie vrijstaande woningen met bijgebouwen welke aansluiten op het beeldkwaliteitsplan Groot Agteveld. Doordat de planlocatie ligt tussen de meer organisch bebouwde Hessenweg en de wijk 'Groot Agteveld', is de locatie geschikt voor een wat eigenzinniger kwaliteit. De te realiseren woningen worden gesitueerd binnen de begrenzing van de bouwvlakken en in een vloeiende rooilijn. Tussen de woningen en de Groot Agteveldlaan is een ruime groenstrook met wadi gesitueerd. Hierdoor is zowel aan de achterzijde als aan de voorzijde van de beoogde woningen sprake van een ruime afstand tot de dichtstbijzijnde woningen.
De precieze locatie van de woningen op de percelen is nog niet vastgesteld. De bouwvlakken met de aangegeven bebouwingspercentages bieden hiervoor de gewenste flexibiliteit. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Een mogelijke weergave van de toekomstige situatie wordt op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding 2.2 Impressie toekomstige situatie
De planlocatie is stedenbouwkundig goed ingepast, waardoor de woningen aansluiten op de bestaande karakteristiek in de omgeving en van de bebouwing.
Dit besluit legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor is onder andere de aanwijzing van nationale landschappen vervallen.
Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies.
Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren.
Op dit moment legt het Barro geen restricties op voor de onderhavige locatie.
Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vast. Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente. Voor wat betreft nationaal belang 8 ("verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem en water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's") wordt verwezen naar de milieuonderzoeken, zoals die in Hoofdstuk 4
Afweging omgevingsaspecten aan de orde komen.
Voor wat betreft nationaal belang 9 ("ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling") wordt verwezen naar paragraaf 4.9
Waterhuishoudkundige situatie.
In paragraaf 4.8 Archeologie en cultuurhistorie wordt aandacht besteed aan archeologie en de cultuurhistorische waarden in het gebied; dit raakt aan nationaal belang 10 ("ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische waarden en natuurlijke kwaliteiten")
Nationaal belang 13 behelst een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zie hierna onder paragraaf 3.1.2.1.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Wettelijk kader
De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen:
Artikel 3.1.6 van het Bro:
Toelichting op gebruik
De Ladder is in de Nota van Toelichting (Stb. 2017, 182) gemotiveerd: "Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden in het derde lid, om de toepassing van de Ladder door te schuiven naar het uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten aan een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden."
Relatie tot het plan
Voor de planlocatie geldt dat het gaat om de realisatie van drie extra woningen. Uit jurisprudentie blijkt dat wanneer een ruimtelijk plan voorziet in niet meer dan elf woningen, die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro kunnen worden aangemerkt, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt (bron: uitspraak 201608869/1/R3, kenmerk: ECLI:NL:RVS:2017:1724).
Voor de planlocatie geldt dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het betreft het realiseren van drie extra woningen. De Ladder voor duurzame verstedelijking hoeft niet te worden gemotiveerd.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld en herrijkt op 12 december 2016. Vervolgens is in 2018 de 2de partiële herziening van de provinciale ruimtelijke structuurvisie vastgesteld. De geconsolideerde versie dateert 20 december 2018. Bij de PRS is een Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) gemaakt, zie paragraaf 3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (geconsolideerd 2018). De structuurvisie geeft aan wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. De verordening zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie naar de gemeenten.
De provincie moet aantrekkelijk blijven om te wonen, werken en recreëren. Het ruimtelijk beleidsvizier is daarop gericht. Het ruimtelijke beleid is gebaseerd op drie pijlers die bijdragen aan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en kwaliteit van de provincie:
Deze pijlers leiden tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats:
Herijking 2016
Op 12 december 2016 hebben de Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht (GS) de Herijking van de PRS en PRV vastgesteld. De Herijking voorziet de provincie van een actueel ruimtelijk beleidsinstrumentarium, dat ruimte biedt en uitnodigt tot ontwikkelingen die bijdragen aan meer ruimtelijke kwaliteit en aan bescherming van deze kwaliteit, maar ook sturingsmogelijkheden biedt om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen.
De Herijking 2016 bevat een langetermijnvisie voor de provincie: Utrecht2040, Van Strategie naar Uitvoering. De kern van de langetermijnvisie betreft een strategie van duurzame ontwikkeling en behoud van aantrekkingskracht. De visie streeft naar een uitgebalanceerde groei van de kwaliteit van de regio, waarbij binnen stedelijk gebied ruimte is voor goed wonen en werken en een goede bereikbaarheid.
