direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BP Lunet aan de Snel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er wordt al 10 jaar gewerkt aan de toeristisch-recreatieve herontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Eén van de onderdelen daarvan betreft het Lunet a/d Snel, gelegen nabij de kruising van de Lekdijk met de Gedekte Gemeenschapsweg. Dit kleine verdedigingswerk maakt deel uit van de Stelling van Honswijk die op haar beurt weer onderdeel uitmaakt van het Lekacces. Vanuit deze stelling moest in vroeger tijden worden voorkomen dat de vijand met schepen via de Lek de Nieuwe Hollandse Waterlinie zou kunnen passeren.

Op 25 februari 2016 heeft de Raad van Houten ingestemd met de aankoop van het Lunet a/d Snel van het Rijk. Ondertussen is ook een subsidie van de provincie Utrecht ontvangen voor het realiseren van de voorgenomen herontwikkeling van het Lunet.

Ten slotte heeft het College van B&W op 14 juni jl. besloten om het terrein van Lunet na herinrichting in erfpacht uit te geven aan de onlangs opgericht stichting Lunet a/d Snel. Zij zal het terrein openstellen voor het publiek, onderhouden, verder ontwikkelen en exploiteren als bezoekers- en informatiecentrum.

Het huidige bestemmingsplan geeft onvoldoende mogelijkheden om de voorgenomen plannen van de stichting te realiseren.

Dit bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling van Fort Lunet aan de Snel mogelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft Fort Lunet aan de Snel, gelegen aan de Lekdijk nabij Schalkwijk, gemeente Houten. Het fort is globaal gelegen tussen het inundatiekanaal en de Achterdijk. Figuur 1.1. laat de ligging van het fort en bij het plan behorende gronden zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende plan voor het plangebied is het bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk, vastgesteld 13 oktober 2015. Figuur 1.2 laat een uitsnede van de vigerende verbeelding zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk

Het plangebied wordt globaal begrenst door de rode cirkel. Momenteel vigeren hier de bestemmingen: 'Maatschappelijk - Fort' en 'Water'. Aansluitend liggen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Verkeer' en 'Natuur'. Voor het gehele plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap - 4'. Voor een aanzienlijk deel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Ter bescherming van het inundatiekanaal en de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Voor Fort Lunet aan de Snel is tevens gelijk met de bestemmingsgrens 'Maatschappelijk - Fort' een bouwvlak opgenomen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het project beschreven en de wijze waarop de ontwikkeling past in de omgeving (ruimtelijke inpassing en beeldkwaliteit). In hoofdstuk 3 wordt het ruimtelijk beleid voor de locatie beschreven en beoordeeld of de beoogde ontwikkeling daarbinnen past. In hoofdstuk 4 wordt beoordeeld of de ontwikkeling passend is in verband met wet- en regelgeving met betrekking tot de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit het Fort Lunet aan de Snel. Het Lunet aan de Snel is een verdedigingswerk 300 meter ten noorden van Fort Honswijk. Vanuit deze wal kon een aanval op Fort Honswijk vanuit het noordoosten worden weerstaan. Het heeft een grootte van 2,5 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0003.png"  

Figuur 2.1: Luchtfoto Fort Lunet aan de Snel

Het Lunet was gelegen aan het veenriviertje De Snel, die tussen de Waalsewetering en de Lekdijk stroomde. Door dit riviertje tegelijkertijd met de aanleg van het Lunet aan de Snel te verdiepen, konden de polders onder water worden gezet.

Vanaf 1871 werd de Stelling van Honswijk verbeterd. Ook het Lunet aan de Snel werd onder handen genomen. In 1873 en 1874 werd de aarden wal verstevigd en kwam er een bomvrij gebouw op het terrein. Het ging daarbij om een gebouw in twee bouwlagen, een grote benedenverdieping waar vrijwel alle functies waren ondergebracht en een kleine bovenverdieping met een remise voor de kanonnen. Op het verdedigingswerk konden 90 personen worden gehuisvest.

Het Lunet zelf was te bereiken via twee bruggen. Een brug is tegenwoordig nog aanwezig. Tussen 1871 en 1874 werd ook een nieuw inundatiekanaal gegraven. Het riviertje De Snel verloor daarbij haar inundatiefunctie. Bij de fortwachterswoning van het Lunet aan de Snel begint de Gedekte Gemeenschapsweg. Een verdedigingswerk langs het inundatiekanaal.

Parkeerterrein

Direct ten zuiden van het terrein van Lunet a/d Snel wordt in 2017 een parkeerterrein voor 120 auto's en 3 touringcars aangelegd. Dit terrein is bedoeld als parkeerfaciliteit voor Lunet a/d Snel, Fort Honswijk en de Liniepont. De locatie van het beoogde parkeerterrein is momenteel in gebruik als agrarische grond. De locatie van het parkeerterrein valt buiten de grens van dit bestemmingsplan; het terrein wordt momenteel planologisch mogelijk gemaakt via een (uitgebreide) omgevingsvergunning procedure.

2.2 Visie op gewenste ontwikkeling

De gewenste ontwikkeling heeft tot doel de inhoudelijke link te leggen tussen de polder Blokhoven en het terrein van Lunet aan de Snel.

Gelegen op het Eiland van Schalkwijk kan Lunet aan de Snel uitstekend ontwikkeld worden tot een educatief en recreatief platform en daarmee een impuls geven aan het gebied. Door te kiezen voor water als hoofdthema, kan de verbinding gemaakt worden met de omgeving en kunnen specifieke doelgroepen worden aangetrokken. Hiermee is het initiatief een aanvulling op de reeds aanwezige puur recreatieve en (min of meer) themaloze initiatieven en biedt het de mogelijkheid voor een sterke inhoudelijke profilering van het fort en de omgeving.

Er wordt in het plan voor Lunet a/d Snel gekozen voor een groeimodel waarbinnen stapsgewijs succesvolle activiteiten verder worden uitgebreid. Hieronder wordt geschetst wat in de loop van een aantal jaren gerealiseerd kan worden. In deze opzet zijn de thema's water, voedsel en natuur leidend, maar komt het thema water het meest op de voorgrond. Er wordt een stichting 'Lunet aan de Snel' opgericht waarin de activiteiten op Lunet ondergebracht worden.

2.2.1 Invulling plan Lunet aan de Snel

Op Lunet aan de Snel zal een aantal thema's ontwikkeld worden voor zowel de passerende recreant als ook scholieren van basis-, voortgezet en hoger onderwijs. In de eerste plaats zal de rol van Lunet binnen de Hollandse Waterlinie voor het voetlicht gebracht worden. Het gebruik van inundatie van polders als verdedigingsstrategie legt een functionele relatie tussen Lunet en de polder van Blokhoven op het gebied van waterbeheer. Met name de vele aspecten gerelateerd aan waterbeheer en watergebruik vormen een samenhangend thema. Uitleg over voedselproductie, de relatie met het land- en watergebruik en het streven dit op een duurzame manier vorm te geven, gecombineerd met de beleving ervan, versterken de context en relevantie van dit thema. De kwaliteit van de omgeving, het landschap en de natuur, laten ook de praktische uitwerking zien van duurzaam beheer en goed functioneren van het natuurlijke en door de mens gemaakte (water) systeem. De gunstige ligging van Lunet aan de Snel in het midden van een groen en rustig gebied midden in de Randstad biedt een uitgelezen mogelijkheid de mensen uit de omgeving kennis te laten maken met het gebied en de interessante aspecten daarvan. Op een reisafstand van een half uur bevinden zich meer dan 1200 scholen (1000 basisonderwijs, 200 voortgezet onderwijs, 10 hoger onderwijs; bron www.scholenkaart.nl ) en woont een publiek van enkele miljoenen mensen.

Aandacht voor water

Lunet aan de Snel is in de eerste plaats een fort dat een goed zicht biedt op de inundeerbare polder van Blokhoven. Daarnaast ligt het op korte afstand van de Lek met de stuw van Hagestein, de Beatrixsluizen (bouw 3e kolk) en de plofsluis (fietsroute). Ook is het waterwingebied met het pompstation van Vitens in Tull en 't Waal dichtbij. Op het gebied van water valt er dus veel te zien, te vertellen en te ervaren: waterveiligheid, peilbeheer, waterkwaliteit, grondwater, scheepvaart etc..

Vanuit de aanwezige kennis en ervaring bij initiatiefnemers kan er veel inhoudelijke informatie aangedragen en gepresenteerd worden. Vanuit het bestaande en uit te breiden netwerk zullen deskundigen (vanuit de praktijk zoals, waterschappen, KWR, RWS, drinkwaterbedrijven) worden uitgenodigd om bij te dragen aan een aantrekkelijk en compleet verhaal op het gebied van water waarbij de boerderij en de directe omgeving van het fort als inspiratie dienen. In samenwerking met externe partijen zullen ook (eventueel gesponsorde) gerichte instructieve en educatieve programma's worden ontwikkeld waarbij ook andere aspecten van het watersysteem aan de orde komen.

Concreet zijn er de volgende thematische programma's met een educatief karakter voorzien, zoals die gerealiseerd kunnen worden in het kader van lessen op locatie ten behoeve van vakoverstijgende projecten op middelbare scholen:

  • Uitleg en animatie van de inundatie van de Blokhovense polder zoals bedoeld voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
  • Uitleg over waterhuishouding in een polder zoals Blokhoven: de werking van gemalen, stuwen, overlaten, inlaten, peilregulering, waterkwaliteit, berging, ecologie, landbouw. Dit kan aan de hand van schaalmodellen en experimenteer-opstellingen aanschouwelijk gemaakt worden.
  • Uitleg over de werking van stuwen en sluizen in het landelijke watersysteem (zoals Hagestein): grote watercyclus, gevolgen van klimaatverandering, waterafvoer, ecologie, ruimte-voor-de-rivier maatregelen, scheepvaart, etc..
  • Uitleg over de kleine watercyclus drinkwater winning (zoals het pompstation aan de Waalseweg), drinkwaterdistributie en afvalwaterzuivering (zoals in Schalkwijk en Houten).
  • Waterbeleving wordt gerealiseerd in een 'speeltuin' waarin allerlei (fysische) aspecten van waterbeweging gedemonstreerd en beleefd kunnen worden. Te denken valt aan demonstraties van de wetten van de hydrostatica en hydrodynamica (Archimedes, Bernoulli, Darcy, Torricelli), maar ook de werking van pompen, overlaten en de gevolgen van waterdruk, stroming en golven op de stabiliteit van dijken, rivierbeddingen en constructies. Dit wordt verder nog aangevuld met een onderdeel waterkwaliteit.

Een aantal objecten zal ook (evt. via de kanoroute) in de vorm van een excursie bezocht worden. Voorbeelden hiervan zijn: het gemaal van de Blokhovense wetering, en die aan A'dam-Rijnkanaal, de inlaat bij Lunet, en de stuw/overlaat bij de Snel. De stuw van Hagestein en de Beatrixsluis kunnen via de Lek of over de weg bezocht worden. Een fietstocht, die loopt langs het waterwingebied via de plofsluis langs de waterzuivering in Houten, behoort ook tot de mogelijkheden.

Aandacht voor Voedsel

De relatie van Lunet aan de Snel met de naastgelegen publiekstoegankelijke boerderij van de familie Uijttewaal (Achterdijk 1) is evident. Nu al trekken de scharrelvarkens van dit bedrijf veel aandacht en waardering van passanten. Bezoekers zullen worden voorgelicht over de details van verantwoorde productie van zuivel en vlees en de verwerking ervan tot uiteenlopende producten. Deze zullen samen met andere producten van het Eiland van Schalkwijk ter plekke te koop worden aangeboden in de streekwinkel. Dit wordt uiteraard gekoppeld aan excursies naar de boerderij waar kennis gemaakt kan worden met de verschillende onderdelen van het bedrijf, de dieren, hun gedrag en de voortgebrachte producten. Op Lunet zal de ontvangst plaatsvinden en zal een deel van de informatievoorziening verzorgd worden voorafgaand aan en volgend op de boerderij-excursies met als doelgroepen:

  • bezoekers uit de agrarische en de voedings- sectoren voor diepgaande en gedetailleerde informatievoorziening,
  • breed-geïnteresseerden middels bedrijfs- en verenigingsuitjes (maatwerk),
  • schoolkinderen voor educatie met voedsel als vakoverstijgend thema (per opleidingstype en leeftijd komen verschillende aspecten van voedselproductie aan de orde, van economie tot biologie en techniek).

Afhankelijk van de bezoekers en het thema van het bezoek, kunnen workshops/exposities verzorgd worden. De doelgroepen worden gevonden bij bedrijven, scholen en particulieren uit de omgeving. Het thema kent vele invalshoeken die in samenspraak met betrokkenen zullen worden uitgewerkt. Dit kan variëren van bedrijfsvoering, beeldende kunst, voedselbewustzijn, tuinier- en kookcursussen tot zuiver recreatieve plattelandsbeleving.

