direct naar inhoud van Regels
Plan: Overeind 22, Schalkwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0600OVEREIND22-VSBP

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Overeind 22, Schalkwijk met identificatienummer NL.IMRO.0321.0600OVEREIND22-VSBP van de gemeente Houten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels (en bijlagen) als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0321.0600OVEREIND22-VSBP met bijbehorende regels (en bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwd

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd;

1.6 afzetten van hakhout

het bij wijze van onderhoudsmaatregel vlak boven de stobbe verwijderen van alle bovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond; daaronder niet begrepen een paardenfokkerij;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • h. paardenfokkerij: het fokken van paarden en pony's, het africhten c.q. trainen/dresseren alsmede de verkoop van gefokte paarden en pony's en het houden van paarden en pony's ten behoeve van de fokkerij;
1.8 agrarisch medegebruik

activiteiten gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, op gronden die niet primair bedoeld zijn voor agrarische doeleinden;

1.9 agrarische nevenactiviteit

een agrarische activiteit die mag worden uitgeoefend, mits de activiteit ondergeschikt blijft aan de hoofdbestemming.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bed-and-breakfast:

In hoofdzaak het bieden van recreatief nachtverblijf met ontbijt, lunch en diner aan personen die ter plaatse mantelzorg ontvangen en hun hoofdverblijf elders hebben, al dan niet in combinatie met particulier recreatief nachtverblijf met ontbijt en gebruikmaking van een gezamenlijke keuken.

1.12 beroeps-c.q. bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 beroep en bedrijf aan huis

beroep of bedrijf dat in een hoofdgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een:

  • horecabedrijf
  • prostitutiebedrijf;
  • detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. een webwinkel en/of verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat.
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit t.a.v. een aanvraag om een omgevingsvergunning of t.a.v. een verleend vergunning;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 boomgaard

een geheel van meerdere doelbewust aangeplante bomen, gericht op het bedrijfsmatig of in een vorm als zijnde bedrijfsmatig voortbrengen van hout.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is.

1.27 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.28 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.29 deskundige op het terrein van de cultuurhistorie

de erfgoedcommissie of een andere persoon of instelling die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen en deskundig is op het gebied van cultuurhistorie;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van milieuvergunningsplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;

1.32 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.33 erfinrichtingsplan

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;

1.34 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.35 extensief recreatief medegebruik

vorm van recreatie die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.36 fruitboomgaard

een geheel van meerdere doelbewust aangeplante bomen, gericht op het bedrijfsmatig of in een vorm als zijnde bedrijfsmatig voortbrengen van fruit.

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 grondgebonden landbouw

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Het betreft akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt en boomteelt en rundvee-, paarden-, schapen- of geitenhouderij voor zover bij deze veebedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van de op basis van structureel bij het bedrijf behorende gronden.

1.39 hakhout

bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is.

1.40 hakhoutbos

een groep bomen bestaand uit hakhout

1.41 hobbymatige agrarische activiteiten

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten.

1.42 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is of zijn.

1.43 hooiberg

een zeskantig gebouw met een puntdak, waarbij op de hoeken palen, roeden genaamd, gebouwd zijn.

1.44 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.45 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.46 lage boogkas

bouwwerk, anders dan met glas gedekt en lager dan 120 cm, voor het telen van tuinbouwgewassen.

1.47 maaiveld
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.48 mantelzorg

vrijwillige en onbetaalde intensieve zorg en ondersteuning aan één of meer personen met een fysieke, verstandelijke of (sociaal) psychische beperking door iemand binnen de familie, hetzelfde huishouden of eigen netwerk. Het gaat hierbij om hulp die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep en de gebruikelijke hulp die huisgenoten en familie voor elkaar hebben overstijgt.

1.49 mestverwerking

de toepassing van basistechnieken of combinatie daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting of indamping van mest.

1.50 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie;

1.51 ondergeschikte horeca

alle vormen van inrichtingen van niet-zelfstandige horeca, zoals bedoeld in categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten welke als Bijlage 4 deel uitmaakt van de regels van dit bestemmingsplan.

1.52 ondergeschikte zorgfunctie

het verlenen van zorg aan hulpbehoevende personen, ondergeschikt aan de hoofdfunctie;

1.53 opslag

het in bewaring houden van goederen.

1.54 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (gesloten) dak, zonder eigen wanden.

