direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening BP bedrijventerrein Zuidpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.ZuidpBT1herz-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Herziening BP bedrijventerrein Zuidpolder ' met identificatienummer NL.IMRO.0317.ZuidpBT1herz-Va01 van de gemeente Eemnes.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.4 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en daaraan functioneel ondergeschikt is.

1.8 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

1.12 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13 Bedrijfsvloeroppervlak

Het gezamenlijk oppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 Bijbehorende bouwwerk

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak.

1.15 Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning, gasten- of nachtverblijf.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.22 Dak

Een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.23 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 Dakopbouw

Een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 Detailhandel in volumineuze goederen

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen als auto`s, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • b. grootschalige detailhandel in recreatie-, sport- en vrije tijdsartikelen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.27 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.28 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 Geluidwerende voorziening

Een voorziening in de vorm van een scherm, wal, muur en dergelijke die dient ter afscherming van verkeerslawaai.

1.30 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 Jop

Een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken en gebouwen.

1.32 Kap

Een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.33 Kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.34 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.35 Niet zelfstandige kantoren

Kantoorruimte die een onlosmakelijk deel van de totale bedrijfsvoering uitmaakt.

1.36 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.37 Onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.38 Ondergeschikt

Functie waarvoor maximaal 40% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt

1.39 Overkapping

Een bouwwerk, zonder of met één of meerdere wanden, dat dient om een grondoppervlak te overkappen.

1.40 Parkeernormen
Bedrijfstype   parkeerplaatsen per 100 m2 bvo  
Detailhandel in volumineuze goederen   8,0  
Showroom   2  
Garage   3  
Bedrijfsverzamelgebouw   2  
Kantoor   3,5  
Loods/productiehal   1,0  

1.41 Peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.42 Persoonlijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen, zoals reisbureau, kapper, fysiotherapeut, schoonheidssalon, belwinkel, internetcafé.

1.43 Schijngevel

Gelijkend op een gevel, maar zonder achterliggend gebouw.

1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving aangeeft.

1.45 Voldoende parkeerruimte

ruimte voor het parkeren van motorvoertuigen, al dan niet op de openbare weg, welke voorziet in het benodigde aantal parkeerplaatsen, dat voldoet aan de in dit plan gestelde parkeernormen.

1.46 Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die direct langs de voorgevel van een gebouw en in het verlengde daarvan, over de gehele breedte van het bouwperceel, getrokken kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De breedte en diepte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. bedrijven met inachtneming van lid 2, met dien verstande dat het kantoorvloeroppervlak per bedrijf niet meer mag bedragen dan 40% van het bedrijfsvloeroppervlak, één en ander met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen, met uitzondering van dienstwoningen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ten hoogste 1 JOP;
  • d. ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen, water en groen.

  • 2. Op de voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn uitsluitend bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage I bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, mits deze bedrijven niet vallen onder de in bijlage II bij deze regels behorende Lijst van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 lid 3 Wet geluidhinder en niet voorkomen in onderdeel D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994, zoals dat luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
3.2 Bouwregels

Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. een bij een bedrijf behorend bouwperceel tot ten hoogste 65% bebouwd mag worden. Dit percentage is inclusief overkappingen;
  • b. de minimale en maximale hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan wordt aangeduid;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend plat worden afgedekt;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen overkapping zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen niet minder mag bedragen dan 2 meter en niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d is ten behoeve van het oprichten van een schijngevel een hoogte van mimimaal 8 meter en maximaal 10 meter toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag per bouwperceel over tenminste 65% van de daar aanwezige lengte van de aangeduide 'gevellijn' uitsluitend de gevels van gebouwen en erfafscheidingen worden gebouwd;
  • g. een JOP een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m heeft.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden gelden voor parkeren en opslag de volgende gebruiksregels:

  • a. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, conform de norm zoals opgenomen in 1.40.
  • b. opslag niet is toegestaan voor de voorgevel en/of de voorgevelrooilijn van gebouwen;
  • c. expeditie dient geheel op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. persoonlijke dienstverlening is niet toegestaan;
  • e. beperkte horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de bedrijven zijn toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:
    • a. het bepaalde in 3.1 lid 1 voor de vestiging van grootschalige detailhandel;
    • b. het bepaalde in 3.1 lid 2 voor bedrijven in de categorieën 3.1 en 3.2 van de in bijlage I bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, die naar hun aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4 lid 1 sub c mag uitsluitend worden verleend, indien het bedrijf vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen nadelige invloed heeft op de nabij gelegen woonbebouwing.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:

  • 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  • 2. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
    • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • b. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning - activiteit bouwen verbonden regels.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. In de situatie als bedoeld in het 4.2 tweede lid, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of d
    • c. verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • 2. Het bepaalde in 4.2 en 4.3 lid 1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 200 m²;
    • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
  • 3. Indien 4.3 lid 2 sub c van toepassing is, wordt in de omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie geheel of gedeeltelijk te verwijderen van de plankaart en uit de regels, indien en voor zover naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in het 4.2 lid 1 genoegzaam blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. maximale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als aangegeven op de plankaart, dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 5%;
    • 2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • b. de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoeleinden, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laagspanningsverdeelkasten, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 35 m2;
    • 2. de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 4 m.
  • d. De bevoegdheden als bedoeld in lid a tot en met c zijn niet van toepassing, indien elders in deze regels met betrekking tot de in lid a tot en met c genoemde situaties bevoegdheden bestaan.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de plankaart aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 5% mag worden gewijzigd;
  • b. indien hierdoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd;
  • c. de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Herziening BP bedrijventerrein Zuidpolder van de gemeente Eemnes.