Aandacht voor natuur en duurzaamheid

Zoals hierboven al benoemd, is er ook expliciet aandacht voor de natuurwaarden en de beleving ervan. In de directe nabijheid van Lunet aan de Snel liggen: de ecologische Lekzone, het NHW-gebied rondom het inundatiekanaal van Werk aan de Groene weg tot het verdronken bos, het weidegebied van de Blokhovense polder met natuurvriendelijke oevers en waterberging. Door de vele natuurversterkende maatregelen die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd en die voor de komende jaren gepland zijn, wordt de natuurlijke omgeving van Lunet gevarieerder en interessanter. De verwachting is dat als gevolg daarvan de populatie weidevogels zoals kievit, grutto en tureluur zal toenemen en dat door de verbeterde waterkwaliteit ook de zoetwater flora en fauna rijker zal worden. Met de aanwezigheid van de verschillende soorten vleermuizen, uilen en valken leent het gebied zich prima voor natuurbeleving middels excursies, observaties en monitoring. In ieder jaargetijde zijn er interessante waarnemingen te doen. Het klompenpad dat voor een belangrijk deel over het land van Uijttewaal loopt, trekt nu al veel mensen. Met Lunet aan de Snel als uitvalsbasis kunnen meer, verschillende activiteiten worden ontplooid:

  • Onder begeleiding van een deskundige kunnen schoolklassen polder/uiterwaard-safari's maken met een educatief en/of recreatief doel.
  • In de polder worden observatiehutten neergezet om zonder verstoring vogels in hun natuurlijke habitat te kunnen waarnemen.
  • Het gebied wordt nadrukkelijk opengesteld voor milieuwerkgroepen en natuurverenigingen ten behoeve van hun activiteiten.
  • Met moderne (ICT)technieken (GPS, Webcams) kunnen dieren en planten op afstand geobserveerd worden zodat ook na een excursie contact met het gebied gehouden kan worden.
  • Ook de boerderij-natuur krijgt aandacht middels uitleg over de biologische processen die bij de voedselproductie een rol spelen(van gras naar melk, van mest naar gras, levensloop van boerderijdieren etc.).
  • Het onderhoud van het groen op en rondom Lunet kan met groepen vrijwilligers of met een educatieve context worden ingestoken.

Natuurbehoud en duurzaamheid zullen bij alle activiteiten en grote rol spelen en zichtbaar aandacht krijgen. Er zal zoveel mogelijk gebruikt gemaakt worden van de natuurlijke kringlopen van water, energie en grondstoffen.

Lunet als toegangspoort en centrum van activiteiten

Bovenstaande laat zien er veel activiteiten mogelijk zijn die vanuit het perspectief van water ondernomen kunnen worden maar ook activiteiten die direct gericht zijn op het platteland, de boerderij en voedselproductie. De infrastructuur, die er met Lunet aan de Snel en de daar aan gekoppelde wandel-, en kanoroutes wordt geboden, maakt deze thema's uiterst toegankelijk voor recreatieve, educatieve en professionele doeleinden. Lunet zal zo worden ingericht dat groepen van uiteenlopende grootte kunnen worden geaccommodeerd wat betreft instructie-, studie- en expositieruimtes maar ook op het gebied van catering, verblijf en vermaak. Uitgangspunt hierbij is dat alles op het gebied van energie, water- en materiaalgebruik zo duurzaam als mogelijk (zero impact) gerealiseerd wordt. De kringloop van water, voedsel en grondstoffen worden op het fort zichtbaar gemaakt in de activiteiten maar ook in de aankleding van het terrein en de ruimtes. Het is de ambitie van de stichting om voor een belangrijk deel van de activiteiten mensen in te zetten die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0004.jpg"

Figuur 2.2: Impressie nieuwe terreininrichting Fort Lunet aan de Snel

Om bovenstaande te realiseren zijn ingrijpende aanpassingen van het terrein en het grondgedekte gebouw noodzakelijk als ook de plaatsing van een nieuw gebouw ter vervanging van de te slopen loods. Een mogelijke, ruimtelijke inrichting van het terrein binnen de fortgracht is in het voortraject al op behoorlijk detailniveau uitgewerkt, zie figuur hieronder. Een belangrijk deel van deze inrichting zal in 2016/2017 gerealiseerd zijn, en de nieuwbouw mogelijk later. Gezien de keuze voor een meer geleidelijke ontwikkeling van Lunet, wordt voorgesteld om met beperkte middelen de uitstraling van het fort en de gebruiksmogelijkheden snel met een paar simpele stappen te verbeteren, met duurzaamheid als leidraad. Figuur 2.2 laat een impressie zien van de nieuwe terreininrichting.

2.2.2 Inrichting grondgedekte gebouw

Na de overdracht zal direct begonnen worden met het gebruiksklaar maken van het grondgedekte gebouw. Dit betreft investeringen die voor een deel door de Stichting Lunet aan de Snel gedaan zullen worden. Het grondgedekte gebouw zal met respect voor het monument en de nog aanwezige details worden ingericht zodat er groepen mensen kunnen worden ontvangen en hun activiteiten gefaciliteerd. Hiertoe zullen de ruimtes van Lunet verschillende functies krijgen en zal door technische aanpassingen een aangenaam verblijf mogelijk moeten worden (zie figuur 2.2 en 2.3). In de plannen is voor de langere termijn ook een nieuw te realiseren gebouw opgenomen ter vervanging van de loods. Deze ruimte is bedoeld ten behoeve van de ontvangst van grotere groepen en organiseren van evenementen waarvoor de capaciteit van het grondgedekte gebouw niet toereikend is.

Functionaliteit

Het grond-gedekte gebouw heeft op de begane grond 8 ruimtes die aan de gevelzijde deuren en ramen hebben, zie figuur hieronder. Deze ruimtes zijn intern met elkaar verbonden via doorgangen ertussen. Dit maakt een flexibele inrichting en gebruik ervan mogelijk. Onder ruimte 1 (zie figuur 2.3) zit een kelder die dient als septic tank en die mogelijk zijn functie kan behouden. Onder ruimte 5 zit een waterkelder die ten behoeve van 'grijs' water gebruikt kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0005.png"

Figuur 2.3: Beoogde plattegrond van het grondgedekte gebouw

De centrale ruimte nr. 5 (dubbele deur) zal de hoofdingang vormen. Ruimtes 4 en 6 kunnen eenvoudig betrokken worden vanwege interne doorgangen aan voor- en achterzijde. Door het zitgedeelte zoveel mogelijk bij de voorgevel te houden wordt het daglicht goed benut en is er aansluiting met het terras. De keuken kan achterin ruimte 4 en voorraad achterin ruimte 6 aangelegd worden. Achterin ruimte 5 zal de bar/kassa geplaatst worden. Rondom deze 3 ruimtes kunnen overige functies inricht worden. De streekproducten-winkel en vaste expositieruimte zijn respectievelijk in ruimtes 6, 7 en 8 gepland. Ten behoeve van meerdaagse workshops kan een eenvoudige overnachtingsmogelijkheid gecreëerd worden in ruimte 2, voor maximaal 10 personen. Ruimte 3 wordt een beperkte kantoor/vergaderruimte. Voor de ruimte op de eerste verdieping zal een bestemming gezocht worden, afhankelijk van de technische staat ervan en het dan meest geschikte geachte gebruik. Dit kan bijvoorbeeld een vergader-/ ontmoetingsruimte zijn met meerwaarde vanwege het fraaie uitzicht.

Technische kwaliteit

In de ruimtes van het grondgedekte gebouw zullen voorzieningen gerealiseerd worden ten behoeve van verwarming, ventilatie, verlichting/elektrische installatie en water/toe-/afvoer. Het uitgangspunt voor het aanleggen van deze voorzieningen is dat deze: minimaal ruimtebeslag hebben, het aanzicht en karakter van de ruimtes minimaal verstoren, en flexibiliteit voor het gebruik van de ruimtes bieden. De grootste ingrepen betreffen de aanleg van sanitair en verwarming en de inrichting van een keuken. Aanvankelijk zal gebruik gemaakt worden van houtsnipperkachels die op de bestaande rookgasafvoerkanalen zullen worden aangesloten. In een later stadium kan overwogen worden in de ruimtes die daarvoor geschikt zijn vloerverwarming aan te leggen. Overige ingrepen zijn relatief klein en zullen vooral het plaatsen van glazen toegangsdeuren en afscheidingen tussen de ruimtes zijn. Bij de aanpassingen die er gemaakt gaan worden zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van de ervaringen zoals die inmiddels in andere forten en met name Werk aan de Korte Uitweg zijn opgedaan.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het voor de beoogde ontwikkeling relevante beleid beschreven en beoordeeld of en op welke wijze de beoogde ontwikkeling past binnen dit beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.

De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.

3.2.1.1 Nota ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is sinds 2012 de opvolger van de Nota ruimte. In de Nota Ruimte is de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), waar Lunet aan de Snel onderdeel van uit maakt, genoemd als één van de twintig Nationale Landschappen. In het kader van de Nota Ruimte heeft De Nieuwe Hollandse Waterlinie toestemming gekregen voor Nota Ruimtemiddelen. Dit besluit is gebaseerd op een maatschappelijke kosten/ batenanalyse die aantoont dat de investering van de overheid in de Waterlinie positieve effecten heeft.

De regering heeft in 2008 geld beschikbaar gezet voor conservatie en renovatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De plannen ten aanzien van Lunet aan de Snel dragen bij aan de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden. De ontwikkeling draagt tevens bij aan het behoud en versterking in ruimtelijke zin van De Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het project draagt bij aan de doelstellingen van de Nota Ruimte. Voor de ontwikkeling van Lunet aan de Snel is in een eerder planstadium subsidie aangevraagd en toegekend.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling geeft uitvoering aan het rijksbeleid (zowel SVIR als Nota Ruimte) ten aanzien van het behoud en bescherming van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur), de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om eerder aangekondigde onderwerpen zoals de Ecologische Hoofdstructuur (nu NNN), elektriciteitsvoorzieningen, toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen relevant:

  • 1. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Op de voorlopige lijst Werelderfgoed staan het gebied 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'. Het plangebied valt volledig binnen de contouren van dit gebied, dat in z'n geheel in een eerder stadium is aangewezen als Rijksmonument. Behoudenswaardig is het in samenhang met het landschap ontworpen hydrologische en militair verdedigingssysteem voor de Vesting Holland.
  • 2. Nationaal landschap Rivierengebied. Kernkwaliteiten: schaalcontrast open - besloten; Rivier, uiterwaard, oeverwal; kom; overgang stuwwal - rivier.
  • 3. Nationaal landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie. Kernkwaliteiten: forten, dijken, kanalen en inundatiekommen; groen karakter; openheid.

Conclusie

De nationale belangen zijn in diverse beleidsstukken van lagere overheden vertaald. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie zijn de kernkwaliteiten van het rivierenlandschap benoemd en wordt ingezet op het behoud en de versterking van het militair erfgoed van de nieuwe Hollandse Waterlinie. Ook de gemeentelijke structuurvisie Eiland van Schalkwijk sluit aan op de genoemde kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Rivierengebied. De ontwikkeling zoals beschreven past binnen de gemeentelijke Structuurvisie. Daarmee zijn de voorgaande nationale belangen volwaardig meegenomen in dit bestemmingsplan.

3.2.3 Panorama Krayenhoff

Het linieperspectief Panorama Krayenhoff is ontstaan als vervolg op de Nota Belvedere, waarbij het principe 'behoud door ontwikkeling' is uitgewerkt voor het nationale project Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Linieperspectief is in december 2003 door het kabinet vastgesteld en in de vijf betrokken Colleges van Gedeputeerde Staten met instemming behandeld waardoor het Linieperspectief geldt als leidraad voor de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

'Behoud door ontwikkeling' is het devies van het rijksbeleid voor cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling. Historisch belangrijke gebouwen en structuren kunnen behouden blijven door er eigentijdse gebruiksvormen en functies aan toe te kennen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een duidelijk voorbeeld van zo'n oude structuur die alleen met behulp van nieuwe functies nieuw leven kan worden ingeblazen. De Waterlinie heeft officieel gefunctioneerd van 1815 tot en met 1963. Ze is de meest uitgewerkte en daardoor de indrukwekkendste van een stelsel van nationale verdedigingslinies. Over een lengte van hemelsbreed 85 kilometer vormde ze één systeem, met één doel en één beheerder. De Linie was bedoeld ter verdediging van het westelijke deel van Nederland. Na 1945 verloor het systeem geleidelijk zijn noodzaak, het onderhoud aan de bouwwerken kwam op een laag pitje te staan en de beperkingen die de Waterlinie stelde aan de landbouw en de stadsuitbreiding kwamen te vervallen. Na 1963 verbrokkelde ook het beheer. De terreinen verloren steeds meer van hun historische sporen. Hoewel de militaire noodzaak is verdwenen, kan de Waterlinie nog wel degelijk van betekenis zijn.

Globaal gesteld richt het Linieperspectief zich op de opbouw van het 'typische Linieprofiel': een herkenbare hoofdverdedigingslijn, geflankeerd door open velden in het oosten (de voormalige inundatievelden) en landschappelijke of stedelijke verdichting in het westen (destijds het verdedigde gebied).

De geplande ontwikkeling bij Lunet aan de Snel maakt onderdeel uit van het als zodanig genoemde 'Linieland'. Voor Linieland dient het ontwerp- en inrichtingsprogramma gericht te zijn op:

  • uitwerking van het toeristisch arrangement 'Linieland' naar ruimtelijke maatregelen;
  • actieve reconstructie van de hoofdverdedigingslijn als route over de Lekdijk;
  • verbetering van de bouwkundige conditie van het totale complex;
  • uitwerking van recreatievaart over de Lek en naar Utrecht;
  • uitwerking Ruimte voor de Rivier, binnendijks en buitendijks;
  • restauratie van de voormalige inlaatsluis.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling van Lunet aan de Snel sluit dan ook goed aan bij de uitgangspunten van Panorama Krayenhoff.

