Plan: | Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0317.Eemweg74emb-Va01 |
De eigenaar van Jachthaven Eembrugge is voornemens een winteropslag te bouwen voor boten (botenloods) ter plaatse van de bestaande bebouwing aan de Eemweg 74. De bestaande bebouwing ligt op de grens van de gemeente Eemnes en de gemeente Baarn. Het deel van het perceel dat binnen de gemeente Eemnes ligt, kent in het vigerende bestemmingsplan ' Buitenrand 2012 ' de bestemming ‘Recreatie’ met de aanduiding 'jacht- en passantenhaven ' waarbij een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 m en 7,5 m horen. Daarnaast ligt binnen een deel van het bouwvlak de aanduiding 'bedrijfswoning' waarbij een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 m en 10 m horen. Het bouwplan voor het nieuwe gebouw voldoet niet aan deze maximum hoogten. Het bouwplan is plaatselijk 11,50 meter hoog (zie afbeelding 1.1).
Afbeedling 1.1 - De hoogte van de nieuwe botenloods; 11,50 meter (lengtedoorsnede nieuwe botenloods)
Dat betekent dat op grond van het geldende bestemmingsplan realisatie van het bouwplan niet mogelijk is.
Afbeelding 1.2 - Het bouwplan, begane grond
Afbeelding 1.3. Het bouwvlak in het geldende bestemmingsplan, ' Buitenrand 2012 '. Het bouwvlak is aangeduid met een dikke, zwarte lijn
Ook past het bouwplan (zie afbeelding 1.2) niet in het bouwvlak (zie afbeeldingen 1.3 en 1.4). Het bouwplan is anders gevormd en - wanneer beschouwd in zijn hele omvang (dus op het grondgebied van beide gemeenten) - iets groter dan het bouwvlak. Het bouwplan heeft een oppervlakte van 1.344 m2, het bestaande bouwvlak (dat alleen op het grondgebied van Eemnes is gelegen) een oppervlakte van 1.275 m2. Het verschil is 69 m2.
Afbeelding 1.4 - Het bouwplan (geel omlijnd) past niet in het bouwvlak (zwart omlijnd). De onderbroken gele lijn geeft de omtrek van het bouwplan weer voor zover het in de gemeente Baarn ligt. In het geldende Baarnse bestemmingsplan is er geen bouwvlak of anders aangegeven bouwmogelijkheid aanwezig voor een botenloods. De rode lijn ('rode contour') geeft de grens aan van het 'landelijk gebied', zoals bepaald in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Ten westen, ten zuiden en ten oosten van de door de rode contour ingesloten bebouwing van de jachthaven is officieel het landelijk gebied gelegen
De gemeente Eemnes wenst echter mee te werken aan deze voorgenomen ontwikkeling, omdat deze ontwikkeling over het geheel genomen als positief wordt beoordeeld.
De bouwhoogte van het nieuwe bouwplan wordt op deze locatie (min of meer 'weggedoken' achter rijksweg A1) ruimtelijk niet problematisch geacht. Dat het bouwvlak vervormd moet worden en iets vergroot, wordt ruimtelijk niet als bezwaarlijk gezien. De toename van 69 m2 wordt slechts als een beperkte uitbreiding van het bouwvlak gezien (een toename van 5%), en daarmee als ruimtelijk acceptabel.
De vergroting van het bouwvlak vindt overigens plaats op het grondgebied van Baarn. De afweging die hier wordt gemaakt, is in dit geval een afweging van Eemnes en Baarn gezamenlijk over de (gezamenlijke) ontwikkeling van een klein stukje van hun grondgebied ter plaatse van deze jachthaven.
