direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leusden-west
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.123-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Aanleiding
De gemeente Leusden staat voor de opgave om de komende jaren een aantal bestemmingsplannen te actualiseren. Een belangrijke basis voor de inhoud van de nieuwe bestemmingsplannen vormt de "Startnotitie Actualisering bestemmingsplannen". In deze startnotitie, die op 23 december 2010 is vastgesteld, staan enkele uitgangspunten gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het actuele beleid van diverse vakgebieden en (mogelijke) ontwikkelingen in het plangebied.

Voor Leusden-Oost is reeds een nieuw bestemmingsplan vastgesteld en voor Leusden-Noord is een nieuw bestemmingsplan ook reeds in procedure gebracht. Het voorliggende bestemmingsplan Leusden-west betreft de derde actualisatieplan van de gemeente brede actualisatie reeks. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de woonbuurten in Leusden-West te weten Hamersveld, Rossenberg, Groenhouten en Claverenblad-Wilgenburg.

Doel
Het hoofddoel is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en andere gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. Op basis van de goede ervaringen met de bestaande bestemmingsplannen is het doel van dit bestemmingsplan om de mogelijkheden uit deze plannen in hoofdlijnen te handhaven.

Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Op een enkele uitzondering na worden in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdzaak gaat het bestemmingsplan in op een reeds bestaand ingericht woongebied. Het bestemmingsplan biedt wel flexibiliteit als het gaat om kleinschalige ondergeschikte ontwikkelingen, zoals herinrichting openbaar gebied of beroep aan huis. Bovendien worden bestaande ontwikkelingsmogelijkheden uit de geldende plannen in dit bestemmingsplan overgenomen.
Met het voorliggende bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.

Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Leusden-west" bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0327.123-0401);
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing plangebied

Het bestemmingsplangebied bestaat uit een deel van de woonbuurt Hamersveld en uit de volledige woonbuurten Rossenberg, Groenhouten en Claverenblad-Wilgenburg. Deze woonbuurten zijn gelegen aan de westzijde van Leusden-Centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0001.jpg"

afbeelding - ligging plangebied in relatie tot Leusden

Het bestemmingsplangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de woonpercelen aan de Berkenlaan en Burgemeester de Beaufortweg. De oostelijke grens wordt voor een klein deel gevormd door de Zwarteweg. De achterzijden van de kavels langs de Hamersveldseweg vormen echter het grootste deel van de oostelijke grens. De zuidelijke grens bestaat uit de Zuiderinslag met bijbehorende groenstroken. De Groene Zoom vormt de westelijke grens van het bestemmingsplangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0002.jpg"

afbeelding - ligging en globale begrenzing van het plangebied

1.4 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied zijn op dit moment vijf bestemmingsplannen van kracht. Het betreft hier de volgende plannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Bestemmingsplan Hamersveld 1997   18 september 1997  
Bestemmingsplan Rossenberg   22 september 2005  
Bestemmingsplan Groenhouten 1990   4 juli 1991  
Bestemmingsplan Claverenblad-Wildenburg 1993   24 februari 1994  
Bestemmingsplan Princenhof 1997   4 juni 1998  

De vijf bestemmingsplannen sluiten qua opzet en regeling grotendeels op elkaar aan. De gronden binnen deze bestemmingsplannen hebben een gedetailleerde bestemming. De plannen verschaffen mede duidelijkheid over bouwmogelijkheden en inrichting van de gronden.

Vier van de vijf geldende plannen zijn meer dan 10 jaar oud en daarmee aan vernieuwing toe. Hoewel het bestemmingsplan voor Rossenberg nog niet aan vernieuwing toe is wordt dit gebied toch meegenomen in dit bestemmingsplan om één aansluitend nieuw plan te bewerkstelligen. Daarnaast wordt met dit nieuwe bestemmingsplan ingespeeld op de wens om de verschillende planologische regelingen, die nu voor de woonbuurten en de Lisidunahof gelden, te vatten in één eenduidige regeling. Het bundelen van de vijf bestemmingsplannen in één nieuw bestemmingsplan draagt bij aan een vereenvoudiging voor zowel de gebruikers van het gebied (bewoners, eigenaars en dergelijke) als de handhaver (de gemeente).

1.5 Leeswijzer

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 staat stil bij de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied.
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft zijn de gevolgen voor de verschillende aspecten minimaal. Desalniettemin dient in het kader van het nieuwe bestemmingsplan bij deze zaken stilgestaan te worden;
  • de visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis Leusden

De gemeente Leusden is gelegen in de provincie Utrecht. Naast Leusden-Centrum, liggen in de gemeente ook de dorpen Achterveld, Leusden-Zuid en Stoutenburg en een aantal buurtschappen. De oorsprong van de gemeente Leusden ligt niet in de huidige gelijknamige plaats, maar in de buurtschap Oud-Leusden ten westen van Leusden. Het gemeentelijk gebied ligt deels in de Gelderse Vallei en deels op de Utrechtse Heuvelrug.

Pas sinds de jaren '60, '70 van de 20e eeuw komt het huidige Leusden als plaats op de kaart voor. De twee dorpen Leusbroek en Hamersveld ondergingen enkele grote uitbreidingen en werden omgedoopt in Leusden-Zuid en Leusden-Centrum. De samenvoeging van deze twee dorpsgebieden betekende het ontstaan van het huidige Leusden.

2.2 Beschrijving bestemmingsplangebied

2.2.1 Algemeen

Het bestemmingsplangebied bestaat uit vier aparte woonbuurten met enkele maatschappelijke functies en het gemengd ingerichte gebied Princenhof-zuid tussen de Lisidunalaan en de Burgemeester de Beaufortweg. Om de verschillende gebieden zo duidelijk mogelijk te omschrijven wordt hierbij in vijf subparagrafen stilgestaan. In de subparagrafen wordt ingegaan op de bebouwing en de structuur van de woonbuurten. De subparagrafen zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Hamersveld
  • 2. Rossenberg
  • 3. Groenhouten
  • 4. Claverenblad-Wildenburg
  • 5. Princenhof-zuid

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0003.jpg"

afbeelding - ligging van de deelgebieden

Verkeersstructuur Leusden-West
De verkeersstructuur in de woonbuurten Hamersveld, Rossenberg, Groenhouten en Claverenblad-Wildenburg is opgebouwd uit wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. De belangrijkste wegen die de woonbuurten met elkaar verbinden en daarnaast zorgen voor aansluiting met Leusden-Centrum en de verdere omgeving van Leusden zijn de Groene Zoom, Hamersveldseweg, Randweg, Burgemeester van der Postlaan, Burgemeester de Beaufortweg, Zuiderinslag en Noorderinslag. Hoewel deze wegen niet allemaal deel uitmaken van het plangebied zijn ze wel van essentieel belang voor de verkeersstructuur in Leusden-West. Op de hierboven beschreven wegen is het 'verkeer' belangrijker dan de verblijfsfunctie. De maximumsnelheid op deze routes is 50 km/uur. Over enkele van deze wegen lopen ook de routes van de buslijnen. Een groot deel van deze wegen wordt geflankeerd door vrijliggende fietspaden.
De Burgemeester van der Postlaan, Burgemeester de Beaufortweg, Zuiderinslag en Noorderinslag zorgen met name voor een goede verbinding met de rest van het dorp Leusden. De Hamersveldseweg, Randweg en Groene Zoom zorgen voor de verbindingen met de provincialeweg N226, de stad Amersfoort en de rijksweg A28.

De overige wegen in het plangebied hebben de status van verblijfsgebied. Hier dient het verkeer zich als gast te gedragen. Het grootste deel van deze wegen in het verblijfsgebied heeft de status van 30/km-gebied. Daarnaast heeft een beperkt deel van deze wegen de status van woonerf gekregen. Deze woonerven zijn met name in Rossenberg, Groenhouten en Claverenblad-Wildenburg te vinden.

Er lopen meerdere hoofdfietsroutes in het plangebied. Deze fietsroutes lopen langs de eerder genoemde 'hoofdwegen'.

Oorsprong buurtnamen
De van dit bestemmingsplan deel uitmakende woonbuurten hebben allen een band met het verleden van de locatie.

De naam van de buurt Groenhouten is ontleend aan de boerderij Groenhouten die aan de Hamersveldseweg 100 stond. De eerste vermelding van de naam van deze boerderij dateert uit 1746 en had in 1772 zeven morgen “Tabaksplantage” en een tabaksschuur. In 1792 wordt gerept over “een buijtenplaats, bestaande in een Heeren Huijsinge, Hoff en Hoffstede etc.”. De boerderij Murckhoven, het latere Munnikhove vormde tot in de 18e eeuw één geheel met Groenhouten. De boerderij Groenhouten is in 1978 afgebroken in de periode dat de buurt werd gebouwd.
De wijk Claverenblad is vernoemd naar de boerderij 't Claeverblad die aan de Brink 16 staat. Het is een van oudste boerderijen van Leusden. De historische boerderij Claeverenblad is bewaard maar is nu onderdeel van de bebouwing aan De Brink in de buurt Groenhouten. Wildenburg is vernoemd naar de boerderij Groot Wildenburg die aan de Hamersveldseweg 120 staat.
De naamgeving van de buurt Hamersveld is de oorspronkelijke benaming van het dorp "Hamersveld" dat al eeuwen geleden bestond.
De bouw van de buurt Rossenberg is in 1970 gestart. Rossenberg was de naam van de boerderij die aan de Hamersveldseweg 36 stond.

2.2.2 Hamersveld

De woonbuurt Hamersveld is hoofdzakelijk gerealiseerd tussen de jaren 1950 en 1970. Voor dit bestemmingsplan is alleen het westelijk deel van Hamersveld relevant. Voor het volledig in beeld brengen van de opbouw en de structuren in de buurt heeft de beschrijving betrekking op een groter deel van Hamersveld.

Bebouwing
De stedenbouwkundige opzet van Hamersveld vertoont een wisselend karakter, veelal kenmerkend voor de periode waarin ze tot stand zijn gekomen. Het gebied direct ten westen van de Zwarteweg, dat deel uit maakt van het plangebied, is gebouwd in een nog betrekkelijk autoloze tijd. De wegen zijn smal en openbare verkeersvoorzieningen, openbaar groen en kinderspeelplaatsen zijn minimaal aanwezig. De woningen bestaan hoofdzakelijk uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen en hebben veelal een diepe achtertuin. De halfvrijstaande woningen bestaan uit twee lagen met kap. De vrijstaande woningen zijn veelal plat uitgevoerd, bestaande uit 1 of 2 lagen.

Langs de Zwarteweg bevinden zich in het plangebied een fietsreperatie- en verkooppunt en een restaurant en snackbar. Langs de Burgemeester de Beaufortweg is een fitnesscentrum gevestigd.

Groen- en ontsluitingsstructuur
De hoofdgroenstructuur van Hamersveld wordt bepaald door de volgende elementen:

  • het groen langs de (hoofd)ontsluitingswegen de Asschatterweg en de Middenweg;
  • enkele grotere groene gebieden in het oostelijke deel van Hamersveld;
  • en (buiten het plangebied) de groen- en waterpartijen aan de noord- en oostzijde van Hamersveld.

Voor het deel van Hamersveld dat in dit bestemmingsplan ligt beperkt het groen zich tot enkele grasvelden langs de Prunuslaan, Princenhoflaan, Hohorstlaan en de Ansfriduslaan. Daarnaast is het profiel van de Burgemeester de Beaufortweg ruim opgezet zodat hier aan beide zijde van de weg ruimte is vrijgemaakt voor een berm met begeleidende beplanting. In dit deel van Hamersveld komen geen waterpartijen voor.

Bepalend voor de verkeerstructuur van het plangebied is het oude kruis van wegen, namelijk in west-oostrichting de Burg. de Beaufortweg-Asschatterweg en in noord-zuidrichting de Zwarteweg-Hamersveldseweg. Deze wegen vormen een onderdeel van de ontsluitingsstructuur van Leusden. De overige wegen in het plan zijn ondergeschikt aan deze wegen en hebben allen het karakter van een woonstraat.

De fietspaden langs de Zwarteweg en de Burgemeester de Beaufortweg zijn onderdeel van een bovenwijks netwerk van fietspaden in Leusden. Via de Burgemeester de Beaufortweg heeft Hamersveld een openbaarvervoersverbinding met Amersfoort.

