direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zonneveld A1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Eemnes heeft in haar beleidsdoelen vastgelegd dat zij de CO2-uitstoot in de gemeente wil reduceren. Het doel is om in 2020 de uitstoot 25% lager te laten zijn dan in 2009. Dat vraagt om serieuze maatregelen in besparing van fossiel energiegebruik en in de opwekking van duurzame energie. Eén van de stappen om dit te realiseren is de aanleg van zonnevelden. Om dit ruimtelijk mogelijk te maken heeft het college van burgemeester en wethouders eind 2015 een voorstel aan de raad gezonden waarin zij verzoekt om in principe in te stemmen met dit voornemen. Tijdens de raadssessie in december is vervolgens besloten dat de gemeente zich vooraleerst richt op een planologische aanpassing voor een zonneveld op de locatie Eikenlaan, Wakkerendijk, A1.

Onderhavig bestemmingsplan beoogt de realisatie van dit zonneveld planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het zuiden van de gemeente Eemnes. De zuidelijke grens wordt gevormd door de rijksweg A1, de oostelijke grens door (achterkanten van percelen aan) de Wakkerendijk en de noordelijke grens door de Eikenlaan. Afbeelding 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0001.png"

Afbeelding 1.1 - Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan:

  • Landelijke Gebied 2011, gemeente Eemnes, vastgesteld d.d. 28-10-2013

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.

Het bestemmingsplan heeft een gedetailleerd karakter, waarmee uitsluitend de gewenste ontwikkeling van het zonneveld mogelijk wordt gemaakt.

1.5 Leeswijzer

De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 omvat het (boven)gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld, waarna in hoofdstuk 5 en 6 respectievelijk de juridische toelichting, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van de huidige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Naast deze beschrijving van de huidige situatie wordt in dit hoofdstuk vooral nader ingegaan op de voorgestane ontwikkeling die in de nabije toekomst zal plaatsvinden en de beoogde situatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met heldere consequenties voor de planopzet.

2.1 Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt als een driehoekig gebied in het zuiden van de gemeente Eemnes, in een overgangsgebied tussen het polderlandschap van het lage en open Eemland en de hoge en gesloten Utrechtse Heuvelrug. De grenzen van de driehoek zijn duidelijk aanwezig in het landschap. De Eikenlaan in het noorden, een houtwal gevormd door eikenbomen, de lintbebouwing aan de Wakkerendijk in het oosten en de rijksweg A1 in het zuiden. Door de harde grenzen wordt de doorkijk richting het achterliggende Eemland belemmerd en is er een 'kamer' ontstaan in de vorm van een driehoek.

Het plangebied kent de verkavelingsrichting van het Eemland, vanwege de aanwezige sloten, maar staat niet direct in contact met het Eemland. Binnen het plangebied is voornamelijk grasland met sloten aanwezig. Op dit moment is het plangebied in gebruik als weidegrond.

2.2 Ontwikkeling

Onderhavig bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een zonneveld mogelijk in deze driehoek. De ontwikkeling behelst een zonneveld van circa 6 hectare met zonnepanelen tot een hoogte van circa 2,2 meter. In afbeelding 2.1 is een beoogde schetsinrichting van het plangebied weergegeven. Voor het plangebied is een globale inrichtingsvisie opgesteld (zie afbeelding 2.1).

Bij de inrichting van het plangebied is er uitgegaan van de ontwikkelprincipes van het overgangsgebied, zoals opgenomen in het Gebiedskatern Eemland. Door de zonnepanelen in de verkavelingsrichting te plaatsen en de watergangen te accentueren (met oevervegetatie bijvoorbeeld) blijven de lijnen van het landschap behouden.

De plaatsing van de panelen in een zuidopstelling is daarnaast gunstig vanwege het rendement van de zonnepanelen. Aandacht dient wel te worden besteed aan zogenaamde ‘human factors’ zoals afleiding en reflectie vanaf de A1. Meer hierover in paragraaf 4.1.

Binnen het zonneveld wordt plaats geboden voor ten hoogste drie kleinschalige gebouwtjes; in ieder geval twee transformatorgebouwtjes centraal in het veld en een inkoopstation in het noordoosten van het plangebied.

Aan de zijde van de Eikenlaan en de Wakkerendijk wordt het zonneveld aan het directe zicht van omwonenden onttrokken door realisatie van opgaande groenstroken aan deze zijden. Hiertoe is een kwalitatieve verplichting opgenomen in de regels van onderhavig bestemmingsplan.