1.55 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.56 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.57 peil
  • a. niveau van het maaiveld, of;
  • b. voor zover blijkt uit de betreffende bestemmingsregeling.
1.58 perceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.59 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.60 prostitutiebedrijf

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen.

1.61 respijtzorg

een tijdelijke en volledige overname van zorg met als doel de mantelzorger een adempauze te geven. Respijtzorg is een vorm van mantelzorgondersteuning, ook wel vervangende mantelzorg genoemd.

1.62 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten welke als bijlage 4 deel uit maakt van de regels van dit bestemmingsplan;

1.63 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten welke als Bijlage 3 deel uitmaakt van de regels van dit bestemmingsplan.

1.64 teeltondersteunende voorziening

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren, waarbij het gaat om:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie zijn toegestaan zo lang de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden per jaar, binnen de periode 1 maart tot en met 31 oktober, te onderscheiden in:
    • 1. lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,2 meter, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnels- en boogkassen;
1.65 verkoopvloeroppervlakte

de oppervlakte van alle toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.66 voedselbos:

Een natuurlijk bossysteem met eetbare meerjarige gewassen, gericht op duurzame voedselproductie.

1.67 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.68 voorgevelrooilijn

de lijn in het verlengde van de voorgevel.

1.69 webwinkel

een detailhandelsvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald.

1.70 woning

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip of -ark.

1.71 zelfstandig wonen

het bewonen van een zelfstandige woonruimte;

1.72 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang, die door één huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.73 zonnepanelen

collectoren voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van bouwwerken

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 inhoud van bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk;

2.6 onderlinge afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, palen ten behoeve van een hooiberg, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in lid 1.7 onder a, b, d, e en f;
  • b. boom- en fruitteelt;
  • c. moes- en siertuinen;
  • d. hakhout en hakhoutbossen;
  • e. voedselbossen;
  • f. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, bestaande uit de openheid van het gebied en het verkavelingspatroon;
  • g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, bestaande uit de openheid van het gebied, het verkavelingspatroon en de ligging binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
  • h. extensieve dagrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • i. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. mestverwerking ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, teeltondersteunende voorzieningen, mestvoorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, kavelpaden en voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, bruggen, dammen, duikers, gemalen, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding; tevens natuurvriendelijke oevers, poelen, helofytenfilters, vispaaiplaatsen en voorzieningen ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit;
  • l. inpandige opslag en stalling van agrarische producten in bestaande gebouwen;
  • m. inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/werktuigen/voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Bedrijfsactiviteiten, geen handel;
  • n. rondleidingen op het agrarische bedrijf;
  • o. sport- en speeltuinen;
  • p. ondergeschikte zorgactiviteiten in de vorm van respijtzorg.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw is maximaal één schuur, met een maximum oppervlakte van 150 m2 toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur';
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a zijn kassen, tot een maximale oppervlakte van 25 m2 toegestaan;
  • c. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van de kas bedraagt maximaal 4 m;

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er is 1 schuilstal mogelijk met een maximale oppervlakte van 20 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m;
3.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedraagt;
  • b. ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen gelden dat uitsluitend tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. mestopslag is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voedselbos' is geen ander agrarisch gebruik dan het gebruik ten behoeve van een voedselbos toegestaan;
  • c. het voedselbos dient te allen tijde openbaar toegankelijk te worden gehouden;
  • d. faciliteiten ten behoeve van paarden, zoals paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten zijn niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde functies gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 2. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;
    • 3. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van tijdelijke opslag;
    • 4. de functie is niet toegestaan indien de nevenfunctie leidt tot een nieuwe geurgevoelig object.
  • f. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
    • 1. prostitutiebedrijven;
    • 2. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
    • 3. wonen;
    • 4. commerciële zaalverhuur;
    • 5. zelfstandige horeca;
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting - aanleggen water

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het niet verbinden van de watergangen, zoals opgenomen in Bijlage 1, bladzijde 4 onder 13, met dien verstande dat deze watergang een jaar na het afronden van de bouwwerkzaamheden dient te zijn aangelegd en vervolgens als zodanig in stand dient te worden gehouden.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. ophogen, egaliseren, afgraven, afschuiven en ontgronden;
  • d. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen voor zover deze zijn gelegen buiten de bekend zijnde kabeltracés;
  • e. het (nieuw) aanplanten van een fruitboomgaard voor zover gelegen binnen 50 meter van een gevoelige functie;
  • f. het herplanten van een fruitboomgaard voor zover dit niet binnen 1 jaar na het rooien heeft plaatsgevonden en niet herplant wordt op exact dezelfde locatie.

