Plan: | Draaibrug nabij 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0321.0181DRAAIBRUGNABY3-VSUP |
Gemeente Houten is van plan om een kavel te verkopen aan Total Health, gelegen tussen dagopvang Reinaerde aan Draaibrug 3 en de beoogde vestigingskavel van de Regionale Ambulance Voorziening Utrecht (Ravu). Het bedrijf Total Health leidt therapeuten op voor diverse therapieën. Dit cursuscentrum kan niet worden gebouwd op grond van het vigerende bestemmingsplan. Om het project te kunnen realiseren, is een uitwerkingsplan nodig.
Het perceel waarop het cursuscentrum gerealiseerd zal worden is gelegen in de wijk de Bruggen (Weteringhoek) in de kern Houten. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied grijs aangeduid.
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied.
Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan "Kruisboog-Weteringhoek" van de gemeente Houten dat 6 maart 2012 is vastgesteld. Het plangebied heeft hierin de bestemming Gemengd - Uit te werken. Binnen deze bestemming zijn gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, cultuur en ontspanning, verkeer en groen en daaraan ondergeschikte activiteiten. Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. Onderhavig plan is het bettreffende uitwerkingsplan.
In paragraaf 3.5 wordt het voorliggend uitwerkingsplan getoetst aan de uitwerkingsregels.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan Kruisboog en Weteringhoek
De hoofdstukindeling van de toelichting is als volgt.
Het plangebied van onderhavig uitwerkingsplan ligt in de wijk de Bruggen aan de westzijde van Houten. De wijk de Bruggen is een gebied met veel voorzieningen voor gemeente Houten en omgeving en is daarom met zorg ontworpen. De Bruggen heeft een heldere stedenbouwkundige opzet, met in het midden van de wijk een groot parkeerveld. De stedenbouwkundige opzet is in figuur 2.1 weergegeven.
Figuur 2.1: Stedenbouwkundige opzet Weteringshoek
Ruimtelijk-functioneel
De wijk de Bruggen heeft een ruime opzet, waarbij de bebouwing losjes in de ruimte staat. In de wijk bevinden zich nog enkele 'lege' kavels. Voor de bestaande en nog te realiseren bebouwing geldt een bouwhoogte van maximaal 2 bouwlagen, met hier en daar een accent, dan wel een derde terugliggende laag. Het bebouwingspercentage per kavel mag niet meer dan 30% bedragen. Een echte blikvanger in het gebied is de brandweerkazerne nabij de Rondweg. Dit gebouw is uitgevoerd in de vorm van een ovaal.
Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een zwembad met een overdekt en een open gedeelte. Ruimtelijk wordt het terrein aan de zuidzijde gescheiden van de woningen aan de Houtensewetering door middel van een aarden wal, die gedeeltelijk is uitgevoerd met een geluidscherm.
Ontsluiting
Voor het autoverkeer wordt de wijk de Bruggen ontsloten vanaf de Rondweg, via de Brug. De Hefbrug, met het centrale parkeerterrein, sluit hier op aan. Vanaf deze centrale ruimte is er nog een lus en een straat, de Tuibrug en de Draaibrug , die enkele kavels, richting Rondweg, ontsluiten. Voor het fietsverkeer zijn er directe verbindingen met de gehele kern Houten. Nabij inprikker de Poort en het Oude Dorp, sluit de hoofdfietsstructuur via een tunnel onder de Rondweg, aan op de fietsroutes ten westen van Houten. Direct na de tunnel is de wijk de Bruggen gelegen. Ten zuidwesten van de Bruggen ligt de Houtensewetering. Dit historische lint is in Houten-Vinex gehandhaafd en loopt vanaf het zuidelijke deel van de Rondweg, via Houten-Vinex, langs de Bruggem richting de Staart. De weg langs de wetering is één van de hoofdfietsroutes van Houten. Op veel plekken is autoverkeer toegestaan, maar het betreft in dat geval slechts bestemmingsverkeer en de auto is daar 'te gast'. Deze hoofdfietsroute wordt op twee plaatsen met de Bruggen verbonden. Aan de zuidwestzijde sluit de Hefbrug aan op de Houtensewetering en meer naar het noorden de fietsroute vanuit Houten-Noord. Het plangebied Draaibrug nabij 3 wordt rechtstreeks ontsloten vanaf de Draaibrug.