Om het zonneveld meer dan enkel een (gesloten) energievoorziening te laten zijn, zou gedacht kunnen worden aan het verbinden van een drietal thema's aan het zonneveld A1, die aan de particuliere initiatiefnemer ter inspiratie worden meegegeven:

  • Energie: Duurzame energie is uiteraard hoe dan ook het hoofdthema van het zonneveld. Door inzichtelijk te maken hoeveel energie het zonneveld oplevert wordt de bezoeker zich bewust van de op het oog onzichtbare, maar zo belangrijke energiestromen waar het zonneveld om draait;
  • Ecologie: Door middel van dubbel ruimtegebruik worden andere (met name ecologisch waardevolle) functies niet uitgesloten. Hierbij kan gedacht worden aan extensief beheer door kleinvee en het aantrekken van insecten (zoals bijen en vlinders);
  • Educatie: Het tastbaar maken van duurzame energie zou kunnen door middel van informatieverstrekking over het zonneveld, maar ook door bijvoorbeeld educatieve 'spelvormen' die inzicht geven in energie, klimaat en natuur of door het aanleggen van een 'struinpad' door het zonneveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0002.jpg"

Afbeelding 2.1 - schetsinrichting zonneveld A1 Eemnes

2.3 Landschappelijke inpassing

Het plangebied ligt in een overgangsgebied tussen het open Eemland en de meer gesloten Utrechtse Heuvelrug. Het plangebied kenmerkt zich als een kamer in het open landschap; de verschillende grenzen belemmeren de doorkijk naar het achterliggende landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0003.jpg"

Afbeelding 2.2 - Landschap plangebied

Voor het zonneveld is, zoals beschreven in paragraaf 2.2, een schetsinrichting gemaakt, volgens de ontwikkelprincipes van het overgangsgebied, zoals opgenomen in het Gebiedskatern Eemland (zie paragraaf 3.2.3). Door de zonnepanelen in de verkavelingsrichting te plaatsen en de watergangen te accentueren (met oevervegetatie bijvoorbeeld) blijven de lijnen van het landschap behouden.

Opgaande groenstroken onttrekken aan de zijde van de Eikenlaan en de Wakkerendijk het zonneveld aan het directe zicht van omwonenden. Deze opgaande groenstroken passen binnen de eerder genoemde 'kamerstructuur' van de driehoek waarbinnen het plangebied ligt.

Binnen het zonneveld mogen maximaal drie kleine bouwwerken gerealiseerd worden, in de vorm van bijvoorbeeld twee transformatorhuisjes en één 'inkoopstation'. Informeel zouden één of meer ‘struinpaden’ door het veld aangelegd kunnen worden.

De zichtlocatie langs de A1 kan benut worden voor (zeer terughoudende, niet te dominante) informatievoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een naamaanduiding of informatiepanelen. Daarnaast worden de zonnepanelen tot een hoogte van circa 2,20 meter boven het maaiveld geplaatst. Hierdoor blijft vanaf de A1 de houtwal (Eikenlaan) zichtbaar.

2.4 Vigerende planologische situatie

In het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2011' kent het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie lage verwachting', 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'. Deze dubbelbestemmingen zijn er voor het beschermen en veilig stellen van mogelijke archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0004.jpg"

Afbeelding 2.3 - Vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2011'

2.5 Conclusie ten aanzien van planopzet

De ontwikkeling van het zonneveld past door de geschetste opzet met een zuidopstelling, accentuering van de verkavelingslijnen en beperkte bebouwing in de vorm van een paviljoen tegen het decor van de Eikenlaan in het overgangslandschap.

De nieuwe situatie wordt gedetailleerd bestemd in onderhavig bestemmingsplan, middels een gemengde bestemming 'Gemengd - Agrarisch en Zonneveld'. Hiermee wordt de voorgenomen ontwikkeling mogelijk gemaakt, maar wordt ook het bestaande agrarisch gebruik mogelijk gemaakt (bijvoorbeeld bij het deels niet realiseren of beëindigen van het zonneveld). Aangezien de zonnepanelen op de grond komen te staan brengt deze ontwikkeling te mogelijk aanwezige archeologische waarden niet in gevaar. De dubbelbestemmingen worden niettemin, ter bescherming van de mogelijk aanwezige waarden, overgenomen in onderhavig plan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Nationaal beleid

Het plangebied ligt tegen de rijksweg A1 aan. Derhalve dient er niet alleen rekening gehouden te worden met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk maar ook met het beleid omtrent de rijksweg A1. Aangezien deze weg in de (nabije) toekomst verbreed zal worden, kan dit van invloed zijn op het plangebied. De verschillende relevante beleidsdocumenten met betrekking tot het plangebied worden nader toegelicht.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Een toekomstbestendige energievoorziening is van vitaal belang voor de Nederlandse economie. Fossiele bronnen voorzien in de komende decennia voor een groot deel in de energiebehoefte van Nederland. Deze bronnen zijn echter eindig. Het nationaal belang 2, met betrekking tot energievoorziening, luidt dan ook 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie'. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening. Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen van kennis.

Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorg de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is duurzame verstedelijking. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in en rond stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De lader bestaat uit drie 'stappen' welke doorlopen moeten worden. Dit zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De definitie van een stedelijke ontwikkeling volgens het Bro is: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'

Toetsing

Het realiseren van een zonneveld valt niet onder de definitie van een stedelijke ontwikkeling. Toch worden de stappen hieronder doorlopen, in het kader van een zorgvuldige toetsing van het initiatief.

Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

De behoefte naar de opwekking van duurzame energie overstijgt Eemnes en/of de regio; het Rijk geeft middels haar beleid aan dat er vraag naar is, maar geeft de verantwoordelijkheid aan de provincies en gemeentes. De provincie Utrecht geeft in haar beleid aan dat er behoefte is aan onder andere zonnevelden. De gemeente Eemnes heeft in haar beleid vastgelegd te streven naar 25% CO2-reductie in de periode tot 2020; realisatie van zonnevelden is een belangrijke pijler onder die opgave. Antwoord op de vraag of dit plan voorziet in een actuele regionale behoefte luidt dus ja.

Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk gebied?

De provincie Utrecht heeft in haar beleid verschillende stedelijke gebieden aangewezen. Het plangebied ligt tegen het stedelijk gebied aan, in de experimenteerruimte duurzame energie. De voorwaarden die gebonden zijn aan realisatie van een zonneveld binnen dit gebied worden behandeld in paragraaf 3.2.2. Binnen het stedelijk gebied zijn er geen locaties beschikbaar die op rendabele wijze in het project kunnen voorzien. Onderhavig bestemmingsplan staat deze ontwikkeling toe door middel van een gemengde bestemming, met behoud van alle mogelijkheden van de huidige agrarische functie. Wanneer het zonneveld verdwijnt van deze locatie kan de oorspronkelijke situatie derhalve worden hervat/voortgezet.

Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

De locatie is (via de Eikenlaan) passend ontsloten voor de functie van een zonneveld.

3.1.3 Kijk op de ruimtelijke kwaliteit van snelwegen (2013)

Rijkswaterstaat heeft een handreiking opgesteld over de ruimtelijke kwaliteit van snelwegen waarin zoveel mogelijk kennis over de ruimtelijke kwaliteit van het wegontwerp, de inpassing en de inrichting van de weg en de wegomgeving wordt gegeven. Het document bestaat uit twee onderdelen;

  • 1. de visie en ontwerpprincipes: hierin wordt vanuit het perspectief van Rijkswaterstaat de visie op de ruimtelijke kwaliteit van het snelwegnetwerk beschreven.
  • 2. A-routes: alle snelwegen zijn kort getypeerd en is bedoeld als naslagwerk.

Centraal in de visie van Rijkswaterstaat op de ruimtelijke kwaliteit van de snelweg en de snelwegomgeving staat een herkenbaar en samenhangend snelwegennetwerk. Het plangebied ligt tegen de A1 aan en zeer dicht bij het knooppunt Eemnes, daar waar de A1 en de A27 elkaar kruizen.

A1

De A1 kent nabij het plangebied verschillende kwaliteiten. De snelweg doorsnijdt hier twee verschillende landschappen en kent een ruim dwarsprofiel in het open landschap en een smal dwarsprofiel in het besloten landschap. De uniforme geluidswering per landschapstype versterkt de ruimtelijke samenhang. De opgave is om het contrast tussen de open en besloten landschappen te behouden en de consistente toepassing van geluidswerende voorzieningen.

A27

Het traject van de A27 is, nabij het plangebied, een volledig afgeschermde weg met grondlichamen, dichte beplanting en geluidsschermen. Vanuit het plangebied is de A27 dan ook niet waarneembaar.

3.1.4 Project A27/A1

De A1 en de A27 kennen bijna dagelijkse files. Om deze problemen op te lossen worden de A27 tussen Utrecht Noord en knooppunt Eemnes en de A1 tussen knooppunt Eemnes en de aansluiting Bunschoten-Spakenburg in de nabije toekomst verbreed van 2x2 rijstroken naar 2x4 rijstroken. Hoewel het plangebied tegen de A1 aan ligt, heeft deze verbreding geen directe invloed op de ontwikkeling van het zonneveld, zoals middels onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakt. In onderstaande paragrafen wordt kort het landschapsplan en esthetisch programma van eisen t.b.v. maatregelen aan de A1 en A27 toegelicht.