3.5.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld erfinrichtingsplan, waaronder in ieder geval Bijlage 1 wordt verstaan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De genoemde omgevingsvergunning in lid 3.5.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de aanwezige hydrologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de waterhuishoudkundige functie van de gronden;
  • c. het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies inwint van de betreffende waterbeheerder;
  • d. geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de aanwezige landschappelijke waarden;
  • e. het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies inwint bij een deskundige op het gebied van landschap;
  • f. geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • g. het bevoegd gezag vooraf schriftelijk advies inwint bij een deskundige op het gebied van cultuurhistorie.

Artikel 4 Tuin - Voortuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen, erven en verhardingen;
  • b. erkers, voordeurluifels en kliko-ombouwen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • c. inritten ten behoeve van parkeren;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt;
    • 3. de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens);
    • 4. de maximale diepte van de erker 1,2 m mag bedragen;
  • b. voordeurluifels, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de oppervlakte maximaal 2 m² bedraagt;
  • c. kliko-ombouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m² respectievelijk 1,4 m bedraagt;
    • 2. per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsregels

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen;
  • b. beroepen- en bedrijven-aan-huis, waaronder tevens verstaan het ambachtelijk be- en verwerken van agrarische producten, een houtwerkplaats, educatieve functies, workshops- en vergaderruimten binnen bestaande danwel te herbouwen bebouwing;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'bed and breakfast' een bed & breakfast met maximaal 3 kamers;
  • d. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
  • e. ondergeschikte horeca, genoemd in categorie 1 van de in Bijlage 4 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. ondergeschikte zorgactiviteiten;
  • g. hobbymatige agrarische activiteiten;
  • h. paardenbakken;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouw' dienen de woningen aaneengebouwd te worden.
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 3,2 m, danwel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8 m, danwel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • e. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 375 m3, danwel de bestaande inhoud van de woning, indien deze meer bedraagt;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'bed and breakfast' is een hoofdgebouw in de vorm van een hooiberg toegestaan;
  • g. de inhoud van een hooiberg bedraagt maximaal 890 m3;
  • h. de oppervlakte van een hooiberg bedraagt maximaal 125 m2;
  • i. de goot- en bouwhoogte van een hooiberg bedragen maximaal 5,5 en 8 m;
  • j. de maximum oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, zoals dat bestaat op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • b. de gronden worden niet aangemerkt als erf, waarmee ze niet in aanmerking voor het vergunningsvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken, als bedoeld in artikel 2 lid 3, alsmede artikel 3 lid 1 van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht, zoals dat luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak maximaal 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting - sloop

tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken, overeenkomstig de in de bestemming 'Wonen' opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de afgeronde sloop van de gebouwen conform de in Bijlage 2 opgenomen Sloopopgave waarbij:

      • binnen 18 maanden na onherroepelijk worden van dit plan de gebouwen conform in de Bijlage 2 opgenomen Sloopopgave zijn gesloopt.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van het plangebied, overeenkomstig de in de bestemming Wonen opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, waarbij:
      • binnen 36 maanden na verlenen van de omgevingsvergunning de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan is afgerond;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 5.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het Erfinrichtingsplan andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het Erfinrichtingsplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 6 Waarde - Landschap 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor:

  • a. behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het karakteristiek landschap van de linten van Tull en 't Waal en Schalkwijk, te weten:
    • 1. bebouwing op de koppen van de copeverkaveling aan weerszijden van de ontginningslijnen van de Schalkwijkse Wetering en de Waalse Wetering, waarbij de bebouwing de lengterichting van de kavel volgt en licht gedraaid staat ten opzichte van de ontginningswegen. Als totaal is het lint lang en gestrekt in een relatief smal profiel;
    • 2. een dichtere bebouwing in de kern van het lint, waarbij altijd langs de bebouwing het achterliggende erf, de beplanting en het agrarische landschap te zien is. Meer van de kern af een meer open bebouwingstructuur, waar het agrarische landschap af en toe tot aan de weg doorloopt;
    • 3. de lengterichting van het lint wordt niet ondersteund met groen, het groene karakter van het lint ontstaat door de inrichting van private tuinen. Aanwezige bomenrijen, houtwallen en singels volgen de lengterichting van de copeverkaveling.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Landschap 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophogen, egaliseren, afgraven, afschuiven en ontgronden;
  • b. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanpassen van het beloop van bestaande wegen;
  • d. het aanpassen van het dwarsprofiel van bestaande wegen, voor zover het profiel met meer dan 2 m wordt verbreed;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen voor zover deze zijn gelegen buiten de bekend zijnde kabeltracés;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas;
  • g. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, niet zijnde kavelpaden.

