Plan: | Kruisboog |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0321.UPKruisboog6-VSUP |
Aan de oostzijde van Houten ligt het voorzieningengebied de Kruisboog. Binnen dit gebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen gevestigd, zoals een kerk, hospice en scholen voor basis en middelbaar onderwijs. Tevens bevinden zich ter plaatse sportvoorzieningen zoals een zwembad, volleybalhal, sportscholen en verschillende sportvelden.
Het gebied is reeds grotendeels ontwikkeld. Er zijn nog enkele vrije kavels rondom de Handboog in het noorden van het gebied. Deze gronden hebben een uit te werken bestemming. Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders de plicht hebben om binnen de planperiode van het bestemmingsplan een uitwerkingsplan vast te stellen. Het voornemen betreft op één van deze percelen een bedrijfscomplex voor maatschappelijke functies te ontwikkelen. Met dit plan wordt toepassing gegeven aan de uitwerkingsplicht. Met voorliggend uitwerkingsplan wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitwerkingsregels en de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt aan de Handboog in het voorzieningengebied de Kruisboog in Houten. Aan de zuidzijde van het perceel bevindt zich een school voor speciaal onderwijs. Aan de westzijde wordt het perceel begrensd door de groenstrook liggend aan de Rondweg. Aan de noordoostzijde bevindt zich een hospice. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2020)
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse betreft 'Kruisboog en Weteringhoek', vastgesteld op 6 maart 2012. De gronden zijn bestemd voor 'Gemengd - Uit te werken'. De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, cultuur en ontspanning, verkeer-wegverkeer en groen.
Figuur 1.2: Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kruisboog en Weteringhoek' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren bouwplan. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 toetsing aan uitwerkingsregels plaats. Dit wordt gevolgd door toetsing aan het relevante beleidskader (hoofdstuk 4) en de omgevingsaspecten (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van de juridische regeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
De Kruisboog is een voorzieningengebied aan de oostzijde van Houten, in de 'oksel' van de Rondweg. Dit voorzieningengebied bestaat uit een open ruimte in de vorm van een parkeerterrein, wat omgeven is door verschillende functies. In het gebied bevinden zich diverse maatschappelijke en commerciële voorzieningen zoals een kerk, een school en diverse sportfaciliteiten.
In de huidige situatie betreft het plangebied een braakliggend perceel aan de Handboog aan de noordzijde van de Kruisboog. Aan de noordoostzijde van het plangebied bevindt zich een hospice en aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een school gespecialiseerd in onderwijs aan leerlingen met een vorm van autisme.
Figuur 2.1: Huidige situatie plangebied (bron: Google maps Streetview)
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw. In het gebouw worden 14 units gerealiseerd. Deze units hebben een bvo van 75 m2 tot ruim 300 m2. Het beoogde pand krijgt twee bouwlagen.
Het perceel wordt ontsloten met een in- en uitrit op de Handboog. Aan de noordwestzijde, aan de zijde van de Rondweg, wordt voorzien in parkeerplaatsen. Langs drie zijden van de bebouwing is groen in de vorm van enkele bomen beoogd. Langs de parkeervoorziening worden waar mogelijk ook enkele bomen geplaatst.
Figuur 2.2 geeft een impressie van de beoogde ontwikkeling weer.
Figuur 2.2: Impressie beoogde ontwikkeling (bron: PAUL architectuur)
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan de uitwerkingsregels die in het geldende bestemmingsplan 'Kruisboog en Weteringhoek' zijn opgenomen. De uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 14 'Gemengd - Uit te werken' luiden als volgt:
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Met daaraan ondergeschikt:
14.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in 14.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
14.2.1 Algemeen
14.2.2 Uitwerkingsregels t.a.v. de inrichting en de bouw
14.3 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
Bestemmingsomschrijving
Met de bestemming 'Maatschappelijk' worden maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt met de daarbij behorende voorzieningen, zoals voorzieningen van algemeen nut, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
Uitwerkingsregels
Algemeen
Ad a.
