Plan: | Buitengebied 2009 - herziening Hamersveldseweg 115 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.241-0401 |
behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied 2009 - herziening Hamersveldseweg 115
Aan de Hamersveldseweg 115 in Leusden is een woning aanwezig met bijbehorende bijgebouwen, erf en tuin. De aanwezige bebouwing voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. De eigenaar heeft daarom het voornemen opgevat de woning te gaan vervangen door twee halfvrijstaande woningen. Daarvoor is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.
Het perceel Hamersveldseweg 115 is gelegen in het oostelijke buitengebied van Leusden. Aan de overzijde van de weg begint de dorpskern. Kadastraal is dit perceel bekend als gemeente Leusden sectie I, nummers 139.
Ligging in omgeving
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door het perceel Hamersveldseweg 115. Het plangebied meet circa 6.500 m².
Luchtfoto omgeving met het plangebied globaal, in rood aangeduid
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2009. In dit plan hebben de woningen, de bijgebouwen en een gedeelte van de bijbehorende tuin de bestemming 'Wonen'. Hiermee zijn de gronden bestemd voor wonen en tuinen. Per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 woning toegestaan, met een maximale inhoud van 600 m³. .
De overige gronden hebben de bestemming 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden'. Daarmee zijn de gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijvigheid en voor de 'instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder hier zijn begrepen geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische, landschapsecologische en biologische waarden'. Ter hoogte van het plangebied is geen bouwvlak c.q. bouwperceel aangegeven. Dat houdt in dat hier alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
Het realiseren van twee halfvrijstaande woningen is binnen de huidige woonbestemming niet mogelijk. Tevens zijn de nieuwe woonpercelen deels op grond met de beschreven agrarische bestemming gepland. Dat is daar niet toegestaan. Voor de gewenste herontwikkeling van het perceel is een nieuw bestemmingsplan nodig.
Uitsnede plankaart met in rood omkaderd het plangebied
Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen van het kabinet voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeenten hebben meer bevoegdheden in de ruimtelijke ordening gekregen. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
Provincies en gemeenten hebben in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten weten beter wat er speelt in de regio en wat bewoners, bedrijven en organisaties willen. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.
Uit de SVIR volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied.
Provinciale Staten hebben in 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRS en de PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast c.q. herijkt. Provinciale Staten hebben de herijking van de PRS en de PRV op 12 december 2016 vastgesteld.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.
De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld. De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRV zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.
De PRV geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de PRV ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden alleen de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.
Verstedelijking
Volgens de PRV is het plangebied gelegen in landelijk gebied. De PRV bevat een verbod op verstedelijking (artikel 3.2) voor het landelijk gebied. Hierop gelden enkele uitzonderingen. Een van die uitzonderingen is verstedelijking in een bebouwingslint. Artikel 3.5 bepaalt daarvoor, in het eerste lid het volgende:
Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landelijk gebied’ kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat in bebouwingsenclaves of bebouwingslinten verstedelijking plaatsvindt, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Dit plan voorziet in verstedelijking conform de definitie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Het plangebied is gelegen in het bebouwingslint langs de Hamersveldseweg. De herontwikkeling van het plangebied houdt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit in. In paragraaf 3.2 wordt dat nader toegelicht. Van een aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijken van omliggende functies is geen sprake.
Bodem en water
Op de kaart met de naam 'bodem en water' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'overstroombaar gebied'. In artikel 1.13, tweede lid bepaalt de PRV hiervoor het volgende:
Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘overstroombaar gebied’ bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
Het plangebied is binnendijks gelegen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in kwetsbare en vitale objecten (zoals elektriciteitscentrales en ziekenhuizen) en ook niet in woonwijken en bedrijventerreinen. Voor dit bestemmingsplan behoeft dus geen rekening te worden gehouden met overstromingsrisico’s.