3.2.4 Bro en de ladder voor duurzame verstedelijking

Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een verantwoording dient te bevatten waarin staat dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De ladder bestaat uit de volgende drie treden.

Trede 1

Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Trede 2

Indien uit de beschrijving, zoals bedoeld in trede 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Trede 3

Indien uit de beschrijving, zoals bedoeld in trede 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

Het voornemen voorziet niet in een stedelijke ontwikkeling. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Houten. Het plan voorziet in de herontwikkeling en het hernieuwde gebruik van Fort Lunet aan de Snel ten behoeve van cultuur, educatie en recreatie gericht op het landelijke gebied van het Eiland van Schalkwijk. Deze lokale behoefte is direct gebonden aan het landelijke gebied van de gemeente Houten.

Voor de herontwikkeling wordt gebruik gemaakt van het bestaande grondgedekte gebouw en een in de nabije toekomst nieuw te realiseren gebouw voor opslag (ca. 250 m2). De bestaande loods op het terrein zal hiervoor worden gesloopt (750. m2). Voorzien wordt in een afname aan bebouwd oppervlak.

Door gebruik te maken van de bestaande bebouwing komt de beleving van het buitengebied van Houten volledig tot zijn recht. Het cultuurhistorisch waardevolle fort, wordt hersteld en in gebruik genomen voor een nieuwe functie, waarbij de culturele beleving van het gebied en de bebouwing een belangrijke rol spelen.

Ten aanzien van ontsluiting voor de verschillende modaliteiten wordt verwezen naar paragraaf 4.3. Onderbouwd wordt dat wordt voorzien in een adequate ontsluiting van het plangebied.

Conclusie

Ten aanzien van de ladder kan worden gesteld dat niet wordt voorzien in een stedelijke ontwikkeling. Er wordt geen bouwmassa toegevoegd. Het plangebied is tevens gelegen in het landelijk gebied. Voorzien wordt in een adequate ontsluiting van het plangebied.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (4 februari 2013)

Samenvatting

De met vele regiopartijen opgestelde Kadernota Ruimte en Strategie Utrecht 2040 heeft als basis gediend voor de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS). De filosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' staat in de PRS centraal. Het accent is verlegd van een toetsende rol van de provincie naar sturen op kwaliteit (ontwikkelingsplanologie).

De PRS is in essentie opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via het provinciale ruimtelijk beleid wordt bijgedragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De doelen uit de Strategie Utrecht 2040 vragen om een integrale aanpak die voor het provinciale ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:

  • een duurzame leefomgeving;
  • vitale dorpen en steden;
  • landelijk gebied met kwaliteit.

Deze pijlers leiden tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats.

  • 1. Accent op de binnenstedelijke opgave

De provincie Utrecht wenst ten minste twee derde van de woningbouwopgave binnenstedelijk te realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.

  • 2. Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied

De provincie Utrecht heeft een aantrekkelijk landelijk gebied. Het is gewenst deze kwaliteit te behouden en te versterken, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De binnenstedelijke opgave vraagt als contramal ook om een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen. De zware terugval van financiële middelen voor natuur en recreatie om de stad wordt onder andere opgevangen door hier rood-voor-groenconstructies mogelijk te maken. De cultuurhistorische waarden van onder meer de linies, de buitenplaatsen en het agrarische landschap dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied. De landbouw is een belangrijke drager van het agrarische cultuurlandschap. Die rol vergt ruimte voor een economisch duurzame landbouw. De aanwezigheid van zo'n 1,2 miljoen inwoners biedt afzetmogelijkheden voor de producten die dit oplevert. Bij dit alles is het kunnen beleven van rust en ruimte van belang.

Militair erfgoed

De provincie Utrecht kent een aantal grotere gebiedsgerichte ontwikkelingstrajecten rond de voormalige waterlinies: de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Grebbelinie en de Stelling van Amsterdam. Deze programma's zijn voor een belangrijk deel in uitvoering en de inzet is om deze uitvoering verder te ondersteunen. Het accent ligt op het versterken van de linies in het landschap. Ook liggen er kansen op het gebied van publieksbereik. Een deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is gelegen binnen het plangebied. Voor het militair erfgoed van de voormalige waterlinies ligt de opgave vooral op het, via gebiedsontwikkelingen, versterken en beleefbaar maken van de linies in het landschap.

Landschap rivierengebied

Het plangebied is gelegen in het landschap 'Rivierengebied'. Het rivierengebied is een landschap met een langgerekte opbouw. Door de fysieke ondergrond en het menselijk gebruik daarvan, zijn duidelijk verschillende deelgebieden ontstaan: Flank, Langbroek, Kromme Rijn, Nederrijn/Lek en Schalkwijk. Elk deelgebied heeft zich ontwikkeld rondom een centrale ruggengraat. Rond deze ruggengraat is de eigen identiteit het sterkst te ervaren. De overgangen tussen deelgebieden zijn vrijwel overal geleidelijk, zonder scherpe grenzen. De verschillen tussen de deelgebieden zijn goed te beleven door routes dwars op de ruggengraat en kenmerkende vergezichten. De plekken waar ruggengraten beginnen, eindigen of elkaar ontmoeten verdienen extra aandacht. Hier komen ruimtelijke kenmerken en verhalen bij elkaar. Dit zijn de focuspunten van het rivierengebied. Enkele zijn als aandachtsgebied aangewezen, omdat er veel dynamiek is of omdat behoud extra inzet vraagt. De kernkwaliteiten staan hier onder druk.

Bij ontwikkelingen in het landschap van het rivierengebied staat het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de eigen identiteiten van de vijf deelgebieden centraal. Dit richt zich zowel op het goed tot uiting komen van de karakteristieke kenmerken langs de centrale ruggengraat, als van de geleidelijke overgangen tussen de deelgebieden.

Voor het landschap 'Rivierengebied' dienen de volgende kernkwaliteiten behouden en versterkt te worden:

  • 1. schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  • 2. samenhangend stelsel van rivier-uiterwaard-oeverwal-kom;
  • 3. samenhangend stelsel van hoge stuwwal-flank-kwelzone-oeverwal-rivier;
  • 4. de Kromme Rijn als vesting en vestiging.

Experimenteerstatus

De gebiedsontwikkeling Eiland van Schalkwijk heeft in de PRS een experimenteerstatus gekregen. In het kader van de zoektocht naar de rolverdeling tussen overheden zoekt de provincie naar een specifieke, 'vrijere', regulering voor de gebiedsontwikkeling. Daarbij wordt voorzien in een uitbreiding van 250 woningen verspreid liggend buiten de rode contour. Deze kunnen worden aangewend als daarmee ook een of meer doelstellingen uit de gemeentelijke structuurvisie worden behaald.

Om in afstemming te voorzien ten aanzien van strategie, inhoud en uitvoering en de samenwerking tussen de provincie Utrecht, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en de gemeente Houten is een Koersdocument ondertekend. In het Koersdocument is invulling gegeven aan de ambitie om de kwaliteiten van het gebied duurzaam in stand te houden.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden van polder Blokhoven en specifiek de bouwwerken van de Hollandse Waterlinie. De ontwikkeling draagt bij aan de beleefbaarheid van het landschap en de cultuurhistorische waarden van het fort en zorgt voor educatie en informatie over het duurzaam produceren van (lokaal) voedsel.

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de doelstelling van de Structuurvisie: behoud en versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied (zowel economisch als het versterken van de ruimtelijke kwaliteit) en het behouden en beleefbaar maken van militair erfgoed.

3.3.2 Herijking Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2013 (2017)

Bij de PRS is een Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) gemaakt. De verordening zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie naar de gemeenten. In 2014 zijn twee partiële herzieningen van de PRV gemaakt. De originele plannen en de herzieningen zijn samengevoegd tot geconsolideerde versie. Sinds juni 2015 is de provincie begonnen met een herijking van de PRS en PRV. De Herijking van de PRV is in december 2016 vastgesteld.

Samenvatting PRV

Doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. In de verordening zijn daartoe bepalingen over de inhoud van bestemmingsplannen opgenomen. Ten aanzien van de geconsolideerde versie van de verordening biedt de herijking voor het plangebied geen significante wijzigingen. Voor de inhoud van de PRV wordt verwezen naar de verordening zelf.

In onderstaande tabel is beschreven welke provinciale belangen uit de PRV van belang zijn voor het bestemmingsplan. Voor nadere voorwaarden bij genoemde regelingen wordt verwezen naar de PRV zelf.

Tabel 2.1 Pijler duurzame leefomgeving

Provinciale Ruimtelijke Verordening   Toetsing  
Bodem   Het plangebied is niet aangewezen als een kwetsbaar gebied voor oxidatie.  
Water   Het plangebied is niet aangewezen als een beschermingszone drinkwaterwinning.  
Energie:
* windturbines
* biomassavergisting  

In het gehele plangebied worden geen windturbines of biomassavergistingsinstallaties gerealiseerd.  
Cultureel erfgoed   De Nieuwe Hollandse Waterlinie is aangeduid als 'militair erfgoed'. Fort Lunet aan de Snel is een onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met de verruiming van de gebruiksmogelijkheden van het fort worden inkomsten gegenereerd voor het beheer en onderhoud van het fort en de gronden rondom het fort. Hierbij wordt bijgedragen aan het behouden en versterken van de openheid van de voormalige inundatiegebieden en van de samenhang tussen de elementen van de linie.  

Tabel 2.2 Pijler Ontwikkeling Landelijk Gebied

Provinciale Ruimtelijke Verordening   Toetsing  
Landelijk gebied:
* Eiland van Schalkwijk







* verstedelijking landelijk gebied

* woningen landelijk gebied


* bebouwingsenclaves en -linten


* woonschepen

* bestaande niet-agrarische bedrijven


* algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing

* kernrandzone  

Het Eiland van Schalkwijk heeft tot de eerste herijking van de Verordening een 'experimenteerstatus'. Binnen de kaders van het in de bijlage van de Verordening opgenomen Koersdocument zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Onder het kopje bijlage Eiland van Schalkwijk is de toetsing aan de lange termijn visie opgenomen.

De beoogde ontwikkeling betreft geen verstedelijking.

Het realiseren van woningen maakt geen onderdeel uit van het voornemen.

Het voornemen heeft geen invloed op bebouwingsenclaves en of -linten.

In het plangebied zijn geen woonschepen aanwezig.

Bij de beoogde ontwikkeling is geen sprake van een niet-agrarisch bedrijf.

Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing is niet aan de orde.

De beoogde ontwikkeling is niet gelegen in een kernrandzone.  
Landschap
* rivierenlandschap




* aardkundige waarden  

Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting gevonden worden bij de kernkwaliteiten, zoals beschreven in de bijlage Kernkwaliteiten landschap van de Verordening.

Nabij Tull en 't Waal is een gebied aangewezen als aardkundige waarde. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit gebied mogen de aardkundige waarden niet aantasten.

Het voornemen heeft geen invloed op het rivierenlandschap en aanwezige aardkundige waarden.  
Natuur
* Natuurnetwerk Nederland







* groene contour

 

Een deel van het plangebied is aangewezen als Natuurnetwerk. In dit gebied zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden aantasten. Negatieve effecten dienen te worden beperkt met mitigerende maatregelen of te worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur.

Langs de uiterwaarden van de Lek zijn gebieden aangewezen als groene contour. Binnen de groene contour is het behoud en de ontwikkeling van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden van belang. Binnen deze gebieden zijn, onder voorwaarden, rood-voor-groenontwikkelingen toegestaan. Het plangebied ligt buiten de groene contour.  
Recreatie:
* recreatiezone






* bovenlokaal recreatieterrein  

Een deel van het plangebied is aangewezen als recreatiezone. In dit gebied kunnen, onder voorwaarden, nieuwe bovenlokale recreatieve voorzieningen, golfterreinen of rood-voor-groenontwikkelingen worden toegestaan. Met de beoogde ontwikkeling worden nieuwe recreatieve voorzieningen gerealiseerd.

Het gehele plangebied is aangewezen als bovenlokaal recreatieterrein. In dit gebied kunnen, onder voorwaarden, uitbreidingen van bestaande bovenlokale recreatieterreinen en recreatieve poorten worden toegestaan. De beoogde ontwikkeling gericht op het ontvangen van bezoekers en het voorzien in informatie kan gezien worden als recreatieve poort en past daarmee binnen het beleid.  
Landbouw:
* Omschakeling van grondgebonden agrarisch bedrijf naar niet-grondgebonden veehouderij is niet toegestaan, tenzij het agrarisch bouwperceel in het landbouwontwikkelingsgebied of het verwevingsgebied ligt. 
 

Het voornemen voorziet niet in ontwikkelingen in het kader van landbouwbedrijven.




 
* de maximale oppervlaktemaat voor een bouwperceel ten behoeve van bestaande agrarische bedrijven is 1,5 hectare. Hierbij is per bouwperceel een bedrijfswoning toegestaan en is binnen de agrarische bouwpercelen verbreding van de agrarische activiteiten mogelijk. Van de maximale oppervlaktemaat van 1,5 hectare kan afgeweken worden tot maximaal 2,5 hectare als dit noodzakelijk is voor plaatsing van gebouwen, bouwwerken voor het opwekken van duurzame energie. 
 