Rode contour
Op het grondgebied van Baarn vindt ook een overschrijding van de 'rode contour' plaats: de grens van het 'landelijk gebied' volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening (zie afbeelding 1.4). Deze overschrijding bedraagt 1,8 m2. Dit wordt beoordeeld als een verwaarloosbare overschrijding. Bovendien ligt het stukje landelijk gebied waar deze overschrijding plaatsvindt, op 25 meter afstand van de Rijksweg A1. Door de verbreding van de A1 waaraan op dit moment wordt gewerkt, zal deze afstand nog kleiner worden. Er is geen redelijk belang gediend met niet toestaan van deze overschrijding.
Rijkswaterstaat en Provincie
Ook Rijkswaterstaat en de Provincie Utrecht hebben aangegeven in principe akkoord te gaan met de voorgenomen ontwikkeling. Hiertoe dient een bestemmingsplan (postzegelplan) opgesteld te worden.
Baarn
Voor dat deel van de ontwikkeling dat binnen de gemeente Baarn ligt, wordt eveneens een bestemmingsplan opgesteld: 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn'. Daarin zal worden voorzien in een passende bestemming (´Recreatie') en een passend bouwvlak.
Het bestemmingsplan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge' zal de procedure gelijktijdig met het Baarnse bestemmingsplan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn' doorlopen.
Het plangebied ligt tegen de zuidoostelijke grens van de gemeente Eemnes aan en gedeeltelijk in de gemeente Baarn. De botenloods ligt op een bedrijventerrein in Eembrugge. De zuidelijke grens van het bedrijventerrein wordt gevormd door de rijksweg A1, de oostelijke grens door de rivier de Eem en de Eemweg vormt de noordwestelijke grens. Afbeelding 1.2 geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 1.2 - Globale ligging Botenloods Eemweg 74
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan:
Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.
Het bestemmingsplan heeft een gedetailleerd karakter, waarmee uitsluitend de gewenste ontwikkeling van de botenloods mogelijk wordt gemaakt.
De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 omvat het (boven)gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld, waarna in hoofdstuk 5 en 6 respectievelijk de juridische toelichting, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld.
Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van de huidige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Naast deze beschrijving van de huidige situatie wordt in dit hoofdstuk vooral nader ingegaan op de voorgestane ontwikkeling die in de nabije toekomst zal plaatsvinden en de beoogde situatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met heldere consequenties voor de planopzet.
In de huidige situatie is er in het plangebied een botenloods aanwezig van jachthaven De Watermolen. De bestaande loods kent meerdere functies, zo wordt er gewoond en is er ruimte om boten te stallen. De loods kent één bouwlaag met kap en is in twee delen gebouwd, de zuidelijke helft is gebouwd in 1999 en de noordelijke helft in 2003.
Het terrein wordt ontsloten via de Eemweg voor wegverkeer en via de Eem voor vaarverkeer. De ruimte rondom de loods is verhard en bedoeld voor het parkeren van auto's en de stalling van boten. In de rivier de Eem zijn ligboxen voor boten aanwezig. Het noordelijk deel van het terrein wordt langs de Eemweg aan het zicht onttrokken door een hoge heg.
Afbeelding 2.1 - Bestaande botenloods vanuit de lucht (bron: BingMaps)
De voorgenomen ontwikkeling die planologisch mogelijk wordt gemaakt door dit bestemmingsplan, heeft betrekking op de realisatie van een nieuwe botenloods. Hiervoor moet de bestaande bebouwing op het terrein gesloopt worden.
De nieuwe botenloods bestaat uit twee verdiepingen bedoeld voor opslag. De bouwhoogte van de loods bedraagt 11,5 m. De begane grond van de loods kent een hoogte van circa 6 m en is bestemd voor de stalling van grotere jachten, op de 1e verdieping worden kleinere boten gestald waardoor deze hoogte lager is, namelijk circa 5 m. De goothoogte van de botenloods komt op circa 8 meter te liggen aan de zijde van de Rijksweg.
In het lagere deel van de nieuwbouw aan de noordzijde, langs de Eem, worden vijf bedrijfsunits gerealiseerd (van tussen de 60 en 85 m2 elk), met daarboven kleinschalige kantoorunits en een bedrijfswoning (van een kleine 70 m2). De bedrijfs- en kantoorunits zijn uitsluitend bestemd voor bedrijvigheid en kantoren ten behoeve van de recreatieve (jachthaven-) functie.
