Plan: | Huis van Leusden, correctie bouwhoogte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0327.206-0401 |
Op de hoek van de wegen 't Erf en De Smidse ligt het gemeentehuis van de gemeente Leusden. Het in 1983 gerealiseerde gebouw, ontworpen door architect Leo Heijdenrijk, voldoet niet meer aan de functie-eisen van deze tijd. Het pand is dan ook in het recente verleden verkocht aan een private partij, ten behoeve van een herontwikkeling onder de naam 'Huis van Leusden'.
De herontwikkeling voorziet na sloop, in nieuwbouw met een plint, waarin het gemeenschapshuis gesitueerd wordt. De benedenverdieping en de eerste verdieping worden in gebruik genomen door onder andere de gemeente Leusden. Vanaf de tweede verdieping zullen appartementen gerealiseerd worden. Voor de herontwikkeling is op 12 mei 2016 het bestemmingsplan "Huis van Leusden" vastgesteld.
Op basis hiervan is op 16 februari 2017 de omgevingsvergunning (kenmerk 278392) voor de bouw van 'Het huis van Leusden' afgegeven. De omgevingsvergunning voorziet naast de bouw van het gemeentehuis in 33 appartementen en 29 zorgappartementen.
Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen en naar aanleiding van eerdere suggesties van omwonenden, zijn er kleine aanpassingen aan het plan doorgevoerd. Hiervoor wordt de maximaal toegestane bouwhoogte op één plaats overschreden. Tevens wordt voor een deel gebouwd binnen een aanduiding waarbinnen geen woningen mogen worden gerealiseerd. De voorgestelde aanpassingen zijn niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor de ontwikkeling. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden heeft daarom het voornemen om met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor onderhavig initiatief.
Het besluitgebied betreft een gedeelte van de nieuwbouw 'Huis van Leusden'. Het betreft uitsluitend het deel van de nieuwbouw waar de maximaal toegestane bouwhoogte wordt overschreden en er deels een appartement wordt gerealiseerd binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
Op de navolgende afbeelding is de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar de projectkaart behorende bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Globale ligging en begrenzing besluitgebied
Zoals in de aanleiding reeds genoemd, valt het besluitgebied onder de werking van het bestemmingsplan "Huis van Leusden", vastgesteld 12 mei 2016 door de gemeenteraad van Leusden. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. De begrenzing van het besluitgebied is daarop met een gele omlijning weergegeven.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan Huis van Leusden
Op grond van het vigerende bestemmingsplan geldt ter plaatse van het besluitgebied de bestemming 'Maatschappelijk'. Volgens artikel 3 van de planregels zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen (uitsluitend op de begane grond en de tweede bouwlaag) en wonen ter plaatse van de aanduiding hiertoe (uitsluitend op de tweede bouwlaag en hoger). Verder is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de beoogde nieuwbouw moet worden gerealiseerd.
Binnen dit bouwvlak zijn diverse hoogteaanduidingen opgenomen. Ook is de aanduiding 'wonen uitgesloten' opgenomen, hierbinnen is wonen niet toegestaan. Eveneens is het maximaal aantal te realiseren woningen geregeld. Voor het overige is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' van toepassing.
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet expliciet niet in de realisatie de nieuwbouw van het 'Huis van Leusden' in zijn geheel. Dit is op basis van het vigerende bestemmingsplan immers toegestaan. En op basis hiervan is op 16 februari 2017 de omgevingsvergunning (kenmerk 278392) voor de bouw van 'Het huis van Leusden' afgegeven. De omgevingsvergunning voorziet naast de bouw van het gemeentehuis in 33 appartementen en 29 zorgappartementen. Deze onderbouwing voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd.
Het maximaal aantal te realiseren woningen van 35 wordt niet overschreden. Immers in de nieuwe situatie worden maximaal 34 woningen gerealiseerd naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen. In de figuur is met een gele omkadering het besluitgebied weergegeven. Binnen het besluitgebied wordt de maximaal toegestane bouwhoogte van 11 meter overschreden (14 meter) en binnen het besluitgebied is de functie wonen niet toegestaan.
Om deze aanpassing van de nieuwbouw plannen mogelijk te maken moet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden op basis van artikel 2.1 eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12 eerste lid onder a sub 3, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend.
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bestaat uit deze toelichting en een kaart met het besluitgebied. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 volgt de haalbaarheid van het plan. Naast de economische uitvoerbaarheid dient het plan ook op aspecten als beleid, milieu, water, ecologie, archeologie en verkeer en parkeren uitvoerbaar te zijn. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de afweging ten aanzien van het initiatief en de uiteindelijke conclusie.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de fysiek en planologisch bestaande situatie in het besluitgebied. Vervolgens wordt de beoogde ontwikkeling en de wijze waarop dit afwijkt van het vigerende bestemmingsplan, nader toegelicht.