6.2.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in 6.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen of;
  • c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen of;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan of;
  • e. uitgevoerd worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld erfinrichtingsplan.
6.2.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze het karakteristieke landschap, zoals in het Beoordelingskader Structuurvisie Eiland van Schalkwijk (december 2011), voor het gebied 'Linten Tull en 't Waal en Schalkwijk' (paragraaf 3.3.1 van de gemeentelijke Structuurvisie 'Eiland van Schalkwijk') niet in onevenredige mate schaden;
  • b. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de landschap omtrent het bepaalde onder a.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Indien met betrekking tot de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) het plan kan worden gewijzigd, wordt hierbij het volgende in acht genomen:

  • a. door het verlenen van de omgevingsvergunning mag het karakteristieke landschap, zoals beschreven in het Beoordelingskader Structuurvisie Eiland van Schalkwijk (december 2011), voor het gebied 'Linten Tull en 't Waal en Schalkwijk' (paragraaf 3.3.1 van de gemeentelijke structuurvisie 'Eiland van Schalkwijk'), niet in onevenredige mate worden geschaad, waarbij de belangrijkste ruimtelijke vertrekpunten zijn:
    • 1. geen verdere verdichting van het lint buiten de bestaande erven, met uitzondering van de Molenbuurt, de Kaaidijk en het lint Tull en 't Waal waar in beperking verdichting buiten de bestaande erven kan worden toegestaan;
    • 2. nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen te passen binnen de maat en schaal van de bestaande bebouwing langs het lint, waarbij het accent ligt op kleinschaligheid en variatie;
    • 3. nieuwe bebouwing dient in de lengterichting van de verkaveling te worden gerealiseerd, dwars en licht gedraaid ten opzichte van het lint;
    • 4. het smalle profiel van het lint en de geringe diepte van de bebouwde kavels langs het lint dienen behouden en versterkt te worden;
    • 5. bij nieuwe bebouwing dient nieuwe erfbeplanting te worden gerealiseerd, passend in het groene beeld van het lint;
    • 6. nieuwe bebouwing in de aangrenzende polders dient op minimaal 175 m van de achterzijde van het bestaande erf in het lint te worden gerealiseerd;
    • 7. doorzichten vanaf het lint over het agrarisch landschap blijven gehandhaafd;
    • 8. nieuwe bomenrijen, houtwallen of singels volgen de copeverkaveling.

Artikel 7 Waarde - Landschap 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor:

  • a. behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het karakteristiek landschap van de polders Blokhoven en Vuylcop, te weten:
    • 1. polders zorgen ervoor dat het Eiland van Schalkwijk als weids en ruim ervaren wordt, deze open ruimte is een ruimtelijke drager voor het gehele eiland;
    • 2. polder Blokhoven bestaat uit lager en hoger gelegen gronden; de lagere gronden worden gebruikt als weidegrond, de hogere gronden tevens voor fruitteelt. Op de hogere gronden is dan ook meer beschutting en opgaand groen;
    • 3. begrenzing van de polder Vuylcop aan de noordzijde door het Amsterdam-Rijnkanaal met bomenrijen en aan de zuidzijde door Schalkwijkse Wetering met knotwilgen, welke het lage open land afzomen. De bomen benadrukken de lengterichting van de polder en vormen een scherm tussen de bebouwing van Houten en de polder en vormen een stevige achtergrond voor stallen en schuren langs de dijk.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Landschap 3' met waarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophogen, egaliseren, afgraven, afschuiven en ontgronden;
  • b. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanpassen van het beloop van bestaande wegen;
  • d. het aanpassen van het dwarsprofiel van bestaande wegen, voor zover het profiel met meer dan 2 m wordt verbreed;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen voor zover deze zijn gelegen buiten de bekend zijnde kabeltracés;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen en opgaand gewas;
  • g. het planten van bomen ten behoeve van het kweken van fruit en/of het kweken van bomen;
  • h. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, niet zijnde kavelpaden.