Afbeelding 2.2 - Gevels toekomstige situatie (bron: Hardeman)
Afbeelding 2.3 - Impressie toekomstige situatie, zicht vanaf viaduct (bron: Architectenbureau Apart)
In het vigerende bestemmingsplan ' Buitenrand 2012' kent het plangebied de bestemming 'Recreatie' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemmingen zijn er voor het beschermen en veiligstellen van mogelijke archeologische waarden en het veiligstellen van de waterkering.
Daarnaast zijn er een aantal aanduidingen in het plangebied aanwezig, te weten 'bedrijfswoning' en 'jachthaven'. De gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' zorgt voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van industrielawaai. De gronden met de aanduiding 'reserveringszone - infrastructuur' zijn mede bestemd voor een reserveringszone ten behoeve van uitbreiding van de rijksinfrastructuur.
Afbeelding 2.4 - Vigerende planologische situatie
Zoals in paragraaf 1.1 is uiteengezet, voldoet het bouwplan niet aan de maximum hoogten die zijn opgenomen in de regels van het geldende bestemmingsplan, 'Buitenrand 2012'. Het nieuwe bouwplan is plaatselijk 11,50 meter hoog. De grootste maximum bouwhoogte die in het geldende bestemmingsplan is toegestaan, is 10 meter. Hieruit volgt dat bouwplan niet voldoet aan de regels van het geldende bestemmingsplan.
Ook past het bouwplan niet in het bouwvlak dat is opgenomen in de verbeelding van het geldende bestemmingsplan. Het bouwplan is anders gevormd en iets groter dan het bestaande bouwvlak.
Het bouwplan kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt door een nieuw bestemmingsplan waarin de toegestane maximum hoogten (goothoogte en bouwhoogte) voldoende omhoog worden gebracht en het bouwvlak qua vorm en grootte adequaat wordt aangepast.
In dit bestemmingsplan, 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge' (samen met het bestemmingsplan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn' van de buurgemeente), is in beide zaken voorzien.
Wat betreft de toegestane maximum hoogten: ter plaatse van de verschillende gebouwonderdelen zijn nieuw maximum bouw- en goothoogten opgenomen:
Wat betreft de de aanapassing van het bouwvlak:
De bestemming 'Recreatie' blijft in onderhavig bestemmingsplan onaangetast. Alleen de bouw- en goothoogte en de vorm en de grootte van het bouwvlak zijn aangepast. De dubbelbestemmingen worden overgenomen in onderhavig plan. De gronden met de aanduiding 'reserveringszone - infrastructuur' zijn bedoeld ten behoeve van de uitbreiding van de rijksweg A1. Rijkswaterstaat heeft desondanks aangegeven akkoord te zijn met dit plan. De aanduiding wordt ter signalering wel overgenomen in onderhavig plan.
Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorg de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een directe relatie met het genoemde beleid, in die zin dat langs de Rijksweg A1 een reserveringsgebied infrastructuur is gelegen, waarbinnen realisatie van een (belemmerend) bouwwerk op grond van het Barro niet zonder meer is toegestaan. Rijkswaterstaat heeft echter te kennen gegeven in principe - gezien de zeer beperkte uitbreiding ten opzichte van de bestaande bebouwing - akkoord te gaan met de voorgenomen ontwikkeling.
Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
De provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028 is op 4 februari 2013 vastgesteld door de Provinciale Staten van Utrecht. Op 10 maart 2014 is de eerste partiële herziening vastgesteld en op 3 november 2014 de tweede partiële herziening. Gelijktijdig zijn de herzieningen van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. In de PRS wordt het ruimtelijke beleid beschreven voor de periode tot 2028. Het uitgangspunt van de PRS is: lokaal wat kan, regionaal wat moet.