De fysiek bestaande situatie in het besluitgebied betreft het huidige gemeentehuis van Leusden. Deze zal worden geamoveerd waarna het nieuwbouwplan 'Huis van Leusden' zal worden gerealiseerd. Het plan voorziet in nieuwbouw met een plint, waarin het gemeenschapshuis gesitueerd wordt. De benedenverdieping en de eerste verdieping worden in gebruik genomen door onder andere de gemeente Leusden. Vanaf de tweede verdieping zullen appartementen gerealiseerd worden. Op 16 februari 2017 is de omgevingsvergunning (kenmerk 278392) voor de bouw van 'Het huis van Leusden' afgegeven. De omgevingsvergunning voorziet naast de bouw van het gemeentehuis in 33 appartementen en 29 zorgappartementen.
Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen en naar aanleiding van eerdere suggesties van omwonenden zijn er kleine aanpassingen aan het plan doorgevoerd. Hiervoor wordt de maximaal toegestane bouwhoogte op één plaats wordt overschreden. Tevens wordt voor een deel gebouwd binnen een aanduiding waarbinnen geen woningen mogen worden gerealiseerd. Binnen het besluitgebied geldt een maximale bouwhoogte van 11 meter. Met de beoogde aanpassingen komt de bouwhoogte op 14 meter te liggen.
Verder wordt een deel van de appartementen binnen een aanduiding gerealiseerd waarbinnen geen woningen zijn toegestaan. In totaal worden op deze wijze 34 woningen gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen binnen het besluitgebied, van 35 woningen, wordt niet overschreden. Immers in de nieuwe situatie worden maximaal 34 woningen gerealiseerd naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen. In de figuur in paragraaf 1.3 is het besluitgebied weergegeven en is zichtbaar dat hier een bouwhoogte van 11 meter geldt en wonen is uitgesloten (-w). In onderstaande figuur is de wijziging in het gevelbeeld opgenomen.
Oorspronkelijk gevel Nieuwe gevel
De gevel wordt ten opzichte van het oorspronkelijke plan teruggelegd, waardoor een vriendelijker beeld richting direct omwonenden aan deze zijde ontstaat.
De voorgestelde aanpassingen komen voort uit eerdere suggesties van omwonenden van het besluitgebied en de wens om het gevelbeeld aan de westzijde van de nieuwbouw 'vriendelijker' (meer licht en lucht) te maken en de bebouwing hier iets terug te leggen.
In onderstaande figuur is het nu voorliggende projectgebied op de vigerende verbeelding van het bestemmingsplan "Huis van Leusden"geprojecteerd. In de figuur is goed zichtbaar dat slechts beperkt de maximale bouwhoogte wordt overschreden en dat slechts voor een klein deel binnen de aanduiding 'Wonen uitgesloten' wordt gebouwd.
Overlay besluitgebied en vigerende verbeelding
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)
Op 1 oktober is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' (Stb. 2012, nr. 388) in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting. Artikel 3.1.6 tweede lid:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Toetsing rijksbeleid
De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in een gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen wordt niet overschreden.
In de huidige situatie zijn in het besluitgebied op basis van het vigerende bestemmingsplan 35 woningen toegestaan. Het totale programma nu bestaat uit 34 appartementen naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen. Het maximaal toegestane aantal wordt daarmee niet overschreden en er is daarmee geen sprake van het 'planologisch' toevoegen van woningen. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2025 en Verordening
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld. Hierin beschrijft de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2025. In de visie staan de doelstellingen die van provinciaal belang zijn en welk beleid daarbij hoort. Ook wordt aangegeven hoe het beleid wordt uitgevoerd. Deels wordt dit gedaan door de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) gelijktijdig met de PRS op te stellen.
De verstedelijkingsambities moeten plaatsvinden binnen de rode contouren. Efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte speelt hierbij een belangrijke rol. Dit geldt zonder meer voor het besluitgebied, omdat de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, plaatsvindt op een locatie die binnen de rode bebouwingscontour ligt. Het besluitgebied ligt binnen de kern Leusden en valt volledig binnen deze rode contour en draagt daarmee bij aan de hierboven beschreven ambitie.