De beoogde ontwikkeling maakt geen geluidsgevoelige functies mogelijk. Akoestisch onderzoek is daarom niet vereist.
Ad b.
In het kader van het uitwerkingsplan is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit wordt beschreven in paragraaf 5.5 en het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 2.
Ad c.
In paragraaf 5.2 wordt de verkeersgeneratie ten gevolge van de ontwikkeling berekend en wordt aangegeven hoe het verkeer zich afwikkelt. Geconcludeerd wordt dat dit geen belemmering voor de ontwikkeling vormt. Nader verkeersonderzoek is niet benodigd.
Ad d.
Ter plaatse van het plangebied is de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' niet aanwezig.
Ad e.
Ten aanzien van watercompensatie wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.
Ad f.
Deze voorwaarde betreft het deelgebied Weteringhoek en heeft geen betrekking op voorliggend uitwerkingsplan.
Ad g.
Voorliggend uitwerkingsplan betreft een deel van de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' en voldoet hiermee aan deze uitwerkingsregel.
Uitwerkingsregels t.a.v. de inrichting en de bouw
Ad a.
Voor de plannen in het deelgebied Kruisboog gelden de volgende bouwregels:
Het bouwvlak is met bovenstaande randvoorwaarden ingetekend. Hiermee wordt voldaan aan de uitwerkingsregels.
Ad b.
In paragraaf 5.2 wordt de ontwikkeling getoetst aan de geldende parkeernorm. Op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
Ad c.
In het ontwerp is rekening houden met de benodigde ruimte voor kabels en leidingen in bermen en open verhardingen.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 14 van bestemmingsplan 'Kruisboog - Weteringhoek'.
De ontwikkeling is reeds aan rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst bij het opstellen van het moederplan. Sindsdien hebben slechts geringe wijzigingen in het beleidskader plaatsgevonden die geen effect hebben op de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast zijn de randvoorwaarden vastgelegd in de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming. Daarom kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past binnen het vigerende beleid.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. In dit uitwerkingsplan worden bedrijfsunits mogelijk gemaakt. Dit blijft daarmee (ruim) onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
In Bijlage 1 is de aanmeldnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 en nota parkeernormen Houten van december 2013, hierna te noemen parkeernormenbeleid. Voor het te hanteren kencijfer voor de kern Houten wordt uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van sterk stedelijk, rest bebouwde kom. In het parkeernormenbeleid wordt voor de veel voorkomende functies parkeernormen geformuleerd. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid wordt getoetst aan de wegencategorisering en de daarin bepaalde grenswaarde voor de verkeersintensiteit per wegcategorie en expert judgement.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De geplande ontwikkeling ligt in het oostelijk deel van Houten aan de rand van het buitengebied. De ontwikkeling wordt ontsloten door de Handboog. De weg is ingericht als erftoegangsweg type II 30km/uur maar valt niet binnen een 30km/uur zone en is officieel 50km/uur. Via de Handboog en Kruisboog is de Binnenweg te bereiken. De Binnenweg is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50km/uur geldt en die zowel in noordelijke als zuidelijke richting leidt naar de Rondweg. Het hoger gelegen netwerk is te bereiken via de Rondweg. De Rondweg is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid geldt van 70km/uur. Deze ligt rondom de kern van Houten en staat in verbinding met de rijksweg A27 en A12 en andere regionale wegen.
Langzaam verkeer
De planontwikkeling is goed per fiets te bereiken. In de omgeving van de planontwikkeling liggen vrijliggende fietspaden richting de kern van Houten en een fietsstraat op de Binnenweg tussen Handboog en Kruisboog. De wegen om het plan zijn niet voorzien van vrijliggende fietspaden en hier deelt de fietser de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. In de omgeving van de beoogde ontwikkeling zijn voetpaden aanwezig.
