Plan: | Fietspad Hamersveldseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.220-0401 |
De Hamersveldseweg is één van de hoofdfietsroutes in Leusden. De provincie Utrecht heeft deze verbinding in het Realisatieplan Fiets 2016-2020 aangemerkt als onderdeel van het regionale fietsroutenetwerk.
Dagelijks wordt deze verbinding door ruim 500 fietsers gebruikt (werkende mensen en scholieren die vanuit Woudenberg richting Leusden en Hoevelaken v.v. rijden). Het zuidelijke gedeelte van deze weg is relatief smal (maximaal 5 meter breed). Langs beide zijden van dit weggedeelte staan eikenbomen. Van sommige bomen staat de stam pal tegen de rijbaan, waardoor de weg ook nog eens smaller oogt.
De Hamersveldseweg is aangewezen als erftoegangsweg. Dit impliceert dat deze weg (primair) een functie heeft voor gemotoriseerd verkeer dat hier een herkomst of bestemming heeft. Doorgaand verkeer hoort gebruik te maken van de daarvoor aangewezen ontsluitingswegen. In het zuidelijk deel van Leusden zijn dit de Arnhemseweg (N226) en de Groene Zoom.
Doordat de N226 redelijk congestiegevoelig is wordt de Hamersveldseweg ook regelmatig als sluiproute gebruikt. Voor automobilisten, die komend uit de richting van Woudenberg naar het centrum van Leusden willen rijden (of omgekeerd), is dit nu eenmaal de kortste route.
Het zuidelijk deel van de Hamersveldseweg, met een lengte van ongeveer 800 meter is ook de (enige) aan- en afvoerroute naar bedrijventerrein Ambacht. Doordat hier dus ook veel vrachtverkeer rijdt, komen fietsers meer en meer in de verdrukking.
Het te smalle wegprofiel in combinatie met wortelopdruk noopt tot een heroverweging van de functie c.q. het gebruik van deze weg om de verkeersveiligheid ook op langere termijn blijvend te garanderen. In ieder geval is duidelijk dat veel fietsers zich hier, zeker tijdens de spitsperiodes, onveilig voelen.
Toekomstige ontwikkelingen
De Grasdrogerijweg gaat de verbinding vormen tussen de Ben Pon Baan enerzijds en de Hamersveldseweg anderzijds. In de huidige situatie is de Grasdrogerijweg een doodlopende weg (die alleen vanaf de Hamersveldseweg bereikbaar is).
Als de Grasdrogerijweg wordt doorgetrokken naar de Ben Pon Baan ontstaat de mogelijkheid om van de Hamersveldseweg-zuid via de Grasdrogerijweg en de Ben Pon Baan naar de Groene Zoom te rijden (en omgekeerd). Hiermee krijgen ook de bewoners van woongebied Tabaksteeg de mogelijkheid hun wijk voortaan via de Grasdrogerijweg en de Hamersveldseweg te verlaten. Volgens modelberekeningen neemt het aantal motorvoertuigen op de Hamersveldseweg-zuid daarmee aanzienlijk toe (ongeveer 1000 per etmaal). Dat betekent dat er op een gemiddelde werkdag ongeveer 4000 motorvoertuigen over de Hamersveldseweg-zuid zullen rijden.
De Grasdrogerijweg wordt ook de nieuwe aan- en afvoerroute voor vrachtverkeer van en naar bedrijventerrein Ambachtsweg. Op het moment waarop deze doorverbinding wordt opengesteld treedt de ingestelde geslotenverklaring voor vrachtverkeer in werking. Deze geslotenverklaring heeft betrekking op het gedeelte van de Hamersveldseweg, gelegen tussen de Leusbroekerweg en de Ambachtsweg. Het betreffende verkeersbesluit is onherroepelijk geworden.
Gevolgen voor het fietsverkeer
Door de verwachte toename van het (personen)autoverkeer zal het 'fietsklimaat' op het zuidelijk deel van de Hamersveldseweg minder worden. Dit staat op gespannen voet met het streven om het gebruik van de fiets te stimuleren c.q. de concurrentiepositie van de fiets ten opzichte van de auto te versterken.