 
* uitbreiding van een bestaande grondgebonden veehouderijen en in een landbouwontwikkelingsgebied ook voor bestaande niet-grondgebonden veehouderijen kan worden toegestaan tot maximaal 2,5 hectare agrarisch bouwperceel tot maximaal 2,5 hectare, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. waar de uitbreiding plaatsvindt in waterbeschermingsgebieden, mag het belang van de waterwinning niet aangetast worden;
b. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
c. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn;
d. de uitbreiding draagt bij aan vermindering van de milieubelasting;
e. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van de volksgezondheid.
 
 
* uitbreiding van een bouwperceel van een bestaande niet-grondgebonden veehouderij van maximaal 30% kan worden toegestaan in een verwevingsgebied onder de voorwaarde dat de uitbreiding landschappelijk goed inpasbaar is. Indien door de uitbreiding de oppervlaktemaat boven de 1,5 hectare uitkomt, is de uitbreiding toegestaan tot maximaal 2,5 hectare mits ook aan de hierna genoemde voorwaarden onder a., c., d. en e. is voldaan. Een uitbreiding van nog eens 30% van het bouwperceel is toegestaan tot maximaal 2,5 hectare indien hieraan een ondernemersplan ten grondslag ligt en voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. waar de uitbreiding plaatsvindt in waterbeschermingsgebieden, mag het belang van waterwinning niet aangetast worden;
b. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
c. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn;
d. de uitbreiding draagt bij aan vermindering van de milieubelasting;
e. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van de volksgezondheid.
nevenactiviteiten kunnen worden toegestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. de oppervlakte aan bedrijfsbebouwingen wordt niet vergroot;
b. erfinrichting en bedrijfsbebouwing zijn landschappelijk goed inpasbaar;
c. omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
 
 
* De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Onderbouwd moet worden dat de uitbreiding niet leidt tot wezenlijk negatieve effecten voor nabijgelegen natuur. Daarnaast bevat de toelichting een onderbouwing die aantoont dat de uitbreiding tot maximaal 2,5 hectare of met maximaal 30% noodzakelijk is voor de voortzetting van het agrarische bedrijf. Indien voorzien wordt in de mogelijkheid van nevenactiviteiten in een omvang van meer dan 300 m2, dan bevat de toelichting daarvoor een ruimtelijke onderbouwing. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.    

Bijlage Eiland van Schalkwijk

Als bijlage bij de Verordening is een koersdocument opgenomen voor het Eiland van Schalkwijk. In dit document worden allereerst de waarden van het Eiland van Schalkwijk benoemd. In een Intentieverklaring van de provincie Utrecht en de gemeente Houten hebben partijen afgesproken dat zij samenwerken om de genoemde kwaliteiten van het gebied duurzaam in stand te houden. Het koersdocument geeft nader invulling aan deze ambitie.

De volgende pijlers zijn benoemd voor de lange termijn visie voor Het Eiland van Schalkwijk:

  • 1. Alle inspanning op het Eiland is gericht op behoud en ontwikkeling van het landschap en het versterken van de economische basis daarvan. Net zo belangrijk is het vergroten van de leefbaarheid voor bewoners en het aantrekkelijker maken voor bezoekers. 
  • 2. Alle ontwikkelingen dragen bij aan de duurzame toekomst van het Eiland. 
  • 3. Landbouw is en blijft de belangrijkste beheerder van het landschap op het Eiland. 
  • 4. Verbreding van de landbouw is de motor van de duurzame ontwikkeling van het Eiland. 
  • 5. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is de hoofddrager van het toeristisch-recreatief profiel van het Eiland. 
  • 6. Woningbouw, onder strakke voorwaarden, is geen doel maar een middel om te bouwen aan de duurzame toekomst van het Eiland. 
  • 7. Er vinden geen grootschalige verkeersingrepen plaats op het Eiland. 
  • 8. Werken aan een duurzame toekomst voor het Eiland betekent hechte samenwerking tussen publieke en private partijen. 
  • 9. In de gemeentelijke structuurvisie voor het Eiland van Schalkwijk wordt gekoerst op het toepassen van een mix van sturingsregimes, van strak tot flexibel, waarmee een optimale combinatie wordt gezocht van ruimte voor ondernemerschap en het waarborgen van landschappelijke kwaliteiten. 
  • 10. Publieke partijen wegen samen af en bepalen samen welke initiatieven ten goede komen aan de duurzame toekomst van het Eiland van Schalkwijk. 

Toetsing

  • 1. De beoogde ontwikkeling draagt bij aan het aantrekkelijker maken van het gebied voor bezoekers. De voorzieningen die worden gecreëerd zijn gericht op het vergoten van de beleefbaarheid van het gebied en het bieden van informatie over een duurzame, lokale voedselproductie. Het plan levert een bijdrage aan de duurzame instandhouding van de cultuurhistorische waarden van het fort en versterkt de economische basis van het Eiland van Schalkwijk.
  • 2. De beoogde ontwikkeling draagt bij een de economische ontwikkeling van het eiland door de versterking van de recreatieve activiteiten. De versterking van de economische basis draagt bij aan het beheer en onderhoud van de gronden van het fort en daarmee aan het behoud en de versterking van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
  • 3. Het voornemen heeft geen invloed op het aspect landbouw.
  • 4. Het voornemen heeft geen invloed op agrarische activiteiten.
  • 5. De beoogde ontwikkeling draagt bij een de toegankelijkheid en beleving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Niet alleen kan het fort bezocht worden, er wordt tevens informatie verstrekt over de omgeving.
  • 6. Bij de beoogde ontwikkeling is geen sprake van woningbouw.
  • 7. Bij de boogde ontwikkeling is alleen voorzien in langzaamverkeersverbindingen richting het fort (wandel- en fietspaden en kanoroutes). Voor de afwikkeling van gemotoriseerd verkeer zijn geen ingrepen nodig en kan gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur.
  • 8. De beoogde ontwikkeling is een goed voorbeeld van samenwerking tussen een publieke en een private partij, waarbij de gemeente Houten als publieke partij het fortterrein en de directe omgeving heeft aangekocht van het Rijk en het terrein vervolgens in erfpacht uitgeeft aan de private stichting Lunet a/d Snel, waarbij onderling heldere afspraken zijn gemaakt over wederzijdse rechten en plichten. Ook de provincie Utrecht en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zijn bij deze ontwikkeling betrokken.
  • 9. De beoogde ontwikkeling sluit aan bij deze insteek van de Structuurvisie. De beoogde ontwikkeling wordt gedragen door ondernemers en hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het behoud van de landschappelijke kwaliteiten van het gebied.
  • 10. Zie 8. De beoogde ontwikkeling komt tot stand via een intensieve samenwerking met de gemeente Houten, de provincie, het Hoogheemraadschap en de Stichting Lunet a/d Snel. Laatstgenoemde stichting heeft via enkele van haar bestuursleden nauwe banden met het naastgelegen agrarische bedrijf Uijttewaal VOF.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van de PRV.

3.3.3 Verordening Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017

In de Verordening Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017 (VNL) staan eisen en regels voor de bescherming van gebieden, soorten en bomen en bossen (houtopstanden). De regels voor de uitvoering zijn opgenomen in de Beleidsregels Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017 (BNL). De verordening en de beleidsregels vormen samen het Beleidskader Wnb van de provincie Utrecht.

In het beleidskader staan onder meer de eisen en regels om de bijzondere waarden in het landschap te beschermen. Dit zijn bijvoorbeeld natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden. De volgende activiteiten zijn in principe verboden, maar er bestaan uitzonderingen waarvoor u een ontheffing kunt aanvragen:

  • Het plaatsen van een bord of opschrift (waaronder vlaggen en banieren) langs snelwegen, provinciale wegen en overige wegen
  • Het storten, bergen of opslaan van afval of ander materiaal op een onroerende zaak
  • Het dempen van wateren
  • Het maken van aanlegplaatsen (steigers, havens, insteekhavens en dergelijke) en het plaatsen van voorwerpen in het water (bootsavers, vlonders, loopvlonders en dergelijke)
  • Het innemen van een ligplaats met een woonschip of een recreatievaartuig en het hebben van daarmee verband houdende voorzieningen, ook op de oever
  • Het vellen, beschadigen of te vernietigen van kleine landschapselementen

Conclusie

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van Lunet aan de Snel vinden geen activiteiten plaats, welke verboden zijn of waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden in het kader van de Verordening Natuur en Landschap.

3.3.4 Landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijngebied (september 2010)

Samenvatting

In het uitvoeringsprogramma Kromme Rijn was het opstellen van een LOP voor het Kromme Rijngebied een van de projecten. De gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist hebben samen een landschapsontwikkelingsplan (LOP) op gesteld. Samen met het beeldkwaliteitsplan is het LOP in september 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

Het belangrijkste doel van het landschapsontwikkelingsplan is het behouden, versterken en ontwikkelen van de landschappelijke kwaliteiten en samenhang in het plangebied. Daarbij staan de streekeigen identiteit, verscheidenheid en beleving van het landschap voorop. Het buitengebied dient daarbij vitaal, aantrekkelijk en economisch gezond te zijn. Specifieke doelstellingen voor het LOP zijn de volgende:

  • waarborgen van het cultureel erfgoed en een goede leefomgeving voor toekomstige generaties door functies op adequate wijze te situeren en vorm te geven;
  • versterken van de identiteit en beleefbaarheid van het landschap;
  • stimuleren van de betrokkenheid (inhoudelijk en financieel) van de burger bij de kwaliteit van het landschap en de leefomgeving en stimuleren van lokale en regionale initiatieven voor verbetering van het landschap;
  • vormen van een helder referentiekader vanuit de landschapskwaliteit voor beoordeling en advisering van nieuwe ontwikkelingen;
  • versterken van de (be)leefbaarheid van het buitengebied.

Deelgebied Kom van Schalkwijk

Op grond van de ontstaansgeschiedenis en de occupatie is het gebied in te delen in een aantal deelgebieden. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is deelgebied Kom Schalkwijk van belang. De ruimtelijke kwaliteiten van dit gebied zijn:

  • herkenbare slagenverkaveling en open landschap met Schalkwijk als fraai bebouwingslint;
  • overwegend weidebouw, echter ook laagstamfruitteelt;
  • bijzonder inundatiekanaal in het verlengde van fort Honswijk.

De daarbij geformuleerde problematiek en opgaven zijn:

  • beperkt aantal ontsluitingswegen voor landbouwkundig en recreatief verkeer;
  • in aansluiting op omringende stedelijke gebieden van Houten, Nieuwegein en Vianen is er behoefte aan recreatief medegebruik en een hiervoor aantrekkelijke inrichting;
  • doorsnijding en begrenzing door infrastructuur: Amsterdam-Rijnkanaal, spoorlijn Utrecht-Den Bosch, A2 en aan zuidzijde Lek;
  • toekomstige woningbouwopgave.

Conclusie

De gemeentelijke Structuurvisie voor het Eiland van Schalkwijk, die de inhoudelijke basis vormt voor dit bestemmingsplan, benoemt dezelfde waarden van het plangebied. De waarden worden in de structuurvisie meer in detail gelokaliseerd en verfijnd. In de structuurvisie wordt tevens aandacht besteed aan het feit dat er een recreatieve druk wordt uitgeoefend op het Eiland van Schalkwijk vanuit de stad. Met de ontwikkeling van Fort Lunet aan de Snel wordt een bijdrage geleverd aan de recreatieve ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het landschapsontwikkelingsplan.

3.3.5 Beeldkwaliteitsplan Kromme Rijngebied (september 2010)

Samenvatting

In september 2010 heeft de gemeenteraad van Houten het beeldkwaliteitsplan Kromme Rijngebied vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is een uitwerking van het landschapsontwikkelingsplan (LOP) Kromme Rijngebied en vormt een aanvulling op de welstandsnota's van de Kromme Rijngemeenten. De welstandsnota's gaan specifiek in op de kenmerken van de bebouwing in het buitengebied. Het Beeldkwaliteitsplan gaat in op de ruimtelijke samenhang van de bebouwing met de omgeving, de erfinrichting en de visuele kenmerken van het landschap en geeft informatie over hoe nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk kunnen worden ingepast in het Kromme Rijnlandschap.

Deelgebied Kom van Schalkwijk

Binnen het beeldkwaliteitsplan is het plangebied gelegen in het deelgebied Kom van Schalkwijk. De kom van Schalkwijk heeft een open grootschalig karakter met een regelmatige slagenverkaveling. De bebouwing bestaat uit lintbebouwing en enkele vrijliggende boerderijen. Het gebied is vrij open. Beplanting is te vinden rondom de bebouwing, met name in de lengterichting van de kavel.

Aan de hand van onder andere een ervenanalyse, zijn diverse richtlijnen voor de inrichting en ontwikkeling van het Kromme Rijngebied gegeven. Voor de thema's paardenbak en weginrichting zijn aparte hoofdstukken opgesteld met richtlijnen.