2de partiële herziening
Op 12 december 2018 is de 2de partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (Herijking 2016) vastgesteld. Met de 2de partiële herziening zijn twee onderwerpen gewijzigd: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en geitenhouderijen.
Relatie tot het plan
De beoogde ontwikkeling, waarmee drie woningen gerealiseerd worden, vindt plaats binnen het stedelijk gebied. Het plan voorziet in een binnenstedelijke ontwikkeling en hierdoor is overeenstemming met de PRS.
Afbeelding 3.1: PRS kaart: Wonen en werken (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013 (PRV) is op 4 februari 2013 vastgesteld en herrijkt op 12 december 2016. Vervolgens is in 2018 de 2de partiële herziening van de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. De geconsolideerde versie dateert 20 december 2018.
De PRV bevat algemene regels die in acht moeten worden genomen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De regels zorgen voor het waarborgen van de provinciale belangen. Het gaat hierbij om zowel belangen in het stedelijk als in het landelijk gebied.
Relatie tot het plan
De beoogde ontwikkeling vindt plaats binnen het stedelijk gebied en sluit aan bij de doelstelling 'bevorderen van binnenstedelijke ontwikkeling', zoals benoemd onder 'Vitale steden en dorpen'. Het plan voorziet in ontwikkeling van drie woningen in het stedelijk gebied en hierdoor is overeenstemming met de PRV.
Op 1 februari 2018 is de omgevingsvisie voor het stedelijk gebied door de raad van de gemeente Leusden vastgesteld. In de omgevingsvisie zijn drie strategische keuzes gemaakt voor het stedelijk gebied van de gemeente:
De omgevingswaarden van Achterveld zijn beschreven aan de hand van drie onderwerpen: de groene kern van het dorp, de relatie tussen dorp en omgeving en de boog van Pater Stormstraat-Ruurd Visserstraat. Achterveld heeft een opvallend groen centrumgebied, bestaande uit de karakteristieke linten Jan van Arkelweg en een groot gedeelte van de Hessenweg. Dit is dan ook de grootste specifieke ruimtelijke kwaliteit van het dorp. Bebouwen van de groene ruimte kan deze waarde beïnvloeden.
De relatie tussen Achterveld en haar omliggende landelijk gebied is, in de zin van paden en ommetjes, lange tijd niet zo sterk geweest. Dat is mede aanleiding geweest om de wijk Groot Agteveld aan de zuidkant van Achterveld te combineren met nieuwe routes.
Om het gezinsdorp en een gevarieerd en compleet woningaanbod te behouden voor de eigen inwoners, en tegelijkertijd het groene en rustige wonen te behouden en verder te versterken is gekozen om een gevarieerder woningaanbod te gaan bouwen, op die wijze te groeien waarmee het groen behouden blijft, en door de woningbouw voor korte en lange termijn in elkaar te laten overlopen.
Relatie tot het plan
Het plan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die aansluit bij de omgevingswaarden van het dorp Achterveld en het dorp sterker verbindt met de wijk Groot Agteveld. Het plan is in lijn met de omgevingsvisie voor het stedelijk gebied.
'Wonen met karakter' is de woonvisie van de gemeente Leusden voor de periode tot 2025. De woonvisie is in 2016 vastgesteld door de gemeenteraad en daarmee is de Woonvisie 2012-2022 herijkt.
Het wensbeeld van de Leusdense woningmarkt in 2025 heeft gezorgd voor het opstellen van een ambitie. De ambitie is vertaald in een woonagenda en is onderverdeeld in vier pijlers:
De verschillende pijlers zijn aan elkaar gerelateerd. Zo ontstaan er door het toevoegen van woningen aan de woningvoorraad ook mogelijkheden voor doorstroming. Er wordt ingezet op het toevoegen van zowel goedkope woningen, dure woningen als appartementen. Startende gezinnen en senioren krijgen de mogelijkheid om door te stromen naar een meer passende woning.
De nieuwbouwopgave wordt ingevuld door een mix van inbreiding en uitbreiding. De bouwlocaties in bestaande woonwijken zijn vooral bedoeld voor gezinnen en in mindere mate voor bijzondere woonvormen voor zorgbehoevenden.