Openbaar vervoer
Binnen 400 meter van de beoogde ontwikkeling is in noordelijke richting een bushalte aanwezig aan de Rondweg. Hier halteert streeklijn 43 richting Houten station en Driebergen-Zeist station. Deze halteert 2x in het uur.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
Verkeersintensiteit huidig en toekomstig
In de bestaande situatie ligt op het perceel van de beoogde ontwikkeling graslandschap en deze genereert geen verkeer. In de toekomstige situatie is op het perceel een bedrijfscomplex voor maatschappelijke functies beoogd. Hier worden 13 units toegevoegd met een totaal van ongeveer 1.613 m2 bvo. Dit zorgt voor een verkeerstoename. Voor het berekenen van de verkeerstoename wordt aangesloten bij het kencijfer kantoor met baliefunctie (CROW publicatie 381) omdat verwacht wordt door de maatschappelijke functies, het aandeel bezoekers hoger zal liggen dan dat van een kantoor zonder baliefunctie. Tabel 1 toont de verkeerstoename in mvt/etmaal en hier wordt uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte.
Functie | Aantal m2 bvo | kencijfer* | Weekdag gemiddelde mvt/etmaal | Werkdag gemiddelde mvt/etmaal |
Kantoor (met baliefunctie) | 1.613 m2bvo | 10,6 Per 100m2 bvo | 171 | 228 |
*sterk stedelijk, rest bebouwde kom
Op basis van de uitgangspunt genereert de beoogde ontwikkeling 171 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. De omrekeningsfactor van weekdag naar werkdag is voor werkgebied zonder detailhandel is 1,33 (publicatie 381, CROW 2018). De intensiteit voor een werkdag bedraagt op basis van deze omrekenfactor maximaal 228 mvt/etmaal werkdag. De verkeersgeneratie neemt hiermee toe met ongeveer 228 mvt/etmaal op een werkdag.
Verkeersafwikkeling
Het verkeer van de beoogde ontwikkeling zal zich evenredig verdelen over de Handboog en Kruisboog richting Binnenweg. Zoals eerder aangegeven is de Binnenweg een gebiedsontsluitingsweg. Voor een gebiedsontsluitingsweg type II 50km/uur geldt een maximale capaciteit van 6.000mvt/etmaal -15.000mvt/etmaal. De gemeente heeft voor de Binnenweg geen telgegevens beschikbaar. Gezien de toevoeging van 114mvt/etmaal op de Binnenweg in noordelijke en zuidelijke richting is er ruim voldoende restcapaciteit om dit af te kunnen wikkelen en zal de ontwikkeling niet leiden tot knelpunten.
Verkeersveiligheid
De straten in de omgeving van de beoogde ontwikkeling zijn volgens duurzaam veilig principe ingericht. De wegen zijn smal en op een aantal wegvakken zijn verkeersremmende maatregelen aangelegd. Het plangebied is goed bereikbaar per fiets en de hoofdfietsroutes zijn voorzien van vrijliggende fietspaden.
Parkeren
Parkeerbehoefte
Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is aangesloten bij de parkeernorm van het parkeernormenbeleid. Tabel 2 toont dat er voor de beoogde ontwikkeling op basis van de parkeernorm voor kantoor (met baliefunctie) 34 parkeerplaatsen benodigd zijn.
Tabel 4.2:totale parkeerbehoefte voor 76 eenheden
Functie | Aantal m2 bvo | Parkeernorm* | Parkeerbehoefte |
Kantoor (met baliefunctie) | 1613 m2 bvo | 2,1 per 100m2 bvo | 34 pp |
*sterk stedelijk, rest bebouwde kom
Parkeeraanbod
Voor de beoogde ontwikkeling is rekening gehouden met 30 parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit is een tekort van 4 parkeerplaatsen. Naar verwachting is het mogelijk om vier parkeerplaatsen toe te voegen op eigen terrein.