2.2.3 Rossenberg

De woonbuurt Rossenberg is begin jaren '70 gerealiseerd. In Rossenberg is uitgegaan van een woningtype waarbij parkeren en de berging in de voortuin plaatsvinden. De achtertuin grenst aan openbaar groen. Door de groepering van de woningen in carrés hebben de bewoners zicht op het openbaar groen en is de afstand tot de overburen aanzienlijk.

Bebouwing
De bebouwing in Rossenberg bestaat hoofdzakelijk uit aaneengesloten eengezinswoningen in twee lagen met een kap, gegroepeerd in carrés rond hofjes. Elke woning is voorzien van een berging en carport voor de woning.

Uitzondering op de bebouwing rond de hofjes zijn de seniorenwoningen aan de Geertrudishof, de woningen zijn gebundeld in twee complexen met een hoogte van twee lagen met een kap. Daarnaast grenzen aan de Hamersveldseweg vijf vrijstaande woning en een twee-onder-een-kapwoning. Op de hoek van de Lisidunalaan met de Rossenberglaan staat eveneens een vrijstaande woning.

Behoudens enkele bedrijven aan huis komen in Rossenberg geen maatschappelijke of commerciële functies voor. De bewoners van Rossenberg zijn hiervoor aangewezen op voorzieningen elders binnen de gemeente.

Groen- en ontsluitingsstructuur
Openbaar groen is in de wijk Rossenberg in ruime mate vertegenwoordigd. De groenstructuur in Rossenberg bestaat uit drie noord-zuid gerelateerde groenstroken die de bebouwing rond de hofjes van elkaar scheiden. Aan de westelijke zijde van Rossenberg komt de groenstructuur uit op een brede groenzone langs de Groene Zoom. Het gebied heeft een recreatieve en afschermende functie. In de groenstroken bevinden zich verschillende speelplekken voor kinderen.
De groenstroken hebben niet alleen een 'groene' functie maar herbergen op diverse plekken ook waterpartijen. De groenstroken zijn onderling met elkaar verbonden via de beplanting langs de wegen. De meest noordelijke groenstrook grenst aan het park Princenhof. In de middelste zone bevinden zich diverse speelvoorzieningen. De functie van de beide zones langs de wegen is hoofdzakelijk afscherming. Door alle groenstroken lopen wandelpaden die de hofjes met elkaar verbindt. Ook resthoeken en stroken zijn beplant met groen. Tot slot speelt het particuliere groen een belangrijke rol in de groenstructuur van Rossenberg.
In het openbaar groen zijn ook voetgangerspaden opgenomen. De paden verbinden de hofjes met elkaar. Doordat geen hoofd- langzaam verkeersroute door Rossenberg loopt is de structuur niet erg herkenbaar en overzichtelijk.

De woningen in Rossenberg worden ontsloten via de Lisidunalaan. De Lisidunalaan heeft een aansluiting met de Hamersveldseweg en (via de Rossenberglaan) met de Noorderinslag. Vanaf de Lisidunalaan vertakken zich drie woonstraten, de Twaalfmorgenlaan, Goudoeverlaan en Breehoeflaan, ter ontsluiting van de hofjes. De woonstraten en de hofjes zijn uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer en hebben geen doorgaande functie, er is een maximumsnelheid van 30 km/ uur toegestaan.
De parkeerplaatsen in Rossenberg zijn hoofdzakelijk op eigen terrein gelegen. Naast de parkeerplaatsen is een aantal parkeerplaatsen voor bezoekers op de hofjes gerealiseerd. De hofjes zijn echter primair bedoeld voor speelplekken voor kinderen. Voor de seniorenwoningen aan de Geertrudishof zijn eigen parkeerplekken beschikbaar.

2.2.4 Groenhouten

De woonbuurt Groenhouten is verspreid over vele jaren tot stand gekomen. Het grootste deel van Groenhouten is in de jaren 1972 - 1976 gebouwd. Het gebied ten zuiden van het Karrepad stamt uit de periode 1981 - 1988, dit geldt ook voor de in het plangebied aanwezige flats aan de Zaaier, de Dorser, de Egger en de Korte Geer. De zone langs de Hamersveldseweg dat ook onderdeel is van Groenhouten maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Bebouwing
De buurt Groenhouten bestaat hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in rijtjes, voornamelijk uitgevoerd in twee lagen plus een kap. Aan de randen van het plangebied bevinden zich voornamelijk twee-aaneen woningen. In de wijk komen ook gestapelde woningen voor in de vorm van flats en etagewoningen, deze gestapelde woningen bevinden zich met name in het noordoosten en zuidoosten van het Groenhouten.

In de buurt Groenhouten komen twee scholen voor basisonderwijs voor. Het betreft hier de Christelijke Basisschool De Meent en de Rooms Katholieke Basisschool Kinderland. Naast deze twee scholen bevinden zich in Groenhouten ook nog een sportzaal en een kantoor van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie.

Groen- en ontsluitingsstructuur
De hoofdgroenstructuur van Groenhouten wordt bepaald door de volgende elementen:

  • de water- en/of groenstroken langs de hoofdontsluitingswegen de Groene zoom, de Noorderinslag en de Burgermeester van der Postlaan;
  • de groenstroken op de scheiding met de bestaande bebouwing langs de Hamersveldseweg;
  • in de wijk ligt zowel een groot trapveld als een buurtpark met daarin een vijver, die als grote groenelementen dienst doen.

Door vrijwel het gehele plangebied loopt de wijkontsluitingsroute de Landweg. De Landweg sluit op vier punten aan op de omliggende hoofdontsluitingswegen (Noorderinslag, Burg. v.d. Postlaan en de Hamersveldseweg).
De buurtontsluiting heeft verschillende verbindingen met deze wijkontsluitingsweg. Middels een zogenaamd cul-de-sac worden voor het merendeel hofjes aangesloten op de buurtontsluitingswegen. Een cul-de-sac is een ontsluitingsprincipe waarbij sprake is van een niet-doorgaande verkeersfunctie. De automobilist wordt weer terugverwezen naar de wijkontsluitingsweg. Het zuidelijke deel van het plangebied (ten zuiden van het fietspad het Karrepad) ligt enigszins geïsoleerd in het plangebied. Het gebied wordt apart ontsloten, via enkele buurtontsluitingswegen en een cul-de-sac.

Van een duidelijke hiërarchie van wegen is in het plangebied overigens geen sprake. De Landweg heeft eenzelfde karakter gekregen als de buurtontsluitingswegen in het gebied. Deze wegen hebben, evenals de culs-de-sac, het karakter van een woonstraat. Kenmerkend voor het plangebied is de aanwezigheid van verschillende verkeersremmende maatregelen zoals verkeersdrempels en bloembakken. Op de verschillende wegen is nog wel een hiërarchie waar te nemen qua rijsnelheid. Voor de Landweg en de verschillende buurtontsluitingswegen wordt uitgegaan van een gemiddelde rijsnelheid van maximaal 30 km/uur, de aansluitende culs-de-sac zijn aangemerkt als woonerven.

De aanwezige fietspaden in Groenhouten zijn onderdeel van een (bovenwijks) netwerk van fietspaden in Leusden. Voor het openbaar vervoer zijn de bewoners van Groenhouten aangewezen op de bushaltes langs de Burg. van der Postlaan, de Noorderinslag en de Groene Zoom.

2.2.5 Claverenblad-Wildenburg

De woonbuurt Claverenblad-Wildenburg is halverwege de jaren '80 van de vorige eeuw gerealiseerd. De woonbuurt kenmerkt zich door verschillende sferen van wonen aan singels, straten, pleinen of hoven, in een thematische compositie.

Bebouwing
Bijzonder voor de buurt Claverenblad-Wildenburg is het, in verhouding tot andere buurten in Leusden, meer 'stedelijk' karakter van deze wijk. Kenmerkend voor dit 'stedelijk' karakter zijn onder andere de kleine voortuinen, de relatief dichte verkaveling en de meer stedelijke benadering van het openbaar groen. Het 'stedelijk' karakter komt het beste tot uiting in het ontwerp van de Kuperssingel. Deze singel, een belangrijke groen/water- hoofdas in de wijk, bestaat o.a. uit een strakke scheiding tussen groen, water en verhardingselementen. Langs de Kuperssingel zijn ook de meeste gestapelde woningen gerealiseerd. Het brede profiel van de singel leent zich ook het beste voor wat hogere bebouwing. Om een duidelijke beëindiging van de singel te bewerkstelligen is aan de westzijde van de wijk in een halve-cirkelvorm hogere bebouwing gerealiseerd, oplopend van 3 lagen aan de uiteinden tot 5 lagen in het midden. De overige gestapelde woningen in de wijk zijn vooral op hoeken gesitueerd, waardoor een duidelijke beëindiging van de bouwblokken bewerkstelligd wordt.

De wijk Claverenblad-Wildenburg bestaat verder hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in rijtjes. Vrijstaande en half-vrijstaande woningen bevinden zich aan de vier hoven aan de zuidzijde van de wijk en aan de oostzijde, langs of nabij de Hamersveldseweg. De eengezinswoningen zijn voornamelijk uitgevoerd in een of twee lagen met een kap. Op verschillende plaatsen is aan de hoekwoningen meer massa gegeven om een duidelijke beëindiging van het bouwblok te bewerkstelligen. Deze hoekwoningen bestaan veelal uit drie lagen, zonder een kap. Een belangrijk uitgangspunt voor het ontwerp van Claverenblad-Wildenburg was verder het handhaven van het karakter van de Hamersveldseweg. Dit is onder andere vertaald in de ruim opgezette bebouwing (vrijstaand) ter plaatse en het behoud van het profiel van de weg (inclusief bomen, sloten, etc.).

De bijzondere bebouwing in het plangebied bestaat uit een fysiotherapeutenpraktijk aan de Rosmolenstraat. Daarnaast bevindt zich langs de Hamersveldseweg een kantoorperceel.

Groen- en ontsluitingsstructuur
De hoofdgroenstructuur van Claverenblad-Wildenburg wordt bepaald door de volgende elementen:

  • de gecombineerde water- en groenverbinding langs de Kuperssingel (in westoostrichting); de Kuperssingel vormt tevens de scheiding tussen de Claverenblad en Wildenburg;
  • het groene gebied (incl. trapvelden en waterpartij) in noord-zuidrichting;
  • de groenstroken langs de (hoofd)ontsluitingswegen de Burg. van der Postlaan, de Groene Zoom en de Zuiderinslag.

De woonbuurt Claverenblad-Wildenburg wordt aan vier zijden begrensd door wegen welke een onderdeel vormen van de (hoofd-)ontsluitingsstructuur van Leusden-Centrum. De Hamersveldseweg heeft qua functie en inrichting een minder belangrijke rol in de wegenstructuur van Leusden dan de overige drie wegen: Burgemeester van der Postlaan, de Groene Zoom en de Zuiderinslag.

De woonwijk wordt op vier plaatsen voor het autoverkeer ontsloten vanaf het stelsel van hoofdontsluitingswegen, namelijk via twee aansluitingen op de Burgemeester van der Postlaan en twee op de Zuiderinslag. Directe verbindingen tussen de woonwijk en de Groene Zoom en Hamersveldseweg zijn alleen mogelijk voor het langzaam verkeer.

Doel van het verkeersontsluitingsprincipe bij het ontwerp van de wijk was, dat de verkeersbelasting naar het midden van de wijk toe geleidelijk zou afnemen. De Kuperssingel zou daarmee een verkeersarm gebied gaan vormen, waardoor de vermenging met het langzaam verkeer optimaal zou zijn. Om de diversiteit in woonsferen te vergroten zijn daarnaast twee straten volledig vrij van autoverkeer gehouden (Tolboomstraat en Van den Bergstraat). De Mulderskolk en de Croessrak zijn wel bereikbaar voor het autoverkeer, doch door beperkte breedte van de smalle singels wordt het verkeer niet echt 'uitgenodigd' om hier te gaan rijden. De sfeer in deze straten is dan ook rustiger dan de overige wegen binnen de wijk.

