direct naar inhoud van Regels

0230BPLGOWB (Laagraven-Oudwulverbroek)

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0321.0230BPLGOWB-VAST

Artikel 6 Agrarisch - Grondgebonden

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten met uitzondering van fruitteelt;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte streekeigen producten;

  2. horeca-activiteiten voor zover ten dienste aan de hoofdactiviteit en deze behoren tot de categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Horeca-activiteiten' tot maximaal 100 m2;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. verkeer en verblijf, waaronder parkeren;

  7. zelfstandig wonen, al dan niet in combinatie met beroepen en bedrijven aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';

  8. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen, voor zover daarmee de agrarische functie van de gronden niet onevenredig wordt aangetast;

  9. kleinschalig kamperen;

  10. activiteiten ten behoeve van de verbrede landbouw, met dien verstande dat;

  • het oppervlak ten behoeve van landelijke activiteiten ten hoogste 700 m2 bedraagt;

  • het oppervlak ten behoeve van binnenopslag maximaal 250 m2 bedraagt;

  • het oppervlak ten behoeve van overige activiteiten maximaal 100 m2 bedraagt;

  • het gaat om activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

  • de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden danwel versterkt;

  • er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht;

  • omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;

  • de functiewijziging leidt niet tot een onevenredige toename van het gemotoriseerde verkeer;

  • er geen detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m2.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

6.2.1 Algemeen

Voor de 'Agrarisch-Grondgebonden' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken worden uitsluitend toegestaan ten behoeve van het bepaalde in lid 6.1;

  2. bouwwerken, zowel bestaand als nieuw, dienen te worden gegroepeerd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van het bedrijf maximaal 1 ha bedraagt (inclusief bedrijfswoning en de daarbij behorende bebouwing);

  1. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;

  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter, dan wel de bestaande legale maatvoering;

  3. de afstand tussen gebouwen bedraagt maximaal 20 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze meer is;

  4. de bouw van een bedrijfswoning is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  5. het aantal bedrijfswoningen per bedrijf bedraagt niet meer dan 1, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';

  6. de bedrijfswoning is georiënteerd op de voorgevelrooilijn;

  7. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,20 meter, indien de bestaande hoogte meer bedraagt geldt deze hoogte;

  8. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 8,50 meter, indien de bestaande hoogte meer bedraagt geldt deze hoogte;

  9. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 660 m3, indien de bestaande inhoud meer bedraagt geldt deze inhoud.

 

6.2.2 Erfbebouwing

 

6.2.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn;

  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,2 meter;

  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 meter;

  4. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m2.

 

6.2.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan voor de voorgevelrooilijn, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn tot maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 meter.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  1. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;

  2. een goede verkeerskundige inpassing;

  3. een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden;

  4. een goede hydrologische inpassing;

  5. een goede brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

6.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 sub b onder 1, indien de oppervlaktemaat van 1 ha wordt overschreden;

  2. lid 6.2 voor het binnen het bouwvlak bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van kamperen, zoals sanitaire ruimten, en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van kamperen, mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50 m² bedraagt;

  2. de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;

  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 6 meter bedraagt;

  1. lid 6.2.1 onder k voor het vergroten van de inhoud van bedrijfswoningen tot maximaal 800 m3, mits:

  1. de belangen van omliggende agrarische bedrijven en woningen niet onevenredig worden geschaad;

  2. een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing plaatsvindt;

  3. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

  1. Binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van woningen en bijbehorende tuinen en erven, alsook andere spuitgevoelige functies mag niet gespoten worden met gewasbeschermingsmiddelen en biociden, tenzij het een spuitgevoelige functie betreft die hoort bij de inrichting ten behoeve waarvan het spuiten plaatsvindt.

  2. Voor de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis zoals genoemd in lid 6.1 onder h, gelden de volgende regels:

  1. De woonfunctie zal in overwegende mate behouden moeten blijven, met dien verstande dat uitsluitend minder dan 1/3 van het woonoppervlak, met een maximum van 100 m2, met inbegrip van de maximaal te realiseren aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gebruikt mag worden;

  2. Het gebruik mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van kleinschalige kinderopvang;

  3. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van:

  • detailhandel in behandeling gerelateerde producten gelijktijdig bij een behandeling;

  • webwinkels, waarbij de goederen niet ter plaatse worden opgehaald en met een maximale oppervlakte van 20 m2 aan opslag en distributie van de te verhandelen goederen.