7.2.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in 7.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. die uitgevoerd worden binnen een bouwvlak of;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen of;
  • c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen of;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan of;
  • e. uitgevoerd worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld erfinrichtingsplan.
7.2.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze het karakteristieke landschap, zoals in het Beoordelingskader Structuurvisie Eiland van Schalkwijk (december 2011), voor het gebied 'polders Blokhoven en Vuylcop' (paragraaf 3.3.4 en 3.3.5 van de gemeentelijke structuurvisie 'Eiland van Schalkwijk') niet in onevenredige mate schaden;
  • b. burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de landschap omtrent het bepaalde onder a.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Indien met betrekking tot de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) het plan kan worden gewijzigd, wordt hierbij het volgende in acht genomen:

  • a. door het verlenen van de omgevingsvergunning mag het karakteristieke landschap, zoals beschreven in het Beoordelingskader Structuurvisie Eiland van Schalkwijk (december 2011), voor het gebied 'polders Blokhoven en Vuylcop' (paragraaf 3.3.4 en 3.3.5 van de gemeentelijke structuurvisie 'Eiland van Schalkwijk') niet in onevenredige mate worden geschaad, waarbij de belangrijkste ruimtelijke vertrekpunten zijn:
    • 1. de weidsheid van de polders als aaneengesloten open eenheid dient bij elk initiatief in stand te worden gehouden; lange zichtlijnen mogen niet doorbroken worden;
    • 2. boerderijen met bijbehorende erven zijn altijd ondergeschikt aan de weidsheid en openheid van de polder en de beleving hiervan;
    • 3. nieuwe bebouwing midden in de polder is niet toegestaan;
    • 4. bij ieder nieuw ruimtelijk initiatief dienen landschappelijke elementen te worden toegevoegd, zoals bomensingels, houtwallen, hagen of erfbeplanting;
    • 5. nieuw toe te voegen ruimtelijke initiatieven die extra verkeersbewegingen veroorzaken dienen te worden ontsloten via bestaande infrastructuur. de maatvoering van de huidige profielen van deze wegen is maatgevend voor de omvang van het nieuwe initiatief;
    • 6. instandhouding van het karakteristieke verschil in dichtheid, mate van transparantie en begrenzing tussen noord- en zuidzijde van de lager gelegen delen van de polder Blokhoven (dichte bebouwingslint aan noordzijde en sporadische bebouwing aan zuidzijde);
    • 7. eventuele nieuwe agrarische bedrijven in de polder Vuylcop worden ontsloten van de Kanaaldijk-Zuid en grenzen gelijk aan de dijk;
    • 8. behoud van de karakteristieke bomenrijen aan weerszijden van het Amsterdam-Rijnkanaal en de Schalkwijkse Wetering;
    • 9. nieuwe bebouwingslocaties langs de Achterdijk is niet toegestaan, uitbreiding van bestaande bebouwing vindt plaats in de lengte richting van de copeverkaveling en wordt landschappelijk ingepast door middel van hagen en lage houtwallen;
    • 10. onderdelen van de Hollandse Waterlinie dienen zichtbaar en ervaarbaar te blijven in het landschap;
    • 11. voor de hoger gelegen gronden in de polder Blokhoven geldt dat:
      • het gebied leent zich, vanwege haar meer beschutte karakter en hogere ligging, voor het beperkt opnemen van passende nieuwe programma's (bebouwing en/of groen), nieuwe initiatieven dienen bij te dragen aan het verdichten van de copeverkaveling in smalle en lange percelen/compartimenten. Door te verdichten en tegelijkertijd het meer beschutte karakter van het gebied te versterken, wordt het contrast met andere open gebieden op het eiland vergroot. Het betreft niet alleen rode initiatieven, ook mogelijkheden voor verdichting met hoge opgaande beplanting zijn goed inpasbaar in dit gebied;
      • voorwaarden voor het verdichten is het respecteren van de copeverkaveling: smalle en diepe kavelgewijze ontwikkelingen benadrukken de lengterichting van de verkaveling. Dit geldt tevens voor paden, routes, houtwallen en bomenrijen;
      • bij ieder nieuw ruimtelijk initiatief dienen landschappelijke elementen te worden toegevoegd, zoals bomensingels, houtwallen, hagen of erfbeplanting;
      • nieuw toe te voegen bebouwing ligt in de polder en blijft daarmee op een afstand van minimaal 175 m uit de achterzijde van een huiskavel in de linten. Nieuwe bebouwing mag de karakteristieke doorzichten vanuit het lint over het agrarische landschap niet belemmeren;
      • ook nieuwe bebouwing langs de Pothuizerweg dient in de polder gerealiseerd te worden op minimaal 110 m uit de weg;
      • landschappelijke elementen kunnen doorlopen tot in het lint, zodat de richting van de copeverkaveling haaks op het lint als landschappelijke lijn zichtbaar wordt en blijft;
      • nieuwe rode initiatieven voegen zich qua maat en schaal en materiaalgebruik bij de aanwezige bebouwing en de bebouwing dient met structuur, locatie en inrichtingsniveau landschappelijk ingepast te worden.

