direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het huis van Eemnes
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de gemeente Eemnes wordt al enige tijd gesproken over de wenselijkheid om sport, sociaal cultureel werk, verenigingsleven en bibliotheek onder te brengen in één centrum. Hier liggen verschillende zaken aan ten grondslag:

  • Ambitie om het voorzieningenpeil op peil te houden
  • Betere betaalbaarheid
  • Synergievoordelen
  • Veranderingen in de voorzieningen en aan de vraagkant.

Er is onderzocht of de huisvesting van de bibliotheek (Raadhuislaan 49b) en de Hilt (Hasselaarlaan) samengevoegd kunnen worden op de huidige locatie van de Hilt. Daarnaast is bezien wat de mogelijkheden zijn van nieuwbouw van het Huis van Eemnes op een andere locatie, waarbij verschillende locaties zijn beoordeeld.

Uit de onderzoeken is gebleken, dat nieuwbouw en dan op de locatie aan de Noordersingel het meest wenselijk is. Als gevolg van de nieuwe ontwikkeling wordt het gebruik van het gebouw van de Hilt aan de Hasselaarlaan beëindigd. Het terrein aan de Hasselaarlaan moet dan een nieuwe invulling krijgen. De bibliotheek wordt verplaatst naar de nieuwbouw, waardoor op de huidige locatie ook hier het gebruik van het gebouw zal veranderen.

Onderhavig bestemmingsplan beoogt de realisatie van het Huis van Eemnes aan de Noordersingel planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern van Eemnes. De noordelijke en zuidelijke grens worden gevormd door de aangrenzende sportparken, de oostelijke grens door (achterkanten van percelen aan) de Meentweg en de westelijke grens door de Noordersingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0001.jpg"

Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0002.jpg"

Begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het geldend bestemmingsplan Kern Eemnes, vastgesteld op 24 juni 2013.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.

Het bestemmingsplan heeft een gedetailleerd karakter, waarmee uitsluitend de gewenste ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

1.5 Leeswijzer

De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 omvat het (boven)gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld, waarna in hoofdstuk 5 en 6 respectievelijk de juridische toelichting, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de voorgestane ontwikkeling. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de consequenties voor de planopzet.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de Noordersingel in Eemnes. Aan de noordzijde zijn de voetbalvelden gelegen en de brandweerkazerne. Aan de zuidzijde liggen tennisbanen. Het plangebied bestaat uit een openbaar voetbalveld, een skatebaan, een basketbalveld en een gebouw van jongerencentrum Impuls.

2.2 Ontwikkeling

Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van het Huis van Eemnes ter plaatse van het speelveld aan de Noordersingel te Eemnes. In de raadvergadering van 2 november 2015 is een motie aangenomen om te onderzoeken welke locatie geschikt is voor het Huis van Eemnes. Dit onderzoek is uitgevoerd en opgenomen als Bijlage 1. In het onderzoek zijn zes verschillende locaties bekeken en beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • omvang van de locatie;
  • eigendom;
  • mogelijke andere voorziene ontwikkelingen;
  • afstand naar omringende woningen;
  • milieuaspecten;
  • provinciaal beleid;
  • bereikbaarheid;
  • bereikbaarheid scholen;
  • inpassing in de omgeving-herkenbaarheid;
  • sociale veiligheid.

Uit het onderzoek komt naar voren dat het speelveld kansrijk is en de beste score heeft. De aspecten omvang, eigendom, afstand woningen en sociale veiligheid scoren het hoogst. De gemeenteraad heeft op 15 februari 2016 het besluit genomen, kennis te nemen van de Quick Scan en de variant speelveld bij de uitwerking van de nieuwbouw variant Huis van Eemnes door de laten rekenen.

Het ontwerp en exacte gebruiksfuncties van het plangebied staan nog niet helemaal vast. Een belangrijk uitgangspunt is dat er een zeer duurzaam gebouw ontwikkeld wordt, met een lage energievraag en met duurzame energieopwekking. Er zijn vier zogenoemde 'footprintmodellen' gemaakt op basis van het gewenste ruimtegebruik (ruimtestaat) en de uitgangspunten. 'Footprint' betekent de oppervlakte die het gebouw op maaiveld inneemt. Hoe kleiner de footprint, hoe compacter het gebouw is. Daar staat tegenover dat het gebouw hoger wordt, naar mate de footprint kleiner wordt. De exacte positionering van de te realiseren bebouwing staat nu nog niet vast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0003.jpg"

Dwarsprofiel footprintmodellen Huis van Eemnes

De volgende footprintmodellen zijn mogelijk:

1. Het ruimteprogramma van het Huis van Eemnes wordt gerealiseerd in één bouwlaag. De sporthal staat op het meest oostelijke deel van het perceel. De andere functies liggen ten westen daarvan. Dit model heeft de grootste footprint van de vier modellen.

2. Dit model is gericht op de realisatie van een compact gebouw. De sporthal bevindt zich op het begane grondniveau op het (noord)oostelijke deel van het perceel. De andere functies worden in drie bouwlagen gerealiseerd, die tegen de sporthal aan liggen.

3. Dit model is de middenweg tussen model 1 en 2. De sporthal bevindt zich op de begane grond op het (noord)oostelijke deel van het perceel. De andere functies worden in twee bouwlagen (tegen de sporthal aan) gerealiseerd.

4. De sporthal bevindt zich in dit model op de eerste verdieping. De andere functies worden hieronder op de begane grond gerealiseerd. Hierdoor ontstaat een zeer compact gebouw met de kleinste footprint van alle vier modellen. Deze bedraagt ongeveer de helft van model 1.