De gemeente Leusden stimuleert het verbeteren van het leefklimaat van woningen. De verduurzaming van de woningvoorraad is daarom onder andere gericht op energieprestaties, comfort en binnenklimaat.
Relatie tot het plan
De beoogde ontwikkeling voorziet in een programma dat bestaat uit woningen voor gezinnen. Initiatiefnemers hebben aangegeven de ambitie te hebben duurzame woningen te realiseren die aan de voorgeschreven eisen voldoen. Het plan sluit hiermee aan op de Woonvisie 'Wonen met karakter'.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen, is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.
Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.
In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.
Afbeelding 4.1 Richtafstanden bedrijven en milieuzonering
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-uitgave zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen ook andere functies voorkomen, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-uitgave gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk woningen. Daarnaast is op korte afstand van de gronden autobedrijf Terveld B.V. gevestigd. Een dergelijke bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 2 en daarbij hoort een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. In dit geval is sprake van een locatie in een gemengd gebied. De richtafstand van een autobedrijf in een gemengd gebied bedraagt 10 meter.
De te realiseren woning op het meest oostelijke perceel ligt binnen de 10 meter zone rondom het autobedrijf. De richtafstand van het autobedrijf komt voort uit het milieuaspect geluid. In paragraaf 4.5 Geluid wordt gemotiveerd dat ondanks de ligging van een van de nieuwe woningen binnen de 10 meter zone rondom het autobedrijf er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De beoogde ontwikkeling heeft tot gevolg dat een gevoelige functie wordt toegevoegd. De nieuw te realiseren woningen mogen geen negatief effect hebben op de bestaande functies. Het naastgelegen bedrijf wordt in de bestaande situatie reeds belemmerd door de omliggende woningen. De bestaande woning aan de Hessenweg 194 ligt direct tegen het bedrijfsbestemmings- en bouwvlak van het autobedrijf. De te realiseren woningen brengen hierdoor geen extra milieuhinder met zich mee.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Plaatsgebonden risico (PR):
Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.
Groepsrisico (GR):
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.
Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een professionele risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de professionele risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.
Het voorgenomen initiatief zelf is geen risicovolle activiteit. Op basis van de risicokaart is de situatie ter plaatse van het plangebied beschouwd. Hieruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn geen belemmeringen te verwachten.
Afbeelding 4.2 Uitsnede risicokaart. Geraadpleegd op 24 juli 2019 (bron: risicokaart.nl)
Het voorgenomen plan zelf is geen risicovolle activiteit. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn geen belemmeringen te verwachten.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
In onderhavig geval is sprake van de nieuwbouw van een uitbouw en de realisatie van een bijgebouw. Dit is ver beneden de grens van 3.000 woningen, waardoor op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 1 augustus 2019) is te zien dat nabij het plangebied (rekenpunt 202747 aan de Hessenweg) de grootschalige achtergrondconcentraties in 2017 van stikstofdioxide NO2 16,5 µg/m3, van fijnstof PM10 18,6 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 11,0 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. De concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide zijn daarmee ruim onder de grenswaarden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan.
De projectlocatie wordt ontsloten via de wijk 'Groot Agteveld'. De gronden liggen aan de wadi welke parallel aan de Groot Agteveldlaan is gesitueerd. In paragraaf 4.9 wordt ingegaan op de 'doorsteken' van de wadi naar de projectlocatie.
Via de woonstraten in de wijk 'Groot Agteveld' bereikt men de doorgaande wegen Hessenweg en Koningin Julianaweg. Aan de Hessenweg liggen ook de meest dichtstbijzijnde bushaltes, waardoor het dorp aangesloten is op het Openbaar Vervoer.
Op basis van de CROW-publicatie 317 is de verkeersaantrekkende werking van het project bepaald. De verkeersaantrekkende werking is afhankelijk van de functie van het project en de ligging van het projectgebied. Op de locatie zijn in de bestaande situatie geen woningen gesitueerd. In de toekomstige situatie worden er drie vrijstaande woningen toegevoegd. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de rekentool van CROW. De rekentool is ingesteld op koop, vrijstaand, rest bebouwde kom in de gemeente Leusden. De gemeente Leusden is op basis van de omgevingsadressendichtheid 'matig stedelijk'. Voor de berekening van de nieuwe situatie is de rekentool ingesteld op 3 woningen. De maximale verkeersgeneratie bedraagt in totaal 26 verkeersbewegingen. De omliggende wegen beschikken over voldoende capaciteit om de verkeersaantrekkende werking van het plan op te vangen
Het vaststellen van een plan voor de bouw of uitbreiding van een bestaand gebouw en/of het veranderen van een functie wordt alleen toegestaan wanneer aangetoond is dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. 'Voldoende' betekent dat tenminste voldaan wordt aan het geldende parkeerbeleid.