Natuur
Op de kaart met de naam 'natuur' ligt het plangebied deels in een gebied dat is gezoneerd als 'Groene contour'. In artikel 3.15, derde lid bepaalt de PRV hiervoor het volgende:
Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Groene contour’ bevat geen bestemmingen en regels die tot gevolg hebben dat natuurontwikkeling in gebieden die van belang zijn voor het functioneren van het Natuur Netwerk Nederland onmogelijk wordt, tenzij:
Het gedeelte van het plangebied dat in de Groene Contour ligt behoudt een agrarische bestemming in dit bestemmingsplan en een klein gedeelte krijgt een woonbestemming.. Met die bestemmingen wordt geen natuurontwikkeling onmogelijk gemaakt die van belang is voor het functioneren van het Natuur Netwerk Nederland. De woonbestemming ligt op minimaal 180 meter afstand van Natuur Netwerk Nederland.
Landschap
Op de kaart met de naam 'landschap' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Landschap' en daarbij nader aangeduid als 'Gelderse Vallei'. Artikel 1.8 bepaalt daarvoor het volgende:
Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landschap’ bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap.
Voor de Gelderse Vallei zijn de volgende kernkwaliteiten benoemd:
De kleinschaligheid van het landschap wordt in het plangebied en de omgeving vooral gevormd door de verkaveling en de perceelsrandbeplantingen. Onderhavig bestemmingsplan leidt op beide aspecten niet tot veranderingen. De hoeveelheid bebouwing neemt niet significant toe en de landschapsstructuur blijft verder ongewijzigd. Beken, griften en kanalen zijn in en direct om het plangebied niet aanwezig. Dit bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten die samenhangen met de Grebbelinie. De genoemde kernkwaliteiten worden in dit wijzigingsplan afdoende beschermd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de PRV.
Op 1 februari 2018 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisies voor het stedelijk en het landelijk gebied vastgesteld. Deze visies geven samenhang tussen alle ruimtelijke aspecten van het gemeentelijk beleid (inclusief die uit het sociaal domein). De visies bieden tevens een kader voor het opstellen van omgevingsplannen en uitwerking in beleid op deelterreinen. Omdat voor de visies eerst en vooral bij inwoners van en betrokkenen bij Leusden input is opgehaald is hiermee inhoud gegeven aan ‘de samenleving voorop”. Ook wordt met “uitnodigingsplanologie” inhoud gegeven aan de Omgevingswet.
Vanuit de kwaliteiten van ons landschap, de bijzondere rol van de melkveehouderij en het belang van het platteland voor alle inwoners kiest de raad in de visie voor het landelijk gebied voor de volgende strategische keuzes:
De visie is uitgewerkt in verschillende deelgebieden. Het plangebied valt hierbij in het deelgebied 'randzone met slagenlandschap'. Doelen in dit gebied zijn:
Om de kwaliteiten te borgen worden een aantal voorwaarden gesteld:
Toetsing
Voor onderhavig initiatief zijn vooral de landschappelijke uitgangpunten uit de omgevingsvisie van belang. Dit plan is goed inpasbaar binnen de aanwezige landschappelijke structuur. Het plan heeft daarbij geen invloed op de rust en ruimte in het buitengebied. Historische boerderijen en/of erfinrichtingen zijn niet aanwezig in het plangebied. De verkeersaantrekkende werking is nihil. Dit bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de uitgangspunten uit de omgevingsvisie.
Omgeving
Het plangebied is gelegen in het Leusdense buitengebied, net ten oosten van het dorp. Het landschap is een slagenlandschap. Dit is een vrij grootschalig landschap met een regelmatige rechthoekige verkaveling en rechte wegen. Het landschap heeft een open karakter. Beplanting is voornamelijk aanwezig langs de wegen en rond de erven. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De bebouwde erven staan langs de Hamersveldseweg en verspreid in het landschap.