Het bestemmingsplan biedt in voldoende mate flexibiliteit om één van deze modellen verder uit te werken. De bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan zijn dan ook begrensd op basis van de ruimte die de verschillende modellen mogelijk maken. Door het vastleggen van de maximale bouwhoogtes en een bouwvlak wordt in voldoende mate geborgd dat de nieuwe bebouwing past in zijn omgeving.

Het bestemmingsplan biedt voldoende ruimte voor een nadere invulling en detaillering van het bouwplan. Gekozen wordt voor footprintmodel 3. Dit model biedt voldoende ruimte voor parkeerplaatsen op maaiveld en past qua hoogte goed in de omgeving.

2.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldend bestemmingsplan is 'Kern Eemnes', vastgesteld op 24 juni 2013. Ook is er een 1e partiële herziening vastgesteld op 15 februari 2016. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan omvat de geldende bestemmingen 'Sport', 'Water' en 'Groen' en een aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek'. Daarnaast is er een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aanwezig voor het gehele plangebied.

Het geldende bestemmingsplan biedt geen ruimte voor de voorgenomen ontwikkeling, waarbij in het plangebied, wordt beoogt sportvoorzieningen en maatschappelijke functies samen te brengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0004.png"

Bestemmingsplan Kern Eemnes (uitsnede ruimtelijkeplannen.nl)

2.4 Conclusies ten aanzien van planopzet

De nieuwe situatie wordt gedetailleerd bestemd in onderhavig bestemmingsplan, middels een gemengde bestemming. Hiermee wordt de voorgenomen ontwikkeling mogelijk gemaakt en zijn diverse sport- en maatschappelijke voorzieningen uitwisselbaar.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau.

Voor de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen in het Barro. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen directe relatie met het genoemde beleid. Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Op basis van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking dient gemotiveerd te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik:

  • 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
  • 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in verplaatsing van een stedelijke functie, waarbij de bouwmogelijkheden beperkt toenemen ten opzichte van de huidige locaties. Het Huis van Eemnes voorziet daarmee in de reeds bestaande behoefte aan voldoende sport, sociaal cultureel werk, verenigingsleven en bibliotheek in de gemeente Eemnes. De ruimtebehoefte voor het Huis van Eemnes is vastgelegd in een ruimtestaat (1).

Door de samenvoeging van de huidige gebouwen van de Hilt en de Bibliotheek kan veel ruimte (horeca/ontmoeting/leescafé, multifunctionele podiumzaal, vergaderzalen, studieruimte) straks gecombineerd worden. Uiteindelijk kan er een hedendaags gebouw, met voorzieningen die aansluiten op de vraag van gebruikers en meer ruimte voor multifunctioneel gebruik dan de huidige Hilt nu heeft, ontstaan. Een deel van de tijd kunnen ruimten ingezet worden door de Bibliotheek, een ander deel kan dit verhuurd worden of ingezet voor het sociaal cultureel werk, dat de Hilt nu voor de gemeente programmeert. De sporthal en sportzaal die de Hilt nu heeft, zullen in de nieuwe Hilt worden samengevoegd.

Voor de locatie aan de Noordersingel geldt dat deze is gelegen in het bestaand stedelijk gebied van Eemnes. Hierbij is sprake van herstructurering (stap 2). Stap 3 van de ladder is daarmee niet aan de orde. Het onderhavige initiatief voldoet aldus aan de ladder voor duurzame verstedelijking en past binnen het beleid van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De ontwikkeling valt, met uitzondering van de Ladder voor duurzame verstedelijking niet onder het nationaal beleid, het bieden van ruimte voor deze ontwikkeling ligt in de handen van de provincie en de gemeente. Aangetoond is dat voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) vastgesteld. In de PRS legt de provincie het ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. Het nieuwe ruimtelijke beleid heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop. Gestreefd wordt naar een provincie waar ruimte is voor goed wonen, werken en natuur.

Bij de provincie Utrecht staat duurzaam ruimtegebruik voorop. Er dient dus zorgvuldig met de beschikbare ruimte te worden omgegaan. In het provinciale ruimtelijke beleid is aangegeven dat zorgvuldig, intensief en meervoudig ruimtegebruik een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De verstedelijkingsopgave dient zoveel mogelijk binnen het bestaande stedelijk gebied te worden gerealiseerd. Het plangebied is gelegen binnen de rode contour. Bij nieuwbouw van woningen en ontwikkeling van voorzieningen wordt prioriteit gegeven aan herstructurering en revitalisering, inbreiding en intensivering. Het onderhavige initiatief is in overeenstemming met de provinciale uitgangspunten, aangezien sprake is van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is gelijktijdig met de PRS vastgesteld. De PRV bevat regels die in acht moeten worden genomen bij het maken van nieuwe ruimtelijke gemeenteplannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren.

Het plangebied ligt binnen het bestaand bebouwd gebied van de PRV. Voor het plangebied zijn met name de bepalingen uit de PRV ten aanzien van stedelijk gebied van belang, zoals opgenomen in artikel 3.1. Hierover is opgenomen dat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Bij zowel het bouwen als renoveren van kantoren en woningen en bedrijfsruimten als het herstructureren of aanleggen van woonwijken en bedrijventerreinen is het van belang dat gemeenten en initiatiefnemers nadenken over het gebruik van alternatieve vormen van energie en energiebesparende technieken (onder andere toepassen van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte). Hiermee dragen ruimtelijke plannen bij aan het doel van 10% duurzame energiegebruik in 2020 zoals verwoord in de PRS.