Situatie plangebied
Het plangebied bestaat uit braakliggend terrein met kortgemaaid gras. Er is geen bebouwing aanwezig. De bestaande situatie is in onderstaande luchtfoto weergegeven. Het plangebied wordt van de watergang gescheiden door een onderhoudsstrook.
Figuur 2.2: Bestaande situatie
Het ontwerp van de ontwikkeling bestaat uit het oprichten van een cursuscentrum voor het opleiden van therapeuten op terreinen zoals voetreflexmassage, acupunctuur en het werken met Chinese kruiden.
Figuur 2.3: Schets cursuscentrum
Figuur 2.4. Schets ontsluiting.
Figuur 2.5: Ontwerp voor het perceel.
In figuren 2.3 - 2.5 is te zien dat een gebouw wordt opgericht met oriëntatie op de Rondweg. Op eigen terrein worden vier parkeerplaatsen gecreëerd. Het terrein wordt deel verhard met tegels en voor het overig deel als siertuin, kruidentuin en terras ingericht. Het terrein zal worden ontsloten met een inrit vanaf de Draaibrug. De huisvesting van Total Health zal een zeer duurzaam karakter krijgen met zonnepanelen en sedum op de daken en hout, stro en leem in de binnenwanden. Aan de buitenrand van het perceel wordt een haag gerealiseerd. Onderstaand is een impressie van het gebouw opgenomen.
Figuur 2.6: Impressie oostgevel cursuscentrum Total Health
In dit hoofdstuk wordt het onderhavige project kort getoetst aan het geldende beleid c.q. regelgeving. In het vigerende bestemmingsplan Kruisboog - Weteringhoek is reeds aangetoond, dat het plan passend is binnen het geldende rijksbeleid. We volstaan voor onderhavig plan met een verwijziging naar het moederplan. In deze beleidparagraaf gaan we aanvullend daaraan in op de zogenaamde Ladder voor Duurzame verstedelijking. Deze regelgeving is met het per 1 oktober 2012 gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, dus na vaststelling van het moederplan, dat 6 maart 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Besluit ruimtelijke ordening
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.6.1 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. De wijziging van artikel 3.1.6 Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Gevraagd wordt om standaard en gemotiveerd de volgende stappen te zetten (“de treden van de ladder”) wanneer het een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft:
Voordat aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking wordt getoets wordt eerst beoordeeld of het project moet worden beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het bouwplan omvat maximaal 455 m2 aan bebouwing. Uit jurisprudentie volgt, dat een nieuw bedrijfsgebouw van maximaal 400 m2 (ABRvS 4 juni 2014, (ECLI:RVS:2014:1442) gelet op de kleinschalige bedrijfsbebouwing en de beperkte gebruiksmogelijkheden niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling; de ladder is derhalve niet van toepassing. Op grond van deze jurisprudentie, de omvang van onderhavig van plan (maximaal 455 m2 aan bebouwing) en de omstandigheid dat de gebruiksmogelijkheden beperkt zijn tot maatschappelijke voorzieningen met ondergeschikte horeca wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet van toepassing is.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het rijksbeleid.
In het vigerende bestemmingsplan Kruisboog - Weteringhoek is reeds aangetoond dat het plan passend is binnen het geldende provinciale beleid. We volstaan voor onderhavig plan met een verwijziging naar het moederplan. Volgens het moederplan is het plangebied gelegen binnen het bestaande stedelijke gebied. De realisatie van maatschappelijke voorzieningen in bestaande stedelijke gebieden past goed binnen de algemene uitgangspunten van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Voor ontwikkelingen in bestaand
stedelijk gebied zijn geen specifieke regels in de provinciale ruimtelijke verordening opgenomen.De voorgaande conclusie is nog steeds van toepassing. Het plan pas binnen het provinciaal beleid.
In het vigerende bestemmingsplan Kruisboog - Weteringhoek is reeds aangetoond dat het plan passend is binnen het geldende regionale beleid. We volstaan voor onderhavig plan met een verwijziging naar het moederplan. Er is geen nieuw relevant regionaal beleid in werking getreden na vaststelling van het bestemmingsplan Kruisboog - Weteringhoek. De conclusie uit dat plan is nog steeds van toepassing. Het uitwerkingsplan pas binnen het regionaal beleid.