Conclusie

In het beeldkwaliteitsplan zijn richtlijnen opgenomen ten aanzien van de beeldkwaliteit voor het veenweidegebied, de bebouwingslinten en ook voor het deelgebied Kom van Schalkwijk. De richtlijnen sluiten aan bij de uitgangspunten van zowel de provinciale structuurvisie als de gemeentelijke structuurvisie voor wat betreft het behoud van het karakteristieke landschap. De toekomstige ontwikkeling van een nieuw bijgebouw sluit aan bij het Beeldkwaliteitsplan Kromme Rijngebied.

3.3.6 Beeldkwaliteitsplan forten Honswijk, Everdingen en Lunet aan de Snel

Voor fort Honswijk, fort Everdingen en Lunet aan de Snel is een aanvullend beeldkwaliteitsplan opgesteld in opdracht van het Kwaliteitsteam Nieuwe Hollandse Waterlinie en de gezamenlijke gemeenten Houten, Vianen en Culemborg. De doelstelling van dit beeldkwaliteitsplan is om duidelijke en gedragen ruimtelijke kaders aan te geven waarbinnen ingrepen aan de bestaande gebouwen, de ontwikkeling van nieuwbouw, en de inrichting van de buitenruimte van de drie forten mogen plaatsvinden. In het beeldkwaliteitsplan wordt aangegeven wat de bestaande waarden en kwaliteiten zijn die behouden en waar nodig versterkt dienen te worden, en welke toekomstige ruimtelijke kwaliteit er nagestreefd wordt.

Het beeldkwaliteitsplan is opgesteld als toetsingskader, en bedoeld voor marktpartijen die initiatieven willen ontplooien op een van de forten. Hierbij wordt met name ingespeeld op het vinden van een balans tussen sturing en flexibiliteit, en tussen behoud en ontwikkeling van de monumentale gebouwen en terreinen.

In het beeldkwaliteitsplan zijn richtlijnen, referentiebeelden en toetsingscriteria opgenomen voor de kwalitatieve uitwerking van de openbare ruimten en bebouwing. De uiteindelijke functie hoeft hierbij niet bij voorbaat bepaald te worden. Binnen de richtlijnen is rekening gehouden met de realisatie van en locatie invulling met verschillende functies.

Conclusie

Het beeldkwaliteitsplan heeft een indicatieve status en dient met name voor de selectie van marktpartijen. De voorgenomen ontwikkeling van Lunet aan de Snel is getoetst aan de richtlijnen en criteria van het beeldkwaliteitsplan. Geconcludeerd wordt dat de voorziene ontwikkeling aansluit bij de visie het beeldkwaliteitsplan en uitvoering zal geven aan de gewenste kwalitatieve uitwerking voor Lunet aan de Snel.

3.3.7 Cultuurhistorische effectrapportage Forten Everdingen, Honswijk en Lunet aan de Snel

In 2008 is een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) gemaakt voor fort Everdingen, fort Honswijk en Lunet aan de Snel. Aanleiding hiervoor was de overdracht – in 2010 – van de forten van het Ministerie van Defensie aan het Ministerie van LNV en het voornemen om de verdedigingswerken een nieuwe bestemming te geven.

In het rapport is de cultuurhistorische en bouwkundige betekenis van de verdedigingswerken en hun omgeving geanalyseerd en zijn de verschillende onderdelen beschreven en gewaardeerd. De analyse van de cultuurhistorische betekenis en de belevingswaarde heeft geleid tot aanbevelingen voor de inrichting en randvoorwaarden voor de toekomstige ontwikkeling van de verdedigingswerken.

Op basis van het rapport zijn voor Lunet aan de Snel de volgende aanbevelingen gedaan voor de toekomstige ontwikkeling:

  • Bruggen herstellen, zodat de lunet weer als een zelfstandig verdedigingswerk kan worden ervaren.
  • Loods afbreken en eventueel vervangen door een kleiner gebouw op de plek van de originele artillerieloods.
  • Wallen herstellen.
  • Gedeeltelijk herstel oorspronkelijke beplanting.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling van Lunet aan de Snel voorziet in de uitvoering van de aanbevelingen uit de cultuurhistorische effectrapportage.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Eiland van Schalkwijk (december 2011)

Samenvatting

Het gemeentebestuur van Houten legt met de structuurvisie een toekomstbeeld neer voor het Eiland van Schalkwijk; een visie die gericht is op de duurzame ontwikkeling van het eiland met en door alle betrokken partijen. Het is niet vanzelfsprekend dat het Eiland van Schalkwijk zo mooi blijft als het is. Ontwikkelingen in de landbouw, oprukkende verstedelijking, veranderende maatschappelijke omstandigheden, maar ook actuele grondposities, dwingen ertoe om duidelijkheid te geven over de toekomst van het gebied. De structuurvisie is tot stand gekomen via een participatieproces waarin vele betrokkenen hebben deelgenomen. De visie legt een ontwikkelingsrichting voor de toekomst neer. Een richting waarbinnen het eiland zich de komende jaren kan ontwikkelen. De overheid zal daarbij vooral faciliteren, maar het initiatief om de visie te realiseren zal door ondernemers en bewoners genomen moeten worden.

De Structuurvisie is gericht op een integrale ontwikkeling van het gebied. Het slim combineren van functies is de uitdaging en de basis voor een duurzame ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk. Met deze structuurvisie legt de gemeente de koers op hoofdlijnen vast voor ontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk, waarbij:

  • landbouw en recreatie de belangrijkste dragers zijn voor de economische ontwikkeling;
  • de leefbaarheid in de kernen (vitaliteit) verder zal worden versterkt;
  • de essentiële (landschappelijke en ecologische) kwaliteiten worden behouden en versterkt (open en groen);
  • ruimte wordt geboden aan water, waarbij een goed functionerend watersysteem bijdraagt aan economische en ecologische ontwikkeling;
  • duurzame ontwikkeling het uitgangspunt is.

Voor het beoordelen van initiatieven op het Eiland hanteert de gemeente een beoordelingskader. Dit beoordelingskader is gebaseerd op de ambities omschreven in de Structuurvisie. Het beoordelingskader bestaat uit een aantal onderdelen:

  • beoordelingskader duurzaamheid (people, planet, profit);
  • beoordelingskader functionele en ruimtelijke kwaliteit;

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is bij uitstek een voorbeeld van het slim combineren van functies zoals de Structuurvisie beoogd. Ingezet wordt op het versterken en verduurzamen van cultuurhistorisch waardevol erfgoed, gecombineerd met recreatieve activiteiten.

Beoordelingskader duurzaamheid

De beoogde ontwikkeling levert een bijdrage aan de ambities met betrekking tot duurzaamheid:

1. People

Cultureel erfgoed en kunst

De beoogde ontwikkeling zet in op het recreatief toegankelijk maken van het gebied en behouden en versterken van de cultuurhistorische waarden van het fort. Met de beoogde ontwikkeling krijgt de bebouwing op het fort een nieuwe functie. Samengevat: behoud door ontwikkeling.

Woon- en leefomgeving

De ambitie in de Structuurvisie is om de woon- en leefomgeving te behouden en te versterken waarbij de specifieke kwaliteiten van het landschap, de linten en het woonklimaat intact moeten blijven.

De ontwikkeling vindt primair plaats op de gronden van het fort. Het voornemen heeft geen negatieve invloed op de woon- en leefomgeving van de nabij gelegen woning.

Participatie

De beoogde ontwikkeling wordt grotendeels gerealiseerd door ondernemers, in intensief overleg met de betrokken overheden. Hiermee vullen de ondernemers de ambities van de Structuurvisie in, wat met de participatie doelstelling van de Structuurvisie ook is beoogd.

Onderwijs

De beoogde ontwikkeling heeft een belangrijke educatieve doelstelling. Enerzijds met het laten zien van duurzame voedselproductie aan burgers, anderzijds met geven van informatie over de cultuurhistorische, archeologische en landschappelijke waarden aan recreanten en het recreatief toegankelijk maken van het landschap.

2. Planet

Landschap

De ambitie van de beoogde ontwikkeling is om op een zo efficiënt mogelijke wijze om te gaan met schaarse ruimte door hergebruik van bestaande bebouwing. .

Natuur

Bij de beoogde ontwikkeling is expliciet aandacht voor de natuurwaarden en de beleving ervan. In de directe nabijheid van Lunet aan de Snel liggen: de ecologische Lekzone, het NHW-gebied rondom het inundatiekanaal van Werk aan de Groene weg tot het verdronken bos en het weidegebied van de Blokhovense polder met natuurvriendelijke oevers. Door de vele natuurversterkende maatregelen die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd en die voor de komende jaren gepland zijn, wordt de natuurlijke omgeving van Lunet gevarieerder en interessanter. De verwachting is dat als gevolg daarvan de populatie weidevogels zoals kievit, grutto en tureluur zal toenemen en dat door de verbeterde waterkwaliteit ook de zoetwater flora en fauna rijker zal worden. Met de aanwezigheid van de verschillende soorten vleermuizen en uilen en valken leent het gebied zich prima voor natuurbeleving middels excursies, observaties en monitoring.

In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het aspect ecologie.

Oppervlakte- en water, bodem, lucht, delfstoffen

In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het aspect bodem. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect water.

3. Profit

De beoogde ontwikkeling voorziet in het uitbreiden van de recreatief toeristische sector. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van de economische structuur zoals de Structuurvisie beoogd:

  • de ontwikkeling sluit aan bij de ruimtelijke vestigingsvoorwaarden;
  • de innovatieve ontwikkeling komt tot stand middels een intensieve samenwerking tussen ondernemers, overheid, kennisinstellingen en adviseurs;
  • de (private) stichting investeert in een duurzame ontwikkeling van het gebied en levert daarmee een bijdrage aan de realisatie van de structuurvisie.

Functioneel gezien sluit de ontwikkeling aan bij de ontwikkelingsrichting die de Structuurvisie aangeeft.

3.4.2 Horecabeleid Houten (2008-2011) / Horeca locatiebeleid (2013)

Samenvatting

Met de uitvoeringsnotitie integraal horecabeleid Houten 2008-2011 zet de gemeente de kaders uit voor een horecaontwikkeling die de ruimtelijke, recreatieve en economische aantrekkingskracht en kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente Houten versterkt. Met de uitvoeringsnotitie wordt de Horecastructuurvisie van de gemeente uit 2001 geactualiseerd. In randvoorwaardelijke zin kan de gemeente gewenste ontwikkelingen stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegenhouden.

De uitvoeringsnotitie kent vier ambities:

  • 1. met een evenwichtig en divers aanbod van horecavoorzieningen aansluiten op de behoefte van de sterk gegroeide bevolking en de eigen bevolkingssamenstelling;
  • 2. versterken van de identiteit van de deelgebieden;
  • 3. behoud van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat;
  • 4. goed gestroomlijnde interne en externe samenwerking met alle belanghebbenden op het gebied van horeca.

Naast het integraal horecabeleid is op 10 juli 2013 het horeca locatiebeleid vastgesteld: Horeca; ontwerp nieuw locatiebeleid. Het nieuwe horeca beleid vervangt deels het integrale beleid. Waar het integrale beleid zich met name focust op het centrum gebied heeft het locatiebeleid het uitgangspunt initiatieven voor horeca zijn overal in Houten mogelijk, maar worden met maatwerk passend gemaakt op locatie.

Het onderhavige plangebied is in de notitie onderdeel van het deelgebied overig buitengebied. Horeca in dit deelgebied kent, gelet op de natuurlijke en cultuurhistorische waarden, toeristen en recreanten als doelgroep.

Overig buitengebied

In de Horecastructuurvisie 2001 is voor het buitengebied opgenomen dat er voldoende aandacht moet zijn voor alle mogelijke vormen van overlast. Tevens is aandacht vereist voor de kwaliteit van het aanbod.

Het buitengebied kenmerkt zich door een nauwe relatie tussen recreatie en natuur. Allianties met natuur, waarbij recreatie de natuur versterkt, bieden oplossingen in kwetsbare gebieden. Het buitengebied heeft een goed potentieel voor nieuwe pleisterplaatsen en de daarbij horende horeca.

Verdere ontwikkeling van dagrecreatie en een grotere spin-off van agro-toerisme zijn gewenst. Bij ontwikkelingen dienen de belangen van de agrariër in ogenschouw te worden genomen. De uitvoeringsnotitie benoemt de volgende actiepunten voor het buitengebied:

  • toeristisch-recreatieve pleisterplaatsen in combinatie met horeca mogelijk maken in het buitengebied, door faciliterende ondersteuning bij nieuwe aanvragen;
  • ontwikkeling van kleinschalige horeca, kleinschalig kamperen en bed- en breakfast stimuleren in het gebied tussen het Amsterdam Rijnkanaal en de Lek, door faciliterende ondersteuning bij nieuwe aanvragen.

Conclusie

Bij de beoogde ontwikkeling zal sprake zijn van horeca en catering ter ondersteuning en ondergeschikt aan de recreatieve en educatieve activiteiten. De horeca activiteiten passen daarmee binnen het horecabeleid dat de gemeente voor het buitengebied heeft geformuleerd.

3.4.3 Visie Recreatie en toerisme (juni 2009)

Samenvatting

In de Visie Recreatie en Toerisme, startpunt Houten (juni 2009) wordt de voor Houten gewenste recreatief-toeristische ontwikkeling geschetst. De visie onderschrijft het gebrek aan een echte recreatief-toeristische traditie. Er zijn echter voldoende kansen voor het uitbouwen van het recreatief-toeristisch profiel van de gemeente. Daarbij wordt recreatie en toerisme als belangrijke economische drager van plattelandsontwikkeling gezien.