Onderhavig planvoornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met de actuele standaarden voor energie-efficiëntie en duurzaamheid.

Verder ligt het plangebied niet in een gebied met een grote, middelgrote of kleine kans voor overstromingen.

3.2.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Derhalve is er binnen onderhavig bestemmingsplan geen sprake van strijdigheid met het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurplan Eemnes 2015

Op 28 juni 2004 is door de gemeenteraad van Eemnes het Structuurplan Eemnes 2015, behoud door ontwikkeling vastgesteld. Het structuurplan dient als toetsings- en ontwikkelingskader voor de gemeente Eemnes en is opgedeeld in een structuurplan voor de periode tot 2015 dat wordt aangevuld met een streefbeeld 2030.

Het structuurplan zet in op 'behoud door ontwikkeling'. Voor het behouden van sociaal-maatschappelijke structuren is het van belang (in beperkte mate) te veranderen, te bouwen, te vernieuwen en uit te breiden. De gemeente Eemnes is aan ontwikkelingen onderhevig en zal in meer of mindere mate veranderen. Maar het bepalende dorpse karakter en de daarbij horende sociaal-maatschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten kunnen daarmee juist behouden blijven.

De veranderingsprocessen zijn in het structuurplan verkend aan de hand van de lagenbenadering. Ook het ruimtelijk streefbeeld is met behulp van deze methode ontwikkeld. Het streefbeeld voor 2030 is gebaseerd op vijftien bouwstenen, gegroepeerd aan de hand van de lagenbenadering. Aan de basis van het streefbeeld staat de scheiding van Eemnes in een open, buitendijks gelegen poldergebied en een binnendijks gelegen zone waarin de ontwikkelingen zich concentreren. Groen en water worden daarbij op een actieve manier in het landschap tot ontwikkeling gebracht, door de mogelijkheden voor natuur en duurzaam waterbeheer te benutten. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkgebieden vindt plaats in de zones ten noorden en ten zuiden van de kern, waarbij een integrale ontwikkeling met het landschap het belangrijkste uitgangspunt is. Door een afwisseling van ‘rode’ en ‘groene’ functies, geplaatst binnen de historische langgerekte verkavelingsstructuur, worden de kwaliteiten van Eemnes verder uitgebouwd.

De Structuurplankaart fungeert als toetsingskader voor alle initiatieven die worden genomen voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel door publieke als door private partijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0005.jpg"

Structuurplankaart 'Eemnes 2015' met ligging plangebied

TOETSING

Zoals hierboven benoemd is voor het opbouwen van de visie 'ontwikkeling' als uitgangspunt genomen om het gewenste behoud van Eemnes vorm te kunnen geven. In de verkenning is reeds naar voren gekomen dat behoud vraagt om actief beleid. Voor het behouden van de sociaal- maatschappelijke structuren is het van belang om (in beperkte mate) te veranderen, te bouwen, te vernieuwen en uit te breiden.

Daarbij wordt in het structuurplan - aangaande het thema 'ontspanning' - gesteld dat binnen de gemeente veel sociaal-culturele activiteiten plaatsvinden in het huidige sport- en ontmoetingscentrum 'De Hilt'. Hiermee wordt de belangrijke rol van dit centrum, binnen de kern, onderkend. Een algemenere conclusie binnen dit thema is dat het algemeen niveau van de voorzieningen in de kern goed is, maar er een gebrek is aan ruimte om uit te breiden.

De voorgenomen ontwikkeling van centrum 'De Hilt' op de nieuwe locatie aan de Noordersingel, speelt in op het ruimtegebrek binnen de kern Eemnes, en specifiek op het ruimtegebrek op de bestaande locatie van 'De Hilt'. Er wordt ruimte geboden voor de lokale behoefte aan maatschappelijke voorzieningen. Daarmee sluit de ontwikkeling aan bij de genoemde en relevante kernpunten in het structuurplan.

3.3.2 Welstandsnota Eemnes

De welstandsnota Eemnes is opgesteld in het kader van de per 1 januari 2003 herziene Woningwet en vastgesteld in mei 2013. De nota beschrijft het welstandsbeleid van de gemeente Eemnes en dient als toetsingskader voor de welstandstoetsing in het kader van een bouwplanprocedure.

Een belangrijkste uitgangspunt voor het welstandsbeleid van Eemnes vormt het welstandstoezicht als instrument voor het handhaven en versterken van ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit van Eemnes is voor een groot deel te vinden in het samenspel en afwisseling van de bebouwing. Behoud en kwaliteit zijn de kernbegrippen voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit en daarmee voor welstand, dat plannen voor gebouwen moet beoordelen in hun omgeving. Openbaarheid en inzichtelijkheid. Het welstandstoezicht moet objectiever en transparanter voor de burgers worden, door duidelijke welstandscriteria en door een open(bare) werkwijze.

Het plangebied is gelegen binnen de kern Eemnes in deelgebied '10. Sportcomplex Noordersingel'. Het sportcomplex Noordersingel ligt ingeklemd tussen de Noordbuurt en de lintbebouwing aan de Meentweg. Het deelgebied herbergt verschillende voorzieningen. Direct ten noorden van het nieuwe Dorpshart liggen tennisvelden die door een afschermende haagbeplanting enigszins op zichzelf liggen. Ten noorden hiervan ligt een openbaar grasveld met een jongerencentrum en ten noorden daarvan het voetbalcomplex van de S.V. Eemnes met een parkeerplaats, een skatebaan en een basketbalveld. Het sportcomplex wordt vrijwel geheel omzoomd door beplanting van loofbomen. De ontsluiting vindt plaats vanaf de Noordersingel. Ook de nieuwe maakt deel uit van dit gebied.