Plangebied
Het plangebied is gelegen nabij de kruising van de Hamersveldseweg met de Zuiderinslag. In het plangebied is op zeer korte afstand van de Hamersveldseweg een eenvoudige woning aanwezig. Daarachter bevinden zich enkele lage bijgebouwen. De tuininrichting is eenvoudig en bestaat met name uit gazon.
Ten zuiden van het plangebied is een klein bosperceel aanwezig. Achter dit bosperceel (gezien uit het plangebied) zijn enkele burgerwoningen aanwezig. Ten oosten van het plangebied is een weiland aanwezig. Door de eenvoudige inrichting van het plangebied is dit weiland goed zichtbaar vanaf de openbare weg, wat een duidelijke zichtrelatie mogelijk maakt vanaf de Hamerveldseweg naar het oostelijk gelegen slagenlandschap. Ten noorden van het plangebied is een ander woonperceel gelegen en weer ten noorden daarvan is een melkveehouderij aanwezig. Aan de overzijde van de Hamersveldseweg begint de dorpskern van Leusden.
Luchfoto met in rood omkaderd het plangebied
Het plangebied gezien vanaf de kruising Hamersveldseweg-Zuiderinslag
Luchtfoto van het plangebied
De bebouwing in het plangebied voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. De bebouwing is gedateerd en de woning staat op korte afstand van de Hamersveldseweg. De initiatiefnemer wil daarom de woning en de bijgebouwen gaan vervangen en heeft daarbij de wens om dat te doen in de vorm van twee halfvrijstaande woningen.
Voor dit initiatief is een inrichtingsplan opgesteld waarmee een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt bereikt. Deze kwaliteitsverbetering staat uit het volgende:
Concreet houdt het in dat de twee nieuwe woningen in dezelfde voorgevelrooilijn worden gepositioneerd als de noordelijk gelegen woning aan de Hamerveldseweg 113. De beide woningen worden, in de breedte, midden op het perceel gepositioneerd en krijgen elk hun eigen inrit. Hoewel het de voorkeur heeft dat de beide woningen één inrit krijgen, is daar niet vanuit gegaan. Gegeven de breedte van het perceel en de voorkeurspositite voor de nieuwe woningen, kleven daar te grote nadelen aan. De toepassing van slechts één inrit, zou inhouden dat de voortuinen van een van beide woningen wordt doorkruist door een (auto)toegang tot de andere woning.
Uitgangspunt voor het plan is dat niet wezenlijk meer woonbebouwing wordt geïntroduceerd dan nu reeds toegestaan. Nu is ter plaatse een woning toegestaan van 600 m³ die buitenwerks gemeten moeten worden. In de nieuwe situatie mogen de beide woningen binnenwerks niet groter worden dan 600 m³. De beide woningen blijven daardoor goed aansluiten bij de omvang van de woningen op de andere percelen langs de Hamersveldseweg.
Achter en naast de woningen is ruimte voor bijbehorende bouwwerken en een achtertuin van voldoende formaat. Langs de zuidzijde wordt de zichtlijn richting het achterliggende landschap vrij gehouden. De overige gronden houden een agrarische bestemming en een overeenkomstig gebruik.
Inrichtingsplan nieuwe situatie
In de bestaande situatie is sprake van een boerenarbeiderswoning. Deze woning wordt gesloopt. Op het perceel mogen twee woningen worden gerealiseerd. Dit mogen geen twee vrijstaande woningen worden, maar ze dienen geschakeld of als een twee-onder-een-kapwoning gerealiseerd te worden. Hierna wordt de beeldkwaliteit van de beide, nieuwe woningen beschreven. Dit biedt een kader voor het uitwerken van het ontwerp van de nieuwe woningen.
De nieuw te bouwen woningen passen in de bestaande landelijke omgeving en zijn dusdanig ontworpen dat er sprake lijkt te zijn van één woning. Dit kan door beide woningen onder één kap te realiseren of door een van de twee woningen een ondergeschikte 'schuurachtige' uitstraling te geven, waardoor dit een bijgebouw bij een hoofdgebouw lijkt.