De provincie Utrecht wilt haar provincie aantrekkelijk houden om te wonen, te werken en te recreëren. Het ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:
Deze pijlers leiden tot twee belangrijke beleidsopgaven, Accent op de binnenstedelijke opgaven en Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied. Onderhavig plangebied ligt binnen het stedelijk gebied maar kent een recreatieve functie. Hierdoor zijn beide pijlers relevant.
De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren waardoor de druk op het landelijk gebied verminderd. Het verminderen van het overschot aan kantoren en de herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
Voor de tweede pijler zet de provincie in op het behouden en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen dient als contramal van de binnenstedelijke opgaven.
Bij onderhavig bestemmingsplan is er sprake van een ontwikkeling in het stedelijk gebied. De bestemming wordt niet gewijzigd in onderhavige situatie, alleen de goot- en bouwhoogtes worden aangepast. Hierdoor is het mogelijk om een nieuwe botenloods te realiseren. De kwaliteit van de recreatieve functie van het perceel wordt hierdoor verhoogt en het bedrijventerrein krijgt een aantrekkelijkere uitstraling. Derhalve is er geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunt zoals omschreven in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), door Provinciale Staten van Utrecht vastgesteld op 4 februari 2013, is opgenomen hoe in bestemmingsplannen omgegaan moet worden met provinciaal belang. De PRV bevat instructienormen, die kaderstellend zijn voor het opstellen van bestemmingsplannen. Er staat bijvoorbeeld dat de waarden van cultureel erfgoed, natuur en landschap beschermd moeten worden, maar niet de wijze waarop. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.
Blijkens de PRV ligt onderhavig plangebied in het Bedrijventerrein stedelijk gebied en in de Kernrandzone. Onderhavig bestemmingsplan staat geen nieuwe verstedelijking toe, alleen de goot- en bouwhoogte worden verhoogd. Hierdoor is het mogelijk om de bestaande recreatieve voorziening te vernieuwen, wat mogelijk is in een kernrandzone . Derhalve is er geen sprake van strijdigheid met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Waterbeheerprogramma 2016-2021
Het waterbeheerprogramma (WBP) van Waterschap Vallei en Veluwe is vastgesteld op 30 september 2015. Dit WBP geeft de koers van het waterschap aan waarbij samenwerking met partners van groot belang is. De ambities die het waterschap heeft zijn:
Binnen onderhavig bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met het regionale beleid, gezien het feit dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding (zie paragraaf 4.5).
Structuurplan Eemnes 2015 (2004)
Op 28 juni 2004 is door de gemeenteraad van Eemnes het 'Structuurplan Eemnes 2015, behoud door ontwikkeling' vastgesteld. Het structuurplan dient als toetsings- en ontwikkelingskader voor de gemeente Eemnes en is opgedeeld in een structuurplan voor de periode tot 2015 dat wordt aangevuld met een streefbeeld 2030.
De veranderingsprocessen zijn in het structuurplan verkend aan de hand van de lagenbenadering. Ook het ruimtelijk streefbeeld is met behulp van deze methode ontwikkeld. Het streefbeeld voor 2030 is gebaseerd op vijftien bouwstenen, gegroepeerd aan de hand van de lagenbenadering. Aan de basis van het streefbeeld staat de scheiding van Eemnes in een open, buitendijks gelegen poldergebied en een binnendijks gelegen zone waarin de ontwikkelingen zich concentreren. Groen en water worden daarbij op een actieve manier in het landschap tot ontwikkeling gebracht, door de mogelijkheden voor natuur en duurzaam waterbeheer te benutten. Het verkeer wordt middels een vorkstructuur op het interlokale wegennet gebracht. Deze vorm van ontsluiting, gelegen tegen en parallel aan de snelweg, zorgt voor een goede ontsluiting bij een geringe doorsnijding van het landschap. Voor een goede ontsluiting van deze structuur wordt de aansluiting op de A27 verbeterd. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkgebieden vindt plaats in de zones ten noorden en ten zuiden van de kern, waarbij een integrale ontwikkeling met het landschap het belangrijkste uitgangspunt is. Door een afwisseling van 'rode' en 'groene' functies, geplaatst binnen de historische langgerekte verkavelingsstructuur, worden de kwaliteiten van Eemnes verder uitgebouwd.