Provinciaal Waterplan 2010-2015
Het Waterplan 2010-2015 van de provincie Utrecht omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie Utrecht voor de periode 2010-2015. Met dit plan, door Provinciale Staten op 23 november 2009 vastgesteld, voldoet de provincie aan de verplichting van de Waterwet om voor een periode van zes jaar een regionaal waterplan op te stellen. Het vervangt het Waterhuishoudingsplan 2005-2010, dat hiermee vervalt. Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 bevat geen specifieke informatie over de gemeente Zeist. Uit de verschillende kaarten die zijn opgenomen in het Waterplan is wel informatie af te afleiden. Hieruit blijkt onder meer dat het besluitgebied binnen het infiltratiegebied Utrechtse Heuvelrug ligt. Dit betekent onder meer dat bij functiewijzigingen rekening gehouden moet worden met de eventuele aantasting van het grondwater.
Toetsing provinciaal beleid
De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deel binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen wordt niet overschreden. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. Met de bouw van het plan 'Huis van Leusden' wordt invulling gegeven aan de herontwikkeling van het verouderde gemeentehuis in het centrum van Leusden. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied. Het initiatief is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Woonvisie 2016-2026
De Woonvisie 2016-2026 is een actualisatie van de Woonvisie 2012-2022 en is door de gemeenteraad vastgesteld op 9 juni 2016.
Behouden en versterken van de Leusdense kernkwaliteiten als dorps en groen blijven voorop staan. De “oude” Woonvisie ging uit van het beginsel “nee, tenzij….” voor wat betreft nieuwe projecten ten opzichte van de in uitvoering en voorbereiding zijnde woningbouwprojecten. Mede vanwege de economische crisis was een aantal jaren het consumentenvertrouwen en daardoor de vraag naar woningen laag. De crisis met vergaande consequenties voor de woningmarkt ligt achter ons. De Woonvisie 2016 -2026 gaat dan ook uit van een ander vertrekpunt. Om Leusden vitaal en krachtig te houden wordt planologische ruimte geboden voor de bouw van 800 - 1.200 woningen (peildatum 2016) tot 2026. Voor het grootste deel worden deze woningen gerealiseerd op locaties die al in ontwikkeling en/of in voorbereiding zijn. Voor een deel kunnen deze woningen ook op locaties binnen de rode contour worden gerealiseerd die voor herontwikkeling in aanmerking komen of die ruimtelijk gezien geschikt zijn voor woningbouw. De te realiseren woningen moeten vooral iets toevoegen aan de Leusdense woningvoorraad dat er niet of onvoldoende is. Dat kan zitten in de woning, het woonconcept en/of de wijze waarop een project tot stand komt. Het te realiseren programma hiervoor bestaat in hoofdzaak uit gezinswoningen. De onderbouwing van de behoefte aan de te realiseren woningen is aan de initiatiefnemer.
Aan de woonverkenning Leusden (ABF Research 2011) wordt het volgende ontleend: “Leusden heeft een bevolkingsopbouw met relatief veel kinderen, (potentiële) gezinnen vanaf 30 jaar en een nu nog beperkte groep senioren. Het aantal jonge huishoudens groeit mede door vestiging. Het cohort 15-24 jaar is kleiner dan de andere leeftijdsgroepen wat verklaard wordt door vertrek omwille van voornamelijk studiemotieven. Op termijn is de ontgroening daardoor beperkt. De vergrijzing neemt sterk toe. Hierdoor ontstaat naar verwachting een andere mix van huishoudens binnen de verschillende woonmilieus. Dit heeft effecten op het gebruik van de publieke ruimte en de behoefte aan voorzieningen.
Toetsing gemeentelijk beleid
In de woonvisie zijn voor de jaren 2016-2026 800 tot 1.200 woningen begroot. Het doel is om deze woningen te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied. De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen wordt niet overschreden. Immers in de nieuwe situatie worden maximaal 34 woningen gerealiseerd naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Voor het besluitgebied is ten behoeve van het eerder genoemde bestemmingsplan 'Huis van Leusden' reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde ontwikkeling. De nu voorliggende ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Hiervoor worden geen gronden geroerd.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Voor het besluitgebied is ten behoeve van het eerder genoemde bestemmingsplan 'Huis van Leusden' reeds een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De voorliggende ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. De twee nieuwe woningen komen verder van de weg te liggen dan in het oorspronkelijke plan beoogd was.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het initiatief.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen van 35 wordt niet overschreden. Immers in de nieuwe situatie worden maximaal 34 woningen gerealiseerd naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen. Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool1uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2015, 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2015, 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
In het besluitgebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging het besluitgebied is aangeduid met een blauw kader.
Uitsnede risicokaart Nederland en besluitgebied (blauw omcirkelt)
Risicobedrijven
Er zijn in de directe omgeving van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het besluitgebied beïnvloeden.