De verschillende activiteiten hebben allemaal hun eigen bebouwing die op het bijbehorende terrein gelegen is. De bebouwing is zo gesitueerd dat het zowel vanaf de velden als vanaf de ontsluitende wegen gemakkelijk bereikbaar is.

In het deelgebied is de bebouwing niet hoger dan twee bouwlagen en vrijstaand. De meeste panden worden gedekt door een lessenaarsdak, andere hebben een plat dak. De clubgebouwen hebben een representatief uiterlijk. Kleur- en materiaalgebruik zijn zeer uiteenlopend, met vooral baksteen en hout en glas voor de gevels.

Het sportcomplex Noordersingel is een groot, relatief open groen gebied. Vanaf de Noordersingel zijn er verschillende doorkijken. Vanuit andere richtingen is het gebied tamelijk gesloten.

GEWENSTE ONTWIKKELING

Het deelgebied vormt een op zich staand gebiedje, met tamelijk verscholen bebouwing. De bebouwing zal een bijdrage moeten leveren aan het ‘landelijke’ groene karakter. Het gebruik van natuurlijke materialen, zoals hout en een terughoudende kleurstelling, versterken dat karakter.

TOETSING

Het beoogde plan past binnen het toetsingskader van de welstandsnota Eemnes en ligt in lijn met de procedure zoals deze eerder is gevolgd voor de realisatie van naast gelegen bebouwing (brandweerkazerne, voetbalkantine en dansschool). Een belangrijk aspect is dat het gebouw moet passen in de groene omgeving.

3.3.3 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Binnen onderhavig bestemmingsplan is geen sprake van strijdigheid met het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van het Huis van Eemnes. In dit gebouw zijn functies mogelijk die de Wet geluidhinder als geluidsgevoelig bestemt. Onderzocht dient te worden of er een toetsing plaats dient te vinden aan de eisen van de Wet geluidhinder. Hiertoe is door BügelHajema Adviseurs het rapport 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai' opgesteld, dat als Bijlage 2 bij deze toelichting is gevoegd.

WETTELIJK KADER

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Het plangebied ligt in de nabijheid van de Noordersingel. Deze weg kent een maximum snelheid van 50 km/uur en kent derhalve een zone van 200 meter. Het plangebied ligt binnen de zone van de Noordersingel en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.

INTENSITEITEN EN BEREKENINGEN

De verkeersgegevens van de Noordersingel (noordelijk en zuidelijk deel) zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0006.jpg"

Tabel (verwachte) verkeersintensiteit, samenstelling en verdeling verkeer per wegvak

De huidige verkeersintensiteit op de Noordersingel bedraagt ongeveer 3.600 mvt/etmaal. De komst van het Huis van Eemnes genereert maximaal 470 mvt/etmaal. Hiervan komt en gaat 85% in zuidelijke richting (400 mvt/etmaal) en 15% in noordelijke richting (70 mvt/etmaal). Daarnaast is er rekening gehouden met een autonome groei van 1 % per jaar op de Noordersingel.

BEREKENINGEN HUIS VAN EEMNES

De berekeningen zijn uitgevoerd met Standaard Rekenmethode II. Op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder wordt een aftrek op de geluidsbelasting van 5 dB toegepast. De resultaten van de berekeningen zijn opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0007.jpg"

Kaart- 48 dB geluidscontour Noordersingel met Huis van Eemnes

De 48 dB geluidscontour raakt het bouwvlak net. Afgerond vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats.

EFFECTEN VERKEERSTOENAME OP DE BESTAANDE WONINGEN

Uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening is onderzoek verricht naar de toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de komst van het Huis van Eemnes. Daarbij is uitgegaan van het verschil in verkeersintensiteiten, zoals weergegeven in bovenstaande tabel. Hieruit blijkt dat het verschil tussen de huidige geluidsbelasting en de nieuwe geluidsbelasting op de gevels van de bestaande woningen zeer gering is.

PARKEERTERREIN

De afstand tussen het Huis van Eemnes en het parkeerterrein en de bestaande woningen is redelijk groot (50 m). Daarnaast betreft het een openbaar (parkeer)terrein; het wordt 's avonds niet afgesloten en behoort daarmee niet tot de inrichting. Conform het Activiteitenbesluit behoeft de geluidsbelasting vanwege dit parkeerterrein op de woningen niet berekend te worden.

CONCLUSIE
In opdracht van de gemeente Eemnes heeft BügelHajema Adviseurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op het te realiseren Huis van Eemnes aan de Noordersingel te Eemnes. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting op het bouwvlak van het Huis van Eemnes vanwege de Noordersingel niet hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. Daarnaast is de toename van het geluid op de gevels van de bestaande woningen ten gevolge van de komst van het Huis van Eemnes verwaarloosbaar. De Wet geluidhinder verzet zich derhalve niet tegen de komst van deze voorziening.

4.2 Verkeer en parkeren

De gemeente Eemnes heeft in april 2017 nader verkeersonderzoek laten uitvoeren om de verkeers- en parkeersituatie van de voorgenomen ontwikkeling in beeld te brengen, zie Bijlage 3. De parkeervraag van het Huis van Eemnes is berekend op basis van kencijfers van het CROW aangevuld met een parkeerdrukmeting op een aantal maatgevende momenten. De parkeerdrukmeting verschaft inzicht in het huidige gebruik van de bestaande parkeergelegenheid rondom de Hilt en nabij de beoogde ontwikkellocatie indien er activiteiten plaatsvinden. De parkeerdrukmeting is uitgevoerd op het parkeerterrein aan de Hasselaarlaan, het parkeerterrein van SV Eemnes en het parkeerterrein gelegen aan de Noordersingel nabij tennisvereniging Eemnes.