Het karakter van het buitengebied is gebaseerd op rust en ruimte. Vanuit recreatief oogpunt is dit een grote kwaliteit binnen de verstedelijkte regio. Recreatieve ontwikkelingen behouden deze kwaliteit. Kleinschaligheid en kwaliteit zijn daarbij leidend. Grootschalige verblijfs- en vermaakrecreatie passen niet binnen deze visie. De gemeente spreekt met de visie een aantal uitdagingen voor de komende periode uit:

  • verbeteren ontsluiting landelijk gebied en stadsrandzones voor langzaam (recreatief) verkeer;
  • ruimte bieden aan initiatieven voor ontwikkeling van pleisterplaatsen en rustpunten, de locatiekeuze is hierbij van belang ;
  • stimuleren van zakelijk toerisme;
  • ontwikkelen van de landschappelijke, ecologische en recreatieve kwaliteiten van de stadsrandzone om de wisselwerking tussen stedelijk en landelijk gebied beter te benutten;
  • versterken van de basis groenstructuur;
  • bieden van een goede informatievoorziening en promotie van het recreatieve en toeristische voorzieningenaanbod in Houten.

Deelgebied Eiland van Schalkwijk

Hoofddoelstelling voor het Eiland van Schalkwijk is een robuust groen en waterrijk, recreatief aantrekkelijk gebied te ontwikkelen, met een belangrijke publieke functie en toegankelijkheid. Recreatie en toerisme moet één van de nieuwe economische dragers gaan worden in het gebied. In de basis gaat het om recreatief medegebruik van het agrarisch gebied en een betere recreatieve ontsluiting van het gebied.

Restauratie en herontwikkeling van de forten is een belangrijk thema. De forten kunnen (deels) een recreatief-toeristische functie krijgen. De hele Waterlinie is een prachtige, mysterieuze structuur. De Nieuwe Hollandse Waterlinie moet als structuur in zijn geheel (van Muiden tot Biesbosch) meer zichtbaar worden gemaakt. Op het Eiland van Schalkwijk is die kans er, doordat de forten en de relatie met hun omgeving nog intact zijn.

De Lek zou veel beter recreatief benut kunnen worden. Langs de Lek liggen dagrecreatieve terreinen die een opknapbeurt nodig hebben. Ook is er behoefte aan struinnatuur in de uiterwaarden.

Het Eiland van Schalkwijk is landelijk gezien niet uniek, maar de grootte, de gave landschaps- en verkavelingsstructuur en de openheid zijn belangrijke kwaliteiten in een stedelijke regio. Die blijven echter alleen in stand als er iets mee wordt gedaan. De vraag is ook of dat voldoende is om recreanten en toeristen te trekken. Uiteraard moeten de toegankelijkheid en de basisstructuur (voor wandelen en fietsen) goed zijn. De gewenste brug over het kanaal tussen Houten-zuid en het Elpad op het Eiland zou de toegankelijkheid een stuk verbeteren. Ook het in 2014 gerealiseerde recreatief transferium bij de A27 (De Linielanding) draagt hieraan bij. Het Eiland is zowel een gebied voor dagrecreatie als voor verblijfsrecreatie. Vooral aan dat laatste schort het nog wel. Er is ruimte om hiermee wat te doen.

Conclusie

De realisatie van een recreatieve functie in het fort past binnen de visie recreatie en toerisme.

3.4.4 Toekomstvisie Proeftuin Houten 2025

Op 9 juni 2015 is de toekomstvisie 'Proeftuin Houten 2025' door de gemeenteraad is vastgesteld. De visie is samen met ruim 1.200 Houtenaren opgesteld en is dus met recht een visie voor en door Houtenaren. De visie gaat over op welke wijze Houtenaren de toekomst van hun gemeente zien en hoe zij die willen realiseren. De Houtenaren zien de toekomst van de gemeente als een Proeftuin: duurzaam, innovatief en kleinschalig. Met oog voor elkaar en ruimte voor experiment en initiatief bij inwoners. De gemeente faciliteert initiatieven samen met initiatiefnemers.

In dit project, dat samen met particuliere initiatiefnemers wordt gevoerd, laat zien hoe de gemeente en initiatiefnemers samen werken aan de invulling van het plangebied. De gemeente faciliteert de kansen en mogelijkheden voor de ontwikkeling en het toekomstige beheer van de cultuurhistorisch waardevolle locatie Lunet aan de Snel.


Conclusie

De ontwikkeling van Lunet aan de Snel sluit aan bij de visie en wijze van ontwikkeling, zoals deze in de toekomstvisie worden nagestreefd.

3.4.5 Landschapsbeleidsplan Houten

De gemeente Houten heeft in september 2002 het Landschapsbeleidsplan herzien. In dit plan wordt per deelgebied een visie geformuleerd die specifiek ingaat op punten die voor dat gebied van toepassing zijn, aan de hand van de invalshoeken esthetisch, economisch en ecologisch. Het beleidsplan verdeelt het totale grondgebied van de gemeente in een aantal deelgebieden. Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied Oeverwal.

Op de oeverwal gaat het met name om het handhaven en versterken van de afwisseling tussen open en meer besloten delen, het open houden van onderdelen rondom de Hollandse waterlinie, de ontwikkeling van kleine landschapselementen en het behouden en versterken van structuurbepalende elementen zoals de lintbebouwing van Tull en 't Waal en boselementen. Ook speelt de visie in op het verder ontwikkelen van onderdelen van de Hollandse waterlinie tot een ecologisch belangrijk element met (zeer) extensief recreatief medegebruik en het versterken van ecologische verbindingen onder de spoorlijn.

Tot slot speelt de visie in dit deelgebied in op het stimuleren van met name berm-, akkerranden- en slootkantenbeheer, de combinatie landbouw en recreatie en het onderzoeken van de mogelijkheden voor functieverandering van forten.

Conclusie

De ontwikkeling van Lunet aan de Snel sluit aan bij het Landschapsbeleidsplan en voorziet in de functieverandering en ontwikkeling van het Lunet. Hierdoor wordt bijgedragen aan de ontwikkeling en instandhouding van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De ontwikkeling is dan ook passend binnen de kaders van het Landschapsbeleidsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn voor de beoogde ontwikkeling.

4.2 Milieueffectrapportage

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het fort wordt een recreatieve bestemming opgenomen. Deze activiteit kan worden aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een themapark. Een dergelijke activiteit is mer-beoordelingsplichtig in gevallen wanneer de activiteit betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar. Het verwachte bezoekersaantal is maximaal 10.000 per jaar. Ook deze activiteit blijft dus onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Verkeer en parkeren

Ontsluitingsstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied van het Lunet is gelegen aan een zijtak van de Lekdijk. Het beoogde parkeerterrein wordt direct vanaf de Lekdijk ontsloten. De Lekdijk is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. De Lekdijk maakt onderdeel uit van het omliggende wegennetwerk in het buitengebied dat bestaat uit smalle erftoegangswegen, zonder doorgaand karakter. Dit wegennetwerk sluit in noordwestelijke, ter hoogte van Nieuwegein, aan op het hoofdwegennetwerk, de A27. In oostelijke richting komt de Lekdijk uit op de N229 bij Wijk bij Duurstede.

Fietsverkeer

De Lekdijk is een recreatieve fietsroute en maakt onderdeel uit van het recreatieve fietsnetwerk. Het wegprofiel van de Lekdijk is voorzien van fietssuggestiestroken. Het plangebied is daardoor goed per fiets te bereiken.

Verkeersgeneratie

De publiekgerichte functies die in het plangebied mogelijk worden gemaakt hebben een verkeersaantrekkende werking. In het adviesrapport ''Eiland van Schalkwijk, Verkeersgeneratie en oplossingsrichtingen'' (d.d.27 mei 2016, Movares) is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling in beeld gebracht. In dit rapport is onderscheid gemaakt tussen de verkeersgeneratie van Fort Lunet a/d Snel (onderhavig plan) en Fort Honswijk. Het betreffende adviesrapport is opgenomen als bijlage 1.

Uit het verkeerskundig adviesrapport blijkt dat de nieuwe functies binnen het plangebied tijdens een weekdag circa 36 mvt (motorvoertuigen) per etmaal genereren. Op een maatgevende zondag zijn dat 40 mvt/etmaal. Bij volledige ontwikkeling van Fort Lunet a/d Snel en Fort Honswijk is een werkdag maatgevend. Dan is sprake van een verkeerstoename van 436 mvt/etmaal op een weekdag en 170 mvt/etmaal op een zondag.

Verkeersafwikkeling

Door het smalle wegprofiel van de Lekdijk is de maximale acceptabel intensiteit op deze weg beperkt. De maximaal acceptabele intensiteit is een waarde die aangeeft welke maximale verkeersintensiteit acceptabel is gegeven de inrichting van de weg en is met name ingegeven vanuit verkeersveiligheid. De waarde is sterk afhankelijk van de beschikbare wegbreedte en de toestand van de berm (bijvoorbeeld klei of zandgrond als weglichaam). De maximaal acceptabele intensiteit mag niet worden verward met de capaciteit. De capaciteit van de weg (het aantal voertuigen dat maximaal per uur kan worden afgewikkeld) ligt doorgaans hoger dan de maximaal acceptabel intensiteit.

In het verkeerskundig adviesrapport is geconstateerd dat op een aantal omliggende wegvakken de verkeersintensiteit in de huidige situatie de maximale acceptabele verkeersintensiteit overstijgt. Deze overschrijding kan in de praktijk tot verkeersafwikkelingsknelpunten en verkeersonveilige situaties leiden. Door de verkeersaantrekkende werking van Fort Lunet a/d Snel zal het verkeer op de ontsluitingswegen toenemen. Het gaat echter om een marginale verkeerstoename (< 10%). Deze marginale verkeerstoename zal opgaan in het heersende verkeersbeeld.

Parkeerbehoefte

Door de functiewijziging wijzigt ook de parkeerbehoefte binnen het plangebied. Om er voor te zorgen dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is om de parkeerbehoefte bij nieuwe situaties op te vangen, heeft de gemeente Houten in de Nota Parkeernormen Houten (december 2013) parkeernormen vastgesteld. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een piekmoment, waarbij het Fort Lunet a/d Snel volledig in gebruik is door de functie met de hoogste parkeerbehoefte (worstcase benadering). Het is namelijk niet gewenst om (incidenteel) aan de Lekdijk te parkeren, vanwege het smalle wegprofiel in combinatie met de relatief hoge verkeersintensiteit.

Ten zuiden van Fort Lunet a/d Snel is een parkeerterrein beoogd om de toekomstige parkeerbehoefte op te vangen. Dit parkeerterrein wordt separaat aan het plan Fort Lunet a/d Snel door middel van een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. Op dit parkeerterrein worden 126 parkeerplaatsen voor personenauto's en 3 parkeerplaatsen voor touringcars gerealiseerd.

Om de parkeerbehoefte te bepalen wordt aangesloten bij de functie met de zwaarste parkeerdruk. In onderhavig geval is dan de functie restaurant maatgevend. Lunet aan de Snel en daarmee het restaurant ligt in een niet stedelijk gebied buiten de bebouwde kom. Dit levert een parkeerkencijfer op van 15 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo voor een restaurant (gemiddeld kencijfer). In het geval van Lunet aan de snel is echter sprake van een significant verschil tussen netto en bruto vloeroppervlak als gevolg van de dikke muren van het lunet. Het effectieve gebruiksoppervlak (netto) voor de functie is dan ook aanzienlijk kleiner (nettovloeroppervlak 411 m2, brutovloeroppervlak 613 m2). Gekozen wordt om uit te gaan van een aangepast parkeerkencijfer van 12 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De maximale oppervlakte van dit restaurant is 613 m2 bvo. Dit betekent een parkeerbehoefte van 72 parkeerplaatsen.

Conclusie

Op het nieuw aan te leggen parkeerterrein wordt voorzien in 126 parkeerplaatsen voor auto's en 3 parkeerplaatsen voor touringcars. De parkeerbehoefte bedraagt maximaal 72 parkeerplaatsen. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

4.4 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Ten opzichte van de vigerende planologische situatie wordt een functiewijziging mogelijk gemaakt. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen dient ter plaatse van het plangebied actueel bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

4.5 Water

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met het waterschap. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

In de Waterstructuurvisie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.

De Stichtse Rijnlanden heeft de Waterkoers 2016-2021 opgesteld. Met deze Waterkoers wilt het waterschap zich flexibel opstellen en ruimte bieden voor initiatieven uit de samenleving: van 'zorgen voor' naar 'samen doen'. De Stichtse Rijnlanden werkt aan veiligheid, voldoende en gezond water, tegen aanvaardbare maatschappelijke kosten. Daarnaast werkt de Stichtse Rijnlanden aan de fysieke leefomgeving en wilt het anticiperen op veranderingen over de grenzen heen. Ook wilt het waterschap inspelen op ontwikkelingen (trends) in de maatschappij door actief het gesprek aan te gaan en samen te werken. De Stichtse Rijnlanden formuleert de volgende ambities

  • Gezond water
  • Veilig tegen overstromingen
  • Gezuiverd afvalwater
  • Voldoende water
  • Genieten van water

In de Waterkoers worden deze ambities verder uitgewerkt.