In het vigerende bestemmingsplan Kruisboog - Weteringhoek is aangetoond dat het plan passend is binnen het gemeentelijk beleid. Na vaststelling van het moederplan is relevant beleid in werking getreden. We toetsen het plan aan dit nieuwe beleid, i.c. de Parkeervisie, de Nota parkeernormen en de Toekomstvisie Houten 2025
Parkeervisie 2012-2017
De gemeente Houten heeft in de Parkeervisie 2012-2017 haar parkeerbeleid uiteengezet. Voor haar bedrijventerreinen heeft de gemeente Houten de uitgangspunten van het ABC-beleid toegepast. Daarbij is gekozen voor een inrichting, waarbij een deel van het parkeren op eigen terrein gerealiseerd wordt en tevens een deel van het personeel en bezoekers moeten parkeren op parkeerplaatsen in de openbare ruimte (die ook door omwonenden kunnen worden gebruikt). Zo wordt de aanwezige parkeerruimte efficiënt benut. Doordat kantoorruimte steeds efficiënter wordt gebruikt, kan op piekmomenten de parkeerbehoefte groter zijn dan het aanbod van parkeerplaatsen dat op basis van de parkeernormen berekend is. Uit tellingen (2012) is gebleken, dat op een gemiddelde werkdag veel parkeerplaatsen ongebruikt zijn in de wijk de Bruggen. De parkeergelegenheid wordt relatief veel door Houtenaren gebruikt die de sport- en recreatievoorzieningen bezoeken. Daarom is zaterdag en 's avonds de parkeerdruk hoger, afhankelijk van het seizoen en het weer. In onderhavig plan wordt deels geparkeerd in de openbare ruimte en deels op eigen terrein.
Nota Parkeernormen Houten
Het parkeerbeleid is door de gemeente Houten in de Nota Parkeernormen uitgewerkt in geldende parkeernormen. Voor het plangebied gelden de parkeernormen voor 'Rest bebouwde kom Houten'. Er is geen specifieke norm voor opleidingsinstituten beschikbaar. Vanwege de bijeenkomstfunctie (bijvoorbeeld voor cursussen) kan het bedrijf gelijk gesteld worden aan een congresgebouw. De bijbehorende parkeernorm in dit gebied voor de beoogde functie is 7,0 per 100 m2 bruto vloeroppervlak bedrijf. Deze norm leidt bij 800 m2 bvo tot een parkeereis van 56 parkeerplaatsen. Uit parkeertellingen, die ten grondslag liggen aan het vigerende bestemmingsplan, blijkt dat er voldoende ruimte is op parkeerterrein Hefbrug voor nieuwe functies, waaronder de vestiging van Total Health. Uit observaties is niet gebleken dat deze situatie is veranderd. Op eigen terrein zal Total Health circa 4 parkeerplaatsen aanleggen. Met 4 eigen en voldoende openbare parkeerplaatsen voldoet de ontwikkeling aan de parkeereis.
Toekomstvisie Houten 2025
Door de gemeenteraad van Houten is op 9 juni 2015 de Toekomstvisie Proeftuin Houten 2025 vastgesteld. Hierin wordt een toekomstbeeld nagestreefd: duurzaam, innovatief en kleinschalig. Daarmee draagt de visie vooral een gedachtegoed uit dat leidend is bij ontwikkelingen. Houten wil een proeftuin zijn voor de regio met ruimte voor nieuwe ideeën. Ook voor innovaties in de zorg is ruimte, in de Proeftuin Zorg voor elkaar. Als opleidingsinstituut past het Total Health cursuscentrum in deze proeftuin.
In het vigerende bestemmingsplan "plan Kruisboog en Weteringhoek" zijn voor de bestemming Gemengd - Uit te werken uitwerkingsregels opgenomen. De inpasbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling dient aangetoond te worden op gebied van akoestiek, verkeer, bodem en water volgens de gestelde regels. Ook dient voldaan te worden aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden die voor het gebied Weteringhoek gelden. Onderstaand wordt het voorliggende plan aan deze uitwerkingsregels (lid 14.2 van de regels behorende bij het bestemmingsplan "plan Kruisboog en Weteringhoek") getoetst.
Aan alle voorwaarden die in de uitwerkingsregels worden gesteld wordt voldaan.