De nokrichting van de bebouwing aan de Hamersveldseweg is wisselend. De grotere boerderijen staan haaks op de Hamersveldseweg en volgen daarmee de verkavelingsrichting. Kleinere bebouwing staat voornamelijk haaks op de weg. De huidige bebouwing is een T-vormige woning met schuur, waarbij de kap aan de straatzijde in de langsrichting is gepositioneerd. De twee nieuwe woningen, in één massa of geschakeld, worden voorzien van een zadeldak of mansardekap. De lengterichting van de kap is haaks op of parallel met de weg.
De uitstraling van de nieuwe woningen is ingetogen, in een gedekte kleurstelling. De woningen dienen te passen binnen de karakteristiek van de Hamersveldseweg. Hierbij kan zowel gedacht worden aan een traditioneel beeld (metselwerk, luiken, rollagen) als een moderne uitvoering hiervan, waarbij de massa en het beeld van een landelijke woning in het buitengebied overeind blijft. Gekozen dient te worden voor natuurlijke materialen in een gedekte kleurstelling, zoals baksteen, hout, keramische dakpannen of riet.
De twee woningen worden tegen elkaar gebouwd, maar afhankelijk van het ontwerp mag de voorgevel verspringen ten opzichte van de andere woning. Witte accenten bij kozijnen en/of boeidelen zijn daarbij toegestaan.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Door Hunneman Milieu-advies B.V. is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vormt bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit de realisatie van de nieuwe woningen niet in de weg staat. Wel is asbestverontreiniging aangetroffen ter plaatse van de voormalige drupzone van een van de bijgebouwen (die een asbestdak zonder goot had). Geadviseerd wordt deze verontreiniging onder milieukundige begeleiding te verwijderen. Deze aanbeveling zal worden opgevolgd door de initiatiefnemer.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderhavige ontwikkeling voorziet alleen in de vestiging van milieugevoelige functies: twee woningen. Daarom is alleen sprake van inwaartse zonering. In de omgeving van het plangebied is één, relevante milieubelastende functie aanwezig: de melkveehouderij bij de Hamersveldseweg 113. Geluid en geur zijn daarvoor de maatgevende aspecten. Voor geluid geldt een richtafstand van 50 meter. Hieraan wordt voldaan. De afstand tussen het bouwvlak voor de nieuwe woningen en het bouwperceel van de melkveehouderij bedraagt minimaal 60 meter.
Voor geur gelden de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Het bedrijf houdt alleen dieren (rundvee) waarvoor vaste afstanden gelden en geen emissiefactoren. Dit houdt in dat tot het bedrijf een afstand van 50 meter moet worden aangehouden tot geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en 100 meter tot geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom. Gezien de situatie ter plaatse ligt het plangebied buiten de bebouwde kom. De Hamerveldseweg vormt hier de duidelijke grens tussen de dorpskern en het buitengebied. Aan de vereiste afstand van 50 meter wordt voldaan. De afstand tussen het bouwvlak voor de nieuwe woningen en het bouwperceel van de melkveehouderij bedraagt minimaal 60 meter. Dit sluit ook aan bij de vergunde situatie van het bedrijf. Bij het verlenen van de milieuvergunning van het bedrijf zijn de bestaande woning in het plangebied en de naastgelegen woning op nummer 113 beoordeeld als geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
In de nieuwe woningen zal dan ook sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en de nieuwe woningen leiden niet tot nieuwe belemmeringen voor omliggende bedrijven.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeersweg: de Zuiderinslag en de Hamersveldseweg. Derhalve wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd.
Door adviesbureau Groenewold is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Het plangebied is deels gelegen in de geluidzone van de Zuiderinslag. De Hamersveldseweg is een 30 km weg, die geen geluidzone heeft. Deze weg is in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het onderzoek betrokken. De geluidbelasting op de nieuwe woningen als gevolg van beide wegen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Daarmee is sprake van een goede ruimtelijke ordening voor het aspect wegverkeerslawaai. Verkeersgeluid vormt hiermee geen belemmering voor realisatie van het plan.