Beleidsregels Keur 2009

Beleidsregel 13

Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het waterschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels keur HDSR 2009, algemene regel 14).

Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan te worden verlegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk:

  • a. compenseren direct bij het lozingspunt; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b;
  • b. compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c;
  • c. compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil dus); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar d;
  • d. compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar e;
  • e. compenseren in het zelfde bemalingsgebied.

Het waterschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen in de omgeving van de Achterdijk en omvat het terrein van Fort Lunet aan de Snel. In de huidige situatie is het plangebied deels verhard en er is enkele bebouwing aanwezig.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierkleigrond. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand is gelegen op meer dan 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt circa NAP +1,8 m.

Waterkwantiteit

Binnen en in de omgeving van het plangebied zijn verschillende primaire en tertiaire watergangen gelegen (zie onderstaande figuur). Rondom de primaire watergangen is sprake van een beschermingszone van 5 m en rondom de tertiaire watergangen van 2 m. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0007.png"

Figuur 4.1 Watergangen en bijbehorende beschermingszones in en rondom het plangebied

Veiligheid en waterkeringen

Conform de legger van het waterschap is rondom het Fort een 'overige waterkering' gelegen (figuur 4.2). Het plangebied valt deels binnen de beschermingszone van deze waterkering. Binnen deze zone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0008.png"

Figuur 4.2 Overige waterkering en bijbehorende waterstaatwerk- en beschermingszone in en rondom plangebied (Bron: Legger Stichtse Rijnlanden)

Afvalwaterketen en riolering

Ter plaatse van het plangebied wordt gebruik gemaakt van een gescheiden rioleringsstelsel. Het vuilwater wordt afgevoerd op het aanwezige gemeentelijke drukrioolstelsel. Het hemelwater wordt geloosd op het omringende oppervlaktewater. Daarnaast wordt het hemelwater ook deels vastgehouden en benut. Neerslag dat bovenop de bomvrije kazerne valt, percoleert door een gronddek van 2 meter en komt via druipkokers in de ondergrondse kelder onder de kazerne uit. Het water wordt vervolgens hergebruikt voor diverse doeleinden.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit de functieverandering van het fort naar recreatie. Lunet zal zo worden ingericht dat groepen van uiteenlopende grootte kunnen worden geaccommodeerd wat betreft instructie-, studie- en expositieruimtes maar ook op het gebied van catering, verblijf en vermaak. Uitgangspunt hierbij is dat alles op het gebied van energie, water- en materiaalgebruik zo duurzaam als mogelijk (zero impact) gerealiseerd wordt. De bestaande opslagloods op het terrein is onlangs gesloopt, elders op het terrein komt in de toekomst wellicht een nieuw gebouw; de oppervlakte daarvan zal altijd kleiner zijn dan de oppervlakte van de voormalige munitieloods.

Waterkwantiteit

Bij een toename in verhard oppervlak dient deze toename gecompenseerd te worden. De compensatie-eis van het hoogheemraadschap is 15% van de toename in verharding van meer dan 1.000 m2 in het buitengebied. Door de beoogde ontwikkeling ontstaat een afname in verharding van circa 475 m2. Op basis van de nu bekende plannen zal de totale hoeveelheid verhard oppervlak afnemen t.o.v. de situatie van begin 2016.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Het plan is reeds afgestemd met het waterschap. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.6 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de NNN (Natuurnetwerk Nederland), alsmede de bescherming van de Groene contour en de TOP- en sub TOP-gebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte.

Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de NNN, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de NNN moet compensatie plaatsvinden in de omgeving van de ruimtelijke ingreep en deze dient gelijkwaardig te zijn aan het verlies aan waarden en kenmerken. Ontwikkelingen in de Groene contour kunnen plaatsvinden mits aan de in artikel 4.12 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Om schade door (grond)watertekorten of door wateraanvoer van onvoldoende kwaliteit te voorkomen heeft de provincie TOP-gebieden aangewezen. Indien ontwikkelingen plaats vinden in deze gebieden, dient er een onderbouwing opgesteld te worden die aantoont dat de bestemmingen en regels de waterhuishoudkundige situatie niet negatief beïnvloeden.

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europees rechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Utrecht

In de provincie Utrecht wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het in of op de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bunzing, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Houten. Het gebied maakt geen deel uit van Natura 2000, TOP-gebied of natuurgebied van de Groene contour. Wel valt het plangebied gedeeltelijk binnen de NNN. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Zuider Lingedijk & Diefdijk-Zuid en ligt op een afstand van circa 5 km. Ten zuiden van het plangebied ligt door de provincie aangewezen Groene contour op een afstand van circa 300 m. De dichtstbijzijnde TOP-gebieden liggen op een afstand van 8 km.

Het plangebied ligt buiten Natura 2000-gebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering zijn hierdoor uitgesloten. Gezien de grote afstand tot Natura 2000 kunnen negatieve effecten als gevolg van verstoring en verandering van de waterhuishouding ook worden uitgesloten. Vanwege de relatief kleinschalige ontwikkeling en de grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, zal er geen sprake zijn van meetbare toename van stikstofdepositie ter plaatse van Zuider Lingedijk & Diefdijk-Zuid.

Daar het Fort volgens de Provinciale Verordening binnen het NNN valt, is op de ontwikkeling het 'Nee, tenzij-principe' van toepassing. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen in het NNN met een negatief effect op de kwaliteit van de natuur of het functioneren van het NNN in principe niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. De effecten van de herontwikkeling van Fort Lunet a/d Snel dient beoordeeld te worden in relatie tot het Utrechtse deel van het Natuur Netwerk Nederland. Toetsing op de zes onderdelen conform het 'nee tenzij-principe', laat het volgende zien:

  • er is geen effect op de bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem
  • er is geen effect op de robuustheid en de aaneengeslotenheid;
  • bij inachtneming van de genoemde voorzorgsmaatregel voor de gewone agrimonie is er geen effect van de herontwikkeling op de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  • de verbindingsfunctie van het gebied voor soorten en ecosystemen blijft ongewijzigd;
  • de oppervlakte wordt niet gewijzigd;
  • de samenhang wordt niet gewijzigd.

Dankzij de toekomstige inrichting van het terrein en het beheer van het fort zal de natuurwaarde toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0321.0420LUNETSNEL-VSBP_0010.png"

Figuur 4.2 Uitsnede kaart ecologische hoofdstructuur (nu NNN)

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand een van door bureau Tauw uitgevoerd jaarrond onderzoek (rapport d.d. 15 juli 2014, zie bijlage 2) waarbij de geschiktheid van het onderzoeksgebied voor de te verwachten soorten is beoordeeld. Daarnaast is gebruik gemaakt van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon, www.verspreidingsatlas.nl, NDFF, telmee.nl en www.waarneming.nl).

Vaatplanten

Er is geen streng beschermde flora aangetroffen in het plangebied tijdens het onderzoek. Er zijn echter wel waarnemingen van groeiplaatsen van de niet beschermde gewone agrimonie (2014).

Vogels

In de groenstroken komen verschillende soorten struweelvogels voor. De waterpartijen rondom het plangebied bieden leefgebied aan algemeen voorkomende watervogels zoals meerkoet, wilde eend en waterhoen. De omvangrijke bomen op het terrein bieden geschikte broedplaatsen aan buizerd, boomvalk en/of havik. Aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten kan niet met zekerheid worden uitgesloten. De in 2009 aangetroffen buizerd horst bleek niet langer aanwezig in 2014. Er zijn waarnemingen bekend van de groene specht en koekoek.

Zoogdieren

De bermen en groenstroken van het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als egel en konijn. Er zijn geen waarnemingen van zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren.

Onder het dak van de voormalige munitieloods is er tijdens eerder onderzoek in 2014 een paarplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen (er zijn geen zomer-, winter- of kraam verblijfplaatsen aangetroffen). Op het terrein zijn geen vliegroutes aanwezig, wel liggen vliegroutes over het inundatiekanaal en langs de hals van het lunet. Het gebied is van groot belang als foerageergebied, bijvoorbeeld voor de watervleermuizen die een kraamkolonie hebben op fort Honswijk. De opgaande vegetatie op het terrein is naar alle waarschijnlijkheid van groot belang als windluwte voor jagende vleermuizen.

Amfibieën
Algemeen voorkomende amfibieën zoals bruine kikker, middelste groene/bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen naar alle waarschijnlijkheid gebruik maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Er zijn geen waarnemingen van strikter beschermde soorten, deze worden niet aanwezig geacht.

Vissen

De waterpartijen bieden mogelijk leefgebied aan o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn. Bij de herprofilering van de oever zal enige verstoring van deze en andere vissoorten optreden. beschermde soorten zijn hier niet aanwezig. Door te werken volgens een goedgekeurde gedragscode wordt voldoende invulling gegeven aan de zorgplicht zoals genoemd in de Wet natuurbescherming

Overige soorten

Op basis van verspreiding en/of het ontbreken van geschikt leefgebied zijn beschermde reptielen en ongewervelden niet te verwachten in het plangebied.

In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.1: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

Wet Natuurbescherming   Nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen  
Vogelrichtlijn     alle inheemse soorten   nee  
Habitatrichtlijn bijlage IV     Alle vleermuizen   nee  
Overige soorten   Vrijstellingsregeling provincie Utrecht   egel , konijn
kleine watersalamander, bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad  
nee  

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van beschermde soorten.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de overige beschermde soorten omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de relevante verbodsbepalingen van de wet natuurbescherming. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wnb wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Ruim voorafgaand de werkzaamheden, met betrekking tot het vellen van bomen, dienen de bomen gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten. Indien deze ontbreken is nader onderzoek niet noodzakelijk. Indien de aanwezigheid wordt aangetoond, is het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk. Voor nesten van jaarrond beschermde soorten zal slechts ontheffing worden verleend met het oog op een beperkt aantal belangen en als er geen minder schadelijke alternatieven zijn.
  • De herprofilering van de oever tast mogelijk het leefgebied van bittervoorn en kleine modderkruiper aan. Het voorkomen van de soorten in het inundatiekanaal is vastgesteld. Overtreding van de Flora- en faunawet kan worden voorkomen door het treffen van maatregelen. Bijvoorbeeld door de soorten te verplaatsen naar geschikt habitat. Voor de bittervoorn dient hiervoor een ontheffing aangevraagd te worden, voor de kleine modderkruiper kan worden gewerkt met een goedgekeurde gedragscode. Doordat het mogelijk is om compenserende en mitigerende maatregelen te treffen kan overtreding van de Flora- en faunawet worden voorkomen en is het aannemelijk dat er ontheffing wordt verleend voor de bittervoorn.
  • Het terrein fungeert tevens als foerageergebied voor vleermuizen, het behoud van de knotwilgen is van belang voor deze soort. Bij het kappen van vegetatie dient men er voor te zorgen dat de windluwte ten zuidwesten van de kazerne wordt behouden.
  • Het verdient de aanbeveling om een ecologisch werkprotocol op te laten stellen voor de beoogde werkzaamheden.

Conclusie

De provinciale verordening en de Natuurbeschermingswet 1998 vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

In het kader van de Flora- en faunawet is onderzoek naar de aanwezigheid van nesten van jaarrondbeschermde vogels noodzakelijk. Daarnaast dient er voorafgaand de werkzaamheden een ontheffing aangevraagd te worden voor de bittervoorn. Dit betreft een aanvraag conform vigerend beleid. Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Een aanvraag voor een ontheffing is niet meer aan de orde in verband met gewijzigd beleid.

Indien er nesten van jaarrond beschermde vogels worden aangetroffen dient er ook voor deze soortgroep ontheffing aangevraagd te worden. Doordat het mogelijk is om compenserende en mitigerende maatregelen te treffen kan overtreding van de Flora- en faunawet worden voorkomen en is het aannemelijk dat er ontheffing wordt verleend voor de bittervoorn. Voor nesten van jaarrond beschermde soorten en vleermuizen zal echter slechts ontheffing worden verleend met het oog op een beperkt aantal belangen en als er geen minder schadelijke alternatieven zijn.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

Beleid

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.

De bescherming van archeologische waarden wordt door de Monumentenwet grotendeels bij de gemeenten neergelegd. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht rekening te houden met archeologische waarden in de bestemmingsplannen. De bescherming van archeologische waarden krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die (in potentie) als archeologisch waardevol zijn aangemerkt.

De gemeente Houten heeft haar eigen archeologiebeleid. Er is gekozen voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van duidelijke voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijke grondgebied. Dit heeft geresulteerd in een Maatregelenkaart met verschillende beschermingszones. Het archeologiebeleid is vertaald naar het paraplubestemmingsplan archeologie en integraal opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Eiland van Schalkwijk'.

Beoogde ontwikkeling

In het plangebied bevinden zich gronden met archeologische (verwachtings)waarden. Bouwwerkzaamheden en andere bodemingrepen kunnen deze waarden aantasten. In het vastgestelde bestemmingsplan Eiland van Schalkwijk is een deel van de gronden voorzien van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Waarde – Archeologie 3' legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

4.7.2 Cultuurhistorie

Besluit ruimtelijke ordening

Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Cultuurhistorische structuren Provincie Utrecht

De provincie Utrecht heeft in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) een Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) vastgelegd. De CHS bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. De provincie hanteert ook de zogenaamde Cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht (CHAT) om te bepalen waar cultuurhistorische waarden in de provincie aanwezig zijn.