Artikel 8 Waarde - Nieuwe Hollandse waterlinie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Nieuwe Hollandse waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:

  • a. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit:
    • 1. inundatiegebieden;
    • 2. zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groeps- schuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
    • 3. voormalige schootsvelden (visueel open) en Verboden Kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
    • 4. waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
    • 5. overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
    • 6. de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
    • 7. de historische vestingstructuur van de vestingsteden Gorinchem en Woudrichem;
  • b. grote openheid;
  • c. groen en overwegend rustig karakter.

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op de (externe) veiligheid prevaleren boven de dubbelbestemming Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie.

8.2 Bouwregels

Op de in artikel Artikel 8 lid 8.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, indien de betrokken waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan zoals deze onderdeel uitmaakt van deze regels, gericht op het behoud van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie – Nieuwe Hollandse Waterlinie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het, voor langer dan één groeiseizoen, omzetten van grasland naar bouwland;
  • d. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of kaden;
  • e. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

8.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod zoals opgenomen in lid 8.3.1 is niet van toepassing, indien werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan, waarbij het bepaalde in lid 8.2 in acht is genomen;
  • b. betrekking hebben op het herstel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevings- aanleg- of ontgrondingenvergunning;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. indien de werken betrekking hebben op gronden gelegen binnen bouwvlakken.

8.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de Nieuw Hollandse Waterlinie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast of wordt hersteld.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 9.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, waartoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen, bestemmingsgrenzen en regels worden overschreden door gebouwen, voor zover de overschrijding ten behoeve van de isolatie van het gebouw geschiedt en de overschrijding ten hoogste 0,25 m bedraagt.

11.2 Ondergronds bouwen
11.2.1 Ondergronds bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • d. bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet meeberekend.

11.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een door hen aan te wijzen deskundige op het terrein van de water omtrent het bepaalde onder a.

11.3 Bestaande afstanden en andere maten
11.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.3.3 Bestaande oppervlakte bebouwing

de maximum oppervlakte aan hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, zoals dat bestaat op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

11.4 Herbouw woningen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 11.3.1 en 11.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats, mits dit niet strijdig is met de geldende (dubbel)bestemming.

11.5 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van bouwgrenzen, aanduidingen of bestemmingsgrenzen door gebouwen, voor zover de overschrijding ten behoeve van de isolatie van het betreffende gebouw geschiedt en de overschrijding maximaal 0,25 meter betreft.

11.6 Wet/wettelijke regeling

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen cq. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.

11.7 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik
12.1.1 Algemeen
  • a. Het gebruik van bijgebouwen, zelfstandig recreatief onderkomen of afhankelijke woonruimte als zelfstandige woning is niet toegestaan, tenzij anders bepaald in Hoofdstuk 2.
  • b. Het gebruik van bed & breakfastkamers en kampeerboerderijen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  • c. Buitenopslag binnen het bouwvlak hoger dan 4 m is niet toegestaan, buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
  • d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven is niet toegestaan.
  • e. Indien de bestemming aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
12.2 Isolatie

Voor zover het ingevolge de regels mogelijk is om bouwwerken buiten en aangrenzend aan de betreffende bestemming te bouwen, is het op die gronden tevens toegestaan deze bouwwerken ten behoeve van die betreffende bestemming te gebruiken.