In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. Vooral bij de ontwikkeling van nieuwe functies is het erg belangrijk om te weten of bijvoorbeeld de bodem wel schoon is of dat de luchtkwaliteit wel goed is. In het moederplan "plan Kruisboog en Weteringhoek" zijn de omgevingsaspecten behandeld. Er zijn uitwerkingsregels gesteld waaraan het voorliggend uitwerkingsplan moet voldoen. Deze zijn in paragraaf 3.5 getoetst. Waar relevant, wordt naar deze paragraaf verwezen in relatie tot de omgevings- en milieuaspecten.
Kader
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor) wegverkeer het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeurgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Wegen met een 30 km/u zone zijn formeel uitgezonderd van akoestisch onderzoek. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. Als de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, dan kan het bevoegd gezag hogere waarden vaststellen. De maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB voor wegverkeer en 68 dB voor spoorwegverkeer. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor) wegen op een bepaalde afstand van de geluidsgevoelige functie(s).
Beoordeling
Zoals beschreven in paragraaf 3.5 onder a is geen sprake van een geluidgevoelige functie. Onderstaand is voor de volledigheid de geluidhinder als gevolg van wegverkeer in de omgeving in kaart gebracht. De geluidbelasting op de gevel bedraagt minder dan 65 dB.
Figuur 4.1: Geluidkaart wegverkeerslawaai.
Conclusie
Het aspect geluid is geen belemmeringen voor de uitvoering van het uitwerkingsplan.
Kader
Bij een ruimtelijk plan moet, conform de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, vooraf worden beoordeeld of er eventueel sprake is van archeologische waarden.
Beoordeling
In het moederplan is de bescherming van archeologische waarden geregeld door een dubbelbestemming op te nemen voor de gebieden waar archeologische waarden verwacht kunnen worden. Aan de gronden in het plangebied is geen archeologische dubbelbestemming toegekend. Vanwege het ontbreken van een archeologische dubbelbestemming is er geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. In het plangebied bevinden zich geen monumenten.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoering van het uitwerkingsplan.
Kader
Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van kwetsbare objecten, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. De nieuwe ontwikkeling mag niet worden gehinderd door bestaande functies, maar ook mogen deze functies niet worden beperkt door de beoogde ontwikkeling.
Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.
In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (2009) is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:
De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een geluidsgevoelige bestemming. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.
De aangegeven afstanden betreffen richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Wanneer er sprake is van een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap gereduceerd worden. Kenmerkend voor een gemengd gebied is, dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Het plangebied ligt op een terrein, dat is bestemd voor verschillende maatschappelijke functies. Daarnaast is in de directe omgeving het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur, spel, vermaak en ontspanning toegestaan. Tot slot is het gebied gelegen direct aan de Rondweg; die kan worden beschouwd als hoofdinfrastructuur. Het gebied kan derhalve worden beschouwd als een gemengd gebied.
Beoordeling
De activiteiten die plaatsvinden zijn vanwege de bijeenkomstfunctie vergelijkbaar met een congresgebouw. Daarnaast is personeel in het gebouw werkzaam. Dat beschouwen we vergelijkbaar met een kantooractiviteit. In de VNG-Uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) wordt een congresgebouw (SBI-code 5511, 5512) aangemerkt als een categorie 1-activiteit. Ook kantooractiviteiten zijn een categorie 1-activiteit (SBI-code 74). Hierbij hoort een minimale afstand van 10 meter ten opzichte van milieugevoelige objecten ten opzichte van een rustige woonomgeving. Vanwege het feite dat er sprake is van een gemengd gebied kan deze afstand worden teruggebracht tot nul meter. Het plan is derhalve inpasbaar in de omgeving.
In het plangebied zijn op grond van de bestemming geen milieugevoelige functies toegestaan, zoals ziekenhuizen en scholen. De gebruiksmogelijkheden van functies binnen het plangebied worden derhalve niet beperkt door de in de omgeving toegestane functies.
Conclusie
De beoordelingen op het gebied van bedrijven en milieuzonering geven aan dat het bestemmingsplan inpasbaar is in de omgeving. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarmee geen belemmering voor uitvoering van het uitwerkingsplan.
Kader
In het kader van een bestemmingsplan moet zijn aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.
Beoordeling
Het noodzakelijk bodemonderzoek is uitgevoerd en in bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de grond geschikt is voor de toekomstige bestemming.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het uitwerkingsplan.
Kader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag van of handeling met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is wet- en regelgeving van toepassingen. .