Er is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van de ontwikkeling afgezet tegen het parkeeraanbod.

De resultaten van het parkeeronderzoek zijn:

  • Ongewogen bedraagt de parkeervraag van de verschillende geplande functies 166 parkeerplaatsen.
  • Door van aanwezigheidspercentages gebruik te maken wordt rekening gehouden met dubbelgebruik van de parkeerplaatsen.
  • Het maatgevend moment is de zaterdagavond. De parkeervraag van het Huis van Eemnes (exlusief optionele functies) bedraagt op het piekmoment 143 parkeerplaatsen. Om een sluitende parkeerbalans te krijgen, waarbij tevens de parkeervraag op het piekmoment is gefaciliteerd, zijn (uitgaande van het gemiddelde in de bandbreedte van de parkeernorm) 143 parkeerplaatsen op de ontwikkellocatie benodigd. Deze absolute piekvraag doet zich echter alleen in het weekend (avond) voor.
  • In het overloopgebied is, op het maatgevende moment van de parkeervraag van het Huis van Eemnes, voldoende capaciteit aanwezig om bezoekers van het Huis van Eemnes op te kunnen vangen. Binnen de acceptabele loopafstand van de ontwikkellocatie bevinden zich circa 26 parkeerplaatsen. Geadviseerd wordt daarom om ten minste 120 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren, waarmee voor de parkeervraag op een doordeweekse dag en op de zaterdagmiddag een passende oplossing wordt geboden.
  • In de avond (werkdag en weekend) kan gebruik gemaakt worden van parkeercapaciteit in omliggende gebieden. Het parkeerareaal van SV Eemnes is daarmee het meest geschikt. De parkeervraag aldaar is, op de piekmomenten van het Huis van Eemnes, nihil. Er is dan een restcapaciteit van circa 80 tot 100 parkeerplaatsen. Het opvangen van parkeerders voor het Huis van Eemnes zal naar verwachting niet leiden tot parkeerproblemen aldaar.

De verkeersgeneratie is, net zoals de parkeervraag, bepaald op basis van het functieprogramma en de kencijfers uit de CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Met betrekking tot de basisintensiteiten is uitgegaan van verkeerstellingen en snelheidsmetingen die in 2006, 2009 en 2012 op de Laarderweg en Noordersingel zijn uitgevoerd.

De resultaten van het verkeersonderzoek zijn:

  • Door de ontwikkeling Huis van Eemnes neemt het aantal ritten op de Noordersingel toe met circa 350 tot 470 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag.
  • De toename van het aantal verkeersbewegingen leiden niet tot capaciteitsproblemen op het wegvak of problemen in de verkeersafwikkeling op het kruispunt Laarderweg - Noordersingel. De verwachte intensiteit op de Noordersingel past bij het type weg (erftoegangsweg).
  • Naar verwachting zullen er meer overstekende bewegingen van fietsverkeer over de Noordersingel plaatsvinden. Aanbevolen wordt om op de oversteek ter hoogte van de Patrijzenhof en de Fazantenhof opnieuw vorm te geven.
  • Het kruispunt Noordersingel – Laarderweg zal dienst doen als centrale aanrijdroute richting het Huis van Eemnes. Als gevolg hiervan zal het aandeel afslaand verkeer op het kruispunt Noordersingel/Laarderweg/Braadmap toenemen. Geadviseerd wordt om maatregelen te treffen waarmee de veiligheidssituatie voor fietsers wordt verbeterd.

CONCLUSIE

De ontwikkeling van het Huis van Eemnes zal naar verwachting niet gepaard gaan met verkeers- of parkeerhinder in de directe omgeving. In het bestemmingsplan is de regel opgenomen dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normen in de CROW - publicatie 317. In het plangebied bestaat ruimte voor de realisatie van ten minste 130 parkeerplaatsen. Op de piekmomenten kan gebruik worden gemaakt van de parkeercapaciteit in omliggende gebieden. Daarnaast wordt aanbevolen maatregelen te treffen om fietsverkeer uit de wijken ten westen van de Noordersingel veilig van en naar het Huis van Eemnes de Noordersingel over te kunnen laten steken.

4.3 Bodem

In juli 2016 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied (Bijlage 4). Uit dit onderzoek is gebleken dat de bovengrond lokaal licht verontreinigd is bevonden door de aanwezigheid van lood. In de ondergrond is geen verontreiniging aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten barium en zink vastgesteld. Hoewel formeel de hypothese 'onverdacht' is komen te vervallen door de aanwezigheid van lood (bovengronds), barium en zink (ondergronds), geven de gehalten geen aanleiding tot een nader onderzoek.

Bij de bouw dient rekening te worden gehouden met het feit dat de (licht verontreinigde) grond aan beperkingen onderhevig is. Wanneer vrijkomende grond gedurende de nieuwbouw niet op de onderzoeklocatie kan worden verwerkt, dient de grond te worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit, dan wel elders te worden toegepast op basis van een bodemkwaliteitskaart.