De Structuurplankaart fungeert als toetsingskader voor alle initiatieven die worden genomen voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel door publieke als door private partijen.
Toekomstvisie Eemnes 2030 (2008)
De gemeente Eemnes heeft een toekomstvisie opgesteld (oktober 2008) voor de periode tot 2020 met doorkijk naar 2030: 'Toekomstvisie Eemnes 2030; behoud met ruimte voor dynamiek'. In deze visie worden ontwikkelingen op het terrein van wonen, werken en voorzieningen onder de loep genomen en waar nodig bijgestuurd vanuit de gemeentelijke regierol.
De gemeente Eemnes wil:
Onderhavig bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid zoals geformuleerd in het Structuurplan en de Toekomstvisie.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de milieugevoelige functies zoals 'wonen' sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG publicatie "Bedrijven en Milieuzonering". Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Plangebied
Het plangebied ligt in een 'gemengd gebied', gezien de ligging op een bedrijventerrein. De gestelde richtafstanden worden hierdoor met één stap verkleind. In de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt aangegeven dat richtafstanden worden gemeten vanaf de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen (vvb) mogelijk is.
Op grond van onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, die toetsing aan de VNG publicatie noodzakelijk maken. Er is sprake van een continuering van de bestaande functionele situatie - een jachthaven binnen de bestemming 'Recreatie' - waarbij alleen de maximale bouw- en goothoogte worden veranderd. Er is geen sprake van onevenredige toename van hinder ten opzichte van naastgelegen percelen, op grond van onderhavige ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is geregeld in welke mate het geluid het woonmilieu mag belasten. Geluidsgevoelige objecten dienen beschermd te worden tegen geluidhinder uit de omgeving.
Plangebied
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk. Daarnaast wordt in het voorliggende plan geen geluidsproducerende functie toegelaten.
In de huidige situatie is er een bedrijfswoning aanwezig waarbij er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Onderhavig bestemmingsplan maakt alleen een hogere goot- en bouwhoogte mogen, derhalve wordt er verwacht dat een acceptabel woon- en leefklimaat gewaarborgd blijft.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine projecten dragen minder dna 3 procent bij aan het jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofioxide en kunnen daarom doorgaan zonder toetsing.
Plangebied
In onderhavig plan is er sprake van de sloop en nieuwbouw van een botenloods. Er wordt geen nieuwe verkeersaantrekkende ontwikkeling mogelijk gemaakt. De nieuwe botenloods zal geen extra verkeer genereren. Het project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het voorgenomen bouwplan is dan ook planologisch aanvaardbaar voor het aspect luchtkwaliteit.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Plangebied
Nabij het plangebied liggen twee bekende routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen: de N414, waarover aardgastransport plaatsvindt, en de rijksweg A1. Rond deze wegen is een risicocontour te berekenen voor groepsrisico. Binnen deze contour mogen geen nieuwe gevoelige functies worden toegevoegd.
Daarnaast lopen er twee gasleidingen nabij het plangebied en ligt er ten noorden een gasontvangststation, de invloedsgebieden van de gasleidingen en het gasontvangststation liggen buiten het plangebied.
Een jachthaven is geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan in het kader van het Bevi. Daarnaast zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die, in het kader van het Bevi, een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen oplevert ten aanzien van het Bevi.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Het plangebied valt binnen het Waterschap Vallei en Veluwe.