  1. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  2. Ieder beroep of bedrijf aan huis dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

  3. Ieder beroep of bedrijf aan huis dient uitgeoefend te worden door één bewoner zelf en maximaal één personeelslid

  4. Er zijn maximaal twee beroepen en/of bedrijven aan huis toegestaan per woning.

 

6.6 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.1 sub k voor binnenopslag, met een maximum van 500 m2;

  2. het bepaalde in lid 6.5 sub a voor het toestaan van het spuiten met gewasbeschermingsmiddelen en biociden , mits het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.

  3. lid 6.1, voor het toelaten van het gebruik van een deel van de bebouwing voor het stallen van caravans of voor de opslag van elders gevestigde bedrijven in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak het agrarisch bedrijf gedeeltelijk is beëindigd;

  4. lid 6.1 voor het toestaan van een standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf, mits:

  1. deze is gelegen binnen een afstand van maximaal 25 meter van de grens van een agrarisch bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden';

  2. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, door middel van afschermende beplanting;

  3. kampeermiddelen uitsluitend aanwezig zijn gedurende de periode van 1 maart en 31 oktober;

  4. niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals sanitaire ruimten, worden gebouwd tot een oppervlakte van maximaal 50 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter;

  5. de omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

 

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1 Vergroting en/of vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de bestemming van de gronden te wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een bestaand agrarisch bouwvlak binnen een aangrenzende andere bestemming, met dien verstande dat:

  1. indien het bestaande bouwvlak kleiner is dan 1 ha het bouwvlak na vergroting maximaal 1 ha mag bedragen;

  2. indien het bestaande bouwvlak tussen de 1 ha en 1,5 ha bedraagt het bouwvlak na vergroting maximaal 1,5 ha mag bedragen;

  3. indien het bestaande bouwvlak groter is dan 1,5 ha het bouwblok éénmalig met maximaal 15% mag worden uitgebreid;

  4. de (bedrijfseconomische) noodzaak voor de vergroting van het bouwvlak moet zijn aangetoond;

  5. de uitbreiding milieuhygiënisch aanvaardbaar moet zijn;

  6. een landschappelijke inpassing van de vormverandering of vergroting moet plaatsvinden door middel van een beplantingsplan, dat is goedgekeurd door de landschapscoördinator of een andere deskundige op het gebied van landschap, flora en fauna;

  7. vergroting of vormverandering niet is toegestaan op de gronden die mede zijn bestemd voor 'Waarde - Landschapswaarde openheid'.

 

 

6.7.2 Wijziging agrarisch functie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Fruitteelt' ten behoeve van een gewijzigd agrarisch gebruik van de gronden, met dien verstande dat:

  1. de wijzigingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast voor volwaardige agrarische bedrijven;

  2. door de aanvrager de volwaardigheid van het bedrijf dient te worden aangetoond;

  3. de oppervlakte van het agrische bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 ha dan wel de bestaande oppervlakte indien meer dan 1 ha.;

  4. de gebruikswijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar moet zijn;

  5. de belangen van omliggende agrarische bedrijven en woningen niet onevenredig worden geschaad.

 

6.7.3 Wijziging vrijkomende agrarische bebouwing (vab)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, indien sprake is van een algehele

beëindiging van een agrarisch bedrijf, de bestemming Agrarisch te wijzigen in een op de

in bijlage 4 genoemde vervolgfuncties afgestemde bestemming, met inachtneming van

het volgende:

  1. de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;

  2. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

  3. er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

  4. 50% van de bedrijfsgebouwen dient gesloopt te worden, met dien verstande dat monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet mogen worden gesloopt;

  5. indien de bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, mag ten hoogste 50% van het gesloopte bebouwingsoppervlak worden teruggebouwd tot een maximum van 300 m² in totaal;

  6. de bestaande bebouwing wordt aangemerkt als vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

  7. het bouwvlak dient verkleind te worden tot het bestaande in gebruik zijnde erf;

  8. er mag geen sprake zijn van buitenopslag;

  9. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties niet onevenredig groot mag zijn en de bestaande infrastructuur berekend dient te zijn op de nieuwe activiteit;

  10. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

  11. het aantal woningen niet mag toenemen;

  12. stapeling van vervolgfuncties is niet toegestaan.