12.3 Beroep- en bedrijf-aan-huis

Voor de uitoefening van beroepen- en bedrijven-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat de functie in binnen de hoofdgebouwen en bijbehorende gronden dient te worden uitgeoefend;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m² aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. ieder beroep- of bedrijf-aan-huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. ieder beroep- of bedrijf-aan-huis dient uitgeoefend te worden door de één of meer gezamenlijke bewoners van de woningen;
12.4 Parkeren
  • a. Voor zover in Hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in Hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Houten', of de rechtsopvolger daarvan;
  • b. Van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels:

  • a. de bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten of afmetingen;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/ of - intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits de bestemmingsgrenzen niet worden overschreden;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kunstobjecten, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje of kunstobject ten hoogste 50 m³ zal bedragen;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat uitstallingen worden geplaatst;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
  • g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde en ten behoeve van zend-, ontvang- en/ of sirenemasten en ooievaarsnesten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 25% van de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
  • i. het bouwvlak en de bouwhoogte met minimaal de dikte van de benodigde isolatie en installaties die nodig zijn om het gebouw energiezuiniger te maken of energie op te wekken.
13.2 Maten

Tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.3 Vergroten inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen maximale inhoudsmaat voor een (bedrijfs)woning, ten behoeve van het vergroten van de inhoudsmaat, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoudsmaat van een woning (exclusief bijbehorende bouwwerken) mag worden vergroot tot maximaal 800 m3;
  • b. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien deze milieuhygiënisch inpasbaar is; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de onderbouwing voor de vergroting van de inhoudsmaat dient voorzien te worden van een beeldkwaliteitsparagraaf.
13.4 Mini windturbines

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels, ten behoeve van de bouw van een mini windturbine, met inachtneming van het volgende:

  • a. de plaatsing geschiedt binnen een bouwvlak;
  • b. de rotordiameter bedraagt maximaal 5 meter, met een rotoroppervlak van ten hoogste 20 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 20 m, waarbij de tiphoogte van de windturbine niet meer dan 10 m mag zijn, gemeten vanaf de nokhoogte van het gebouw waaraan de mini windturbine elektriciteit levert;
  • d. de mini windturbine landschappelijk goed inpasbaar is;
  • e. er voldaan wordt aan de ter plaatse geldende milieunormen ten aanzien van omwonenden en bedrijven.
13.5 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik van gebouwen en gronden zoals beschreven in Hoofdstuk 2, met uitzondering van de bestemming 'Agrarisch, teneinde de in de onderstaande tabel genoemde nevenfuncties toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. in de tabel is benoemd hoeveel m2 aan bestaande bebouwing en gronden in gebruik mag worden genomen voor de nevenfunctie;
  • b. nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie is uitsluitend toegestaan indien een zelfde hoeveelheid aan oppervlakte aan bebouwing op het betreffende perceel wordt afgebroken;
  • c. bij een combinatie van nevenfuncties mag niet meer dan 300 m² aan gebouwen en 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • e. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen gelden de volgende regels:
    • 1. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. de kampeermiddelen dienen op of aansluitend aan het betreffende bouwvlak geplaatst te worden;
    • 3. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
    • 4. ten behoeve van het kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
  • f. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • g. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
  • h. opslag van stoffen en producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren, is in geen geval toegestaan;
  • i. buitenopslag buiten het bouwvlak is in geen geval toegestaan;
  • j. er mag geen detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m²;
  • k. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden)

met dien verstande dat:

  • l. het bevoegd gezag kan afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de onderstaande tabel teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabel toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in dit lid.

Nevenfunctie   Max. m2 aan bestaande bebouwing in gebruik   Max. m2 aan gronden in gebruik  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   100   100  
galerie/atelier/museum/tentoonstellingsruimte   100   500  
middelgrote kinderopvang   100   100  
kleinschalig kamperen tot maximaal 15 kampeermiddelen   100   1.500  
kano- boot of fietsenverhuur   100   100  

Artikel 14 Algemene procedureregels

14.1 Borging waterschapsbelang

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid en afwijkingsbevoegdheid vraagt het bevoegd gezag het Hoogheemraadschap om advies en betreft zij dit advies bij het te nemen besluit.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 17 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Overeind 22, Schalkwijk