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR (10-6/jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het GR wordt bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) danwel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriënterende waarde (BEVI) of een oriëntatiewaarde (circulaire Rvgs).
Beoordeling
Het onderdeel externe veiligheid is in het moederplan volledig doorgerekend (zie bijlage 4 bij het bestemmingsplan Kruisboog-Wteringshoek). Voor de bepaling van de hoogte van het groepsrisico is de ontwikkeling van onderhavig plangebied meegenomen. De ligging van het plangebied ten opzichte van het lpg-vulpunt aan vormt geen obstakel voor de voorgenomen ontwikkeling. Bovendien geldt, dat er een begrenzer is geplaatst, waardoor de hoeveelheid LPG aanzienlijk beperkt wordt (van 40 m3 naar 20 m3) en het groepsrisico verder daalt. Overige risicobronnen externe veiligheid zijn in de toelichting van het moederplan uitgesloten.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de risicocontouren van het vulpunt en tank niet meer overeenstemmen met de contrui zoals bepaald in het bestemmingsplan Kruisboog-Weteringshoek. Dat heeft verder geen consequenties voor de conclusie.
Figuur 4.2: Ligging veiligheidszone lpg-vulpunt volgens moederplan (links) en risiscokaart Nederland(rechts).
Conclusie
Op het gebied van externe veiligheid is nader onderzoek niet noodzakelijk. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van het uitwerkingsplan.
Kader
De Wet luchtkwaliteit, in werking getreden in november 2007, voorziet in de mogelijkheid dat voor kleinere projecten, de zogenaamde 'niet in betekenende mate' bijdragende projecten, geen afzonderlijke maatregelen meer getroffen behoeven te worden om aan de grenswaarden te voldoen. Het begrip niet in betekenende mate (NIBM) wordt nader uitgewerkt in de uitvoeringsregels. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Beoordeling
Het bestemmingsplan voorziet in maatschappelijke voorzieningen met daaraan ondergeschikt horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m². Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Het aantal extra verkeersbewegingen is ruim minder dan dat een woonwijk van 1500 woningen genereert (circa 9.000 per weekdagetmaal, uitgaande van 6 vervoersbewegingen per woning) en waarvoor de wet een vrijstelling heeft gegenereerd. Een woonwijk van 1500 woningen wordt beschouwd als 'niet in betekenende mate' bijdragend. De verkeersgeneratie van dit bestemmingsplan blijft daar ruim onder. Op grond van deze overwegingen kan zonder luchtonderzoek worden geconcludeerd, dat het bestemmingsplan voldoet aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde luchtkwaliteitseisen. De wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Conclusie
Op het gebied van luchtkwaliteit wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het uitwerkingsplan.
Kader
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.
Soortbescherming
De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een EHS of Natura 2000-gebied. Binnen 3 kilometer is er geen Natura 2000-gebied aanwezig, zie figuur 4.3. Vanweg de ligging buiten de EHS is er geen belemmering. Vanwege het feit dat er binnen 3 kilometer geen Natura 200-gebied en de kleinschaligheid van het plan kan worden gesteld dat het plan ook geen negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden.
Figuur 4.3: 3-kilometercontour rond plangebied.
Soortenbescherming
Gelet op het feit dat het vigerende bestemmingsplan in beginsel consoliderend van aard is en geen directe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er in het kader van dat bestemmingsplan geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.
Ten behoeve van de planvorming in het gebied De Steenen Poort te Houten is op basis van een eerder uitgevoerde natuurtoets een onderzoek naar beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd (Soortgericht onderzoek De Stenen Poort, Houten, Concept, 21 september 2012, Tauw, kenmerk 1205373). Het onderzochte plangebied betreft zowel het oostelijke als westelijke deel van de locatie De Steenen Poort en ligt op korte afstand ten noordwesten van onderhavig plangebied. Het onderzoek is gericht op broedvogels met een jaarrond beschermde nestlocatie (Huismus, Gierzwaluw, Sperwer, Groene specht, Roek), vleermuizen, Poelkikker en Kleine modderkruiper. In een eerder stadium is een natuurtoets uitgevoerd waarin de soorten en soortgroepen, waarnaar nader onderzoek noodzakelijk is, inzichtelijk zijn gemaakt (Tauw, 2011). Uit die natuurtoets bleek al dat maatregelen getroffen dienen te worden voor de Maretak, welke aanwezig is in het plangebied De Steenen Poort. De maretak is een groenblijvende plant uit de sandelhoutfamilie. De plant leeft op bomen. Onderhavig plangebied ligt in hetzelfde kilometerhok als De Steenen Poort. Uitgangspunt is dat de bevindingen uit genoemde ecologische onderzoeken ook van toepassing zijn op onderhavig plangebied.