Transportroutes gevaarlijke stoffen:
In de nabijheid van het besluitgebied zijn geen transportroutes gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Buisleidingen:
In of nabij het besluitgebied zijn geen buisleidingen aanwezig waarvan de risicocontouren het besluitgebied beïnvloeden.
Hoogspanningslijnen:
In of nabij het besluitgebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het besluitgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.
Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van de woningen gelegen buiten het betreffende perceel.
Toetsing
De op te richten functies zijn milieugevoelige objecten. In de kantoorruimten wordt langdurig verbleven door groepen mensen. Dat zelfde geldt voor de woningen. Daarom dient bekeken te worden of zich functies in de omgeving bevinden die een negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat. Andersom is het ook van belang dat gekeken wordt of het plan een negatieve invloed op omliggende functies zou kunnen hebben. Onderstaand een uitsnede van de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). In de bebouwing rondom 't Erf en de Smidse zijn winkels gerealiseerd op de begane grond. Het gebruik op de verdieping is meestal voor wonen. Aan de oostzijde van de Burgemeester van der Postlaan ligt een woongebied.
Overzicht functies omgeving besluitgebied
Effecten nieuwe functies op de omgeving
Het op te richten gemeentehuis met kantoorruimten voor de dienstverlening op de verdieping wordt binnen de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' aangeduid als een categorie 1 bedrijf. Daarvoor geldt alleen een minimale richtafstand van 10 meter tot omliggende gevoelige functies voor het aspect geluid.
Effecten vanuit omgeving op nieuwe functies
Aan de overzijde van de locatie van het Huis van Leusden zijn woonfuncties gerealiseerd. Op de begane grond zitten restaurants, cafetaria's, snackbars e.d (SBI-2008 code 561). Voor deze bedrijfsactiviteiten geldt een minimaal te respecteren afstand van 10 meter tot omliggende functies. Het zijn volgens de VNG-uitgave categorie 1 bedrijven. De afstand van het gemeentehuis tot aan de bebouwing aan de overzijde van de Smidse is ongeveer 10 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand. De kwaliteit van het woon- en leefklimaat van omliggende gevoelige functies zal niet in het geding komen.
Opgemerkt wordt dat voorliggende ruimtelijke onderbouwing expliciet niet voorziet in de realisatie de nieuwbouw van het 'Huis van Leusden' in zijn geheel. Dit is op basis van het vigerende bestemmingsplan immers toegestaan. De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, Nationaal Waterplan, het Waterplan provincie Utrecht en het Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem.
Europese kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterplan
Het Nationale Waterplan (NWP) is de opvolger van de vierde nota waterhuishouding en geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. Het NWP is het rijksplan voor het waterbeleid. het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor de toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterplan provincie Utrecht
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het besluitgebied. De doelstelling van het plan is: een veilig en bewoonbaar land. Het plan geeft de gewenste ontwikkelingen in het waterbeheer in de provincie Utrecht aan. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Het thema “water als ordenend principe” loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied,er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen.
Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheersplan 2010 - 2015 heeft Waterschap Vallei & Veluwe zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd voor de periode 2010 tot en met 2015. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van Waterschap Vallei & Veluwe voor de komende zes jaar. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het besluitgebied.
Situatie
In het besluitgebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat de haalbaarheid van de realisatie van het 'Huis van Leusden' reeds in het vigerende bestemmingsplan is onderbouwd. Voorliggende ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen deels binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen wordt niet overschreden. De nu voorliggende ontwikkeling heeft dan ook geen consequenties voor de waterhuishouding.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Nederland heeft als lid van de Raad van Europa het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) ondertekend. Dit verdrag heeft als doel het Europese archeologische erfgoed veilig te stellen. Eén van de gedragsverplichtingen voor de Nederlandse overheid is dat zij moet streven naar afstemming en overeenstemming tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening, door er op toe te zien dat archeologen worden betrokken bij het planningsbeleid ten einde te komen tot evenwichtige strategieën voor de bescherming, het behoud en het beter tot hun recht doen komen van plaatsen van archeologisch belang. De Nederlandse overheid dient waarborgen te creëren dat archeologen, stedenbouwkundigen en planologen stelselmatig met elkaar overleggen ten einde te komen tot wijziging van ontwikkelingsplannen die het archeologische erfgoed zouden kunnen aantasten.
Daartoe zou bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moeten worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en bij de aanwezigheid van archeologische waarden zouden beschermende regelingen in het plan moeten worden opgenomen. Daarbij dient volgens het Verdrag het uitgangspunt te zijn dat ‘de bodemverstoorder betaalt’.