CONCLUSIE
Met inachtneming van bovengenoemde kanttekening, kan worden geconcludeerd dat het onderzoekaspect bodem geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.4.1 Cultuurhistorie

Binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan bevinden zich geen waardevaste monumenten (met een beschermde status als gemeentelijk of rijksbeschermd monument) of waardevolle panden en objecten (niet formeel beschermd). Ook in de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle panden of andere elementen aanwezig.

CONCLUSIE

Gelet op het ontbreken van cultuurhistorisch waardevol erfgoed in en nabij het plangebied, zijn nadere beschermde maatregelen hiervoor niet noodzakelijk. Er komen als gevolg van het planvoornemen geen cultuurhistorische waarden in het geding.

4.4.2 Archeologie

Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeente breed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Eemnes ligt het plangebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv en een verstoringoppervlakte groter dan 200 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd (beleidscategorie 3).

In november 2016 is een archeologisch bureau- en booronderzoek op de locatie uitgevoerd (Bijlage 5). Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Bij het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 0,5 kilometer rondom het plangebied.

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische monumenten/terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn deze ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied ligt één AMK-terrein.

CONCLUSIE

Het bureauonderzoek toont aan dat er zich archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder verhoogt de volgens de bodemkaart aanwezige gooreerdgrond met een intacte podzol de kans daarop. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

De aangetroffen bodemopbouw is echter niet meer intact. De oorspronkelijke gooreerdgrond is grotendeels verstoord en recent afgedekt met een ophogingspakket. Er zijn geen podzolbodem of andere sporen van bodemvorming aangetroffen in het onderliggende dekzand.

Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de ongunstige omstandigheden voor bewoning op het dekzand, kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet dan wel niet meer worden verwacht.

ADVIES

Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden en de verstoorde bodemopbouw, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.

Dit advies betekent nog niet dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag van de gemeente Eemnes. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Kern Eemnes' is op basis van de resultaten uit het onderzoek niet overgenomen in dit bestemmingsplan.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 Erfgoedwet een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de gemeente Eemnes of de provincie Utrecht.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

SITUATIE

In de directe omgeving van de nieuwe locatie komen geen bedrijven of instellingen voor waarvan de milieuzone tot in of nabij het plangebied reikt.

Voor de locatie van het Huis van Eemnes geldt dat ter plaatse reeds sportvoorzieningen aanwezig zijn en aangevuld worden met maatschappelijke functies. Feitelijk wijzigt daarmee het gebruik ter plaatse niet significant, maar zal het gebruik wel intensiveren, zie paragraaf 4.2. Echter evengoed dient te worden aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Het Huis van Eemnes valt volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering niet onder één omschrijving. Er kunnen meerdere omschrijvingen van toepassing zijn. De omschrijvingen 'Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen' en 'Veldsportcomplex (met verlichting)' sluiten qua aard en omvang het beste aan bij de beoogde functies.

De omschrijving 'Veldsportcomplex (met verlichting)' is daarbij maatgevend en heeft een milieucategorie 3.1, waarbij volgens de richtlijn een afstand van 50 meter in acht moet worden genomen. Voor het plangebied en omgeving geldt het omgevingstype 'gemengd gebied'. Het gebied wordt gekenmerkt door matige tot sterke functiemenging. Direct naast de woning komen andere functies voor zoals sportvoorzieningen, detailhandel, maatschappelijke functies etc. De richtafstand kan hierdoor met 1 afstandsstap worden gereduceerd, naar 30 m. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.

De mogelijke overlast zal bestaan uit geluidsoverlast van bezoekers alsmede door de verkeer aantrekkende werking, zie paragraaf 4.2. Vanuit de bebouwing gaat nagenoeg geen overlast uit naar de omgeving.

CONCLUSIE

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Een verlechtering van de luchtkwaliteit zou in onderhavig plan veroorzaakt kunnen worden door een significante toename van gemotoriseerd verkeer. Aangezien uit verkeersonderzoek blijkt dat de intensiteit op de Noordersingel naar verwachting marginaal toeneemt, is nader onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

4.7 Externe veiligheid

Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01_0008.png"

Uitsnede risicokaart.nl met ligging plangebied (rode cirkel)

Om te bepalen of in en nabij het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn, is de risicokaart (www.risicokaart.nl) geraadpleegd. Uit de kaart blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle objecten aanwezig zijn.

CONCLUSIE

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water moet verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden.

PLANGEBIED

Het plangebied valt binnen het Waterschap Vallei en Veluwe.

Bodem en grondwater 

De bodem in plangebied bestaat uit zand en veen. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is < 40 cm onder het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwater is 50-80 cm onder het maaiveld.

Waterkwantiteit

Aan de zuidzijde van het plangebied is een A-watergang gelegen. Deze kent een beschermingszone van 5 meter, waarbinnen bebouwing slechts mogelijk is na afstemming met het Waterschap. Binnen deze zone wordt in onderhavig bestemmingsplan geen bebouwing mogelijk gemaakt.

Door realisatie van bebouwing en verharding is sprake van een toename van verhard oppervlak. Hierdoor kan het hemelwater niet infiltreren en wordt het versneld afgevoerd naar riolering of oppervlaktewater. Dit is ongewenst en dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Uitgangspunt van het Waterschap is dat het hemelwater zoveel mogelijk in het plangebied blijft. De wijze waarop kan per situatie verschillen en is gebiedsafhankelijk.

Het waterschap gaat uit van een T=100 neerslaggebeurtenis waarbij 86mm neerslag in 24 uur valt. Daarbij mag 3l/s/ha afgevoerd worden naar het watersysteem wat over 24 uur gelijk staat aan 26mm neerslag. De overige 60mm dient in het plangebied te worden vastgehouden en gefaseerd te worden afgevoerd met een maximum van 1,5l/s/ha.