Landschapsplan (2014)

Het Landschapsplan geeft een beeld van de landschappelijke inpassing van de geplande maatregelen ten aanzien van de A27 (tussen aansluiting Utrecht-Noord en knooppunt Eemnes) en de A1 (tussen knooppunt Eemnes en aansluiting Bunschoten-Spakenburg). De ontwikkelingen nabij het plangebied worden verder toegelicht.

Het deel van de A1 dat langs het plangebied loopt wordt ten zuiden aangeduid als 'weg in het bos' en ten noorden als 'weg in de wei'. Ter plaatse van de Wakkerendijk is het landschap in detail uitgewerkt. Ten zuiden van de afrit is er sprake van boscompensatie en wordt de bestaande bosstructuur uitgebreid. Daarnaast wordt de Wakkerendijk ingepast door de beplanting aan de noordzijde van de A1 te handhaven. De haag tussen de Wakkerendijk en de parallelweg zal gehandhaafd blijven om lichthinder vanaf de afrit tegen te gaan. De Wakkerendijk wordt aan de oostzijde begeleid door een dubbele rij eiken. Deze wordt doorgezet binnen de aansluiting, zodat de continuïteit van de Wakkerendijk benadrukt wordt. Binnen de aansluiting worden er maatregelen genomen ten behoeve van de watercompensatie.

Esthetisch programma van eisen A27/A1 (2015)

Het Esthetisch programma van eisen (EpvE) omschrijft voor de verbreding van de A1 de randvoorwaarden van de ruimtelijke kwaliteit en vormgeving van alle bij de snelweg behorende onderdelen. Voor het tracédeel van knooppunt Eemnes tot afslag Bunschoten-Spakenburg geldt met name dat het uitzicht op en doorzicht in de Eempolder behouden moet blijven. De bermen langs de snelweg mogen geen belemmering vormen voor het uitzicht op het landschap en geluidsbeperkende voorzieningen dienen ingepast te worden in de groene en landschappelijke setting. Hierbij kan gedacht worden aan een begroeide, groene afwerking of maximale transparantie.

Ontwikkelingen nabij plangebied

Het viaduct over de Wakkerendijk wordt aan de noordzijde met 4 meter verbreed inclusief een transparant geluidsscherm. Ter plaatse van de Oud Eemnesserweg, ten zuiden van de snelweg, wordt er een groen geluidsscherm over een lengte van 60 meter geplaatst.

Ondanks de nabijheid van de ontwikkelingen zijn deze niet van directe invloed op de ontwikkeling van het zonneveld. Genoemde ontwikkeling worden ook niet planologisch mogelijk gemaakt binnen onderhavig bestemmingsplan; hiervoor worden separate procedures doorlopen.

3.1.5 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De ontwikkeling van een zonneveld valt niet onder het nationaal beleid, het bieden van ruimte voor deze ontwikkeling ligt in de handen van de provincie en de gemeente. Wel past deze ontwikkeling binnen het nationaal belang 2 uit de SVIR van het Rijk.

Het beleid omtrent de rijksweg A1 en A27 is wel van invloed op het plangebied. De openheid die ervaren wordt vanaf de A1 richting het Eemland dient behouden te blijven. Realisatie van het zonneveld binnen de min of meer besloten 'kamer' tussen Eikenlaan, Wakkerendijk en A1 staat dit niet in de weg. Bij realisatie van het zonneveld wordt rekening gehouden met het zicht vanaf de snelweg ('human factors', zie paragraaf 4.1). Deze ontwikkeling past derhalve binnen het rijksweg beleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

De provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028 is op 4 februari 2013 vastgesteld door de Provinciale Staten van Utrecht. Op 10 maart 2014 is de eerste partiële herziening vastgesteld en op 3 november 2014 de tweede partiële herziening. Gelijktijdig zijn de herzieningen van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. In de PRS wordt het ruimtelijke beleid beschreven voor de periode tot 2028. Het uitgangspunt van de PRS is: lokaal wat kan, regionaal wat moet.

De structuurvisie richt zich onder andere op klimaatverandering waarbij er ruimte geboden wordt voor duurzame energie. De ambitie van de provincie is om in 2040 het grondgebied van de provincie Utrecht klimaatneutraal georganiseerd te hebben. Het onafhankelijk zijn van beperkt beschikbare fossiele brandstoffen is hier onderdeel van.

Het plangebied ligt midden in het landbouwgebied. Landbouw is hier de hoofdgebruiker, maar er vindt ook mening met andere functies plaats. Het beleid voor andere dan agrarische functies is vooral gericht op landschappelijke en recreatieve kwaliteit van deze gebieden en op het realiseren van natuur in groene contourgebieden en van recreatie in recreatiezones. De blijvende landbouw mag in haar functioneren geen hinder ondervangen van de natuur- en recreatieontwikkeling in deze gebieden.

