direct naar inhoud van 5.2 Uitgangspunten
Plan: Woonschepenlocatie Tull en 't Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0321.0160BPWOONSCHEPEN-ONHR

5.2 Uitgangspunten

Het doel van het bestemmingsplan is om een planologisch kader te creëren voor de definitieve inrichtingsvariant met betrekking tot de woonschepenlocatie. Daarnaast biedt het plan de ruimtelijke kaders waarmee ongewenste ontwikkelingen moeten worden voorkomen. Onder ongewenste ontwikkelingen

Inrichtingsvariant
In de huidige situatie is de ligging van de woonschepen zonder enige structuur. De woonschepen liggen weliswaar allemaal langs de oever, maar de afstand tot de oever en de afstand tot het volgende woonschip is willekeurig en wijkt vaak af. Vanwege de ligging van het plangebied in een ecologische verbindingszone is het van belang dat er sprake is van een landschappelijke inpassing. Met de definitieve inrichtingsvariant wordt gekozen voor meer structuur in de ligging van de woonschepen ten opzichte van elkaar, en ten opzichte van de oever. Daarnaast wordt een heldere en gelijke lijn neergezet ten aanzien van het oevergebruik. De volgende aspecten uit de inrichtingsvariant vormen de uitgangspunten voor het bestemmingsplan 'Woonschepenlocatie Tull en 't Waal'.

  • Per woonschip mogen maximaal twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • Deze parkeerplaatsen dienen gelegen te zijn op de plek zoals aangegeven op de inrichtingsvariant;
  • Per woonschip mag maximaal één aanloopsteiger worden gerealiseerd van maximaal 1,5 meter breed;
  • De aanloopsteiger dient gelegen te zijn op de plek zoals aangegeven op de inrichtingsvariant;
  • Aan weerszijden (boeg en achtersteven van het woonschip) dienen de woonschepen minimaal 5 meter van elkaar af liggen.

In de inrichtingsvariant is ook een halfverharde weg aangegeven, deze weg vormt de ontsluiting van de woonschepen op de Ossenwaard. Met het inrichtingsplan is invulling gegeven aan de landschappelijke inpassing door een structuur aan te brengen in de ligging van de woonschepen en een maximum te stellen aan het aantal parkeerplaatsen en bijgebouwen.

Ongewenste ontwikkelingen
Deze houden voornamelijk verband met landschappelijke aspecten: het plangebied dient vrijgewaard te blijven van alle ruimtelijke ontwikkelingen, behoudens recreatie en natuur, de weg en de woonschepen. Ook van belang is het voorkomen van verrommeling in het plangebied, dit vanwege de ligging van het plangebied in de een ecologische verbindingszone (zie hiervoor ook paragraaf 4.5.2).