Conclusie
De verkeerstoename van de beoogde ontwikkeling is beperkt en kan zich evenredig afwikkelen in de omgeving. De Binnenweg heeft voldoende restcapaciteit om het verkeer van de ontwikkeling te kunnen afwikkelen en voor fietsers zijn veilige fietsroutes aanwezig zoals vrijliggende fietspaden en een fietsstraat. De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling bedraagt 34 parkeerplaatsen en deze moeten worden opgevangen op eigen terrein. In de planontwikkeling is rekening gehouden met 30 parkeerplaatsen waardoor er 4 parkeerplaatsen tekort zijn op eigen terrein. Naar verwachting kunnen er vier parkeerplaatsen worden toegevoegd. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
Toetsing en conclusie
Voorliggend uitwerkingsplan maakt geen geluidsgevoelige functies mogelijk. Akoestisch onderzoek is daarom niet vereist.
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:ter plaatse van de naastgelegen
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Het plangebied ligt in het voorzieningengebied De Kruisboog. Gezien de diversiteit aan bestemmingen (gemengd, maatschappelijk, sport, wonen) en de ligging nabij de Rondweg kan het gebied gezien worden als een zogenaamd 'gemengd gebied' waarbinnen met één afstandsstap van de richtafstanden mag worden afgeweken.
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw voor maatschappelijke voorzieningen. Dergelijke voorzieningen behoren tot ten hoogste milieucategorie 2 waarvoor een richtafstand geldt van 30 meter ten opzichte van een rustig woongebied en 10 meter ten opzichte van een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woningen aan Het Gilde liggen op circa 55 meter afstand van het plangebied, waarmee aan de richtafstand wordt voldaan.
Aan de zuidzijde grenst het perceel aan een school voor speciaal onderwijs en aan de noordoostzijde bevindt zich een hospice. Beide functies worden behalve milieubelastend, ook gezien als milieugevoelige functie. De afstand van het nieuwe bedrijfsverzamelgebouw tot de bestaande school is circa 11 meter. De afstand tot het bestaande hospice is circa 15 meter. In beide gevallen wordt aan de richtafstanden voldaan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuhinder geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Bestaande bedrijven worden niet onevenredig beperkt en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
In 2020 is door IDDS een milieuhygiënisch vooronderzoek en een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 2.
Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
De gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Volgens de Risicokaart waarop relevante risicobronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied enkele risicobronnen gelegen (figuur 4.1).
Figuur 4.1: Ligging plangebied t.o.v. risicovolle bronnen (uitsnede Risicokaart.nl)
Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Op circa 550 meter van het plan bevind zich de spoorlijn Utrecht-'s-Hertogenbosch. Op basis van de door ProRail uitgegeven vervoercijfers voor gevaarlijke stoffen spoor (spoorvervoer "meldplichtige" stoffen alle vervoerders 2006, april 2007) vindt er over dit traject transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het invloedsgebied van de spoorlijn wordt bepaald door het vervoer van toxische gassen (stofcategorie B2). Het invloedsgebied van deze stofcategorie ligt op circa 1500 meter van het spoor. Het plangebied ligt verder dan 200 meter, daarom staat op voorhand vast dat de bijdrage aan het groepsrisico minimaal is. Om deze reden is het niet nodig om het groepsrisico uit te rekenen. Vanwege de ligging in het invloedsgebied wordt een beknopte verantwoording van het groepsrisico opgesteld.
Langs het plangebied loopt de Rondweg, die bij de Kruisboog aansluit op de N410. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats (waaronder LPG, benzine, gewasbeschermingsmiddelen, consumentenvuurwerk). Het invloedsgebied van deze wegen wordt bepaald door het vervoer van toxische vloeistoffen (LT2). Het invloedsgebied van de stof LT2 ligt op 950 meter. Aangezien het aantal transporten van gevaarlijke stoffen zeer beperkt is, worden deze wegen als niet relevant beschouwd. Het is dan ook net nodig om een groepsrisicoberekening uit te voeren.
