direct naar inhoud van Regels

0230BPLGOWB (Laagraven-Oudwulverbroek)

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0321.0230BPLGOWB-VAST

Artikel 12 Natuur

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwaarden;

  2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;

  3. bos;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water;

  6. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. bestaand agrarisch medegebruik;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. langzaam verkeer en verblijf, waaronder parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

  4. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';

  5. een gebouw voor opslag ten behoeve van natuuronderhoud ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – opstal ten behoeve van natuuronderhoud'.

 

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1 meter.

  3. de bouwhoogte van een gebouw voor opslag ten behoeve van natuuronderhoud ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – opstal ten behoeve van natuuronderhoud' mag niet meer bedragen dan 4 meter;

  4. de oppervlakte van een gebouw voor opslag ten behoeve van natuuronderhoud ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – opstal ten behoeve van natuuronderhoud' mag niet meer bedragen dan 12 m2.

 

 

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  1. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;

  2. een goede verkeerskundige inpassing;

  3. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;

  4. een goede hydrologische inpassing;

  5. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

12.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van lid 12.2 voor:

  1. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die noodzakelijk zijn met het oog op natuurbeheer, danwel ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten met uitzondering van opslag van hout afkomstig van houtoogst ter plaatse, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de bosbouw.

 

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en-of van werkzaamheden

 

12.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de in lid 12.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  1. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;

  2. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het vellen of rooien van houtgewas anders dan door bosbouwondernemingen die geregistreerd staan bij het Bosschap.

 

12.6.2 Uitzonderingen

Van het vereiste van een omgevingsvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden die:

  1. behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

12.6.3 Toelaatbaarheid

De genoemde omgevingsvergunning sub 12.6.1 kan slechts worden verleend, indien:

  1. geen onevenredige afbreuk gedaan wordt aan de aanwezige hydrologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  2. advies is ingewonnen bij de verantwoordelijk waterbeheerder, voor zover de activiteiten betrekking hebben op het genoemde sub 12.6.1 onder a en b.