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op het zuidelijke deel van de Hamersveldseweg, gelegen tussen de spoorovergang en de Leusbroekerweg. Het projectgebied is circa 800 meter lang, waarbij aan de westzijde van de Hamersveldseweg een fietspad wordt beoogd.
Het realiseren van een dubbel vrijliggend fietspad (twee richtingen) ten behoeve van het verbeteren van het fietsklimaat c.q. fietsveiligheid aan de Hamersveldseweg. Deze ontwikkeling maakt onderdeel uit van een breder maatregelpakket, toegelicht in paragraaf 1.1.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.
In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:
Met de hiervoor genoemde doelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Voorliggend plan heeft geen betrekking op nationale belangen, beschreven in de SVIR.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De realisatie van een fietspad valt niet onder 'stedelijke ontwikkelingen'. De Ladder is daarom niet van toepassing op voorliggend plan.
De provincie Utrecht heeft in haar Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) beleid en visie opgesteld op basis van vier pijlers voor de ruimtelijk ontwikkeling: duurzame leefomgeving, beschermen kwaliteiten, vitale dorpen en steden en dynamisch landelijk gebied.
In de mobiliteitsketen is aandacht voor de fiets en de voetganger essentieel. Voor recreatieve doeleinden, woonwerkverkeer, stad-landverbindingen en het voor- en natransport van en naar OV-haltes spelen deze verbindingen een belangrijke rol. De opkomst van de elektrische fiets kan deze rol nog vergroten. Het regionale fietsnetwerk verbindt belangrijke woonlocaties met werklocaties, scholen en stations. Het gaat om de routes buiten de bebouwde kom. De routes binnen de bebouwde kom worden aangewezen door gemeenten, maar maken wel integraal onderdeel uit van de routes van interlokaal belang. Het gaat immers om de verbinding tussen woonlocatie en bestemming.
Voor langzaam verkeer vormen snel-, spoor- en waterwegen vaak barrières. Waar dit speelt zijn stad, kernen en voorzieningen niet altijd optimaal met elkaar verbonden. Wij streven ernaar om bij ingrepen in het auto-, spoor- en waternetwerk de bestaande verbindingen voor langzaam verkeer te ontzien en infrastructurele verbeteringen te realiseren. Nieuwe fietsverbindingen – los van bestaande wegen – behoeven een zorgvuldige integrale afweging.
Uitsnede 'kaart 9 - verkeer en vervoer' uit de PRS
In bovenstaande afbeelding staat het plangebied, de Hamersveldseweg, aangeduid als onderdeel van het regionaal fietsnetwerk. Een infrastructurele verbetering op deze locatie is in lijn met de ambities van de Provincie Utrecht.
De provincie Utrecht is de meest competitieve regio van Europa. Om deze positie te behouden, moeten de vestigingsfactoren sterk en kwalitatief hoogwaardig zijn. Een goede bereikbaarheid is één van die vestigingsfactoren. De provincie vindt het daarom belangrijk om te investeren in brede mobiliteitsoplossingen en om alle modaliteiten goed te faciliteren. De fiets is binnen het vervoerssysteem een volwaardige modaliteit. Voor de korte afstanden en met de elektrische fiets zelfs afstanden tot circa 15 kilometer, kan de fiets een goed alternatief zijn voor de auto en het openbaar vervoer. Wij willen daarom dat alle belangrijk werklocaties, middelbare scholen en knooppunten veilig, comfortabel en snel per fiets kunnen worden bereikt.
Uitsnede bijlage 1 van het Realisatieplan Fiets 2016-2020, met de Hamersveldseweg aangeduid als onderdeel van het regionaal fietsnetwerk.
Het Realisatieplan Fiets geeft aan welke investeringen in de coalitieperiode 2016-2020 worden gedaan. Het is het kader waartegen alle acties worden afgezet om onze ambities te realiseren.
De Hamersveldseweg wordt, zoals in bovenstaande afbeelding te zien, aangeduid als onderdeel van het regionaal fietsnetwerk. Voorliggend plan sluit dus aan bij de provinciale ambitie voor het verbeteren van de regionale fietsstructuur.