Buisleidingen
Op circa 145 meter ten oosten van het plangebied is een aardgastransportleiding gelegen: W-506-05-KR-007. De risico's die worden veroorzaakt door een hogedruk aardgasleiding zijn afhankelijk van de werkdruk en de diameter van de leiding. In dit geval gaat het om een leiding met een diameter van 8 inch en een werkdruk van 40 bar. Uit onderzoek van DHV (Verantwoording groepsrisico Kruisboog en Weteringhoek. DHV september 2011, BA4272-101-100, registratienummer MD-AF20111735/MVI, versie: definitief) blijkt dat de gasleiding geen PR noch een GR heeft. De onderhavige buisleiding kent in ieder geval een bebouwingsvrije zone van 4 meter, gemeten uit het hart van de leiding: in totaal een strook van 8 meter. Deze strook strekt reikt niet tot het plangebied.
Beknopte verantwoording groepsrisico
De onderstaande beknopte verantwoording van het groepsrisico zal op basis van het advies van de veiligheidsregio nader worden uitgewerkt.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Handboog en Kruisboog. De Kruisboog sluit in noordelijke en zuidelijke richting aan op de N410 en het verdere wegennetwerk van Houten. Voor langzaam verkeer zijn Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in vier richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. Aangezien het een bedrijfsgebouw betreft zullen de aanwezige personen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen, maar er wordt hierbij van uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Door de geringe omvang van de ontwikkeling en de afstand tot deze bronnen zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw. De beoogde ontwikkeling leidt tot een toename van het verkeer van 171 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) in de omgeving. In de NIBM-tool is 2021 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,14 µg/m³ en van fijnstof van 0,03 µg/m³ (figuur 4.2). Beide toenames zijn onder 1,2 µg/m³.
Figuur 4.2 Resultaten van berekening met de NIBM-tool
Uit de NIMB-tool blijkt dat de verkeerstoename niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rondweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 21,0 µg/m³ voor NO2, 19,0 µg/m³ voor PM10 en 11,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,9. Deze waarden liggen ruimschoots onder de grenswaarden. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn
Onderzoek en conclusie
Ter plaatse van het plangebied is geen beplanting aanwezig waar diersoorten zich zouden kunnen vestigen. Het gras wordt regelmatig gemaaid. Hierdoor kan worden uitgesloten dat ter plaatse beschermde dier- of plantensoorten aanwezig zijn.
In bijlage 3 en 4 zijn de stikstofberekeningen toegevoegd waarin berekend is of de ontwikkeling leidt tot stikstofdepositie. Hieruit blijkt dat er in de aanleg- en gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling geen sprake is van extra stikstofdepositie op Natura 2000. Het plan vindt op geruime afstand plaats van Natura 2000-gebied. Directe negatieve effecten zoals verdroging en verstoring zijn derhalve uitgesloten.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De
uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse
omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem,
de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is d bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied van 'Kruisboog - Weteringhoek' zijn de mogelijke archeologische waarden beschermd door middel van een dubbelbestemming. het plangebied van het uitwerkingsplan heeft geen archeologische verwachtingswaarde en daarom geen dubbelbestemming ter bescherming van deze waarden. Archeologisch onderzoek is niet vereist voor deze locatie.
Daarnaast zijn ter plaatse geen monumenten of cultuurhistorische waarden aanwezig.
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Aanleiding
Elk bestemmingsplan moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding en de uitkomst van het overleg met het waterschap (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening).
Waterbeheer en watertoets
De Watertoets is een verplicht instrument dat wateraspecten in een vroeg stadium bij de ruimtelijke planvorming betrekt. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Uit de digitale watertoets (dossier 20210310-14-25800) blijkt dat er in het plangebied geen beperkingsgebieden aanwezig zijn, maar dat het plan mogelijk niet voldoet aan “het standstill beginsel”.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in
het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021. De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aa bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie (het standstill beginsel). Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van ruimtelijke adaptatie (Deltabeslissing, www.ruimtelijkeadaptatie.nl):
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor.