Waterkwaliteit

In onderhavig bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. De ontwikkeling in onderhavig bestemmingsplan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor de veiligheid en voor de waterkeringen.

Afvalwater en riolering

Afvalwater wordt aangesloten op de riolering.

ADVIES WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE

Waterschap Vallei en Veluwe heeft op 19 maart 2017 advies uitgebracht over het ontwerp bestemmingsplan, zie Bijlage 6. Naar aanleiding van het advies van het waterschap is nader overleg gevoerd over te treffen maatregelen. Het overleg leidt tot de volgende conclusies:

  • Het hemelwater dat op harde oppervlaktes valt (dak-wegen) mag niet direct op de watergangen in het gebied afwateren noch in het riool worden geloosd. Het water moet in het plangebied worden opgevangen.
  • Als sedumdaken worden toegepast, geldt deze oppervlakte niet als verhard oppervlak.
  • Het realiseren van een wadi of vergroten van watergangen in het gebied is beperkt mogelijk.
  • Het parkeerterrein met waterdoorlatende verharding heeft onderhoudsbeperkingen en heeft daarom geen voorkeur van de gemeente.

Om het plan te realiseren zijn de volgende oplossingsrichtingen gekozen:

  • Om het onderhoud aan de A-water aan de zuidzijde van het plangebied goed te kunnen uitvoeren dient een onderhoudspad van 5 m aangelegd te worden wat ten alle tijden toegankelijk moet zijn. Het water aan de noordzijde heeft een flauwe oever om zoveel mogelijk water te kunnen bergen. Het profiel van de watergang dient onveranderd te blijven.
  • Door de situering van het bouwvlak op de verbeelding kunnen er noordelijk van de watergang, parkeerplaatsen worden aangelegd op een afstand van minimaal 4 meter uit de kant van het water. Het bestaande talud van het water blijft zodoende gehandhaafd. De mogelijkheid voor onderhoud van de watergang is hiermee gewaarborgd.
  • De parkeerplaatsen aan de zuidkant van het terrein mogen afwateren op het talud van de watergang. De overige parkeerplaatsen mogen/moeten afwateren op het groen dat op het parkeerterrein wordt aangelegd.   
  • In het groen op het parkeerterrein worden overstortkolken aangebracht. Deze mogen rechtstreeks lozen op het oppervlaktewater.
  • Het dak van het Huis van Eemnes moet uit sedum bestaan.

CONCLUSIE

Met inachtneming van bovenstaande maatregelen kan worden geconcludeerd kan worden dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.

4.9 Ecologie

GEBIEDSBESCHERMING

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nbw) 1998 en de gronden zijn niet aangewezen als EHS of groene contour. Het dichtstbijzijnde natuurgebied uit de Nbw 1998 ligt op circa 3,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Dit betreft het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever. Het meest nabij gelegen beschermde gebied in het kader van de EHS ligt op een afstand van ruim 1,5 kilometer ten oosten van het plangebied en betreft graslanden in de Eempolder. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als groene contour ligt op circa 2 kilometer ten oosten van het plangebied. Het plangebied heeft geen belangrijke ecologische relaties met de beschermde gebieden.

Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van het plan kunnen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Nbw 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid op voorhand worden uitgesloten.

SOORTENBESCHERMING

Hoewel de inrichting van het plangebied verandert, zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor vleermuizen.

Om verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen of dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden vastgesteld dat geen broedgevallen aanwezig zijn.

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen daarnaast verblijfplaatsen van enkele licht beschermde amfibie- en zoogdiersoorten worden verstoord en/of vernietigd (artikel 9 Flora- en faunawet: Ffw). Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood (artikel 11 Ffw). Licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Ffw.

Indien de rugstreeppad zich vestigt in het plangebied kunnen de werkzaamheden stilgelegd worden. Bij werkzaamheden in het plangebied dient daarom te worden voorkomen dat voortplantingsbiotoop (ondiepe plassen) voor rugstreeppad ontstaat. Als alternatief kan een amfibieënscherm om de bouwlocatie worden aangebracht, zodat rugstreeppadden geen toegang hebben tot het plangebied.

CONCLUSIE

Uit de ecologische inventarisatie (Bijlage 7) is naar voren gekomen dat een vooronderzoek in het kader van de Flora- en Faunawet een voortoets in het kader van de Nbw 1998 of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Wel dient vestiging van rugstreeppad tijdens de werkzaamheden te worden voorkomen. Daarnaast moet bij de planning van de werkzaamheden rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels.

Mits het bovenstaande wordt nagevolgd is een ontheffing van de Ffw of een vergunning op grond van de Nbw 1998 voor de beoogde activiteiten op voorhand niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

Op voorhand kan in redelijkheid worden vastgesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijk plan niet in de weg staan.

4.10 Milieueffectrapportage

WET MILIEUBEHEER EN HET BESLUIT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE

De voorgenomen activiteiten ter plaatse kunnen via een tweetal sporen leiden tot de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.). Het eerste spoor is via de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Het nieuwe Besluit m.e.r. is op 1 april 2011 in werking getreden. Een milieueffectrapportage is bij dit spoor verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Het planvoornemen betreft een uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, een activiteit zoals genoemd in kolom 1 van lijst D 11.2. De activiteit blijft echter ruim onder de in kolom 2 opgenomen grenswaarden voor deze gevallen:

  • Een oppervlakte van 100 hectare of meer.
  • Een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen.
  • Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

NATUURBESCHERMINGSWET EN DE WET MILIEUBEHEER 

Het tweede spoor op basis waarvan de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.) aanwezig kan zijn is via de Natuurbeschermingswet en de Wet Milieubeheer. Indien niet (op voorhand) kan worden uitgesloten dat de voorgenomen activiteit significant negatieve effecten heeft op een Natura 2000-gebied, dient een zogenaamde passende beoordeling te worden uitgevoerd. Dit leidt automatisch ook tot de verplichting een m.e.r.-procedure te doorlopen, waarvan de passende beoordeling (of de conclusies ervan) onderdeel uitmaakt.