De PRS maakt onderscheid in verschillende type landschappen. Het plangebied ligt in het Eemland, hier gelden specifieke ontwikkelprincipes voor om de kwaliteiten van het landschap te waarborgen. De Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen heeft als onderlegger gediend voor de Structuurvisie. Deze gids wordt in paragraaf 3.2.3 nader toegelicht.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013

Het plangebied ligt binnen de experimenteerruimte duurzame energie blijkens de PRV. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die de realisatie van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. innovatieve ontwikkeling wordt gerealiseerd op een agrarisch bouwperceel, een voormalig agrarisch bouwperceel, een agrarisch perceel of een niet-agrarisch perceel;
  • 2. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
  • 3. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

Daarnaast bevat de toelichting op een ruimtelijk plan een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.

Omdat het plangebied binnen het landschap Eemland valt gelden hier specifieke regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting worden gevonden bij de kernkwaliteiten. Daarnaast bevat een ruimtelijk plan geen nieuwe bestemmingen en regels die leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Als laatste bevat de toelichting op een ruimtelijk plan een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten zijn te vinden onder Gebiedskatern Eemland (paragraaf 3.2.3).

Experimenteerruimte duurzame energie

De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (zie paragraaf 3.2.2) geeft verschillende voorwaarden waaraan innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie aan moeten voldoen alvorens te worden toegestaan.

Locatie

De eerste voorwaarde die gesteld wordt is de locatie van de ontwikkeling. Voor de realisatie van nieuwe innovatieve ontwikkelingen gaat de voorkeur uit naar de voorkeursvolgorde van: pauzelandschap, niet-agrarisch (bouw)perceel, voormalig agrarisch bouwperceel, agrarisch bouwperceel, agrarisch perceel.

De huidige bestemming van het plangebied is 'Agrarisch met waarden' en wordt gebruikt als weidegrond. Op het gehele plangebied zijn geen bouwpercelen opgenomen waardoor het plangebied onder agrarisch perceel geschaard kan worden. Ontwikkelingen van de voorgestane omvang zijn binnen de gemeente Eemnes niet binnen een (voormalig) agrarisch bouwperceel worden gerealiseerd. Realisatie binnen een agrarisch perceel is derhalve de eersvolgende voorkeursvariant. Aan de voorwaarde met betrekking tot locatie wordt derhalve voldaan.

Landschappelijke inpassing

Voor de tweede voorwaarde geldt dat er moet worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Hiertoe is voor onderhavige ontwikkeling een inrichtingsvisie opgesteld (zie paragraaf 2.3). Aangezien het plangebied binnen het gebiedskatern Eemland valt dient de ontwikkeling aan te sluiten bij de kernkwaliteiten van dit gebied, en met name het overgangsgebied. Hoewel in de basis de extreme openheid van het landschap behouden dient te blijven, wordt het plangebied door de verschillende grenzen ervaren als een 'kamer'. De houtwal en de lintbebouwing belemmeren de doorkijk naar het achterliggende Eemland. Deze 'kamer' leent zich door haar gesloten grenzen en eigen identiteit binnen het overgangsgebied voor de ontwikkeling van een zonneveld.

De inrichting van het zonneveld gebeurt op basis van een zuidopstelling. De zonnepanelen worden aangelegd in de verkavelingsrichting van het plangebied. De sloten blijven behouden waardoor kavelvlakken en -randen zichtbaar blijven. Middels één of meerdere 'struinpaden' zou het gebied eventueel toegankelijk kunnen worden gemaakt voor ondergeschikte educatieve en/of recreatieve doeleinden.

Door een zorgvuldige inpassing van de zonnepanelen middels het gebiedskatern Eemland kan er gesproken worden van een goede landschappelijke inpassing. Ten aanzien van zicht vanaf de aanpalende bebouwing langs de Wakkerendijk en de Eikenlaan geldt dat een kwalitatieve verplichting wordt opgenomen op langs de randen van het zonneveld aan deze zijden opgaande groenstroken te realiseren.

Omliggende agrarische bedrijven

Omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Op dit moment wordt het plangebied gebruikt als weide. Met de komst van de zonnepalen is dit wellicht deels nog steeds mogelijk door dubbel ruimtegebruik. Extensief natuurbeheer kan door kleinvee uitgevoerd worden. Daarnaast is het mogelijk om tussen de panelen een natuurlijke kruidenweide aan te leggen die insecten aantrekt.