Behalve het genoemde onderscheid tussen de autoarme Mulderskolk en Croessrak en de overige wegen is er van een duidelijke hiërarchie van wegen binnen de wijk geen sprake. De interne verkeersstructuur van de wijk bestaat alleen uit wijkontsluitingswegen, welke het karakter hebben van een woonstraat. Binnen het interne wegenstelsel neemt de Kuperssingel een centrale positie in. Opvallend verder is dat er allerlei maatregelen getroffen zijn om de snelheid van het gemotoriseerde verkeer te beperken, waaronder verkeersdrempels en wegversmallingen.

De vrijliggende fietspaden langs de hoofdontsluitingswegen vormen een onderdeel van een (bovenwijks) netwerk van fietspaden in Leusden. Een tunneldoorgang onder de Groene Zoom verzorgt een rechtstreekse verbinding met het zwembad, het Burgemeester Buining Sportpark en de Bavoortseweg. De overige fietspaden zorgen voor goede verbindingen met het winkelcentrum de Hamershof, Groenhouten, en Leusden-Zuid.

Voor wat betreft het openbaar vervoer zijn de bewoners van Claverenblad-Wildenburg aangewezen op de twee bushaltes langs de Burgemeester van der Postlaan.

2.2.6 Princenhof-zuid

Dit gebied ten noorden van de woonbuurt Rossenberg bestaat uit het verpleeghuis Lisidunahof, een kantoorpark langs de Burgemeester de Beaufortweg en een tussenliggend groengebied.

Het grootste deel van het gebied is in gebruik bij het verpleeghuis Lisidunahof. De bebouwing van de Lisidunahof is in de zeventiger jaren ontwikkeld. Het is een gebouw met een relatief groot oppervlak dat grotendeels bestaat uit twee bouwlagen. Het verpleeghuis is als een zelfstandig, los van de omgeving staand complex ontwikkeld. Rondom de bebouwing is veel groen aanwezig waardoor het complex wordt afgeschermd van de omgeving. Het terrein is bereikbaar via de Lisidunalaan.

Langs de Burgemeester de Beaufortweg bevindt zich het kantorenpark De Beaufort. Het kantorenpark bestaat uit twee kantoorgebouwen met een variërende hoogte van twee tot drie bouwlagen. Het gebouw ligt op enige afstand van de Burgemeester de Beaufortweg. De ruimte tussen de bebouwing en de weg is in gebruik als parkeerterrein dat bereikbaar is via de Burgemeester de Beaufortweg. Tussen het openbaar gebied en het kantorenpark is een groenstrook opgenomen.

Tussen het verpleeghuis Lisidunahof en kantorenpark De Beaufort ligt een groengebied. Dit groengebied bestaat uit gazon en weiland. De functie van het gebied is gering. De stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van het gebied zijn beperkt. Voor het gebied is in het geldende bestemmingsplan "Princenhof 1997" een uit te werken bestemming naar wonen, maatschappelijke en dienstverlenende functies opgenomen. Ontwikkeling van het gebied heeft echter nog niet plaatsgevonden.

Aan de oostzijde van het gebied is een hoogwaardig groengebied gelegen. Het gebied maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur van Leusden. In het gebied ligt een doorlopende watergang met aan weerszijden opgaande beplanting en enkele open plekken.

2.3 Milieu

Binnen het plangebied komen op dit moment geen milieuproblemen voor welke een nader beschouwing behoeven. De twee onderstaande aspecten worden ter verduidelijking nader toegelicht.

Wegverkeerslawaai
In het plangebied en aan de randen van het plangebied zijn meerdere wegen aanwezig die volgens de Wet geluidhinder een geluidzone hebben. Omdat het hier een bestaande situatie betreft, de wegen en de woningen zijn tenslotte al aanwezig, vormt dit niet direct een belemmering voor dit bestemmingsplan. De wegen met een geluidzone, zoals de Hamersveldseweg, Zuiderinslag, Noorderinslag, Burgemeester van der Postlaan, Groene Zoom en Randweg hebben tot gevolg dat bij sommige bestaande woningen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Aanpak van deze overschrijdingen is een actie die plaats vindt buiten het kader van dit bestemmingsplan.

Bedrijvigheid
In het plangebied of in de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die voor een conflict zorgen met de woonfunctie in het plangebied. De geldende plannen staan wel beroep- en bedrijf-aan-huis toe, maar dergelijke activiteiten zijn goed in te passen in een woonomgeving en leiden dan ook niet tot overlast.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
    In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

De nationale belangen uit de structuurvisie zijn met name gericht op ontwikkelingen. Omdat voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is zijn de meeste nationale belangen niet relevant voor dit bestemmingsplan. Uitzondering vormen de belangen die betrekkingen op het efficiënt gebruiken van de ondergrond en het behoud van cultuurhistorische waarden. In dit bestemmingsplan wordt onder andere door het opnemen van een archeologische dubbelbestemming aangesloten bij het streven naar behoud van archeologische waarden in de grond. Daarnaast wordt in hoofdstuk 4  ingegaan op de onderwerpen water en cultuurhistorie.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

3.1.2 Nota Mensen Wensen Wonen

In 2000 is de Nota ‘Mensen, Wensen, Wonen; Wonen in de 21ste eeuw’ vastgesteld. In de Nota wordt gekeken naar de ruimtebehoefte voor wonen in ons land voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar 2030. De kern van het beleid is een keuze voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. De woonwensen van burgers dienen centraal te staan, waarbij het beleid niet langer gericht is op huisvesten, maar op wonen. De “traditionele confectieaanpak in de Nederlandse woningbouw” is hiertoe niet langer toereikend. “De burger wil een maatpak dat lekker zit en vele functies kan vervullen (huis-, werk- en studieplek).”

Om de burgers een dergelijk maatpak te kunnen leveren staan vier principes in de nota centraal: het vergroten van de keuzevrijheid voor de burger, aandacht voor maatschappelijke waarden, een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Op basis van deze principes zijn een vijftal uitgangspunten opgesteld:

  • 1. vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
  • 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  • 3. bevorderen van wonen en zorg op maat;
  • 4. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit;
  • 5. groene woonwensen faciliteren.


In voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Veel van de uitgangspunten zijn niet direct meer door te vertalen in de woonbestemming. Binnen de woonbestemming wordt de mogelijkheid geboden voor beperkte uitbreidingen en verbeteringen in en om de woning. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis.

3.1.3 Waterbeleid 21e eeuw

Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

  • ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.11. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028

In deze Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) wordt het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht voor de periode tot 2028 beschreven. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provinciale structuurvisie is momenteel in procedure en nog niet vastgesteld.

Bij het de verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid wordt een belangrijke keuze gemaakt:

  • inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling
    Ten minste 2/3 van de woningbouwopgave moet binnenstedelijk worden gerealiseerd. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave;
  • behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied.
    Het aantrekkelijk landelijk gebied moet worden behouden en versterkt, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De cultuurhistorische waarden van onder meer de linies, de buitenplaatsen en het agrarische landschap dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied.

Regio Amersfoort
De gemeente Leusden behoort in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie tot de regio Amersfoort. De regio Amersfoort maakt deel uit van de Noordvleugel Utrecht, heeft een hoge verstedelijkingdruk en zal ook de komende jaren nog sterk groeien. De regio is het schakelpunt tussen de Noordvleugel van de Randstad en noord en oost Nederland. De regio Amersfoort ligt centraal, is een knooppunt van wegen en spoorwegen en beschikt daarmee over goede infrastructurele verbindingen.
De regio heeft veel woon- en werk-uitwisselingsrelaties met de nabijgelegen Gelderse gemeenten Barneveld en Nijkerk. Ook de relatie met Almere is van belang.

Voor de totale gemeente Leusden wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1100 woningen binnen de rode contouren. Daarvan kunnen 800 woningen gerealiseerd worden in Leusden, waaronder de locaties Biezenkamp, Valleipark en Tabaksteeg. De overige 300 woningen zijn in Achterveld geprojecteerd in de projecten Groot Agteveld en Mastenbroek.

Zowel het algemene als het regiospecifieke beleid van de provincie is in het kader van dit bestemmingsplan voor Leusden-West weinig relevant. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet enkel in het vastleggen van de huidige situatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die aan dienen te sluiten bij de uitgangspunten uit de provinciale structuurvisie.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening

Op 21 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. Sinds de vaststelling hebben Provinciale Staten de ruimtelijke verordening enkele malen gedeeltelijk herzien.
Gelijktijdig met de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 wordt ook de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2012 integraal herzien.

In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Bijvoorbeeld dat de waarden van natuur en landschap beschermd moeten worden.

Dit bestemmingsplan betreft een conserverend plan in stedelijk gebied. De bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening hebben met name betrekking op nieuwe ontwikkelingen binnen stedelijk gebied of aspecten die spelen in het landelijk gebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maar neemt uitsluitend bestaande ontwikkelingsmogelijkheden over. Voor dit bestemmingsplan zijn derhalve geen relevante aspecten aanwezig uit de provinciale ruimtelijke verordening die een vertaling behoeven in dit bestemmingsplan.

3.2.3 Waterplan 2010-2015

Het waterplan beschrijft wat de provincie Utrecht in deze periode wil bereiken op het gebied van waterbeheer. In het waterplan worden de hoofdlijnen vastgelegd van het in de provincie te voeren beleid ten aanzien van de waterhuishouding. Met het waterplan wordt voldaan aan de verplichting van Waternet om voor een periode van zes jaar een regionaal waterplan op te stellen. In het waterplan wordt gekozen voor duurzaamheid en kwaliteit. In de Gebiedsgerichte aanpak staat de ontwikkeling van duurzame, robuuste watersystemen centraal, waarbij op de lange termijn wordt gericht. Voor het borgen van bestaande kwaliteiten en het aanpakken van urgente problemen, is het beleid uitgewerkt in de delen veiligheid, kwaliteit en kwantiteit, en gebruik en beleving. In het uitvoeringsprogramma staan de instrumenten en middelen beschreven die worden ingezet voor de realisering van het beleid.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.11. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.2.4 Grondwaterplan 2008-2013

Het plan beschrijft hoe de provincie Utrecht in deze periode de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en beheert en het gebruik ervan onderwerpt aan wettelijke bepalingen en regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de hoeveelheid en kwaliteit van grondwater geschikt is voor duurzaam gebruik door mens en natuur.
Het plan speelt in op recente ontwikkelingen als veranderende wetgeving, Europese richtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Natura 2000), de aanpak van verdrogingsbestrijding (TOP-gebieden) en het toenemend gebruik van de ondergrond voor winning van energie.
Twee van de in het oog springende beleidsmaatregelen zijn dat indien na evaluatie blijkt dat als een waterwinning ongewenst is, in het uiterste geval, na zorgvuldige beoordeling en schadeloosstelling, de vergunninghouder zijn vergunning kan verliezen. Daarnaast worden, om de risico's voor de grondwaterkwaliteit rondom drinkwaterwinningen te beperken, bodemwarmtewisselaars rondom deze winningen verboden.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.11. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Waterbeheersplan Waterschap Vallei en Eem 2010-2015

Vanaf 1 januari 2013 zijn Waterschap Vallei & Eem en Waterschap Veluwe gefuseerd. Het nieuwe waterschap heet vanaf heden Waterschap Vallei en Veluwe. Het plangebied ligt in het oorspronkelijke beheersgebied van Waterschap Vallei & Eem. Omdat het nieuwe waterschap nog geen nieuw Waterbeheersplan heeft vastgesteld wordt vooralsnog uitgegaan van het waterbeheersplan van Waterschap Vallei en Eem.

In het Waterbeheersplan 2010-2015 (vastgesteld op 17 september 2009) heeft het toenmalige Waterschap Vallei & Eem zijn ambities en uitvoeringsprogramma vastgelegd. Het plan bepaalt in grote lijnen de agenda van het waterschap voor de komende zes jaar.

In het waterbeheersplan vertaalt het waterschap zijn taken in concrete doelen voor de periode van 6 jaar, de maatregelen om die doelen te realiseren en de prestatie-/indicatoren waaraan de resultaten kunnen worden afgemeten. Het waterbeheersplan is gevoed door beleid dat in de achterliggende periode is ontwikkeld.

Het waterschap geeft zijn taken vorm middels drie programma's:

  • Veilige dijken; beschermen van de bewoonde gebieden tegen overstromingen;
  • Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden;
  • Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Dit bestemmingsplan voor de woonbuurten in Leusden-West staat geen nieuwe wijzigingen in de ruimtelijke situatie toe die gevolgen hebben voor de waterhuishoudkundige situatie. De doelstellingen van het waterschap komen dan ook niet in het gedrang door dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.11 wordt nader ingegaan op de waterhuishoudkundige thema's.