Het gebied bestaat nu uit grasland met kort gemaaid gras. Er zijn geen bomen of struiken. Er is geen bebouwing aanwezig. Er vinden geen werkzaamheden plaats die betrekking hebben op de watergang. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan een watergang. In het plangebied is er geen risico op aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels met een jaarrond beschermd nest vanwege het ontbreken van bomen. Dit zelfde geldt voor de maretak.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van natuur bestaat er geen belemmering voor de uitvoering van het uitwerkingsplan. Bij de realisatie van het plan geldt de zorgplicht uit de Flora- en faunawet.
De relevante beleidskaders met betrekking tot water staan beschreven in het moederplan. In 2015 is ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling een digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) doorlopen. Op basis van de digitale watertoets en de aanvullende informatie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in eerste instantie een informeel wateradvies afgegeven. Op basis daarvan is onderhavige waterparagraaf opgesteld.
Toename verhard oppervlak
In de huidige situatie is het perceel onverhard. In de nieuwe situatie zal maximaal 755 m2 (455 m2 dakoppervak en 300 m2 verharding, inclusief parkeren) van het perceel bestaan uit verhard en/of bebouwd oppervlak.
Advies Hoogheemraadschap
In het kort gaat het om:
Het Waterschap heeft 22 oktober 2012 positief geadviseerd over het voorliggende plan, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met bovenstaande aandachtpunten. onderstaande opmerkingen. In dat geval voldoet het plan aan hun belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Dit beginsel houdt in, dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan.
Het Hoogheemraadschap heeft een aantal aandachtspunten ten behoeven van de verdere uitwerking van het plan.
Conclusie
Met betrekking tot compensatie voor waterberging als gevolg van een toename van het verhard oppervlak wordt een oplossing aangebracht die voldoet aan het advies van het Hoogheemraadschap. In de planregels is binnen de bestemming Maatschappelijk ter borging hiervan bepalingen opgenomen. In de specieke gebruiksregels is bepaald dat binnen het perceel berging van hemelwater dat valt op de verharding dient plaats te vinden in de vorm van bijvoorbeeld een sedumdak, halfverharding en/of infiltratievoorzieningen à 0,045 m maal de verhardingsoppervlakte.
In de voorafgaande hoofdstukken zijn beleidkaders, omgevingsaspecten en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. In dit hoofdstuk wordt een aantal uitgangspunten voor het op te stellen bestemmingsplan uitgewerkt. Deze uitwerking zal de basis vormen voor de planregels en de verbeelding. Het is wettelijk verplicht om bestemmingsplannen digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar op te stellen. De landelijke afspraken hierover zijn vastgelegd in SVBP2012 en IMRO2012. De gemeente Houten geeft in haar handboek 'Digitale uitwisseling bestemmingsplannen' aan hoe bestemmingsplannen overeenkomstig deze standaarden gemaakt moeten worden.
De verbeelding zal uit een ondergrond bestaan, waarop de diverse bestemmingen en aanduidingen zijn weergeven. In de planregels wordt aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn van de gronden met de desbetreffende bestemming/aanduiding. Overigens geldt de ondergrond uitsluitend als oriëntatiemiddel.
De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken:
Op de als "Maatschappelijk" bestemde gronden zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan voor zover deze niet geluidgevoelig zijn. Ook zijn ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de hoofdactiviteit toegestaan, voor zover deze behoren tot categorie 4 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Horeca-activiteiten.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het bouwperceel mag voor 30% worden bebouwd,waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 meter, met dien verstande dat een ondergeschikte bouwlaag door midddel van een kap, dakopbouw of een setback is toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 11 meter. De gebouwen dienen met de representatieve zijde te zijn georienteerd op de openbare ruimte. Gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een berghok en een fietsenberging mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 15 m2 per perceel. Bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Ten aanzien van parkeren geldt dar er voldoende parkeergelegenheid binnen het openbaar gebied te worden aangelegd en in stand te worden gehouden. Bij het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseeerd en in stand te worden gehouden. Als parkeernorm geldt het bepaalde in de Parkeernota, die als bijlage 1 is bijgevoegd.