Het beleid op het gebied van verkeer en vervoer is vastgelegd in het ‘Beleidsplan verkeer en vervoer’. Dit plan, dat in overleg met allerlei maatschappelijke organisaties is voorbereid, geeft oplossingsrichtingen voor allerlei knelpunten. In november 2012 is besloten om het beleid uit het beleidsplan dat in 2002 is vastgesteld te continueren.
In het Beleidsplan staan maatregelen en acties om de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid te waarborgen of te verbeteren. In het besluit van 2012 is hier het thema duurzaamheid aan toegevoegd en zijn de doelstellingen geactualiseerd. De toevoeging van het thema duurzaamheid is het gevolg van de diverse ontwikkelingen die spelen gericht op verduurzaming van mobiliteit, zoals e-bikes.
Als geactualiseerde centrale doelstelling is gesteld dat Leusden in 2016 een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers-en vervoersysteem heeft voor alle modaliteiten, waarbinnen bereikbaarheid en kwaliteit van de leefomgeving in een goede verhouding met elkaar staan en ruimtelijke ontwikkelingen voldoende worden gefaciliteerd.
Er is onderscheid gemaakt tussen hoofd- en neveroutes in de wensstructuur voor fietsverkeer.
In bijlage 1.2 van het Beleidsplan Verkeer en Vervoer Leusden staat de Hamersveldseweg aangeduid als hoofdroute.
In het Beleidsplan wordt daarom gepleit voor het ruim dimensioneren van fietsvoorzieningen en waar mogelijk het realiseren van fietsvoorzieningen ter weerszijden van de weg. In voorliggend plan ervoor gekozen de fietsvoorzieningen voor beide rijrichtingen te bundelen aan één zijde van de weg.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'. Het heeft de de enkelbestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden'. Het noordelijke deel wordt ook aangeduid als 'Gebied met archeologische verwachtingswaarde'. In het zuidelijke deel wordt het gebied doorkruisd door een dubbelbestemming 'Zone aardgastransportleiding A'
Uitsnede plankaart Buitengebied 2009
De Hamersveldseweg is één van de hoofdfietsroutes in Leusden. De weg maakt onderdeel uit van de dagelijkse fietsroute van ruim 500 scholieren en forensen. De huidige weg is relatief smal (max. 5 m) en heeft geen fietsstroken. Met name tijdens de spits wordt de weg door fietsers als onveilig ervaren.
Uitsnede Hamersveldseweg (ri. Leusden) van de huidige situatie (bron: Google Streetview)
De Hamersveldseweg wordt door autoverkeer veelal gebruikt als sluiproute tijdens congestie op de Arnhemseweg (N226) en de Groene Zoom. Met geplande ingrepen in de verkeersstructuur in de omgeving (o.a. de verbinding tussen de Grasdrogerijweg en Ben Pon Baan) wordt verwacht dat er meer verkeersdrukte ontstaat op de Hamersveldseweg. Daarom wordt, ten behoeve van verkeersveiligheid, een vrijliggend fietspad ten westen van de Hamersveldseweg beoogd.
Ten westen van de Hamersveldseweg wordt een vrijliggend tweerichtingsfietspad van 3 m breed beoogd. De bestaande bomenrij aan de westzijde blijft hierbij intact. Aan de noord- en zuidzijde van het plangebied wordt het fietspad aangesloten op de bestaande infrastructuur. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt 1 boom gekapt ten behoeve van de aansluiting van het fietspad op de Leusbroekerweg.
De werkzaamheden worden gecombineerd met de bundeling van kabels en leidingen en het toevoegen van een nieuwe waterleiding. Het ontwerp en profiel van het nieuwe fietspad is te zien in Bijlage 1.
Beoogd effect
De verwachting is dat de mix van maatregelen (zie paragraaf 1.1) zal leiden tot een veiligere verkeerssituatie. Waardoor een substantiële groei van het aantal fietsers te verwachten is. Het vrijliggend fietspad is een meer dan gewenste voorziening om zowel het utilitair als het recreatief gebruik van deze hoofdfietsroute omhoog te brengen. Belangrijkste doelgroep zijn diegenen die deze route nu links laten liggen omdat zij de Hamersveldseweg te gevaarlijk vinden.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Op de Archeologische Beleidskaart (2017) wordt het plangebied aangeduid als gebied met een middelhoge archeologishe verwachting. Bij plangebieden groter dan 500 m2 waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv plaatsvinden is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Uitsnede Archeologische Beleidskaart (2017)
Echter ter plaatse van de werkzaamheden is de bodem al eerder geroerd voor de aanleg van kabels en leidingen. Het aantal vierkante meter ongeroerde grond blijft daarmee onder de 500m2. Het plangebied kan worden vrijgegeven voor de genoemde infrastructurele werkzaamheden.