3.4 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.4.1 Woonvisie 2012-2022

De 'Woonvisie 2012-2022 Leusden: dorps, ruim en groen' is een actualisatie van de Woonvisie 2008-2015. In de woonvisie wordt geconcludeerd dat er tot en met 2022 in totaliteit meer dan voldoende woningen in voorbereiding zijn. De voorgenomen productie is bovendien ongelijk verdeeld in de tijd; tot 2017 zijn er te veel woningen in planning in relatie tot de behoefte. Na 2017 zijn (vrijwel) alleen woningen in Achterveld in planning.

Omdat er tot 2022 meer dan voldoende woningen in voorbereiding zijn worden in principe geen nieuwe woningbouwprojecten in voorbereidingen genomen die uitgaan van een oplevering voor 2023. Uitzondering hierop zijn de herontwikkeling van locaties voor mensen met een beperking en locaties die een maatschappelijke meerwaarde opleveren.
De woonvisie heeft niet alleen betrekking op nieuwbouw of herontwikkeling van locaties maar ontwikkeld ook instrumenten waarmee de doorstroming, duurzaamheid en levensloopbestendigheid van woningen worden bevorderd.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend. In het kader van dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij sprake is van nieuwbouw van woningen. Dit bestemmingsplan neemt wel de bestaande uitwerkingsplicht voor een deel van de Princenhof-zuid over uit het geldende bestemmingsplan. Binnen de uit te werken bestemming is de realisatie van woningen mogelijk. Het betreft echter de voortzetting van een vigerend planologisch recht.

Naast de uitwerkingsplicht biedt het bestemmingsplan ook de mogelijkheid om bestaande woningen uit te breiden, bijgebouwen te realiseren en andere functies aan huis te ontplooien. Hierbij dient echter wel rekening gehouden te worden met het stedenbouwkundige beeld van de buurt, privacy en bezonning voor naburige percelen.

3.4.2 Groenbeleidsplan 2005

Het groenbeleidsplan heeft tot doel de kwaliteit van het openbaar groen te behouden en te versterken teneinde een structurele bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit waarbij wonen, werken en welzijn binnen de gemeente Leusden gediend zijn.

Wijk overschrijdend groen:

Uit het groenbeleidsplan komt naar voren dat de groene hoofdstructuren niet altijd zichtbaar zijn in het straatbeeld. Leusden heeft een besloten, groen natuurlijke karakter. Geconstateerd is dat er geen aansluiting van de bomenstructuur bij de hiërarchie van de wegenstructuur aanwezig is. Hier liggen kansen om de herkenbaarheid, oriëntatie en beleving te vergroten. Daarnaast wordt in het groenbeleidsplan een koppeling gelegd tussen openbaar groen in de bebouwde kom en ecologisch groen buiten de bebouwde kom. De groenstrook langs de Groene Zoom aan de westzijde van het plangebied is aangeduid als groene rand van het dorp Leusden. Daarnaast vormen de Noorderinslag, Zuiderinslag en de Burgemeester van der Postlaan en de Kuiperssingel belangrijke groene linten in het plangebied. De kleine groenparken in Groenhouten en Claverenblad-Wildenburg vormen in samenhang met de groene linten eveneens belangrijke groenelementen in de groenstructuur binnen Leusden-West.

Het groenbeleidsplan vertaald zich in de "6 GROENE REGELS".

  • 1. De huidige groenstructuur behouden en versterken.
  • 2. Versterken oriëntatie en herkenbaarheid door boomstructuur.
  • 3. Vergroten van de herkenbaarheid in inrichting en beheer.
  • 4. Herkenbaarheid en karakter voor entrees en kleine parken.
  • 5. Behouden en ontwikkelen van ecologische waarden.
  • 6. Verankering van flankerend beleid in groenbeleid en planontwikkeling.

In het plangebied hebben de bestaande structuur bepalende groengebieden de specifieke bestemming groen gekregen. Door deze gebieden als groen te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied.

De kleinere groenstroken zijn over het algemeen opgenomen in de bestemmingen "Verkeer" of "Verkeer - Verblijfsgebied". Omdat deze gebieden niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied en ze eenvoudig opgenomen kunnen worden in de verkeersbestemmingen zijn deze versnipperde groengebieden als zodanig bestemd. De groene randen langs de Groene Zoom en de groene linten langs de andere belangrijke wegen in het gebied zijn specifieke als "Groen" bestemd. Hiermee wordt de groene uitstraling van het gebied gewaarborgd.

3.4.3 Milieubeleidsplan 2009 - 2013

Het milieubeleidsplan 2009-2013 is een toetsingskader bij ruimtelijke plannen. In het milieubeleidsplan zijn milieukwaliteitsprofielen opgenomen. Voor woonwijken moet gebruik gemaakt worden van het milieukwaliteitsprofiel "Woongebieden". Hierin wordt aangegeven wat de gewenst milieukwaliteit is.

Aangezien voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft is er geen sprake van nieuwe knelpunten met betrekking tot milieuaspecten. In het kader van dit bestemmingsplan wordt er van uitgegaan dat aan het milieukwaliteitsprofiel "Woongebieden" wordt voldaan.

3.4.4 Antennebeleid

Door het toenemende gebruik van mobiele telecommunicatie moeten er in toenemende mate antennemasten worden geplaatst. Het antennebeleid is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2010 en maakt het mogelijk om binnen de bebouwde kom antennemasten ten behoeve van telecommunicatie te plaatsen.

In het beleid zijn enkele uitgangspunten opgenomen. Zo dienen antenne-installaties zoveel mogelijk aan de randen van woonwijken en gebieden zonder een overwegende woonfunctie te worden geplaatst. Daarnaast moeten operators zoveel mogelijk van elkaars masten gebruik maken (site-sharing), mogen vrijstaande antenne-installaties in principe niet hoger zijn dan 40 meter en moeten ze worden geplaatst op minimaal 50 meter afstand van woningen. Bij een nieuwe vergunningaanvraag voor het plaatsen van een mast moet een goed communicatieplan worden opgezet om betrokkenen open te informeren.

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan worden de uitgangspunten zoals verwoord in het antennebeleid overgenomen.

3.4.5 Beleidsnotitie Bed & Breakfast bij woningen

Het doel van het beleid is om Bed & Breakfast voorzieningen bij woningen te stimuleren in goede afstemming met de ruimtelijke ordening en met bescherming van de (woon-)omgeving. Tot kort geleden was het alleen in het buitengebied geregeld. Deze beleidsnotitie geldt echter voor het gehele gemeentelijk grondgebied, dus ook het stedelijk gebied. Afhankelijk van de grootte van het bestaande woonhuis en omgevingskenmerken is de toelaatbare grootte van een Bed & Breakfast variabel. De inpassing van een Bed & Breakfast voorziening bij een woonhuis vereist maatwerk en dient aan bepaalde voorwaarden te worden verbonden.

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is in een bevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk is om een bed & breakfast in een woning te exploiteren. Deze bevoegdheid sluit aan bij de uitgangspunten uit de beleidsnotitie.

3.4.6 Startnotitie Brede School

In mei 2002 is een Startnotitie Brede School vastgesteld. In deze startnotitie zijn, na overleg met de scholen, uitgangspunten geformuleerd voor de brede schoolontwikkeling in de gemeente Leusden.

Een brede school is een inhoudelijk concept om kinderen optimale ontwikkelingskansen te bieden door inhoudelijke samenwerking tussen peuterspeelzalen, scholen en kinderopvang (zowel dagopvang als buitenschoolse opvang).

In de regels behorende bij dit bestemmingsplan wordt binnen de maatschappelijke bestemming geregeld dat naast scholen, ook kinderdagopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang zijn toegestaan.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante planologische en milieutechnische randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is, met uitzondering van de uit te werken bestemming in het gebied Princenhof-zuid, conserverend van aard. Om de haalbaarheid van de uit te werken bestemming aan te tonen wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Onderzoek naar de overige aspecten voor het uit te werken gebied wordt in dit stadium niet nodig geacht.

In het grootste deel van het bestemmingsplangebied vinden geen ontwikkelingen plaats. Voor de behandeling van de planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn in het kader van dit bestemmingsplan dan ook geen grootschalige onderzoek uitgevoerd. Resultaten van onderzoeken voor recente ontwikkelingen in het plangebied zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. De haalbaarheid van deze ontwikkelingen dient namelijk al te zijn aangetoond in het kader van een apart doorlopen procedure.
De beschrijving van de randvoorwaarden in dit bestemmingsplan bestaat dan ook hoofdzakelijk uit een toelichting op het wettelijk kader en de actuele situatie in het plangebied.

4.2 Archeologie

Archeologie algemeen: wetgevend kader
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De op de gemeente toegespitste Archeologische Beleidskaart vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

Waarden en verwachtingen
Volgens de geomorfologische kaart van Nederland ligt het plangebied op een zuidoost-noordwest lopende dekzandrug, die in het westen grenst aan het beekdal van de Heiligenbergerbeek. De dekzandrug kan al dan niet bedekt zijn met een oud bouwlanddek en kent een reliëf van ½ tot 1½ m ten opzichte van de omringende omgeving: hier vlakte met deels verspoelde dekzanden. Delen van het plangebied (in het noord- en zuidoosten) liggen binnen het archeologisch monumentterrein Hamersveldseweg (monumentnummer 15.898) en vallen binnen het ontginningsgebied Hamersveld. De Hamersveldseweg fungeerde als een ontginningsbasis en één van de oude dorpskernen van Leusden. De weg loopt grotendeels over een natuurlijke dekzandhoogte en kenmerkt zich door de aan weerszijden gelegen boerderijplaatsen. Op historisch kaartmateriaal staan vijf boerderijplaatsen aangegeven binnen het plangebied; de Rosmolen, Zwartenburg, het Claverblad, Groenhouten en Biesart. Mogelijk hadden deze boerderijplaatsen al een voorloper in de Middeleeuwen en kunnen restanten ervan nog in de ondergrond aanwezig zijn.

Binnen het plangebied liggen geen bekende archeologische vindplaatsen, maar zijn wel diverse typen archeologische verwachtingsgebieden aanwezig. Dit is een gebied waar – op basis van onder meer historisch kaartmateriaal en het bodemtype – archeologische waarden verwacht worden.

Hoge archeologische verwachting
Ter hoogte van de historische boerderijplaatsen en de zone langs de Hamersveldseweg geldt een hoge archeologische verwachting van op basis van het mogelijk voorkomen van resten van historische bebouwing.

Middelhoge archeologische verwachting
Ter hoogte van de lokale dekzandhoogte in de relatief laaggelegen vlakte kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars voorkomen. Deze zone heeft een middelhoge archeologische verwachting gekregen.

Lage archeologische verwachting
De zone buiten de historische boerderijplaatsen en de lokale dekzandhoogten hebben een lage archeologische verwachting toebedeeld gekregen.

Beleidsregels
De zones met een archeologische verwachting brengen aanvullende regels met zich mee wat betreft de voorschriften in de omgevingsvergunning (zie regels) wanneer er bodemverstorende activiteit plaatsvindt dieper dan 30cm onder maaiveld. Deze zones krijgen daarom op de verbeelding de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie".

Beleidsregel plangebied

  • De hoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur oranje. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 100m² waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30cm onder maaiveld plaatsvinden. Eerst dient plantoetsing door het bevoegd gezag plaats te vinden.
  • De middelhoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur geel. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 500m² waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30cm onder maaiveld plaatsvinden. Eerst dient plantoetsing door het bevoegd gezag plaats te vinden.
  • De lage archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur groen. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10.000m² waarbinnen bodemingrepen dieper dan 30cm onder maaiveld plaatsvinden. Eerst dient plantoetsing door het bevoegd gezag plaats te vinden.

Als voor een projectgebied twee of meer verwachtings- / beleidscategorieën gelden, dan geldt de hoogste categorie voor het gehele terrein.

