Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Boekdrukkersgilde ongenummerd, Houten
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0321.0850Boekdrukkersgi-VSBP

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Boekdrukkersgilde ongenummerd, Houten met identificatienummer NL.IMRO.0321.0850Boekdrukkersgi-VSBP van de gemeente Houten;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aaneengebouwd
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
 
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.7 archeologische verwachting
het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden in het onderzoeksgebied;
1.8 archeologische waarden
oudheidkundige waarde, vooral in de vorm van archeologische relicten in hun oorspronkelijke context; zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  
1.10 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel (danwel bouwvlak of bestemmingsvlak) dat is of mag worden bebouwd;
 
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.12 beroep- en bedrijf-aan-huis
beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een:
  • horecabedrijf,
  • prostitutiebedrijf, en
  • detailhandelsvestiging, m.u.v. een webwinkel en/of verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
  
1.13 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend; 
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
  
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
  
1.17 bodemingreep/bodemverstoring
alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van (archeologische) waarden of verwachtingen in de bodem;
  
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
  
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
  
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;
  
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
1.22 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
  
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
  
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
  
1.25 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
 
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.27 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
  
1.28 erfbebouwing
bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
1.30 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
   
1.31 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  
1.32 horeca
horeca-activiteiten zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten, welke als bijlage deel uitmaakt van de regels van dit bestemmingsplan, nader onderverdeeld in categorieën;
 
1.33 huishouden
personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf in hun dagelijkse behoeften kunnen voorzien, vormen een particulier huishouden;
1.34 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30 graden en minder 65 graden;
 
1.35 maaiveld
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.36 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.37 onzelfstandige woonruimte
woonruimte met een eigen toegang die door een huishouden kan worden bewoond, waarbij het huishouden afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
 
1.38 opslag
het in bewaring houden van goederen;
 
1.39 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
  
1.40 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
  
1.41 peil
  1. niveau van het maaiveld;
of
  1. voor zover blijkt uit de betreffende bestemmingsregeling;
1.42 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
  
1.43 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  
1.44 prostitutiebedrijf
prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;
 
1.45 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
 
1.46 voorgevelrooilijn
de lijn in het verlengde van de voorgevel, dan wel de op de verbeelding aangegeven voorgevel(lijn);
 
1.47 vrijstaand(e bebouwing)
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelgrens ;
1.48 woning
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip, of -ark;
  
1.49 zelfstandig wonen
het bewonen van een zelfstandige woonruimte;
  
1.50 zelfstandige woonruimte
woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
2.1 Meetmethode
 
2.1.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.2 het bebouwd oppervlak van het perceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.1.3 het bebouwingspercentage
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
  
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  
2.1.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
afstand tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of het de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin - Voortuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voortuinen, erven en verhardingen;
  2. erkers, voordeurluifels of kliko-ombouw behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  3. parkeren;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van infiltratie en waterberging, waaronder wadi's en infiltratiegebieden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 
  1. erkers, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    2. de diepte maximaal 1,2 meter bedraagt;
    3. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt;
    4. de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens).
  2. voordeurluifels, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    2. de oppervlakte maximaal 2 m² bedraagt.
  3. kliko-ombouwen, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m² respectievelijk 1,4 meter bedraagt;
    2. per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
  4. erfafscheidingen, met dien verstande de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
  1. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  2. een goede verkeerskundige inpassing;
  3. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  4. een goede hydrologische inpassing;
  5. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen.
Artikel 4 Wonen - Vrijstaand
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. uitsluitend zelfstandig wonen;
  2. beroepen en bedrijven aan huis;
  3. tuinen, erven en verharding;
  4. groenvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. paden en wegen;
  7. parkeervoorzieningen; 
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. de voorgevel van het hoofdgebouw moet richting de opgenomen gevellijn op de verbeelding gericht zijn.
  4. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  5. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan.
 
4.2.3 bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbhorende bouwwerken mogen zowel binnen als  buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd achter en naast de woning op minimaal 1 meter achter de voorgevel, met uitzondering van een erker en een voordeurluifel;
  3.  de oppervlakte bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van achtererfgebied, met een maximum van 50 m²;
  4. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
   
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
  1. erf- en terreinafscheidingen tot een maximum hoogte van 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak maximaal 1 meter bedraagt;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 3 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met: 
  1. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  2. een goede verkeerskundige inpassing;
  3. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  4. een goede hydrologische inpassing;
  5. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren op eigen terrein
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen Houten, wordt gerealiseerd op eigen terrein.  
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Archeologie 2' legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  2. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van het onderliggende besluitsubvlak en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
    1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  3. de situatie als bedoeld in lid b, onderdeel 2, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden (insitu-behoud), of;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. Lid a, b en c zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m2;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden en behoudens het bepaalde in artikel 5 lid 2  is het verboden op of in de in artikel 5 lid 1  bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, over een oppervlakte van 500 m² of meer, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:  
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. het egaliseren van gronden;
  4. het ophogen van het maaiveld met meer dan 0,75 meter;
  5. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemalen of onderbemalen, het draineren van gronden, het graven, dempen of anderszins vergroten en veranderen van waterlopen, sloten en greppels;
  6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 0,5 m onder peil;
  7. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder peil.
5.3.2 Uitzonderingen
Van het vereiste van omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 3.1 zijn uitgezonderd:
  1. werken en werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen;
  2. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
  3. werken en werkzaamheden welke toezien op de vervanging, vernieuwing of verandering van kabels en leidingen binnen bestaande leidingtracés.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning als bedoeld in arti artikel 5 lid 3.1  kan slechts worden verleend indien:
  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  2. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, wat inhoudt dat:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of;
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of;
    3. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
  3. Burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie.
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: 
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  4. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan: 
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven; 
  2. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken; 
  3. buitenrijbanen voor paarden; 
  4. de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis in vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
8.1 Algemeen
  1. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
    1. het is verboden de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
    2. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    3. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, zelfstandig recreatief onderkomen of afhankelijke woonruimte als zelfstandige woning is niet toegestaan, tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2.
    5. het gebruik van bed & breakfastkamers en kampeerboerderijen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
    6. buitenopslag binnen het bouwvlak hoger dan 4 m is niet toegestaan, buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
    7. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
8.2 Beroep- en bedrijf-aan-huis
Voor de uitoefening van beroepen- en bedrijven-aan-huis gelden de volgende regels:
  1. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m², met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  2. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  3. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  5. ieder beroep- of bedrijf-aan-huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  6. ieder beroep- of bedrijf-aan-huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  7. er zijn maximaal twee beroepen- en/of bedrijven-aan-huis toegestaan per woning.
8.3 Parkeren
  1. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Houten', of de rechtsopvolger daarvan;
  2. Voor het parkeren van motorvoertuigen en/of fietsen dienen voldoende voorzieningen te worden getroffen op het betreffende bouwperceel, tenzij hierin op een andere wijze wordt voorzien.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Verkamering
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels:
  1. afwijken van de bestemmingsplanregels, zodat zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte kan worden omgezet, mits:
    1. de omzetting geen onevenredige toename van de verkeersintensiteit tot gevolg heeft;
    2. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, 0,6 parkeerplaats per wooneenheid;
    3. minimaal 5 m² berging aanwezig is per onzelfstandige woonruimte.
9.2 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; 
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. 
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan Boekdrukkersgilde ongenummerd, Houten van de Gemeente Houten.