Plangebied
Bodem en grondwater
De bodem in plangebied bestaat uit zware klei. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is <40 cm onder het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand is <50 cm onder het maaiveld. (bron: www.bodemdata.nl)
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel grenst het perceel in het oosten aan rivier de Eem, zogenoemd A-water. De Eem kent een beschermingszone van 5 meter, waarbinnen bebouwing slechts mogelijk is na afstemming met het Waterschap.
Afbeelding 4.1 - Watergangen (bron: Waterschap Vallei en Veluwe)
Waterkwaliteit
In onderhavig bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied is een waterkering aanwezig. De beschermingszone behorende bij deze waterkering wordt in onderhavig bestemmingsplan overgenomen middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Afvalwater en riolering
De nieuw te realiseren botenloods wordt aangesloten op de bestaande riolering.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.
Er dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik, dit is geregeld in de Wet Bodembescherming.
Plangebied
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Milieutechniek ZVS Eemnes BV een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) uitgevoerd (d.d. 19 september 2017; zie Bijlage 1). Op grond van dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Zintuiglijk is lokaal puin waargenomen. Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest aangetroffen.
De zintuiglijk meest verdachte grond is geanalyseerd: de matig puinhoudende bovengrond van zand blijkt licht verontreinigd met PAK, PCB's en minerale olie. De matig puinhoudende bovengrond van klei is licht verontreinigd met kwik, lood, zink en PAK. Naar verwachting zal zowel de zintuiglijk schone boven- als ondergrond van betere kwaliteit zijn.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium, naftaleen en vinylchloride.
Op de locatie zou een ondergrondse tank met pomp aanwezig zijn (geweest). Deze zijn op de locatie niet aangetroffen. Ook zijn geen aanwijzingen aangetroffen van een mogelijke ligging of locatie. Tevens is de eigenaar van de locatie niet bekend met een tank of pomp. Wel is naftaleen in het grondwater aangetroffen (net boven de detectielimiet) wat kan duiden op een (voormalige) tank. Milieutechniek ZVS adviseert om er tijdens de sloop rekening mee te houden dat op de locatie een ondergrondse tank kan liggen.
Buiten naftaleen en vinylchloride komen de aangetroffen verhogingen veelvuldig voor in Nederland en zijn dit geen ongewone verschijnselen in de regio. Hoewel hiermee de hypothese 'onverdacht' komt te vervallen, is een nader onderzoek niet noodzakelijk.
Er zijn op grond van dit onderzoek geen milieutechnische belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning.
Wel dient rekening te worden houden met het feit dat de toepassing van licht verontreinigde grond aan beperkingen onderhevig is. Indien gedurende nieuw- of verbouw grond vrijkomt en niet op de onderzoekslocatie kan worden verwerkt, dient de grond te worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit, dan wel te worden aangeboden aan een erkende verwerker.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Plangebied
Gezien het feit dat de bestaande bebouwing gesloopt dient te worden en er vervangende nieuwbouw plaatsvindt, is er door Natuurbank Overijssel een quickscan flora en fauna uitgevoerd ten behoeve van de planontwikkeling (d.d. 17 augustus 2017; zie Bijlage 2).
Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties die door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten vernield of verstoord worden. Ook is gekeken of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied.
Op basis van de onderzoeksresultaten worden de wettelijke consequenties bepaald van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming (soorten en Natura2000) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht 2013 ( Natuurnetwerk Nederland).
De voorgenomen activiteit wordt gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Utrecht een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden, verwonden en het opzettelijk vernielen en weghalen van rust- en voortplantingslocaties', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen verstoren en vernielen.
Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van sommige grondgebonden zoogdier- en vleermuissoorten. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze soorten verblijf- en/of voortplantingslocaties in het plangebied bezetten, maar mogelijk benutten deze soorten die buitenruimte incidenteel als foerageergebied. De betekenis van de buitenruimte als foerageergebied voor deze soorten is echter nihil en het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten tast deze functie niet aan. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties op het gebied van soortbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Het plangebied ligt net naast gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Vanwege de lokale invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten, hebben deze geen negatief effect op het Natuurnetwerk Nederland. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Geconcludeerd wordt dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming leidt . Er is geen nader onderzoek nodig en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Wnb of Provinciale Ruimtelijke Verordening aangevraagd te worden. Door uitvoering van de quickscan natuurwaardenonderzoek heeft initiatiefnemer voldaan aan de onderzoeksplicht, zoals verwoord in art. 1.11 van de Wnb.