Archeologisch onderzoek voor omgevingsvergunning
De vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport heeft overlegd van een archeologisch deskundige, waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Op basis van dit rapport kan het bevoegd gezag voorwaarden aan de betreffende vergunning verbinden (beschermen, opgraven, archeologisch begeleiden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0005.jpg"

afbeelding - uitsnede uit de Archeologische Beleidskaart Leusden met het plangebied rood omlijnd

4.3 Cultuurhistorie

Cultuurhistorie algemeen: wetgevend kader
De Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Historische geografie
Het plangebied maakt deel uit van de Hamersveldse ontginning die rond 1130 in opdracht van de bisschop van Utrecht werd uitgevoerd. De Hamersveldse ontginning werd begrensd door de (Hamersveldse) Grift, de Moorsterbeek, de Modderbeek en de Zuidwindse sloot. In het midden van de ontginning lag de Hamersveldseweg die de ontginningsas vormde en over de hoogste plaatsen (zoals zandruggen of oude oeverwallen) werd aangelegd. Aan de westkant van de weg werden de eerste boerderijen gebouwd. In de loop van de tijd is de Hamersveldseweg om sommige plaatsen wat verlegd. Er zijn nog delen van de Grift zichtbaar tussen de Bavoortseweg en de Groene Zoom. Het gebied maakte in het verleden deel uit van de strookverkaveling Gelderse Vallei. De zichtlijn loopt van de St. Jozefkerk aan de Hamersveldseweg naar Zeist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0006.jpg"

afbeelding - Hamersveldse ontginning met als ondergrond de kadasterkaart uit 1832

De Burgemeester de Beaufortweg is in 1947 vernoemd naar twee burgemeesters die behoorden tot de familie De Beaufort: J.K. de Beaufort en A.J. de Beaufort. Het westelijk deel van de kruising met de Heiligenbergerweg tot aan de kruising met de Ursulineweg, maakte vroeger deel uit van de tuinaanleg van Huis Heiligenberg.

De Kupersgracht is voor 1700 aangelegd door de heer G.W. Couper, eigenaar van Zwanenburg, om zijn land beter te ontwateren op de Grift. De Kupersgracht ligt op een van de laagste plekken van het oude Hamersveld.

Voorheen liep de Zwarteweg vanaf het gerechtshuis 'De Swarte Steegh' in Hamersveld naar Stoutenburg en vormt een van de oudste verbindingswegen samen met de Heiligenbergerweg en de Burgemeester de Beaufortweg.

Historische stedebouwkunde
Aan de Brink 16 ligt de dwarshuisboerderij 't Claeverenblad die is aangewezen als rijksmonument. De oudste delen van de boerderij dateren uit 1603. De T-vormige bebouwing wordt gekenmerkt door het gepleisterde woonhuis met een rieten zadeldak tussen puntgevels. In de voorgevel is een deur met in het bovenlicht een gietijzeren levensboom en vensters met luiken. De stal met rieten wolfdak en flauw getoogde inrijpoort is 19e eeuws.

Naast het bovenstaande rijksmonument komen in het plangebied nog enkele objecten in het plangebied voor die geen formele status als monument hebben. Het betreft hier de volgende waardevolle objecten:

  • Burgemeester de Beaufortweg 61: villa 'Klein Hamersveld' en koetshuis;
  • Burgemeester de Beaufortweg 63: voormalige gemeentehuis;
  • Hamersveldseweg 112: langhuisboerderij;
  • Zwarteweg 3-5: dwarshuis 'Kleine Zwarte Steeg'.

De villa en het koetshuis en ijzeren toegangshek aan de Burgemeester de Beaufortweg 61 zijn gebouwd rond 1904 in opdracht van burgemeester De Beaufort. De villa heeft ook lang dienst gedaan als dokterswoning. De naam van de villa verwijst naar de boerderij die rond 1850 op dezelfde plek heeft gestaan.

Het voormalige gemeentehuis op nummer 63 is sinds het einde van de 19de eeuw het gemeentehuis geweest van de toenmalige gemeente Leusden en de gemeente Stoutenburg. Tijdens de 2e Wereldoorlog zijn er belangrijke verzetsdaden uitgevoerd onder leiding van Karel Brouwer. Onder ander door het vervalsen van persoonskaarten werden Joodse mensen van een nieuwe identiteit voorzien, ook zorgde Karel Brouwer voor distributiebonnen.

De twee afzonderlijke panden aan Zwarteweg 3-5 vormen één gebouw maar zijn in verschillende perioden gebouwd. In een van de panden is lange tijd horeca gevestigd.

De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is door middel van een aparte aanduiding aangegeven op de verbeelding. Met het toekennen van deze aanduiding wordt ingezet op de instandhouding van de waardevolle bebouwing.

4.4 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen.
Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is en er geen ontwikkelingen in het plangebied mogelijk worden gemaakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek verricht te worden. Daarnaast zijn in het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreinigingen bekend. Uit het provinciaal bodemloket blijkt dat in het plangebied vier bodemverontreinigde locaties aanwezig waren. De locaties zijn inmiddels gesaneerd en vormen derhalve geen belemmering voor het voortzetten van het huidige gebruik. Bovendien blijkt ook uit het Historisch Bodembestand (HBB) van de provincie Utrecht dat in het plangebied geen sprake is van potentieel voor bodemverontreiniging verdachte locaties.

Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een vergunning voor bouwen, afwijking van het bestemmingsplan, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek moet in deze gevallen aantonen dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project. Dat wil zeggen dat uit onderzoek moet blijken dat er geen verontreiniging aanwezig is, dat de eventueel aanwezige verontreiniging niet schadelijk is voor de omgeving, of welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.

4.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het onderwerp externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR); is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
  • het Groepsrisico (GR); geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico bestaat uit een invloedsgebied waarbinnen het risico verantwoord moet worden.

In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • 1. Inrichtingen, waarin opslag en/of verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
  • 2. Transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
  • 3. Buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor elke risicobron is een apart wettelijk kader opgesteld waarin beschreven staat hoe met de risico's moet worden omgegaan. Het betreft hier de volgende wettelijke kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van de externe veiligheid is opgenomen dat voor iedere toename van het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.

Inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen inrichtingen waarvan het invloedsgebied zich tot het plangebied uitstrekt.

Vervoer over de weg, het water en het spoor
De route gevaarlijk stoffen loopt vanaf de Arnhemseweg, via de Maanweg en de Zuiderinslag via de Hamersveldseweg naar bedrijventerrein Ambachtsweg.

Buisleidingen
In het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die in het kader van de externe veiligheid relevant zijn. Ten westen van het plangebied ligt op een afstand van meer dan 250 meter een buisleiding. De buisleiding heeft een diameter van 36 inch en 66,2 bar.

4.6 Flora en fauna

Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.

4.6.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur. Wel ligt ten oosten van de woonbuurt Claverenblad-Wildenburg het beschermde natuurmonument Schoolsteegbosjes. Bovendien behoren meerdere gronden in de omgeving van het plangebied tot de Ecologische Hoofdstructuur.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen kunnen hebben op de in de omgeving liggende waardevolle natuurgebieden.

4.6.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied van Leusden. Het bestemmingsplan maakt verder geen directe ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot hinder of beschadiging van eventuele aanwezige natuurwaarden. In het kader van de uit te werken bestemming dient bij de daadwerkelijk uitwerking een flora en fauna onderzoek uitgevoerd te worden.

4.7 Geluid

Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg worden gesitueerd.

4.7.1 Wegverkeerlawaai

Voor het akoestisch onderzoek zijn vanuit de Wgh alleen de wegen relevant waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur of meer geldt. Voor 30 kilometer zones hoeft conform artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht. De geluidszone voor 50 km/u wegen (1 of 2 rijstroken) is ingevolge de Wet geluidhinder 200 meter.

50 km/uur wegen
Met uitzondering van de Groene Zoom, Zuiderinslag, Noorderinslag, Burgemeester de Beaufortweg, Burgemeester van der Postlaan en delen van de Hamersveldseweg zijn alle in het plangebied voorkomende wegen ingericht als 30 km/uur-gebied. Daarmee vallen deze wegen buiten de akoestische onderzoeksplicht vanuit de Wet geluidhinder. Binnen de geluidszones van de wegen Groene Zoom, Zuiderinslag, Noorderinslag, Burgemeester de Beaufortweg, Burgemeester van der Postlaan en delen van de Hamersveldseweg worden in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor de geluidzones van de buiten het plangebied gelegen Randweg. Voor de bestaande woningen in het plangebied zijn in het verleden geen hogere grenswaarde vastgesteld.

30 km/uur wegen
Ten aanzien van wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur is in het vastgestelde geluidbeleid van de gemeente Leusden het volgende opgenomen:

  • Vanuit ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of de geluidbelasting op woningen nabij een 30 km/uur weg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Bij nieuwbouw van woningen en reconstructie van wegen zal altijd getoetst moeten worden aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau, te weten 33 dB. Dit betekent dat ook voor wegen met een maximale snelheid van 30 km/uur een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd indien de geluidbelasting op de gevel mogelijk meer dan 53 dB zal bedragen. Bij een geluidsbelasting van 53 dB kan met een gebouwschil de wettelijke binnenwaarde van 33 dB worden gehaald.

Conclusie
Het bestemmingsplan is, met uitzondering van het uit te werken gebied in Princenhof-zuid, conserverend van aard. Voor het bestemmingsplangebied waarbinnen geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt is onderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig. Wanneer in de toekomst sprake is van een plan waarbij nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, dient hier akoestisch onderzoek voor uitgevoerd te worden. Dit akoestische onderzoek dient dan zowel te voldoen aan de eisen uit de Wgh als het gemeentelijke geluidbeleid.

Voor het gebied met de uit te werken bestemming wordt in het kader van dit bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten worden in deze paragraaf vermeld.

4.7.2 Railverkeerlawaai

Het plangebied ligt buiten een geluidszone voor spoorlijnen.

4.7.3 Industrielawaai

Het plangebied valt niet binnen een geluidszone als gevolg van industrielawaai.

4.8 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtparagraaf in bestemmingsplan).

Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die dermate negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

4.9 Milieuhinder bedrijvigheid

Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk).

Uit het Regionaal Inrichtingenbestand blijkt dat de volgende inrichtingen zich in het plangebied bevinden:

Adres   Soort inrichting   Categorie  
Hamersveldseweg 116   kantoor   1  
Zwarteweg 29   fietsen reparatie en verkoop   1  
Zwarteweg 3   horeca (restaurant)   1  
Zwarteweg 5   horeca (cafe)   1  
Burgemeester de Beaufortweg 63   sportschool   2  
Rozendaallaan 1a   bedrijf aan huis   1  
Rossenberglaan (E2019 ged)   nutsvoorziening Stedin   1  
Burgemeester van der Postlaan 235   kantoor   1  

tabel - overzicht van aanwezige inrichtingen in plangebied

Zoals uit de tabel blijkt, bevinden zich in het plangebied uitsluitend inrichtingen uit de categorieën 1 en 2. Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden als aanvaardbaar geacht in een woonomgeving, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. De aanwezige inrichtingen leiden naar verwachting niet tot onacceptabele situaties binnen het plangebied.

4.10 Geurhinder

Wet geurhinder en veehouderij
Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij van kracht. De wet vormt het exclusieve toetsingkader voor stankhinder vanwege veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur gelden afstanden door middel van een zonering.

Grenzend aan de oostzijde van het plangebied, ter hoogte van de woonbuurt Claverenblad-Wildenburg liggen enkele agrarische bedrijven die vanwege de aard van agrarische activiteiten een geurhindercirkel kunnen hebben. De aanwezige agrarische bedrijvigheid in de omgeving vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Kijkend naar het conserverende karakter van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij gevoelige functies binnen een geurhindercirkel worden gerealiseerd.

4.11 Waterparagraaf

Sinds 14 februari 2001 is het verplicht een Watertoets bij ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen - en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In de laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen ontwikkelingen toe die leiden tot wijzigingen in het waterhuishoudingssysteem in het plangebied. In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan Waterschap Vallei en Veluwe. De resultaten van dit overleg zullen in dit plan worden opgenomen.

4.12 Kabels en leidingen

Voorzover bekend liggen binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen kabels en/of leidingen die ruimtelijke relevant zijn, en een doorwerking dienen te hebben in dit bestemmingsplan.