In 2007 is als uitwerking van het Verdrag van Valetta de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. De Wamz gaat uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden moet dan ook rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Daarom is het voor het opstellen van een bestemmingsplan noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre in betreffende gronden archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Gebieden waar waarden aanwezig zijn, kunnen middels een dubbelbestemming voor archeologie door het bestemmingsplan worden beschermd. Voorafgaand aan werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient dan in bepaalde gevallen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
Op de Archeologische Beleidskaart Gemeente Leusden (2011) ten behoeve van de Archeologische Monumentenzorg is het besluitgebied gelegen in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting. Bij besluitgebieden groter dan 500 m2 waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld plaatsvinden, is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Voor de aanvraag omgevingsvergunning wordt nader onderzoek gedaan naar archeologische verwachtingswaarden. Vooralsnog zijn er voldoende indicaties dat de archeologische waarden niet in het geding zullen komen. Mede vanwege de bestaande kelder is te verwachten dat de bodem verstoord is. Daarbij wordt opgemerkt dat voorliggende ontwikkeling uitsluitend voorziet in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Hiermee worden geen gronden geroerd.
Cultuurhistorie
Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten bij het maken van een bestemmingsplan rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken van een bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn. Daarnaast is het in Bro vastgelegd dat in de toelichting van een bestemmingsplan moet worden beschreven hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en de bescherming daarvan wordt omgegaan. Om die reden is een korte analyse uitgevoerd.
Binnen de grenzen van het besluitgebied bevindt zich het huidige gemeentehuis. Het gemeentehuis is gerealiseerd in 1983 en kent geen specifieke cultuurhistorische waarden. Ook in de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle panden of andere elementen aanwezig.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. Negatieve effecten op flora en fauna, als gevolg van de beoogde ontwikkeling zijn daarom niet te verwachten.
Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen wordt niet overschreden. Immers in de nieuwe situatie worden maximaal 34 woningen gerealiseerd naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen. Met de beoogde ontwikkeling zijn dan ook geen extra verkeersbewegingen gemoeid, anders dan op basis van het vigerende bestemmingsplan al onderbouwd is.
Ten aanzien van parkeren, biedt het plan voor het 'Huis van Leusden' plaats aan parkeerplaatsen voor 35 woningen. Met de nu voorliggende ontwikkeling wordt geen aanvullende parkeervraag gegenereerd, dan ten opzichte van het huidige plan reeds onderbouwd is. Parkeren ten behoeve van de 34 appartementen wordt voorzien op eigen terrein (parkeerkelder). Het parkeren ten behoeve van de zorgwoningen is reeds bij de reeds verleende omgevingsvergunning van 16 februari 2017 onderbouwd.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan wel ruimtelijke onderbouwing onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een project kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende project wordt gerealiseerd door de initiatiefnemer en betreft een particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de aanvraag van de omgevingsvergunning en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het besluitgebied zijn voor rekening van initiatiefnemer. Daarnaast is tussen initiatiefnemer en gemeente een overeenkomst gesloten waarbinnen onder andere afspraken zijn gemaakt over planschade. De kosten zijn hiermee anderzins verzekerd.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Te zijner tijd worden in deze paragraaf of in een separate bijlage de resultaten van de procedure verwerkt.
In voorgaande hoofdstukken is de beoogde ontwikkeling, welk voorziet in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd, besproken. Het maximaal toegestane aantal woningen wordt niet overschreden. Hiervoor is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet expliciet niet in de realisatie de nieuwbouw van het 'Huis van Leusden' in zijn geheel. Dit is op basis van het vigerende bestemmingsplan immers toegestaan. En op basis hiervan is op 16 februari 2017 de omgevingsvergunning (kenmerk 278392) voor de bouw van 'Het huis van Leusden' afgegeven. De omgevingsvergunning voorziet naast de bouw van het gemeentehuis in 33 appartementen en 29 zorgappartementen. Deze onderbouwing voorziet uitsluitend in de gedeeltelijke overschrijding van de maximale bouwhoogte en het feit dat een deel van de appartementen binnen de aanduiding 'wonen uitgesloten' wordt gerealiseerd. Het maximaal toegestane aantal woningen van 35 wordt niet overschreden. Immers in de nieuwe situatie worden maximaal 34 woningen gerealiseerd naast de reeds vergunde 29 zorgappartementen.
Op basis van het vigerend bestemmingsplan is woningbouw binnen het besluitgebied reeds mogelijk. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Met de bouw van de woningen wordt invulling gegeven aan de herontwikkeling van de locatie van het voormalige gemeentehuis. Hiermee draagt het initiatief bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het besluitgebied.
Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.