De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:
Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt aan de Handboog in Houten. Het betreft een vrije kavel tussen de bedrijven die reeds op nummer 4 en 8 zijn gevestigd. In het noordwesten wordt het gebied verder begrensd door de Rondweg. In de huidige situatie is het gebied volledig onbebouwd en onverhard.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit kalkloze ooivaaggronden; zware zavel en lichte klei. Er is sprake van grondwatertrap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 80-140cm beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand dieper dan 120cm beneden maaiveld is gelegen. Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland is het maaiveld in het plangebied aflopend van circa 2,40m NAP in het westen tot circa 1,90m NAP in het oosten.
Figuur 4.2: bodemopbouw (bron: bodemdata.nl)
Figuur 4.3: grondwatertrappen (bron: bodemdata.nl)
Waterkwantiteit
Volgens de Legger van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is er binnen het plangebied en in de directe omgeving geen oppervlaktewater aanwezig (figuur 4.4). Direct ten westen van het plangebied ligt een 'droge sloot' met een beschermingszone (tertiaire kernzone). De ontwikkeling vindt plaats buiten de kernzone.
Figuur 4.4: Oppervlaktewater (bron: Legger Oppervlaktewater HDSR)
Waterkeringen en veiligheid
Volgens de Leggers van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zijn er in het plangebied en de directe omgeving geen waterkeringen aanwezig. Het plangebied bevindt zich niet binnen een kern- of beschermingszone.
Afvalwaterketen en riolering
In het plangebied en de directe omgeving is geen rioolpersleiding aanwezig. De te realiseren bebouwing vindt niet plaats binnen een beschermingszone van een rioolpersleiding. Nieuwe bebouwing kan gebruik maken van een gescheiden rioolstelsel dat is aangelegd ten behoeve van het voorzieningengebied Kruisboog.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw van 2 bouwlagen met ruimte voor 14 units. Langs het perceel komt een in- en uitrit met parkeerplaatsen, die wordt aangesloten op de Handboog.
Waterkwantiteit
Als gevolg van de ontwikkeling neemt het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) toe met circa 1000 m2. Bij een toename boven 500 m2 is compensatie vereist in de vorm van open water of door vasthoudmaatregelen. De compensatie eis van het hoogheemraadschap is 15% van de toename in verharding. Voor de ontwikkeling geldt derhalve een compensatie eis van 150 m2.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Het bestemmingsplan 'Kruisboog - Weteringhoek', kan worden beschouwd als het zogeheten moederplan van dit uitwerkingsplan. De bestemmingen – en de daarbij behorende regels – die in het moederplan aan het voorliggende plangebied zijn gegeven, zijn leidend voor de (juridische) invulling van dit uitwerkingsplan. Het plangebied heeft in het moederplan de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' gekregen.
De regels van voorliggend uitwerkingsplan zijn gebaseerd op de regels uit het moederplan.
Op de verbeelding is één bestemming opgenomen. Op de voor Maatschappelijk bestemde gronden zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan voor zover deze niet geluidgevoelig zijn. Ook zijn ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit toegestaan, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximum bouwhoogte bedraagt 7 meter, dit is aangegeven op de verbeelding.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie). De beoogde ontwikkeling betreft een gemeentelijk initiatief op gemeentelijke gronden. De gemeente geeft de gronden uit voor ontwikkeling. Het plan zal door een particuliere ontwikkelaar worden ontwikkeld. Het plan is daarom economisch uitvoerbaar.
Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. In het bestemmingsplan zijn de inhoudelijke kaders opgenomen voor de uit te werken gebieden. Omdat deze kaders reeds onderwerp zijn geweest van inspraak is nu geen uitgebreide inspraakprocedure noodzakelijk. Wel heeft een participatietraject plaatsgevonden. Een verslag hiervan is opgenomen in bijlage 5. De wettelijke basis voor de procedure is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Overleg
Het uitwerkingsplan is aan alle wettelijke overlegpartners voorgelegd. Er zijn geen reacties ontvangen.
Ontwerp uitwerkingsplan
Het ontwerp uitwerkingsplan is op grond van artikel 3.8 Wro gedurende zes weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerp uitwerkingsplan.