4.13 Duurzaamheid

De gemeente streeft ernaar dat gebouweigenaren bij nieuwbouw of verbouw energiezuinig bouwen en duurzame materialen toepassen, zoals duurzaam geproduceerd hout of herbruikbare materialen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Allereerst is het van belang om vast te stellen dat in het geval van Leusden-West sprake is van een conserverend bestemmingsplan. De woonbuurten Hamersveld, Rossenberg, Groenhouten en Claverenblad-Wilgenburg zijn bestaande woonbuurten waarbinnen geen grootschalige ontwikkelingen zijn voorzien. Voor het gebied Princenhof-zuid zijn ontwikkelingen voorzien voor het centraal gelegen groengebied. Om de ontwikkeling van dit groengebied mogelijk te maken wordt de bestaande uitwerkingsmogelijkheid uit het geldende bestemmingsplan overgenomen.

Voor het plangebied zijn meerdere bestemmingsplannen geldend. Binnen deze verschillende bestemmingsplannen zijn verschillende rechten opgenomen voor de bewoners van de woonbuurten. Om te voorkomen dat deze rechten worden ingeperkt vloeien de regels van dit nieuwe bestemmingsplan voort uit de geldende bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele plangebied. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande woonwijken, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.

5.2 Doelstellingen

Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten moet worden op de geldende bestemmingsplanregeling. De plannen waar de juridische basis voor het plangebied in vastgelegd is zijn dan ook een belangrijke informatiebron.

Het bestemmingsplan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsstukken.

5.3 Uitgangspunten

Het conserverende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de huidige situatie van het plangebied. Dit wil echter niet zeggen dat er geen ontwikkelingen mogelijk zijn; deze ontwikkelingen betreffen geen nieuwe bouwlocaties maar zaken betreffende de bestaande bebouwing en inrichting van het gebied.

Bij het bestemmen van de bestaande woonwijken moet worden nagedacht over de uniformiteit van de juridische regeling versus eventuele beperking óf verruiming van bestaande rechten (bijvoorbeeld ten aanzien van dakopbouwen, bedrijf-aan-huis en erfbebouwing).

5.3.1 Ruimtelijke structuur

Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn als regel de geldende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan het eigen karakter van ieder object. De bestaande ruimtelijke kwaliteit dient beschermd te worden door:

  • 1. het wijkoverschrijdend groen te borgen;
  • 2. het waarborgen van de waterstructuur;
  • 3. waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
  • 4. ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
  • 5. voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen.

Het plan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken. Hierop wordt in paragraaf 5.3.3 nader op ingegaan. In voorliggend bestemmingsplan worden daarnaast mogelijkheden geboden voor uit- en aanbouwen. Met de uitbreidingsruimte is rekening gehouden met de bestaande uitbreidingsruimte uit de geldende plannen.

5.3.2 Functionele structuur
5.3.2.1 Wonen

De vier woonbuurten hebben een woonfunctie. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie in het gebied te handhaven en waar mogelijk te versterken. Dit betekent dat bij het ontstaan van vrije ruimten in eerste plaats wordt gedacht aan opvulling met woonfunctie of functies die de woonfunctie ondersteunen. Hierbij is het wel van belang om te zorgen dat de nieuwe woonfunctie niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied. De extra parkeerbehoefte zal dan ook op het eigen terrein gerealiseerd worden.

Aanpassingen aan de woning
Over het algemeen kan worden gesteld dat bij het ouder worden van de woning, de wens tot verandering in en aan de woning zal toenemen. Deze hebben over het algemeen betrekking op het uitbreiden van de woonruimte, het luxer maken van de woning of een grotere of nieuwe berging/garage in de achter-, zij- of voortuin. Deze nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met de verandering van levensfase (kinderen uit huis, pensionering e.d.).

Het nieuwe bestemmingsplan dient mogelijkheden te bieden voor veranderde verbouw- en gebruikswensen. Dit betekent echter niet dat de uitbreiding van de woningen ongelimiteerd kan zijn. De ruimte is doorgaans beperkt. Uitbreidingen aan de woning kunnen hinderlijk zijn voor de buren, omdat de ruimte tussen woningen in veel situaties te krap is of wordt. Ook laten de stedenbouwkundige opzet en de architectuur niet elke willekeurige verbouwing of gebruiksverandering toe.

De mogelijkheden om een woning aan te passen zijn met name geregeld in de bestemming "Wonen" en in mindere mate in de bestemming "Tuin". Voorzover voor de aanpassingen een omgevingsvergunning voor bouwen nodig is worden deze niet alleen getoetst aan het bestemmingsplan maar ook aan de gemeentelijke welstandsnota.

Tuinen
De tuinen behorende bij de woningen in de verschillende buurten dragen in hoge mate bij aan de groenstructuur van de buurt. Vandaar dat de gronden gelegen tussen de bebouwing en de openbare weg, zoveel mogelijk als tuin zijn bestemd.

Op deze wijze wordt het groene karakter van de buurt op de kaart beter aangegeven en komt het werkelijke profiel van het openbare gebied tussen de bebouwing beter in beeld.

Carports voor de woning
In dit bestemmingsplan is het niet toegestaan om aan de voorzijde van een woning een nieuwe carport op te richten. De bestaande carports in het plangebied die voor de woningen staan worden toegestaan.

Functiemenging
De vraag kan worden gesteld in hoeverre de leefbaarheid van een wijk wordt verhoogd door het toelaten van bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Steeds vaker wordt een sterkere verwevenheid van wonen en werken bepleit; functiemenging binnen een woonbuurt.

Met functiemenging kan enerzijds een bijdrage worden geleverd aan het plaatselijke voorzieningenniveau. Anderzijds kan het werken-aan-huis een stimulans geven aan de economische ontwikkelingen. Veel startende ondernemers zijn op deze manier begonnen. Bij de uitbreiding van de activiteiten dient vanzelfsprekend uitgezien te worden naar meer passende huisvesting.

In principe staat de gemeente positief tegenover deze ontwikkeling, echter zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden namelijk doorgaans beperkt. Voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem, parkeervoorzieningen en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. In het bestemmingsplan zijn derhalve voorwaarden opgenomen waarmee voorkomen wordt dat beroep- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis hinder veroorzaken voor de omgeving.

De regeling in het bestemmingsplan voorziet in het toestaan van beroepen aan huis waarvoor 30% van de brutovloeroppervlakte kan worden gebruikt met een maximum van 50m². Daarnaast is er een algemene afwijkingsregeling opgenomen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Tenslotte is het met een algemene afwijkingsmogelijkheid ook mogelijk om een bed and breakfast te beginnen. Ook hiervoor geldt dat 30% van de brutovloeroppervlakte mag worden gebruikt voor dit doel met een maximum van 50m².

Uitbreiding aan zijkant woningen

Inleiding
Het bestemmingsplan en het beleid van de gemeente Leusden biedt mogelijkheden voor de uitbreiding aan de zijkant van de woning. Echter, in de verschillende situaties van uitbreidingsmogelijkheden aan de zijkant van een woning zijn ook verschillende oplossingen gewenst. Indien een uitbreiding van de woning aan de zijkant is gewenst moet maatwerk worden toegepast om te komen tot een geschikt plan. Hieronder wordt weergegeven hoe wordt omgegaan met de beoordeling van plannen voor de uitbreiding van de woning aan de zijkant. Centraal hierin is de richtlijn dat een uitbreiding ondergeschikt blijft ten aanzien van het hoofdgebouw (de oorspronkelijke woning).

Standaard
De woning kan standaard worden uitgebreid tot 3 meter breed gemeten vanuit de zijgevel. De uitbouw moet daarbij 1 meter terug liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning en er mag 1 bouwlaag worden gemaakt (maximaal 3 meter hoog). Deze uitbreiding mag aan de achterzijde de hoek om gaan om eventueel aan te sluiten op een uitbreiding aan de achterzijde.

Maatwerk
Een grotere uitbreiding aan de zijkant van de woning is ook mogelijk. Hierbij moet wel maatwerk worden toegepast en kan niet meer worden gesproken van harde maatvoeringen, behalve dat de uitbreiding aan de zijkant minimaal 1 meter terug moet liggen ten opzichte van de voorgevel van de woning.

Hoogte en kap
Uitgangspunt voor de hoogte van de uitbreiding is dat er maximaal 2 bouwlagen als verblijfsruimte kunnen worden ingericht. De maatvoering ervan wordt echter afgestemd op de woning. Als de woning een plat dak heeft dan krijgt de uitbouw ook een plat dak. Bij een kap op de woning moet de tweede bouwlaag van de uitbreiding ook in de vorm van een kap. De dakhelling van de uitbreiding moet parallel lopen met de dakhelling van de woning. Hierdoor kan het voorkomen dat de nok van de uitbreiding wel wat hoger wordt dan 2 bouwlagen. Centraal uitgangspunt blijft dat de uitbreiding ondergeschikt is. Dat betekent ondermeer dat als de woning slechts 2 bouwlagen heeft, een uitbreiding met 2 bouwlagen aan de zijkant niet mogelijk is.

Breedte
Uitgangspunt is dat de breedte van de uitbreiding aan de zijkant - indien breder dan 3 meter - maximaal 2/3 van de breedte van oorspronkelijk de woning mag bedragen. Een uitzondering hierop kan bijvoorbeeld zijn dat in de oorspronkelijke bouw/stedenbouwkundige opzet al een garage aan de zijkant is gerealiseerd die breder is dan deze verhouding. Bij een aanvraag voor een tweede bouwlaag op deze garage wordt dan dezelfde breedte toegepast.

Door uitbreidingen geschakelde woningen
Indien woningen door de uitbreiding aan de zijkant (mogelijk) geschakeld worden met de uitbreiding van de naburige woning, is de maximale hoogte van de uitbreiding 5 meter. Een grotere hoogte kan het stedenbouwkundig aanzicht van bijvoorbeeld een serie twee-aanéén woningen doen veranderen in rijwoningen. Dit is niet gewenst. In deze situaties is er extra aandacht voor de ondergeschiktheid van de uitbreiding.

Instrumenten/ juridische implementatie
Bovenstaand beleid wordt mogelijk gemaakt met gebruikmaking van drie instrumenten:

  • Standaard uitbreidingsmogelijkheden: directe werking in woonregeling van het bestemmingsplan.
  • Uitbreiding zijkant tot max 5m hoog: Binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
  • Overig: Buitenplans afwijkingsmogelijkheid.

Buiten de standaard mogelijkheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd om van het bestemmingsplan te mogen afwijken. Dit is noodzakelijk om het maatwerk te kunnen toepassen zoals hierboven omschreven. De afwijkingsmogelijkheid voor uitbreidingen aan de zijkant die in de regels van het bestemmingsplan is opgenomen gaat tot een hoogte van maximaal 5 meter. In deze gevallen is een omgevingsvergunning nodig voor het afwijken van het bestemmingsplan (binnenplans), maar is de bouwactiviteit verder vergunningsvrij.

Indien hogere bouwwerken worden toegestaan met gebruikmaking van regels uit het bestemmingsplan kunnen er, gelet op het bouwbesluit 2003, twee bouwlagen ontstaan met verblijfsgebied. Gelet op de veiligheid van toekomstige gebruikers en de omgeving van een bouwwerk wordt het zinvol geacht dat het bouwen in dat geval, in het kader van een omgevingsvergunning voor bouwen, wordt onderworpen aan een preventieve toets aan het bouwbesluit 2003 en de bouwverordening.

Voor de overige uitbreidingen is een omgevingsvergunning nodig om af te wijken van het bestemmingsplan (buitenplans). Hierbij is ook voor de activiteit bouwen een omgevingsvergunning nodig.

5.3.2.2 Maatschappelijk

Zoals uit de beschrijving van de bestaande situatie blijkt, bevinden zich in het plangebied enkele maatschappelijke voorzieningen. Met betrekking tot deze maatschappelijke voorzieningen worden geen ingrijpende veranderingen verwacht. In het bestemmingsplan wordt derhalve volstaan met het positief bestemmen van de aanwezige maatschappelijke voorzieningen, waarbij per voorziening een redelijke uitbreidingsmogelijkheid is gegeven, teneinde zich voldoende te kunnen ontplooien.

Enige flexibiliteit in het bestemmingsplan is wenselijk. Mocht binnen de komende 10 jaar blijken, dat een aanwezige maatschappelijke voorziening moet worden verplaatst (of opgeheven), dan dient het zonder herziening van het bestemmingsplan mogelijk te zijn om ter plaatse een andere passende maatschappelijke functie toe te staan (bijvoorbeeld een school in gebruik nemen als peuterspeelzaal).