In de beoordeling van het principeverzoek voor onderhavig plan heeft de gemeente Leusden aangegeven dat voor de gewenste ontwikkeling aan dient te worden gesloten bij de parkeernormering zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Groot Agteveld - Woongebied'. De parkeernorm ten behoeve van woningen in 'Groot Agteveld' bedraagt 1,9 parkeerplaats per woning. De benodigde parkeerplaatsen per woning dienen op het eigen terrein te worden gerealiseerd. Deze parkeernorm is exclusief 0,3 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers. Er dient naast de parkeerplaats op het eigen terrein in totaal 0,9 parkeerplaats te worden gerealiseerd in openbaar terrein.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan. De verkeersgeneratie kan worden opgevangen op de omliggende wegen, de projectlocatie is goed ontsloten en op de planlocatie is voldoende ruimte om op eigen terrein in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:
Het plan waarin drie woningen in de achtertuinen van de bestaande woningen aan de Hessenweg 190a-192-194 worden gerealiseerd heeft de realisatie van geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder tot gevolg. Daarnaast is in paragraaf 4.1 reeds aangegeven dat in verband met de ligging ten opzichte van het autobedrijf akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
Op 1 september 2020 is door TecMap de rapportage van het akoestisch onderzoek opgeleverd. In het akoestisch onderzoek met kenmerk 20190142-2 is beoordeeld of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In Bijlage 1 is de rapportage opgenomen. Uit de rekenresultaten en toetsing bleek het volgende:
Directe hinder:
Indirecte hinder:
Uit bovenstaande blijkt dat de activiteiten bij het autobedrijf Terveld niet hoeven te resulteren in een slecht woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen woningen. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden. Zo moeten de deuren in de werkplaats tijdens de avondperiode gesloten blijven en moet op de erfgrens een afscherming worden gerealiseerd. Een deel van deze voorzieningen zijn ook nodig om te kunnen voldoen aan de normstelling volgens het Activiteitenbesluit bij de bestaande woningen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.
De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
In onderhavig plan worden de drie te realiseren woningen ter plaatse van de achtertuinen van de woningen aan de Hessenweg 190a-192-194 te Achterveld gerealiseerd. De nieuwbouw wordt gerealiseerd ter plaatse van gronden die in de huidige situatie al geheel de woonfunctie hebben. Aangezien de gronden op dit moment als tuin fungeren en in het verleden er geen bodembedreigende werkzaamheden hebben plaatsgevonden, is een verkennend bodemonderzoek niet nodig.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Natuurnetwerk Nederland (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
(het vervallen van de) Programmatische Aanpak Stikstof
Natura 2000-gebieden worden beschermd op basis van de Habitatrichtlijn (HR). Deze gebieden zijn aangewezen als Natura-2000 gebied omdat er bijzondere habitattypen en/of bijzondere plant- en diersoorten aanwezig zijn. Laatstgenoemde kunnen van stikstofgevoelige habitattypen afhankelijk zijn. Vanaf 1 juli 2015 is gewerkt met de PAS: de Programmatische Aanpak Stikstof. De PAS is het beleid waarmee Nederland het hoofd bood aan de problematiek rond stikstof en natuur. In de PAS zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waarbinnen ten minste één stikstofgevoelig habitattype voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof.
Met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het Programma Aanpak Stikstof komen te vervallen (ECLI:NL:RVS:2019:1603). De uitspraak heeft een aantal belangrijke gevolgen voor toekomstige en bestaande ontwikkelingen. Zo zijn de eerder geldende drempelwaarden komen te vervallen. Een ruimtelijke ontwikkeling kan leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Deze toename van stikstofdepositie kan het gevolg zijn van de aanlegfase (bouwwerkzaamheden) en de gebruiksfase (het gebruiken van het plan).
De projectlocatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied of nabij een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied betreft 'Veluwe' en is op ruim 10 kilometer afstand gelegen. De mogelijke emissie van stikstof en de depositie daarvan op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied in gevolge van de realisatie van dit plan zal geen overschrijding van de drempelwaarde van 0,00 mol/ha/jaar veroorzaken.