Echter, omdat nooit uitgesloten kan worden dat archeologische resten worden gevonden, moet gewezen worden op de meldingsplicht (Erfgoedwet art.5.10): Indien bij bodemverstorende werkzaamheden zaken worden aangetroffen, waarvan de vinder weet of redelijker wijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is diegene verplicht dit direct te melden.
Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
De aanleg van een fietspad is niet aan te merken als realisatie van een gevoelige functie. Tevens zal er door de voorgenomen ontwikkeling geen grond uit het plangebied worden afgevoerd. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk.
Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.
Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen. Op 17 augustus 2017 is een ecologische inventarisatie in het plangebied uitgevoerd, deze is opgenomen in Bijlage 2. Uit deze quick scan komen de volgende conclusies naar voren:
In de kapvergunning is het ecologische aspect verder onderbouwd. Het vergunningsproces is reeds doorlopen. Derhalve is aanvullend ecologisch onderzoek niet langer noodzakelijk.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Een fietspad genereert geen geluid en is geen geluidgevoelig object. Het aspect geluid vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Ng/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.
Het voorliggende plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een fietspad. Een dergelijke functie heeft, met uitzondering van verkeer in verband met onderhoudswerkzaamheden, geen verkeersaantrekkende werking. De verkeersgeneratie van de nieuwe functie is dan ook nihil. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
In reactie op de Watertoets heeft het Waterschap Vallei en Veluwe op 19 april 2018 gereageerd. Het fietspad wordt aangelegd in het buitengebied waarvoor de norm is vastgesteld op 4.000m2 tegenover 1.500m2 in stedelijk gebied. Op basis daarvan geldt geen waterbergingseis vanuit het waterschap. Andere werkzaamheden zoals het dempen/vergraven van watergangen (in dit geval c-watergangen) of het onttrekken van grondwater zijn niet meegenomen in deze overweging.
Aan de zuidzijde van het tracé wordt een aanpassing op het bestaande watergang gemaakt. Hier wordt gebruik gemaakt van een dam en duiker om de watergang te overbruggen.
Het aspect water vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In het plangebied liggen enkele bestaande kabels en een gasleiding. Bij de realisatie van het fietspad worden de bestaande kabels en leidingen gebundeld in een nieuwe strook. In deze strook wordt ook een nieuwe waterleiding gerealiseerd. In onderstaande afbeelding zijn zowel de oude locatie als de nieuwe, te realiseren, strook aangegeven.
Profieltekening van het fietspad met kabels en leidingen
De te verplaatsen leidingen zijn niet planologisch relevant en worden middels een ander vergunningsproces mogelijk gemaakt.
Het aspect kabels en leidingen vormt daarmee geen belemmering voor uitvoering van het plan.
Het te realiseren fietspad wordt over een bestaande gasleiding aangelegd, zie hiervoor onderstaande afbeelding. Deze 40-bar gasleiding ligt op 206 cm onder maaiveld. Echter heeft voorliggend planvoornemen geen betrekking op de realisatie van een gevoelige functie.
Uitsnede Risicokaart.nl (d.d. 26-3-2018); het plangebied in paars kader.
Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen.
Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing zijn eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer.
In dit geval is de gemeente Leusden initiatiefnemer. Het project is financieel en economisch uitvoerbaar.
Overleg
Op grond van de artikelen 6.18 Bor en 3.1.1. Bro wordt over een projectoverleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
De concept ruimtelijke onderbouwing wordt voorgelegd aan de provincie, het Waterschap en Rijkswaterstaat.
Terinzagelegging
Het Wabo projectbesluit heeft voor eenieder voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen, zoals dit is voorgeschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.