Op de hoek Claverenbladstraat - Kuperssingel heeft een gebouw gestaan ten behoeve van onder andere een peuterspeelzaal. Met in het vigerend bestemmingsplan Claverenblad-Wildenburg de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen" en aangeduid als onderwijs. Dit gebouw is inmiddels gesloopt en het gebied is opnieuw ingericht als groen (grasveld). Op dit moment is er geen concreet ontwikkelingsplan voor deze locatie en wordt het gebied daarom voor 'groen' bestemd in aansluiting op het huidig gebruik. De mogelijkheid bestaat wel dat op termijn gedacht wordt aan een andere invulling met bijvoorbeeld woningbouw. Als de gemeente voornemens is de locatie te herontwikkelen dan zal daarvoor een apart bestemmingsplan in procedure worden gebracht.

5.3.2.3 Gemengd

Met de woon- en maatschappelijke functies, zijn de belangrijkste functies in het plangebied benoemd. Langs de Burgemeester de Beaufortweg en de Zwarteweg bevinden zich echter nog enkele andere functies. Het gaat hier om twee horecavoorzieningen en een fitnessschool.

Op deze locaties en in deze gebouwen is het wenselijk om een zeker flexibel gebruik toe te staan, zodat de gebruiksmogelijkheden van de gebouwen optimaal kunnen worden benut. Dit betekent dat voor deze panden ingezet wordt op een bestemming "Gemengd" waarin naast horeca en sport ook kantoren, dienstverlening en detailhandel mogelijk is.

5.3.2.4 Bedrijven

Langs de Hamersveldseweg/Zwarteweg zijn naast de woonfunctie ook enkele bedrijfsfuncties gevestigd. In totaal liggen in het plangebied drie bedrijfspercelen. Voor deze percelen worden geen ingrijpende veranderingen verwacht. In dit bestemmingsplan kan voor deze bedrijfspercelen dan ook volstaan worden met het positief bestemmen.

5.3.3 Openbare ruimte

De openbare (open) ruimten, te weten wegen -en soortgelijke verkeers- en verblijfsruimten-, water en groen zijn zoveel mogelijk als zodanig bestemd. Binnen de diverse bestemmingen zijn verscheidene mogelijkheden opgenomen voor het uitvoeren van ondergeschikte aanpassingen in de bestaande inrichting.
In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van de bestaande verkeerssituatie. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de wegen die toegankelijk zijn voor motorvoertuigen en de langzaamverkeerverbindingen. In het bestemmingsplan is dit als volgt ingevuld:

  • de gebiedsontsluitingswegen zoals de Groene Zoom en de Noordersingel hebben in verband met de verkeersfunctie de bestemming "Verkeer" gekregen.
  • de woonstraten en woonerven in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied gekregen. Hoewel deze wegen ook geschikt zijn voor autoverkeer hebben deze wegen overwegend een verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming zijn ook onder andere groen-, speel-, en watervoorzieningen toegestaan;
  • de hoofdfietsroutes door de verschillende wijken en de fietspaden die door groengebieden lopen, hebben de aparte bestemming "Verkeer - Fiets en voetpaden" gekregen. Hiermee worden deze paden gewaarborgd en wordt voorkomen dat deze paden in de toekomst geschikt worden gemaakt voor eventueel het autoverkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan.

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het aanpassing van kruispunt Groene Zoom-Noorderinslag-Heiligenbergerweg. Gebleken is dat het aantal verkeersbewegingen op en rond dit kruispunt de afgelopen jaren zodanig is toegenomen dat het (op termijn) niet langer mogelijk is om de prioriteit die aan het openbaar vervoer en het fietsverkeer is toegekend te handhaven. Zonder aanvullende maatregelen zullen fietsers die hier willenoversteken langer voor het rode licht moeten wachten. Hetzelfde geldt voor het busverkeer. Dit staat haaks op het gemeentelijk streven om het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer te stimuleren. De doorstromingsmaatregelen voor de fietsers en het openbaarvervoer kunnen alleen worden gehandhaafd als de capaciteit van dit kruispunt wordt uitgebreid, verbeterpunten zijn:

  • toevoegen van een rechtsafstrook op de zuidelijke tak van de Groene Zoom;
  • toevoegen van een rechtsafstrook op de noordelijke tak van de Groene Zoom;
  • verlengen van een aantal afslagstroken;
  • op alle wegvakken worden middengeleiders aangebracht;
  • een drietal bushaltes (Heiligenbergerweg, Noorderinslag en Groene Zoom (zuid)) wordt 25-30m dichter naar de kruising gelegd;
  • op de Heiligenbergerweg wordt een nieuwe oversteek gemaakt voor fietsers en voetgangers in 2 richtingen;
  • op de Groene Zoom (noordzijde) wordt voor fietsers de 2e rijrichting (west-oost) toegevoegd;
  • in de beide oksels van de aansluiting Heiligenbergerweg worden hoogwaardige en overdekte fietsenstallingen geplaatst.

De aanleg van met name de twee rechtsaffers leidt tot een extra ruimtebeslag hiervoor is ter plaatse op de verbeelding de bestemming "Verkeer" uitgebreid. Van reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder is geen sprake, er vindt geen verschuiving plaats van de wegassen. Hierdoor is het niet noodzakelijk om voor deze reconstructie nader geluidsonderzoek uit te voeren.

Watergangen en -partijen met een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding zijn specifiek bestemd tot "Water".

afbeelding "i_NL.IMRO.0327.123-0401_0007.png"

afbeelding - groen- en waterstructuur binnen het plangebied

In 2011 wordt het groenbeleid geactualiseerd en uitgebreid met een bomenplan. De bestaande groenstructuren zullen met deze actualisatie echter niet veranderen. In het belang van de instandhouding van de groenstructuur worden deze beeldbepalende groengebieden specifiek bestemd tot "Groen". De groenbestemming wordt een beperkte bestemming, waarin hoofdzakelijk groenvoorzieningen en speelvoorzieningen worden toegestaan. Het aanleggen van parkeervoorzieningen of waterpartijen is binnen de groenbestemming niet mogelijk.

De kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen. Met het bestemmen op deze wijze wordt het mogelijk om het openbare gebied opnieuw in te richten. Hierbij wordt op buurtniveau bekeken welke behoeften en problemen er zijn op het gebied van parkeren, groen en speelvoorzieningen.

5.3.4 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie
Conform het gemeentelijke archeologische beleid kent het plangebied drie verschillende zones met verwachtingswaarden. In het bestemmingsplan is de (verwachte) archeologische waarde beschermd met behulp van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting'.

Cultuurhistorie
In het plangebied komen enkele monumentale panden voor. Het betreft hier onder andere de historische boerderij aan De Brink 16 en enkele waardevolle objecten langs de Burgemeester de Beaufortweg nummers 61 en 63 . Omdat de historische boerderij aan De Brink 16 de status van rijksmonument heeft en daarom beschermd wordt via de Monumentenwet 1988, is voor dit pand geen specifieke aanduiding opgenomen.

5.4 Ontwikkeling Princenhof-zuid

Zoals reeds beschreven heeft het bestemmingsplan in hoofdzaak een conserverend karakter. Kleinschalige ontwikkelingen zoals de verbouwing van een woning of het vestigen van een bedrijf aan huis worden met recht mogelijk gemaakt. Naast deze ontwikkelingen van geringe omvang, biedt dit bestemmingsplan ook de mogelijkheid om het groengebied in Princenhof-zuid uit te werken ten behoeve van de woonfunctie en maatschappelijke en dienstverlenende functies. Voor deze locatie is nog geen gedetailleerd plan uitgewerkt en een globale bestemming, in de vorm van een uit te werken bestemming, wordt daarom als passende oplossing gezien.

De uitwerkingsmogelijkheid is een voortzetting van de geldende uitwerkingsplicht voor dit gebied conform het bestemmingsplan Princenhof 1997. Ten behoeve van de uitwerking van het gebied zijn in de uitwerkingsregels voorwaarden opgenomen waarmee de invulling van het gebied wordt geoptimaliseerd.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemene juridische opzet

In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de woonbuurten in Leusden-West. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen.

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.

Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.

Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke standaard.

Opbouw regels

De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bedrijf

In het plangebied komen meerdere bedrijfspercelen voor. De bedrijfsactiviteiten vallen binnen categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en zijn daarmee binnen de bestemming "Bedrijf" toegestaan. Binnen de bestemming is voor sommige bedrijfspercelen, conform de vigerende situatie, één bedrijfswoning toegestaan.

Middels een afwijking is het voor het college van burgemeester en wethouders mogelijk een bedrijf toe te staan dat niet is genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar wel is te vergelijken met een bedrijf daarin genoemd behorende tot de categorieën 1 en 2.

6.2.2 Gemengd - 1

Aan de Zwarteweg zijn, nabij het buiten het plangebied gelegen winkelcentrum De Biezenkamp zijn enkele horecavoorzieningen gelegen. Langs deze historische weg en de in het verlengde ervan gelegen Hamersveldseweg is altijd al sprake geweest van een zekere menging van functies. Een invulling met dergelijk functies past binnen de inrichting en sfeer van deze weg. Ook in de toekomst past een menging van functies langs deze weg. Om flexibel om te kunnen gaan met toekomstige ontwikkelingen, krijgen de horecavestigingen langs de Zwarteweg de bestemming "Gemengd - 1". Binnen deze bestemming zijn meerdere activiteiten mogelijk, zoals horeca, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en bedrijvigheid (categorie 1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten).

6.2.3 Gemengd - 2

De bestemming "Gemengd - 2" is gelegd op de sportschool aan de Burgemeester van Beaufortweg 63. Binnen deze gemengde bestemming zijn sportvoorzieningen (zoals een sportschool) en maatschappelijke functies toegestaan.

6.2.4 Groen

In het belang van de instandhouding van het aanwezige wijkoverschrijdend groen zijn de aanwezige groenvoorzieningen specifiek bestemd tot "Groen". Kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen en het zogenaamde snippergroen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen. Binnen de bestemming "Groen" zijn ook voetpaden, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan evenals waterpartijen. Gebouwen zijn binnen de groenbestemming uitgesloten.

6.2.5 Kantoor

Het kantoorpand van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie heeft de bestemming "Kantoor" gekregen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend kantoor-activiteiten toegestaan. Andere functies zijn ter plaatse ongewenst en worden daarom uitgesloten.

6.2.6 Maatschappelijk

In het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. Het betreft hier twee scholen en een bijbehorende sportzaal. Deze maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. Binnen deze bestemming is middels een functieaanduiding vervolgens aangegeven welke type van maatschappelijke voorziening is toegestaan.

De gebouwen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zijn binnen het bouwvlak opgenomen. Het is dan ook alleen toegestaan om binnen het bouwvlak gebouwen op te richten. Hierbij moet voldaan worden aan de maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zoals weergegeven op de verbeelding. Ten behoeve van het aanleggen/bouwen van fietshokken en bergingen is hiervoor een afwijkingsbevoegdheid in de regels opgenomen. Deze afwijking maakt het mogelijk dat tot een maximum van 50 m² dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden.

6.2.7 Maatschappelijk - Zorgwonen

Voor het verpleeghuis Lisidunahof is de aparte maatschappelijke bestemming "Maatschappelijk - Zorgwonen" opgenomen. Binnen deze bestemming wordt specifiek ingezet op maatschappelijke voorzieningen met een zorgcomponent. Voor de Lisidunahof is op de verbeelding een ruim bouwvlak opgenomen waarbinnen een maximum bebouwingspercentage is vastgelegd. Op de verbeelding is eveneens de maximale toegestane bouwhoogte vastgelegd.

6.2.8 Tuin

De bestemming "Tuin" bevat de gronden die vrij dienen te blijven van gebouwen. Andere bouwwerken zijn wel toegestaan, mits deze voldoen aan de in de regels aangegeven maatvoering. Aangezien in de oorspronkelijk situatie al tuinen bestaan met daarin een bijgebouw is in dit bestemmingsplan hiervoor een aparte regeling opgenomen. Middels de bouwaanduiding 'bijgebouw' zijn bijbehorende bouwwerken in deze uitzonderlijke gevallen toegestaan.

In deze bestemming zijn twee afwijkingsbevoegdheden opgenomen, één voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen en één voor het oprichten van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn.