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De belangrijkste stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. .
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van twee nieuwe woningen ter vervanging van een bestaande woning. Daarmee valt dit bestemmingsplan onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
De omgevingsvergunning maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
Op de gemeentelijke, archeologische beleidsadvieskaart ligt het plangebied deels in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde en deels in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde. In de eerst genoemde zone geldt een onderzoeksverplichting voor ingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 100 m². In de andere zone geldt een onderzoeksverplichting voor ingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 10.000 m². De nieuwe woningen zijn gepland binnen de zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Omdat de omvang en diepte van de grondwerkzaamheden voor de realisatie van het bestemmingsplan niet precies bekend zijn en daarmee ook niet of de genoemde ondergrenzen worden overschreden, is het niet doelmatig om in het kader van het bestemmingsplan archeologisch onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek zal zo nodig in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden uitgevoerd. Middels een archeologische dubbelbestemming wordt de uitvoering daarvan geborgd in dit bestemmingsplan.
In het plangebied zelf zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig. Ook monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.
Door adviesbureau Groenewold Natuur & Milieu is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied geen habitat vormt voor beschermde flora en fauna. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het NatuurNetwerk Nederland uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
Met dit bestemmingsplan vindt een herschikking plaats van een bestaand woonperceel, zonder dat de bouwmogelijkheden wezenlijk toenemen. Hemelwater zal worden afgevoerd richting de omliggende watergangen, wanneer mogelijk oppervlakkig via de omliggende, onverharde gronden. De vuilwaterafvoer van de woningen zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst over grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. Hierin is geregeld dat de initiatiefnemers de kosten die gemeente maakt ter uitvoering van zijn initiatief voor hun rekening komen. Alle met deze planwijziging samenhangende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Deze wijziging heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2009 als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemming worden hierna kort besproken.
Met de bestemming 'Agrarisch met waarden' behoudt het gedeelte van het plangebied, dat niet nodig is voor de nieuwe woonpercelen, zijn agrarische bestemming. De gronden worden hiermee in hoofdzaak bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijvigheid en hobbymatig agrarisch gebruik. Met deze bestemming wordt niet in gebouwen voorzien. Alleen erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan.
Met de bestemming 'Wonen' wordt de huidige woonbestemming van het perceel aangepast op de nieuwe situatie. Dit houdt in hoofdzaak het volgende in:
Aan-, uit- en bijgebouwen zijn toegestaan binnen en buiten het bouwvlak, mits deze zich achter de voorgevellijn van de woning bevinden. Bij elke woning is maximaal 80 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan
Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aan het plangebied toegekend, conform het gemeentelijke, archeologische beleid.
Het concept van dit bestemmingsplan is niet toegezonden aan de provincie Utrecht en/of de Rijksoverheid in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met dit plan zijn geen provinciale of nationale belangen in het geding zijn. Het concept van dit bestemmingsplan is voor vooroverleg wel naar het waterschap Vallei en Veluwe gezonden. Hierop is geen reactie ontvangen.
De initiatiefnemer heeft de direct omwonenden geïnformeerd over zijn voornemen om de woning in het plangebied te gaan vervangen door twee halfvrijstaande woningen. Het gaat dan om de bewoners van de Hamersveldseweg 113, 117 en 119. Tevens is de verkopende makelaar van de woning aan de overzijde van de Hamersveldseweg, de Hamersveldseweg 120a geinformeerd. Aan hen zijn het inrichtingsplan en het ontwerp voor de nieuwe woningen getoond. Allen hebben vervolgens aangegeven geen bezwaren te zien in de realisatie van de beide woningen.
Met ingang van 28 februari 2020 tot en met 9 april 2020 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.