Door in te zetten op dubbel ruimtegebruik is het mogelijk om de huidige functie van weide in zekere zin te behouden of in ieder geval in de toekomst indien wenselijk weer te hervatten. Omliggende agrarische bedrijven worden hoe dan ook niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3.2.3 Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen

De 'Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen' is opgesteld door de provincie Utrecht. In de kwaliteitsgids worden de ruimtelijke kwaliteiten van de Utrechtse landschappen aan de hand van kernkwaliteiten beschreven. De kwaliteitsgids kent drie rollen bij de ruimtelijke ontwikkeling van het landschap van de provincie Utrecht;

  • Onderlegger: de gids geeft inzicht in kwaliteiten en kenmerken. Hiermee wordt een basis gevormd voor de integrale afweging die plaatsvindt om te komen tot ruimtelijk beleid;
  • Informatiebron: de gids geeft inzicht in voorkomen en kenmerken van landschappelijke kernkwaliteiten;
  • Inspiratiebron: de gids biedt inspiratie voor het betrekken van landschappelijke kwaliteit bij ruimtelijke planvorming.

De kwaliteitsgids bestaat uit zes verschillende gebiedskaternen en een koepelkatern.

Gebiedskatern Eemland

Het plangebied ligt binnen de grenzen van het Gebiedskatern Eemland en is onderverdeeld in het deelgebied Overgang. Het Eemland kent zes verschillende kernkwaliteiten:

  • 1. Extreme openheid
  • 2. Slagenverkaveling
  • 3. Veenweidekarakter
  • 4. Historie van de Zuiderzee
  • 5. Grebbelinie
  • 6. Overgangsgebieden

De provincie Utrecht ondersteunt het unieke karakter van het gebied door de ambities te richten op de meest onderscheidende kenmerken ten opzichte van de andere Utrechtse landschappen. De twee kernkwaliteiten waar Eemland zich op toespitst zijn:

  • 1. Versterken van de openheid
  • 2. Bijzondere aandacht voor de randen van de openheid

Het deelgebied waar het plangebied in ligt, kenmerkt zich als een overgangsgebied. De besloten randen benadrukken de extreme openheid van de polder. De open ruimte van Eemland wordt begrensd door duidelijk herkenbare randen. Naar het aangrenzende landschap van de Utrechtse Heuvelrug is er sprake van een geleidelijke overgang. Beplanting zorgt voor halfopen ruimten met zichtrelaties naar de open polder. In onderhavig plangebied zijn die zichtrelaties als gevolg van de gesloten randen nauwelijks aanwezig. In de overgangen wordt het landgebruik veelzijdiger en komt bebouwing in hogere maten van dichtheid voor.

Aan dit deelgebied zijn verschillende ontwikkelprincipes gekoppeld. Belangrijk is het behoud van de verkaveling, sloten mogen bij voorkeur niet gedempt worden, ecologisch beheer van oevers en bermen benadrukken de lijnen waardoor kavelvlakken en -randen zichtbaar blijven. Het landschap moet toegankelijk blijven voor de recreatie waarbij rekening gehouden dient te worden met landbouw en het broedseizoen. Het aanleggen van struinpaden is een mogelijke optie. De openheid van het weidelandschap mag niet verkleind worden, het aanleggen van windmolens is dan ook niet toegestaan.

3.2.4 Handreiking Duurzame Energie ruimtelijk ingepast

De handreiking 'Duurzame Energie ruimtelijk ingepast' geeft aan hoe het provinciaal ruimtelijk beleid van toepassing is op de productie van duurzame energie. De handreiking richt zich vooral op de betekenis van 'mits goed ingepast in het landschap'.

Uit de handreiking blijkt dat het Eemland niet geschikt is voor windturbines van meer dan 60 meter ashoogte; zij verkleinen de openheid van het landschap. Turbines tot 20 meter zijn wel mogelijk, als deze gekoppeld zijn aan de beplante erven passend in de schaal van het erf. Voor zonnevelden zijn beperkte mogelijkheden in de overgangsgebieden aan de randen. Voorwaarde is wel dat de kenmerkende vervaging tussen open gebied en de bebouwde omgeving in stand blijft. Dit betekent geen aaneengesloten zonneveld, maar veel open ruimtes en geleidelijke overgang met zicht op Eemland. Voor onderhavig plangebied is dit zicht op het Eemland beperkt, gezien de gesloten randen. Een zonneveld wordt op deze locatie dan ook passend geacht.