6.2.9 Verkeer

De doorgaande wegen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming "Verkeer". Het gaat om de Groene Zoom, Zuiderinslag, Noorderinslag, Burgemeester de Beaufortweg, Burgemeester van der Postlaan en delen van de Hamersveldseweg. Binnen deze bestemming staat de doorstroming van het verkeer voorop. Hierin past ook groen, water en andere paden, zoals voet- en fietspaden die onderdeel uitmaken van de inrichting langs deze hoofdwegen.

6.2.10 Verkeer - Fiets- en voetpaden

De hoofdfietsverbindingen die door de grote groenstructuren lopen zijn voorzien van de bestemming "Verkeer - Fiets- en voetpaden". Deze bestemming is specifiek bedoeld voor aanwezige belangrijke fiets- en voetpaden en geeft daarmee een invulling aan de bijzondere inspanningen die de gemeente Leusden al jaren doet voor een fijnmazig en kwalitatief hoogwaardig netwerk van langzaam verkeersverbindingen.

6.2.11 Verkeer - Verblijfsgebied

Alle niet doorgaande wegen en alle (niet groene) openbare ruimten in de woonwijken hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Het betreft feitelijk het openbaar gebied dat niet valt binnen een structurele groenstructuur, een hoofdfietspad of een doorgaande verkeersweg. Binnen de bestemming is ruimte voor een breed scala aan functies gerelateerd aan verkeer en verblijf.

6.2.12 Water

De singels binnen het plangebied, die gezamenlijk de hoofdwaterstructuur binnen de woonbuurten vormen, hebben een structurele functie voor waterberging en waterhuishouding binnen het plangebied en zijn daarom specifiek bestemd tot "Water". Binnen de bestemming "Water" zijn tevens bruggen toegestaan. Het gaat dan met name om bruggen voor langzaam verkeer. De bruggen voor het gemotoriseerd verkeer vallen binnen de bestemming "Verkeer" of "Verkeer - Verblijfsgebied" waarbinnen ook water is toegestaan (aangezien water onder de brug doorloopt).

6.2.13 Wonen

De bestemming "Wonen" is opgenomen voor alle woningen in het plangebied. Het gaat hier zowel om vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde of gestapelde woningen. Om welk woningtype het in specifieke gevallen gaat is door middel van de aanduidingen op de verbeelding weergegeven. De woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Voor de realisatie van de woningen zijn in de regels bouwregels opgenomen.

Bouwregels
De belangrijkste bouwregels zijn die met betrekking tot het bouwen van de woning binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte van de woning. In de regels is vastgelegd dat de goot- en bouwhoogte van de woningen niet meer mag bedragen dan de oorspronkelijke goot- en bouwhoogte. Met oorspronkelijk wordt bedoeld de woning zoals deze volgens de eerste daarvoor verleende bouwvergunning is gebouwd. Een uitzondering op deze regel geldt voor woningen die op de verbeelding de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' hebben gekregen. Daarnaast is in de regels vastgelegd dat ten hoogste 20% van de oppervlakte van een perceel mag worden bebouwd, tot een maximum van 80 m², niet meegerekend de oppervlakte van het bouwvlak. Tevens zijn voor de bijbehorende bouwwerken maximale goot- en bouwhoogten aangegeven.

Bij vrijstaande woningen mogen de bijbehorende bouwwerken slechts aan een zijkant van de woning worden gebouwd. Tevens mogen bijbehorende bouwwerken achter de vrijstaande woning worden gebouwd.

Tot slot zijn burgemeester en wethouder bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bouwregels.

Werken aan huis
Binnen de woonbestemming is opgenomen dat het mogelijk is om een beroep aan huis uit te oefenen. Hier vallen de vrije beroepen en aanverwante beroepen onder, zoals kapper, pedicure. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor dit beroep aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m².

Middels een omgevingsvergunning is het mogelijk om ook een bedrijf aan huis uit te oefenen. Het gaat hier om bedrijvigheid die lichte hinder kan veroorzaken. In een bijlage bij de regels zijn de verschillende typen bedrijvigheid aangegeven die hieronder vallen in een tabel opgenomen. Voor bedrijf aan huis gelden min of meer dezelfde eisen als bij een beroep aan huis plus enkele extra eisen.

Afwijkingen
Van de bouwregels kan worden afgeweken ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot een bouwhoogte van 5 meter.

6.2.14 Wonen - 1

De bestemming "Wonen - 1" komt in grote lijnen overeen met de reguliere woonbestemming. Voor de beide woonbestemmingen gelden dan ook vrijwel dezelfde uitgangspunten en regels.

De bestemming "Wonen-1"heeft betrekking op woningen in de woonbuurten Hamersveld en Rossenberg. Meerdere woningen in de woonbuurten Hamersveld en Rossenberg hebben in vergelijking met de woningen uit de andere woonbuurten een beperkt woonoppervlak. De diepte van de woningen is namelijk enkele meters minder dan de woningen in de andere woonbuurten. Daarnaast zijn de kaphellingen dusdanig opgezet dat efficiënt gebruik van de tweede verdieping vrijwel onmogelijk is. Om de bewoners van deze woningen de mogelijkheid te geven hun woning beter te benutten, zijn in deze woonbestemming aparte regelingen opgenomen voor uitbreidingen in diepte en hoogte.

6.2.15 Wonen - Garage

De garageboxen binnen het plangebied zijn bestemd met de bestemming "Wonen - Garage". De garageboxen mogen worden gebruikt ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen en voor berging in het algemeen. De garageboxen zijn voorzien van een bouwvlak. In de bouwregels is onder andere opgenomen dat de oppervlakte van (een enkele) garageboxen niet meer mag bedragen dan 24 m².

6.2.16 Gemengd - Uit te werken

Voor een deel van het gebied Princenhof-zuid is de bestemming "Gemengd - Uit te werken" opgenomen. Binnen het uit te werken gebied worden de wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren toegestaan. Door de uit te werken bestemming breed in te steken kan het gebied passend worden ingevuld, waarbij eventueel aangesloten kan worden op het kantorenpark De Beaufort of het verpleeghuis Lisidunahof.

Voor de uitwerking van het gebied zijn in de regels uitwerkingsregels opgenomen. Deze bepalingen hebben onder andere betrekking op de maximale toegestane hoogte en de toegestane oppervlakte aan bebouwing. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen met het oog op relevante planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

Na de uitwerking van een gebied wijzigt de globale uit te werken gemengde bestemming in gedetailleerde enkelbestemmingen. Het uitwerkingsplan vormt dan ook geen nieuw bestemmingsplan, maar wordt onderdeel van dit bestemmingsplan. Het uitwerkingsplan wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Bij de vaststelling van het uitwerkingsplan is de procedure conform artikel 3.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

6.2.17 Waarde - Archeologie

De delen van het plangebied waar sprake is van een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde hebben naast de hoofdbestemming de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting'. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Om daadwerkelijk te kunnen beschermen, is in deze bestemming een specifiek op dit onderwerp toegesneden omgevingsvergunning opgenomen. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt "geroerd", vooral graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm, is een omgevingsvergunning nodig.

Ter bescherming van (naar verwachting) aanwezige archeologische waarden is in deze bestemming ook de bevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen om eisen te stellen bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, overeenkomstig artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Die eisen betreffen onder meer, een rapportageplicht van de aanvrager van de omgevingsvergunning betreffende de archeologische situatie van het betreffende terrein, en de mogelijkheid om aan de omgevingsvergunning de verplichting tot "bouwbegeleiding" door een ter zake deskundige (archeoloog) te verbinden.

Deze onderzoeksplicht verschilt per verwachtingswaarde. Bij lage verwachting geldt deze verplichting bij een ontwikkeling van meer dan 10.000 m², bij een middelhoge verwachting bij meer dan 500 m² en bij een hoge verwachting en meer dan 100 m².

6.2.18 Algemene regels

Naast de regels ten aanzien van specifieke bestemmingen, zijn er ook algemene regels opgesteld. Deze regels gelden onafhankelijk van het type bestemming. De belangrijkste van de algemene regels zijn:

Algemene bouwregels

  • hierin is een regeling opgenomen dat bestaande legale afwijkingen ten aanzien van voorgeschreven maatvoeringen zijn toegestaan. Deze worden daarmee niet onder het overgangsrecht geplaatst.

Algemene gebruiksregels

  • binnen de gebruiksregels is een opsomming opgenomen waarin de zogenaamde 'verboden' gebruiken zijn opgesomd.

Algemene aanduidingsregels

  • in het bestemmingsplan is door middel van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied andere functies dan wonen' een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om binnen een woonbestemming andere functies toe te staan. Het gaat hier om een kantoor-, maatschappelijke- of bedrijfsfunctie. De vestiging van dergelijk functies is onder bepaalde voorwaarden mogelijk ter plaatse van de betreffende aanduiding.

Algemene afwijkingsregels

  • het met 10% afwijken van in het -plan aangegeven maten en percentages;
  • het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot een maximaal oppervlak van 30 m² en een hoogte van 3 meter;
  • het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 meter en telecommunicatiemasten tot een bouwhoogte van 40 meter, mits op een minimale afstand van 50 meter tot woningen en mits eerst, indien mogelijk, gebruik wordt gemaakt van al aanwezige hoge gebouwen en masten en rekening wordt gehouden met het voorkomen van hinder voor omwonenden en het berokkenen van schade aan landschap, cultuurhistorie en ecologie;
  • het onder voorwaarden uitoefenen van een bed and breakfast;
  • het onder voorwaarden vestigen van een bedrijf aan huis.

Algemene wijzigingsregels

  • ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken onder voorwaarden met 10% te verkleinen of vergroten;
  • het wijzigen van het gebruik en inrichting van gebouwen binnen de bestemming "Maatschappelijk", zodat deze ook inzetbaar zijn voor andere maatschappelijke functies dan degene waarvoor ze zijn bestemd;
  • het wijzigen van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • het wijzigen van de bestemmingsgrenzen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting';

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter en staat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe.

Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.

Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Aangezien dit bestemmingsplan geen grootschalige planologische wijzigingen mogelijk maakt is het in dit geval niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.

Geen exploitatieplan
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt tenzij kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd of er geen sprake is van kostenverhaal.

Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is een exploitatieplan niet nodig, er is immers geen sprake van kostenverhaal. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zal eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten met de initiatiefnemer. Dit is echter geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet de verwachting. Voor het uit te werken gebied wordt bij de daadwerkelijk uitwerking van het gebied de financiële haalbaarheid aangetoond.

Kijkend naar het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan hoeft voor dit plan geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Leusden-west heeft in de periode van 18 april tot en met 29 mei 2013 voor een ieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Leusden. Tevens heeft de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan op haar website geplaatst, waarbij de mogelijkheid geboden werd om de verbeelding, planregels en toelichting te raadplegen en te downloaden.

Binnen deze periode was er gelegenheid om schriftelijk of per e-mail op het voorontwerp bestemmingsplan te reageren. In totaal zijn 3 reacties bij de gemeente ingediend.

Op woensdag 15 mei 2013 heeft de gemeente een inloopavond georganiseerd met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan Leusden-west. De inloopavond is aangekondigd in het plaatselijke huis aan huisblad, op de website / bekendmakingen en eigenaren/bewoners van het plangebied hebben een uitnodiging thuis bezorgd gekregen.

De inspraakreacties en de gemeentelijke beantwoording zijn opgenomen in de Inspraaknota die als Bijlage 1 aan het plan is toegevoegd. Tevens is in de nota opgenomen de te verwerken ambtshalve aanpassingen.

8.2 Overleg conform artikel 3.1.1. Bro

In verband met het conserverende karakter van het plan en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is het voorontwerpbestemmingsplan Leusden-west niet voor vooroverleg toegezonden aan de overheidsinstanties in het kader van artikel 3.1.1 Bro.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 19 juni 2014 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Deze ter inzage legging is bekend gemaakt op 18 juni 2014 in de Leusder Krant,
Staatscourant en op www.leusden.nl.
Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn vier zienswijzen ingediend. De zienswijze en het antwoord van de gemeente hierop is vermeld in de 'Nota zienswijzen en ambtelijke wijzigingen' welke als Bijlage 2 aan het plan is toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de ingediende zienswijzen op aantal punten aangepast, tevens zijn er nog enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd welke zijn beschreven in bovengenoemde nota.