Wel is de projectlocatie gelegen nabij het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In het onderzoek dat door Nieuwland Advies is uitgevoerd in 2009, dit in het kader van de ontwikkeling 'Groot Agteveld' is reeds aangetoond dat de woningbouw, waaronder ook de drie woningen op de planlocatie, geen negatieve effecten veroorzaken op het NNN en de groene contour.
Afbeelding 4.3 Natura 2000-gebieden in het geel weergeven. Projectlocatie: oranje ster (bron: synbiosys.alterra.nl)
Afbeelding 4.4 NNN gebieden in het donkergroen weergeven, groene contour in het lichtgroen. Planlocatie: oranje ster (bron: webkaart.provincie-utrecht.nl)
Het voornemen bestaat uit de realisatie van drie woningen ter plaatse van bestaande woonpercelen. In de huidige situatie zijn de gronden in gebruik als siertuin en vindt met een zekere regelmaat onderhoud plaats. Ook gaan geen sloopwerkzaamheden met het plan gemoeid.
In de quickscan flora & fauna zoals uitgevoerd in 2009 door Nieuwland Advies en het nader onderzoek in het kader van de ontwikkeling 'Groot Agteveld' door adviesbureau Mertens, bleek dat ook geen gevolgen bestaan voor beschermde soorten.
De voorgenomen ontwikkeling betreft enkel het mogelijk maken van de realisatie van drie vrijstaande woningen met bijgebouwen ter plaatse van gronden met een bestaande woonbestemming en een bouwvlak. Gezien de beperkte omvang van het project en doordat de gronden in de huidige situatie in gebruik zijn als siertuin, zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebied of NNN uitgesloten. Verder is van belang dat geen sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Eventueel aanwezige beschermde soorten worden niet aangetast in hun verblijfs- of broedplaats.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het Verdrag van Valletta was geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de monumentenzorg, tot de inwerkingtreding van de Erfgoedwet op 1 juli 2016. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan kent het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge archeologische verwachting'. Conform het vigerende bestemmingsplan dient een archeologisch onderzoeksrapport te worden aangeleverd wanneer sprake is van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm. Dit geldt niet wanneer de werken en werkzaamheden een oppervlak beslaan van ten hoogste 500 m². Het oppervlak van de voorgenomen ontwikkeling bedraagt niet meer dan 500 m². Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. De dubbelbestemming wordt overgenomen in voorliggend wijzigingsplan.
De planlocatie is onbebouwd waardoor geen sprake is van een gebouwd monument. Ook zijn de gronden geen onderdeel van een beschermd dorpsgezicht. Onderhavige ontwikkeling doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden op de planlocatie en in de directe omgeving
Het plangebied kent een middelhoge archeologische verwachting en de werkzaamheden in de bodem zijn van beperkte omvang. Een nader archeologisch onderzoek is niet benodigd. Ten aanzien van cultuurhistorie treden geen belemmeringen op doordat het project geen negatief effect heeft op de te beschermen en behouden cultuurhistorische waarden in de omgeving. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het belangrijk om, waar mogelijk, te werken volgens de volgende principes:
Op landsniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt. Denk aan de Waterwet uit 2009, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
De projectlocatie is gelegen in het gebied van Waterschap Vallei en Veluwe.
Ter plaatse van het plangebied zelf zijn geen waterpartijen aanwezig, er vinden geen aanpassingen plaats aan waterpartijen. Er vindt een minimale toename van het verhard oppervlakt plaats, in totaal worden drie vrijstaande woningen met bijgebouwen gerealiseerd. De totale oppervlakte bedraagt niet meer dan 1.500 m². De afvoer van regen- en vuilwater zal conform de daarvoor geldende eisen worden ontworpen.
In de Legger van het Waterschap Vallei en Veluwe zijn geen gegevens vermeld over beschermde gebieden ter plaatse van de projectlocatie.
Afbeelding 4.5 Legger. Planlocatie: oranje ster (bron: valleienveluwe.maps.arcgis.com )
Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.
In het kader van de watertoets is voor de plannen de vergunningchecker doorlopen bij het Waterschap Vallei en Veluwe. Hieruit blijkt dat voor het plan geen watervergunning benodigd is. Wel geldt de zorgplicht.