3.2.5 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De ontwikkeling van het zonneveld voldoet aan de drie gestelde voorwaarden uit het PRV. Hierbij wordt rekening gehouden met de kernkwaliteiten welke vastgesteld zijn in het gebiedskatern Eemland. Derhalve is er binnen onderhavig bestemmingsplan geen sprake van strijdigheid met het provinciale beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Waterbeheerprogramma 2016-2021

Het waterbeheerprogramma (WBP) van Waterschap Vallei en Veluwe is vastgesteld op 30 september 2015. Dit WBP geeft de koers van het waterschap aan waarbij samenwerking met partners van groot belang is. De ambities die het waterschap heeft zijn:

  • Het gebied beschermen tegen overstromingen
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  • Zorgen voor goede oppervlaktewaterkwaliteit
  • Schoon en vuil water zo veel mogelijk scheiden
  • De hoogst mogelijke waarde uit water halen
  • Het beheren van de waterketen en watersysteem als een systeem, samen met partners.

3.3.2 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Binnen onderhavig bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met het regionale beleid, gezien het feit dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding (zie paragraaf 4.6).

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan Eemnes 2015

Op 28 juni 2004 is door de gemeenteraad van Eemnes het Structuurplan Eemnes 2015, behoud door ontwikkeling vastgesteld. Het structuurplan dien als toetsings- en ontwikkelingskader voor de gemeente Eemnes en is opgedeeld in een structuurplan voor de periode tot 2015 dat wordt aangevuld met een streefbeeld 2030.

Het uitgangspunt van het plan is behoud van het huidige karakter door middel van een gericht en actief beleid. De gemeente Eemnes en de daarbinnen aanwezige grondgebruiksvormen zullen in meer of mindere mate veranderen.

De gemeente wil echter het dorpse karakter en de daarbij behorende sociaal maatschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten zoveel mogelijk behouden door gericht en actief in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

In het streefbeeld voor 2030 staat de scheiding tussen het open, buitendijks gelegen poldergebied en de binnendijks gelegen zone waarin ontwikkelingen zich concentreren, centraal. Door de mogelijkheden voor water en natuur verder te benutten, kunnen op een actieve manier groen en water in het landschap tot ontwikkeling worden gebracht. Het verkeer zal zorgvuldig moeten worden ontsloten om een verdere doorsnijding van het landschap te voorkomen

3.4.2 Klimaatbeleid Eemnes 2012-2020

De gemeente Eemnes heeft een uitvoeringsprogramma opgesteld om aan de gestelde klimaatdoelstelling voor 2020 te kunnen voldoen: ten opzichte van 2009 25% CO2-reductie. De mogelijkheden voor besparing op het elektriciteitsverbruik in woningen wordt beperkt ingeschat. Aangezien er toch een verduurzaming op dit gebied moet komen ligt duurzame opwekking voor de hand. Hierbij wordt er gekozen voor zonne-energie, deelpakket Eemnes in de Zon.

De gemeente Eemnes wil fors inzetten op de uitrol van zonnepanelen in Eemnes. De gemeente hoeft hierbij niet zelf de aanbieder te zijn maar kan samen met marktpartijen de ontwikkeling tot stand brengen. Samenwerking tussen energiebedrijven en investeerders is hierbij van belang. Onderhavige planontwikkeling is een voorbeeld van een dergelijke samenwerking; de gemeente maakt de ontwikkeling planologisch mogelijk, marktpartijen geven er invulling aan.

3.4.3 Nota archeologiebeleid

De gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren hebben gezamenlijk een archeologie nota vastgesteld. Uit de archeologisch waarden- en verwachting kaart blijkt dat het plangebied ligt in een gebied met zowel lage, middelhoge als hoge verwachting. De archeologische waarde van dit gebied is nog niet vastgesteld maar gebaseerd op verwachtingen. De verwachtingswaarden zijn als dubbelbestemmingen op de verbeelding vastgelegd.

3.4.4 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Binnen onderhavig bestemmingsplan is geen sprake van strijdigheid met het gemeentelijke beleid. Om de gestelde klimaatdoelstelling voor 2020 te behalen, heeft de gemeente het proces in gang gezet om het zonneveld mogelijk te maken. De archeologische verwachtingen worden gehandhaafd, in hoofdstuk 4 wordt hier nader op in gegaan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Zonreflectie en verkeersveiligheid

Bij de materiaalkeuze en opstelling van zonneparken langs snelwegen moet rekening worden gehouden met mogelijke hinder door lichtreflecties van zonlicht (voertuigverlichting en wegverlichting wordt niet meegenomen). Toepassing van gladde materialen en bepaalde typen coatings kan onder specifieke condities leiden tot hinderlijke optische reflecties voor verkeersdeelnemers. Hinder ten gevolge van reflectie van zonlicht kan in verschillende mate voorkomen. De gevaarlijkste vorm is verblinding. Verblinding van weggebruikers mag niet voorkomen.