Monumenten

Houten kent 85 gebouwde rijksmonumenten en 182 gemeentelijke monumenten. Bij monumenten wordt al vaak gedacht aan bijzondere gebouwen. Maar ook bruggen, begraafplaatsen, hekwerken en andere objecten kunnen een beschermd monument zijn. Ook heeft Houten vele archeologische monumenten.

Rijksmonumenten

Rijksmonumenten vertegenwoordigen landelijk gezien een bepaalde cultuurhistorische, architectuurhistorische en/of stedenbouwkundige waarde. De bescherming van rijksmonumenten wordt geregeld in de monumentenwet. Rijksmonumenten moeten minimaal vijftig jaar oud zijn.

Gemeentelijke monumenten

Gemeentelijke monumenten hebben cultuurhistorische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde op plaatselijk niveau. De bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld in de gemeentelijke monumentenverordening. Voor gemeentelijke monumenten geldt geen leeftijdsgrens.

Monumentenverordening

De monumentenverordening beoogt het erfgoed in de gemeente Houten zo goed mogelijk te beschermen en tegelijkertijd andere belangen in aanmerking te nemen. De verordening regelt de procedure rondom aanwijzing, registratie, wijziging en instandhouding van gemeentelijke gebouwde monumenten. Dit is verplicht volgens de Monumentenwet 1988, artikel 15.

Sinds 1 oktober 2010 geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Door de nieuwe wet moest de gemeente de toenmalige gemeentelijke monumentenverordening aanpassen.

Op 12 oktober 2010 heeft de gemeenteraad het besluit genomen om de Monumentenverordening met bijbehorende toelichting vast te stellen en de oude verordening in te trekken. De nieuwe verordening geldt sinds 1 oktober 2010.

Onderzoek

Lunet aan de Snel maakt onderdeel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Naast de vier lunetten op de Houtense Vlakte bij Utrecht is de Lunet aan de Snel het enige verdedigingswerk van dit type in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het werk heeft een hoge cultuurhistorische betekenis omdat het een beeld geeft van de verdediging van het brede acces op de noordelijke oeverwal van de Lek. De aardwerken en bomvrije gebouwen verkeren nog steeds in redelijke staat. Het Lunet is aangewezen als Rijksmonument en geniet als zodanig bescherming vanuit de monumentenwet.

Conclusie

Bij ontwikkelingen aan het rijksmonument dient men rekening te houden met het monumentale en cultuurhistorisch waardevolle elementen van het complex. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij de bestaande kwaliteiten en wordt aangesloten bij de aanbevelingen voor behoud van het cultuurhistorisch waardevolle bouwwerk. Deze aanbevelingen bestaan uit:

  • a. Bruggen herstellen, zodat de lunet weer als een zelfstandig verdedigingswerk kan worden ervaren.
  • b. Loods afbreken en eventueel vervangen door een kleiner gebouw op de plek van de originele artillerieloods.
  • c. Wallen herstellen
  • d. Gedeeltelijk herstel oorspronkelijke beplanting.

Door met de voorziene ontwikkeling aan te sluiten bij de bestaande kwaliteiten van het monument, draagt het voornemen direct bij aan de instandhouding van het rijksmonument.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • 1. ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • 2. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Onderzoek en conclusie

Aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is de milieubelasting van de beoogde functie en de mogelijke gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van het plangebied onderzocht.

Voor de educatieve, recreatieve en horeca activiteiten die worden beoogd in het fort geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van maximaal 10 m tot een rustige woonwijk met geluid als maatgevend aspect (0 m in een gemengd gebied). De dichtstbijzijnde woning ligt op circa 33 m afstand van de planlocatie; voor de eerstvolgende woning is dat al een paar honderd meter. Er is ter plaatse van de omliggende woningen dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Onderzoek en conclusie

In of in directe nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bevi inrichtingen gelegen. Tevens vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de veiligheidssituatie in het plangebied. Binnen het plangebied wordt op de professionele risicokaart een defensiedepot aangegeven, dit depot is echter niet meer aanwezig. Gelet op de historische achtergrond van het Fort en het gebruik als defensiedepot is er onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van explosieven.

Explosieven

Het fort Lunet aan de Snel was voor kort eigendom van Defensie en in gebruik door de Explosieven Opruimingsdienst. Voor de opslag van munitie is begin van de jaren '70 een grote loods gebouwd in het midden van het terrein. Ter plaatse van het plangebied is onderzoek uitgevoerd naar in de bodem aanwezige munitie en explosieven. Tijdens de explosieven opsporingswerkzaamheden zijn Conventionele Explosieven (CE) aangetroffen (6 brisantgranaten van 7,5 cm, brisantgranaat van 20 mm en twee klein kaliber munitieartikelen).

Het plangebied, met uitzondering van een klein deel van, de begroeiing aan de zuidelijke kant van het fort, kan worden beschouwd als 'vrij van explosieven'. Het onderzoek naar Explosieven is bijgevoegd in bijlage 3. Indien het niet-vrijgegeven gebied openbaar toegankelijk wordt, zal aanvullend onderzoek op dit terreindeel plaats vinden.

4.10 Planologisch relevante leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.11 Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek is nodig als nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) binnen deze geluidszones mogelijk worden gemaakt. Daarnaast is onderzoek nodig als een geluidsgevoelige bestemming binnen de geluidszone van een nieuwe weg valt of binnen de zone valt van een bestaande weg die aangepast wordt.

Onderzoek en conclusie

Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt of nieuwe wegen gerealiseerd. Om het beoogde parkeerterrein te ontsluiten zal op de Lekdijk een aansluiting gemaakt worden ter plaatse van de huidige landbouwontsluiting. De bestaande weg wordt hierdoor niet fysiek gewijzigd. In kader van de omgevingsvergunning aanvraag voor het parkeerterrein zou akoestisch onderzoek noodzakelijk zijn. Het gaat echter om een zeer beperkt aantal voertuigen die op een gemiddelde weekdag van en naar het parkeerterrein gaan (36 mvt/etmaal). De geluidstoename die door deze aanpassing van de weg wordt veroorzaakt is verwaarloosbaar. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan hierdoor achterwege blijven.

4.12 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de herontwikkeling van fort Lunet a/d Snel tot een educatief en recreatief platform. De te verwachten verkeersgeneratie als gevolg van de recreatieve functie van het terrein bedraagt 36 mvt/etmaal. De gevolgen voor luchtkwaliteit zijn berekend met de NIBM-tool. Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,03 µg/m³ en van fijn stof van 0,01 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het project draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2015 als in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Lekdijk (maatgevende doorgaande weg) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen in 2015; 18,8 ìg/m³ voor NO2, 22,9 ìg/m³ voor PM10 en 14,4 ìg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 12 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Ter plaatste van het projectgebied is sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Nader onderzoek is niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, ontheffing- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

5.2 Bestemmingen

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Cultuur en Ontspanning

Ter plaatse van het Fort Lunet aan de Snel is de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' opgenomen. Gekozen is voor een brede bestemming, waarbinnen de culturele, maatschappelijke, educatie en recreatieve functies uitgevoerd kunnen worden. Met de bestemming wordt tevens de cultuurhistorische waarde van het waterlinieobject beschermd. Ter plaatse zijn de bestaande gebouwen toegestaan, deze mogen niet worden uitgebreid. Vanwege de sloop van een bestaande loods in 2016 mag nieuwe bebouwing wordt opgericht met een oppervlak van maximaal 250 m2, en een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 4 Water

De bestemming Water is toegekend aan de gracht om het fort. Verkeer te water en recreatievaart zijn toegestaan. Het water is opgenomen binnen de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Om de aanwezige natuurwaarden te behouden/beschermen is op deze wateren tevens de aanduiding 'natuur' opgenomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld met een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden opgenomen. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie

Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van de objecten van Nieuwe Hollandse Waterlinie en de bijbehorende inundatievelden, is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning of planwijziging, de aanvraag tevens getoetst dient te worden aan de waarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een verzoek wordt alleen ingewilligd indien de ontwikkeling de waarden niet onevenredig aantast.

Artikel 7 Waarde - Landschap 4

In overeenstemming met de structuurvisie Eiland van Schalkwijk is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 4' opgenomen ter bescherming van de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwal. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of planwijziging dient de aanvraag getoetst te worden aan de landschappelijke kwaliteiten en randvoorwaarden van deze specifieke zone. Een aanvraag kan alleen ingewilligd worden indien de ontwikkeling de kwaliteiten niet onevenredig aantast en bijdraagt aan de versterking ervan.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 9 Algemene bouwregels

  • Overschrijding bouwgrenzen

Om te voorkomen kleine ontwikkelingen leiden tot het volgen van aparte procedures, is in dit lid opgenomen dat voor bepaalde ontwikkelingen de bouwgrenzen overschreden mogen worden.

  • Ondergronds bouwen

In dit lid zijn bouwregels opgenomen ten behoeve van ondergronds bouwen.

  • Bestaande afstanden en andere maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

  • Strijdig gebruik

In dit lid zijn specifieke gebruiksregels opgenomen met betrekking tot strijdig gebruik. Hierin is tevens een verbod opgenomen om gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven te gebruiken. Het gemeentebestuur is van mening dat seksinrichtingen ongewenst zijn in het plangebied vanwege de uitstraling die dit gebruik heeft. De kwaliteit van de woon- en leefomgeving wordt hierdoor negatief beïnvloed.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

  • Algemeen

In dit lid zijn algemene afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels in het bestemmingsplan opgenomen. Zoals het vergroten van de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken of het realiseren van voorzieningen voor duurzame energie.

  • Maten en bouwgrenzen

In dit lid zijn algemene afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels in het bestemmingsplan opgenomen. Zoals het vergroten van de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken of het realiseren van voorzieningen voor duurzame energie.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

  • Overschrijding bestemmingsgrenzen

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van bestemmingsgrenzen.

  • Waarde - Archeologie

Indien uit nader onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, kan met deze wijzigingsbevoegdheid de archeologische dubbelbestemming verwijderd worden.

Artikel 13 Overige regels

  • Werking wettelijke regelingen

Met dit artikel wordt geregeld dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, de regelingen betreffen zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Artikel 14 Algemene procedureregels

De regel zorgt voor de borging van het waterschapsbelang.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

  • Overgangsrecht bouwwerken

Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk wanneer het bevoegd gezag afwijkt in het kader van een omgevingsvergunning.

  • Overgangsrecht gebruik

De overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijke besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°,onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

De gemeente Houten is zelf initiatiefnemer. Zij heeft voor de realisatie van dit plan een provinciale subsidie van € 1,4 miljoen ontvangen. De kosten voor realisatie van dit plan worden hieruit gedekt.

Na uitvoering van het plan zal het gehele complex voor 30 jaar in erfpacht worden uitgegeven aan de stichting Lunet a/d Snel. Zij zal het terrein exploiteren en tevens het beheer en onderhoud gedurende de contractperiode verzorgen.

 

De kosten voor de realisatie van het project zijn door de initiatiefnemer begroot. Uit deze begroting blijkt dat het plan financieel uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en wettelijk vooroverleg

Het bestemmingsplan heeft op de gebruikelijke manier ter visie gelegen van donderdag 13 oktober 2016 tot en met woensdag 23 november 2016. Gedurende periode deze periode was het mogelijk een mondelinge of schriftelijke reactie in te dienen. Op maandag 24 oktober 2016 was er een inloopavond georganiseerd waar het mogelijk was om opmerkingen te maken op en vragen te stellen over het bestemmingsplan. In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro is het plan tevens verzonden aan een aantal vooroverleg partners van de gemeente Houten.

Er zijn in totaal 4 reacties in het kader van het wettelijk vooroverleg ingediend. Daarnaast zijn 3 ontvankelijke inspraakreacties ingediend. Zowel de wettelijke vooroverleg reacties als de inspraakreacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording in bijlage 4, 'Nota van vooroverleg en inspraak'.

Op basis van het vooroverleg, inspraak en ambtelijk zijn wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van bijlage 4, 'Nota van vooroverleg en inspraak'.

Zienswijzen op ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van donderdag 2 februari 2017 tot en met woensdag 15 maart 2017 (6 weken). Gedurende deze periode was het mogelijk om een mondelinge of schriftelijke zienswijze in te dienen. Er is in totaal 1 schriftelijke zienswijze ingediend. Deze ontvankelijke zienswijze is samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in bijlage 5, 'Nota zienswijzen'.

Ambtshalve wijziging

In het vast te stellen bestemmingsplan is een omissie gerepareerd met betrekking tot de bestaande gebouwen en de nieuw te realiseren bebouwing. In de toelichting, paragraaf 5.2.2, is toegevoegd dat naast de bestaande gebouwen en vanwege de sloop van een bestaande loods, nieuwe gebouwen mogen worden gerealiseerd tot een maximaal bebouwd oppervlak van 250 m2, en met en maximale bouwhoogte van 6 meter. In de regels, artikel 3.2.1, zijn deze regels toegevoegd.

De doorgevoerde aanpassingen komen overeen met de oorspronkelijke uitgangspunten van de ontwikkeling en de hiertoe uitgevoerde onderzoeken.