Onder meer teneinde te beoordelen of sprake is van significante effecten, is een natuurtoets uitgevoerd (zie voorts paragraaf 4.9). Hieruit is reeds gebleken dat aangezien de beoogde plannen geen directe relatie hebben met de beschermde gebieden en gezien tussenliggende afstand tussen het plangebied en deze gebieden, negatieve effecten op het Natura 2000-gebied en de EHS als gevolg van de beoogde plannen zijn uit te sluiten.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat ook bij dit spoor geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking. In artikel 1.2.5 van het Bro is onder meer bepaald dat bestemmingsplannen daarvan digitaal beschikbaar gesteld dienen te worden. Sinds 1 juli 2013 is daarbij toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) verplicht.

5.2 Planopzet

Het digitale plan Het huis van Eemnes is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (GML-bestand NL.IMRO.0317.BPhuisEemnes-Va01) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de doeleinden waarvoor de gronden mogen worden gebruikt.

Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis. In de toelichting is nader verklaard welke aanduidingen het betreft.

5.2.2 Regels

Het bestemmingsplan voorziet in een aantal regels. Hieronder volgt een korte toelichting op deze regels.

BEGRIPPEN

Het opnemen van begrippen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

WIJZE VAN METEN 

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke ondergeschikte onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels.

BESTEMMING 'GEMENGD'

Middels de bestemming 'Gemengd' wordt het juridisch-planologisch mogelijk gemaakt dat zowel sportterreinen en -voorzieningen als ook maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Daarbij zijn kantoor- en horecavoorzieningen ook mogelijk. Ook zijn de gronden binnen de bestemming 'Gemengd' bestemd voor bijhorende voorzieningen zoals groen, wegen, voet- en fietspaden, nuts-, speel- en parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.

De maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'. De maximale goot- en bouwhoogte van het Huis van Eemnes bedraagt 11 meter. Deze hoogte verhoudt zich goed met de omgeving. De totale toegestane oppervlakte van gebouwen en overkappingen is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 % van het bouwvlak. De totale toegestane oppervlakte van het Huis van Eemnes en overkappingen bedraagt 80 % van het bouwvlak.

BESTEMMING 'GROEN'

De groenstrook aan de westzijde van het plangebied maakt deel uit van de groenstructuur van Eemnes en bestaat uit een bomenlaan ter begeleiding van de Noordersingel. Deze gronden zijn bestemd als 'Groen'. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, fiets- en voetpaden, waterlopen en waterpartijen, in- en uitritten en bij de bestemming behorende voorzieningen.

BESTEMMING 'WATER'

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een smalle sloot. Deze is bestemd als 'Water'. De bestemming 'Water' is één op één overgenomen uit het bestemmingsplan 'Kern Eemnes'. De gronden zijn bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, natuur en bij de bestemming behorende voorzieningen zoals groen, oeverbeschoeiingen, keerwanden en waterstaatkundige voorzieningen.

ALGEMENE REGELS, OVERGANGSRECHT EN SLOTREGELS

In het bestemmingsplan zijn algemene regels opgenomen ten behoeve van gebruik, en afwijkingen. De anti-dubbeltelbepaling en de overgangsrechtelijke bepalingen zijn overgenomen conform de regelingen uit het Bro.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wro moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  • er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).

De 'Grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

De gemeente is eigenaar van alle gronden. Alle kosten komen voor rekening van de gemeente. Er is derhalve geen sprake van verhaalbare kosten. Hierdoor is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Zienswijzenprocedure

Het ontwerp bestemmingsplan heeft conform de wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 Wro vanaf 19 april 2017 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn heeft een ieder de gelegenheid om een zienswijze op het plan naar voren te brengen. Naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 11 zienswijzen en 1 petitie ingediend, welke zijn samengevat in de Zienswijzen nota. De zienswijze van Provincie Utrecht is gegrond verklaard, zie hiervoor het Vaststellingsbesluit.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Conform artikel 3.1.1 Bro zijn diverse betrokken instanties benaderd om vooroverleg te voeren over het ontwerp bestemmingsplan.

De brandweer heeft gereageerd en heeft de volgende opmerking geplaatst. De brandweer kan instemmen met het overstekende verkeer ter plaatse van het parkeerterrrein van het voetbalterrein naar het Huis van Eemnes en omgekeerd. Voorwaarde is dat de voetgangers geleiding goed is en op één plaats.

Leden van voetbalvereniging SV Eemnes hebben ook gereageerd op het ontwerpbestemmingsplan. Zij hebben aangegeven dat de bestaande drie voetbalvelden onvoldoende ruimte bieden en zij in de toekomst een vierde veld nodig hebben. De voetbalvereniging zit qua capaciteit inderdaad behoorlijk vol, maar de bevolkingsprognoses laten zien dat het aantal kinderen in Eemnes terug loopt.

De overleg- en inspraakreacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de Nota van inspraak en overleg, zie Bijlage 8.