direct naar inhoud van Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Plan: Landelijk gebied 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.Landelijkgeb2011-0204

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Verboden gebruik

Als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval beschouwd:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van zelfstandige bewoning;
  • c. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook;
  • d. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • f. staanplaats voor onderkomens, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan..

24.2 Uitzonderingen

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een omgevingsvergunning is verleend.

24.3 Afwijken bij een omgevingsvergunning
24.3.1 Caravanstalling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor stalling van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfsgebouwen.

24.3.2 Opslag

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor opslag en bewaring van agrarische producten en daarmee vergelijkbare producten en goederen die verband houden met bedrijfsactiviteiten die ingevolge Hoofdstuk 2 toelaatbaar zijn, in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfsgebouwen.

24.3.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 indien strikte toepassing van deze bepalingen leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.