In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat het percentage aaneengesloten verharding niet meer dan 20% van het bouwperceel mag bedragen. Het percentage groen mag niet minder dan 50% van het bouwperceel bedragen. Binnen het perceel dient berging van hemelwater dat valt op de verharding plaats te vinden in de vorm van bijvoorbeeld een sedumdak, halfverharding en/of infiltratievoorzieningen à 0,045 mm maal de verhardingsoppervlakte.
Al het gebruik dat niet binnen de bestemmingsomschrijving valt is per definitie strijdig gebruik. Dit geldt daarmee ook voor commerciële zaalverhuur. Deze is nader benoemd in de paragraaf 'specifieke gebruiksregels' van de bestemmingsregels. Met commerciële zaalverhuur wordt zaalverhuur aan derden bedoeld, waarbij het onderwerp c.q. het karakter van de bijeenkomst geen raakvlak heeft met het feitelijke hoofdgebruik.
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat de gemeente handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt.
Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid.
In 2013 heeft het college de beleidsnotitie VTH 2013-2017 vastgesteld. De notitie vormt het geactualiseerde beleid voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van de fysieke leefomgeving. De basisprincipes van het 3-stappenplan en de integrale werkwijze zoals beschreven in de Kaderstellende beleidsnota Integrale handhaving 2004 zijn in stand gehouden.
Elke vier jaar wordt het handhavingsbeleid geëvalueerd, zo nodig aangepast en vervolgens opnieuw vastgesteld. Jaarlijks doet het college van burgemeester en wethouders verslag van alle handhavingsaangelegenheden van het afgelopen jaar. Om de twee jaar wordt een uitvoeringsplan opgesteld waarin de werkzaamheden en de prioriteiten voor de komende periode worden bepaald. Hiermee voldoet gemeente Houten aan de verplichtingen uit het Besluit Omgevingsrecht (BOR).
De gemeente pakt niet alle illegale situaties tegelijk aan. De prioritering vindt plaats aan de hand van een zogenaamde risicomatrix. Dit is een rangschikking die wordt opgesteld aan de hand van een prioriteitenstelling en risicobepaling (ernst en kans). Bij calamiteiten wordt altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Houten plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop.
Handhaving op basis van het bestemmingsplan vindt zowel plaats tijdens de uitvoering van een werk waarvoor omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen' zijn verleend als bij het gebruiken van gronden en bouwwerken. Niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat toezichthouders in Houten volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken.
De verkoop levert een grondopbrengst op die past in de begrootte inkomsten uit grondverkoop in deelgrondexploitatie Weteringhoek. Voor het bedrijf moet worden geïnvesteerd in een inrit. Voor deze kosten is budget beschikbaar in de deelgrondexploitatie. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.
Voorbereiding
Total Health heeft intensief meegedacht over de invulling van de locatie. Omdat Total Health past binnen de bestemming is met de vestiging geen sprake van nieuw beleid. De bedrijven en woningen aan Tuibrug, Hefbrug en De Brug zijn op 23 oktober 2015 per brief geïnformeerd over de vestiging van Total Health en de Regionale Ambulance Voorziening op het naastgelegen kavel (geen onderdeel van dit plan). Een ieder is daarbij uitgenodigd bij vragen contact te leggen met de gemeente. Hierop zijn geen vragen of reacties binnen gekomen. Hieruit is de conclusie getrokken dat de vestiging van Total Health niet tot vragen leidt. Een inspraakronde wordt daarom niet nodig geacht.
Over het concept ontwerp bestemmingsplan heeft formeel overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (zie paragraaf 4.9). Het bestemmingsplan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd.
Na het collegebesluit worden de omliggende bedrijven geïnformeerd over de vestiging van Total Health. Omdat het plan past binnen de regels van het bestemmingsplan kan redelijkerwijs worden verwacht dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Voor alle belanghebbenden is er in de procedure rechtsbescherming aanwezig.
Ontwerp uitwerkingsplan
Het ontwerp van het uitwerkingsplan en de bijbehorende stukken hebben vanaf 19 november 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij eenieder een zienswijzen tegen het plan kon indienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.