De opgang naar het plangebied vindt plaats door middel van het doorsteken van de wadi. De wadi en de aan te leggen doorsteken zijn geen onderdeel van het plangebied daar de realisatie van de doorsteken reeds planologisch mogelijk is. De gronden kennen de enkelbestemming 'Groen' en zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, in- en uitritten, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, watergangen en waterpartijen. De te realiseren in- en uitritten zullen geen negatief onevenredig effect hebben op het functioneren van de wadi zoals opgenomen in de wateropgave bij de ontwikkeling 'Groot Agteveld'.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de drie woningen met bijgebouwen.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Voor alle activiteiten die op de D-lijst staan geldt bovendien sinds 16 mei 2017 dat het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet nemen. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Dit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU. Voor voorliggend project geldt echter dat het Besluit m.e.r. niet van toepassing is, omdat het toevoegen van drie extra woningen door splitsingen van bestaande woonpercelen niet op de C of D lijst vermeld staat. Wel staat 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' vermeld in kolom D11.2 van het Besluit mer.
Afbeelding 4.6 Relevant onderdeel besluit mer
In jurisprudentie is bepaald dat bij de beoordeling of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject gekeken moet worden naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij aspecten als de aard en omvang van de voorziene wijziging een rol spelen (o.a. rechtbank Gelderland van 3 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:4105 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:694).
Geconcludeerd kan worden dat voor wat betreft de voorgenomen ontwikkeling, geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling, is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Een aanmeldnotitie is derhalve niet benodigd. Volledigheidshalve wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:
1. Kenmerken van de projecten.
Het projectplan bestaat uit de nieuwbouw van drie vrijstaande woningen met bijgebouwen.
2. Plaats van de projecten.
De projectlocatie is gelegen aan de Groot Agteveldlaan 18 - 22 te Achterveld. De projectlocatie ligt op grote afstand van een Natura 2000-gebied. Op beperkte afstand van de projectlocatie ligt het NNN.
3. Kenmerken van het potentiële effect.
Op basis van de milieuparagraaf kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen negatief onevenredige milieueffecten heeft. De verkeersgeneratie neemt beperkt toe, er vindt geen onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit plaats.
In dit hoofdstuk worden de van het wijzigingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de regels behorende bij het moederplan ''Groot Agteveld - Woongebied''. De algemene regels uit dit moederplan zijn dan ook geldend voor dit wijzigingsplan. Middels verwijzingen in de regels wordt hiernaar verwezen.
De planregels van het wijzigingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1
Dit hoofdstuk bevat de inleidende regels die bestaan uit de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke, regels en de verbeelding te waarborgen. Hier wordt tevens een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''Groot Agteveld - Woongebied''.
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Op de verbeelding is de bestemming 'Wonen - 1' aangegeven. Tevens heeft de locatie de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie middelhoge archeologische verwachting'. Dit hoofdstuk van de regels bevat planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
Wonen - 1
Voor de woningen geldt de bestemming ‘Wonen - 1’. De woningen moeten vrijstaand worden gebouwd binnen het bouwvlak. De goot- en bouwhoogten van de woning zijn opgenomen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn tevens bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen toegestaan. Bij recht mag binnen een woning en bijbehorende bouwwerken een beroep aan huis worden uitgeoefend. Tevens is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van geluid.
Waarde - Archeologie middelhoge archeologische verwachting
Om te voorkomen dat de eventueel aanwezige archeologische resten worden geschaad, is een dubbelbestemming opgenomen met daaraan gekoppeld een aanlegvergunningenstelsel.
Hoofdstuk 3
Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en de overige regels.
Hoofdstuk 4
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel.
Het wijzigingsplan Groot Agteveldlaan 18 - 22 te Achterveld is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
De kosten die verband houden met de wijzigingsplanprocedure komen voor rekening van de initiatiefnemer en kunnen middels een aparte anterieure overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 20 juli 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Er zijn drie zienswijzen tegen het ontwerp wijzigingsplan ingediend. Deze zijnswijzen zijn beantwoord in de bijgevoegde Nota van zienswijzen (Gemeente Leusden, 2020). De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen van het wijzigingsplan. Er zijn een aantal ambtshalve aanpassingen gedaan ten opzichte van het ontwerp wijzigingsplan. De aanpassingen zijn beschreven in bovengenoemde nota (Bijlage 2).