Op de archeologische beleidskaart van de BEL-combinatie wordt inzicht gegeven in de verwachtingskansen op archeologische vondsten en de mate van onderzoeksplicht.
Plangebied
Het plangebied ligt in drie verschillende verwachtingsniveaus. Het grootste deel van het plangebied ligt in een gebied met lage verwachting, de rest ligt in het middelhoge- en hoge verwachting gebied.
Afbeelding 4.2 - Uitsnede archeologische beleidskaart
Voor de hoge verwachting geldt dat er voor alle bouwwerken groter dan 200 m2 en bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld voorafgaand een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dient te worden .
In onderhavig geval is er sprake van vervanging van de bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte met minder dan 200 m2 toeneemt. Op grond van de archeologische beleidskaart is hierdoor geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
De dubbelbestemming met betrekking tot archeologische verwachting blijft gehandhaafd in onderhavig bestemmingsplan.
Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking. In artikel 1.2.5 van het Bro is onder meer bepaald dat bestemmingsplannen daarvan digitaal beschikbaar gesteld dienen te worden. Sinds 1 juli 2013 is daarbij toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) verplicht.
Het digitale plan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (GML-bestand NL.IMRO.0317.Eemweg74emb-Va01) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de doeleinden waarvoor de gronden mogen worden gebruikt.
Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis. In de toelichting is nader verklaard welke aanduidingen het betreft.
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal regels. Hieronder volgt een korte toelichting op deze regels.
Begrippen
Het opnemen van begrippen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke ondergeschikte onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels.
Recreatie
De jachthaven is bestemd met de bestemming 'Recreatie'. Er is een aanduiding 'jachthaven' opgenomen waardoor watersportbedrijven en jacht- en passantenhavens en horeca met een oppervlakte van ten hoogste 125 m2 per watersportbedrijf mogelijk zijn. Daarnaast is er een bedrijfswoning toegestaan binnen het bouwvlak.
Waarde - Archeologie hoge verwachting
Ter bescherming en veiligstelling van (mogelijke) archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' opgenomen met
daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden.
Waterstaat - Waterkering
De primaire waterkeringen langs de Eem in Eembrugge zijn van groot belang voor de bescherming van het binnendijkse gebied tegen overstromingen. De keringen zijn door middel van een dubbelbestemming in het bestemmingsplan voorzien van beschermingszones. Op deze gronden gelden beperkingen voor bouwen en het uitvoeren van kleine werken. Er mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, uitgezonderd kleinere bouwwerken, en werken worden verricht voordat overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden. Op de verbeelding is de zone als dubbelbestemming opgenomen.
Algemene regels, overgangsrecht en slotregels
In het bestemmingsplan zijn algemene regels opgenomen ten behoeve van gebruik, en afwijkingen. De anti-dubbeltelbepaling en de overgangsrechtelijke bepalingen zijn overgenomen conform de regelingen uit het Bro.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wro moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
De 'Grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.
Bij de uitvoering van dit bestemmingsplan is de gemeente niet financieel betrokken; de uitvoering is volledig een zaak van particulier initiatief. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is geen exploitatieplan voor het bestemmingsplan nodig.
Zienswijzenprocedure
Het ontwerp van het bestemmingsplan zal conform wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Gedurende de termijn van terinzagelegging wordt gelegenheid geboden om zienswijzen naar voren te brengen.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Parallel aan de zienswijzeprocedure wordt ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd.
Het plan heeft ter inzage gelegen van 29 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018. Er zijn geen zienswijzen ingediend.