direct naar inhoud van Regels
Plan: Hofstad IVb
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0301HS4BWONEN-VSBP

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Hofstad IVb" met identificatienummer NL.IMRO.0321.0301HS4BWONEN-VSBP van de gemeente Houten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd;

1.6 archeologische begeleiding

proces waarbij de uitvoering van niet-archeologische werkzaamheden door een archeoloog wordt begeleid en waarbij in het Programma van Eisen (PvE) de onderzoeksvra(a)g(en) en de te behalen onderzoeksdoelstellingen worden verwoord;

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek dat wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling dat werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.8 archeologische verwachting

het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden in het onderzoeksgebied;

1.9 archeologische waarde

oudheidkundige waarde, vooral in de vorm van archeologische relicten in hun oorspronkelijke context. Zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel (dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak) dat is of mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.13 beroep en bedrijf aan huis

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is; hieronder wordt in ieder geval niet verstaan het voeren van een:

  • horecabedrijf,
  • prostitutiebedrijf, en
  • detailhandelvestiging, m.u.v. een webwinkel en/of verkoop van behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling waarbij opslag, levering en betaling elders plaatsvindt;
1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 bodemingreep/bodemverstoring

alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van (archeologische) waarden of verwachtingen in de bodem;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en gedeeltelijke ondergrondse bouwdelen, maar met uitsluiting van geheel ondergrondse bouwdelen en zolders;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.27 cultuurhistorische waarde

waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.28 deskundige op het terrein van de archeologie

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het terrein van de archeologie;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dove gevel

een bouwkundige constructie waarin:

  • a. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  • b. alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.31 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 erfbebouwing

bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidsgevoelige ruimte

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor zodanig is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2;

1.35 gestapeld

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerd zijn waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.36 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

1.37 halfvrijstaande bebouwing

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in:

  • geschakeld(e bebouwing): bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander halfvrijstaand hoofdgebouw, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd;
  • twee-aaneen: bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd;
1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 kinderopvang

Het opvangen van kinderen op locatie, al dan niet tegen betaling, waarbij de volgende indeling wordt aangehouden:

  • kleinschalig: maximaal 6 kinderen;
  • middelgroot: 7 tot 30 kinderen;
  • grootschalig: meer dan 30 kinderen;
1.40 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

Hierin staan de minimale vereisten waaraan een organisatie moet voldoen bij het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de archeologische monumentenzorg. Zowel onderzoekstechnisch als wat betreft het personeel;

1.41 opslag

het in bewaring houden van goederen;

1.42 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.43 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.44 peil
  • a. niveau van het maaiveld ter hoogte van de hoofdtoegang van de woning, of;
  • b. voor zover blijkt uit de betreffende bestemmingsregeling;
1.45 perceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.47 programma van eisen

het Programma van Eisen (PvE) is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk;

1.48 prostitutiebedrijf

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;

1.49 SBR richtlijn

Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B 'Hinder voor personen in gebouwen' van de Stichting Bouwresearch Rotterdam

1.50 voorgevelrooilijn

de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw of hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;

1.51 vrijstaand(e bebouwing)

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens;

1.52 webwinkel

een detailhandelvestiging waar goederen via het internet of via de telefoon worden besteld en betaald;

1.53 wettelijk beschermd archeologisch monument

terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument en als zodanig is ingeschreven bij het Kadaster;

1.54 woning

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden, niet zijnde een woonschip, of -ark;

1.55 zelfstandig wonen

het bewonen van een zelfstandige woonruimte;

1.56 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang, die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.57 zorgwoning

een woning of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetmethode
  • a. lengte, breedte en diepte van bouwwerken:
    tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk , met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de (fictieve) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een gebouw of van een overig bouwwerk;
  • g. onderlinge afstanden:
    afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Uitzonderingen
2.2.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorgwonen;
  • b. zelfstandig wonen;
  • c. beroepen en bedrijven aan huis;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. parkeren;
  • f. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. groen- en speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt alleen verleend als:

  • a. zeker is gesteld of aannemelijk is gemaakt dat binnen het plangebied voorzien wordt in minimaal 15 mm waterberging per m2 bebouwing en/of verharding;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn gesteld bij de verleende Hogere waarde (in verband met geluid).
3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend aaneengebouwd of gestapeld worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd op een peilhoogte van minimaal 0,3 meter boven de as van de aansluitende weg waar het hoofdgebouw aan is gesitueerd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte bedraagt minimaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)'.
3.2.3 Voorwaardelijke verplichting trillingen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen kan niet eerder worden verleend dan nadat is aangetoond dat de trillingen in de gebouwen beperkt blijven tot de in de SBR richtlijn weergegeven waarden.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied met een maximum van 50 m2;
  • b. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen maximaal 3,2 respectievelijk 6 meter.
3.2.5 Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan met dien verstande dat de maximale oppervlakte 15 m2 per gebouw en de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  • a. speelvoorzieningen tot een maximale hoogte van 5 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak maximaal 1 meter bedraagt;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing en het realiseren van voldoende parkeervoorzieningen;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede sociale veiligheid;
  • f. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de doeleinde zoals genoemd in artikel 3.1 onder a en b is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. er conform het bepaalde in artikel 12.2 voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en duurzaam in stand worden gehouden en,
  • b. bij iedere grondgebonden woning dient op het perceel minimaal 1 toegankelijke parkeerplaats met een afmeting van tenminste 2,5 x 5 meter per parkeerplaats te worden gerealiseerd en in stand gehouden, met dien verstande dat deze uiterlijk binnen een half jaar na gereedmelding van de (zorg)woningen gerealiseerd dient te zijn.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichtingen akoestiek
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gebouwen als niet eerst de gebouwen aan de zijde van de spoorlijn zijn gebouwd conform de voorgeschreven minimum bouwhoogte.
3.4.3 Geluidsgevoelige ruimten
  • a. aan de zijde van de spoorlijn zijn boven een bouwhoogte van meer dan 9 meter geen geluidsgevoelige ruimten toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn geluidsgevoelige ruimten boven een bouwhoogte van meer dan 9 meter toegestaan indien het gebouw op deze hoogte wordt voorzien van een dove gevel en deze in stand wordt gehouden.
3.4.4 Beroepen en bedrijven aan huis

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in artikel 8.1, gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m2, met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m2 aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. geluidswerende voorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. ondergrondse afvalsystemen;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen;
  • g. kunstwerken en straatmeubilair;
  • h. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  • a. speelvoorzieningen tot een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • b. lichtmasten tot een maximale bouwhoogte van 10 meter;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3,3 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede sociale veiligheid;
  • f. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 5 Tuin - Voortuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Voortuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen, erven en verhardingen;
  • b. erkers, voordeurluifels en kliko-ombouwen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • c. parkeren;
  • d. inritten ten behoeve van parkeren;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. erkers, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de breedte maximaal 2/3e van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming bedraagt;
    • 3. de erker buiten de hoek van 45 graden van de gevel van de naastgelegen woning blijft (de vrije uitzichthoek wordt uitgezet vanuit het snijpunt van voorgevel en erfgrens);
    • 4. de maximale diepte van de erker 1,2 meter mag bedragen;
  • b. voordeurluifels, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw krijgt;
    • 2. de oppervlakte maximaal 2 m2 respectievelijk 1,4 meter bedraagt;
  • c. kliko-ombouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte en de bouwhoogte maximaal 2 m2 respectievelijk 1,4 meter bedraagt;
    • 2. per woning maximaal 1 kliko-ombouw gerealiseerd mag worden.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 6 Verkeer - Railverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. groenvoorziening;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. verkeer en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeren;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Bouwwerken zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale inhoud van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 50 m3;
  • b. een bouwhoogte van overige bouwwerken gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf bedraagt ten hoogste maximaal 6 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer en verblijf, waaronder parkeren, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ondergrondse afvalsystemen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en infiltratievoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 15 m2 per gebouw en de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  • a. erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • b. speelvoorzieningen tot een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede sociale veiligheid;
  • f. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zelfstandig wonen;
  • b. beroepen en bedrijven aan huis;
  • c. tuinen, erven en verhardingen;
  • d. parkeren;
  • e. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt alleen verleend als:

  • a. zeker is gesteld of aannemelijk is gemaakt dat binnen het plangebied voorzien wordt in minimaal 15 mm waterberging per m2 bebouwing en/of verharding;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn gesteld bij de verleende Hogere waarde (in verband met geluid).
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen aaneengebouwd, halfvrijstaand, vrijstaand of gestapeld worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen uitgesloten' zijn halfvrijstaande woningen niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand uitgesloten' zijn vrijstaande woningen niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' zijn gestapelde woningen niet toegestaan;
  • e. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • f. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd op een peilhoogte van minimaal 0,3 meter boven de as van de aansluitende weg waar het hoofdgebouw aan is gesitueerd;
  • g. de goothoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • h. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • i. de bouwhoogte bedraagt minimaal de hoogte die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)';
  • j. de dakhelling bedraag minimaal de helling die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden);
  • k. de dakhelling bedraagt maximaal de helling die is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling (graden)';
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' moet over de lengte van het gehele bouwvlak aan de zijde van de spoorlijn een aaneengesloten gevel worden gerealiseerd, met dien verstande dat deze aaneengesloten gevel mag worden onderbroken door een opening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwdiepte' bedraagt de maximum bouwdiepte 12 meter;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw op de bouwgrens te worden gebouwd.
8.2.3 Voorwaardelijke verplichting trillingen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' kan een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen niet eerder worden verleend dan nadat is aangetoond dat de trillingen in de gebouwen beperkt blijven tot de in de SBR richtlijn weergegeven waarden.

8.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied met een maximum van 50 m2;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedragen maximaal 3,2 respectievelijk 6 meter.
8.2.5 Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan met dien verstande dat de maximale oppervlakte 15 m2 per gebouw en de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt.

8.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  • a. speelvoorzieningen tot een maximale hoogte van 5 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn en buiten het bouwvlak maximaal 1 meter bedraagt;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 3 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. een goede verkeerskundige inpassing en het realiseren van voldoende parkeervoorzieningen;
  • c. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;
  • d. een goede hydrologische inpassing;
  • e. een goede sociale veiligheid;
  • f. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijking bouwhoogte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder h voor het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' verhogen van de toegestane maximum bouwhoogte tot 16 meter.

8.4.2 Vereisten afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 8.4.1 kan slechts worden verleend mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de doeleinden zoals genoemd in artikel 8.1 onder a is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. er conform het bepaalde in artikel 12.2 voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en duurzaam in stand worden gehouden en,
  • b. bij iedere grondgebonden woning dient op het perceel minimaal 1 toegankelijke parkeerplaats met een afmeting van tenminste 2,5 x 5 meter per parkeerplaats te worden gerealiseerd en in stand gehouden, met dien verstande dat deze uiterlijk binnen een half jaar na gereedmelding van de woningen gerealiseerd dient te zijn.
8.5.2 Voorwaardelijke verplichtingen akoestiek
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gebouwen als niet eerst de gebouwen aan de zijde van de spoorlijn zijn gebouwd conform de voorgeschreven minimum bouwhoogte.
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' als de gebouwen aan de zijde van de WKC akoestisch niet worden voorzien van een dove gevel en deze in stand wordt gehouden.
8.5.3 Geluidsgevoelige ruimten
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn op een bouwhoogte van meer dan 9 meter geen geluidsgevoelige ruimten toegestaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn geluidsgevoelige ruimten op een bouwhoogte van meer dan 9 meter toegestaan indien het gebouw op deze hoogte wordt voorzien van een dove gevel en deze in stand wordt gehouden.
8.5.4 Beroepen en bedrijven aan huis

Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in artikel 8.1, gelden de volgende regels:

  • a. de woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m2, met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;
  • c. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. behandelinggerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;
    • 2. webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m2 aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  • f. ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid;
  • g. er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden;
  • b. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden in de vorm van een archeologisch monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument'.

Bij wettelijk beschermde archeologische monumenten is de Erfgoedwet van toepassing. Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om zonder omgevingsvergunning het rijksmonument te slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen
11.1.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil, vermeerderd met 15 m2;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Maximum aantal woningen

Het maximum aantal woningen in het plangebied bedraagt 220, waaronder begrepen de (zorg)woningen zoals opgenomen in de bestemming 'Gemengd'.

12.2 Parkeervoorzieningen
  • a. Er dient per woning binnen het plangebied ten minste het volgende aantal parkeerplaatsen te worden gerealiseerd:
    - woning groot (> 140 m2): 1,9 parkeerplaats per woning;
    - woning midden (100-140 m2): 1,7 parkeerplaats per woning;
    - woning klein (60-100 m2): 1,5 parkeerplaats per woning;
    - appartement groot (60-100 m2): 1,5 parkeerplaats per woning;
    - appartement klein (30-60 m2): 1,0 parkeerplaats per woning.
    Hierbij geldt dat:
    - minimaal 0,3 parkeerplaatsen per woning dienen te worden gerealiseerd in het openbare gebied;
    - de te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein worden meegeteld als 0,8 parkeerplaats;
    - bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein dient te worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a dienen minimaal 48 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en instandgehouden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' in de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'.
12.3 Verboden gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bepaalde over parkeren in artikel 12.2.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels:

  • a. ten aanzien van de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, en hierbij toestaan dat de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 6,6 meter;
  • b. ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. vrijstaande masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn niet toegestaan;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het veranderen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De verandering mag echter niet meer bedragen dan 5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. het veranderen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is om een gunstiger verkaveling te kunnen bewerkstelligen. De verandering van de bestemming mag niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het veranderen van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De verandering mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het wijzigen van de bestemming 'Groen' in 'Tuin - Voortuin', voor zover dit van belang is in verband met de inrichting van het gebied;
  • e. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
15.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

15.1.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hofstad IVb'.