In hoeverre reflectie tot verblinding kan leiden, wordt bepaald door meerdere factoren. Voor het bepalen van de ernst van de situatie is bij TNO Defensie en Veiligheid een model ontwikkeld dat de verblinding kwantificeert aan de hand van de parameters:

  • verblindings/verlichtingssterkte,
  • verblindingshoek,
  • achtergrondluminantie en
  • dynamische eigenschappen, zoals duur en knipperfrequentie.

Verblinding wordt omschreven als een witte waas in de ogen waardoor de omgeving niet meer kan worden waargenomen. Rijkswaterstaat geeft aan dat deze verblinding niet langer dan 1,5 seconde mag plaatsvinden.

Reflectie ontstaat op het moment dat de zon op het weerspiegelende oppervlak van zonnepanelen schijnt. De reflectie ten gevolge van de zonnestand gedurende de dag en ook gedurende het jaar een andere richting kennen.

Rijkswaterstaat heeft in samenwerking met TNO onderzocht in welke mate reflectie kan leiden tot hinder of zelfs verblinding voor de weggebruiker, met name veroorzaakt door geluidsschermen. Relevante documenten zijn: Richtlijnen geluidbeperkende constructies langs wegen (GCW-2011) over reflectie en flikkering en Beoordeling van Objecten langs Auto(snel)wegen (2011) over verblinding. Deze documenten zijn in het onderzoek naar reflectie ten gevolge van het zonnepark Eemnes als uitgangspunt gebruikt.

Onderzoek

Adviesbureau ROM3D heeft in opdracht van de gemeente Eemnes onderzoek gedaan naar de zon-reflectie en eventuele gevolgen voor de verkeersveiligheid op de A1 (zie Bijlage 1). ROM3D heeft voor de analyse van reflectie een speciaal voor dit doeleinde ontwikkeld open source model gebruikt: Solar Glare Hazard Analysis Tool (SGHAT) van Sandia National Laboratories uit de VS.

De tool maakt het mogelijk van een specifiek aangegeven zonnepark de reflectie op één specifiek punt weer te geven.

Weggebruikers ondervinden géén hinder van licht dat bijvoorbeeld 'in hun rug' schijnt. De SGHAT houdt echter geen rekening met de kijkrichting van de weggebruiker. De uitkomsten uit de tool moeten daarom geïnterpreteerd worden met de kijkrichting 'recht vooruit' in ogenschouw nemend. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat een kijkhoek (van de weggebruiker) van 10 graden (5 graden naar links en 5 graden naar rechts) het zichtveld is dat niet verstoord mag worden ten gevolge van reflectie.

Met behulp van de SGHAT is onderzocht of weggebruikers in twee rijrichtingen reflectie ondervinden. 1) Van oost naar west rijdend, afslaand verkeer van de A1 naar de A27 en 2) van west naar oost rijdend verkeer over de linker hoofdbaan van de A1. De twee rijrichtingen zijn onderzocht door 4 punten op deze routes in de SGHAT in te voeren. De onderstaande figuren 4.1 geven de punten voor de 2 rijrichtingen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0006.png" Afbeelding 4.1 - Posities van de waarnemingspunten

De SGHAT werkt met 3 kleuren:

  • Groen: kleine kans op reflectie met nabeelden op het netvlies;
  • Geel: reële kans op nabeelden zonder oogschade;
  • Rood: sterke reflectie met kans op permanente oogschade.

Rood komt overeen met de door het Rijkswaterstaat gehanteerde begrip verblinding. Met andere woorden: rood mag niet voorkomen.

De onderstaande figuren 4.2 en 4.3 geeft aan op welke momenten in het jaar reflectie optreedt en in welke mate.

Punt 1:
 
Punt 2:
 
Punt 3:   Punt 4:  
Geen reflectie
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0007.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0009.png"  

Afbeelding 4.2 - Vier posities voor SGHAT analyse op de oost-west rijbaan (afslag noord)

Punt 1:
 
Punt 2:
 
Punt 3:   Punt 4:   Punt 5:  
afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0011.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0012.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0013.png"   Geen reflectie
 

Afbeelding 4.3 - Vijf posities voor SGHAT analyse op de west-oost rijbaan

De figuren laten zien dat er in géén geval reflectie optreedt in de rode categorie. Verblindende reflectie wordt niet verwacht.

De onderzochte punten gaan uit van automobilisten (kijkhoogte 1,1 meter) en zonnepanelen gebouwd op een hoek van 35 graden. Voor de punten waar de meeste reflectie optreedt is aanvullend onderzoek gedaan naar mogelijke reflectie voor vrachtwagenbestuurders (kijkhoogte 2,5 meter) en alternatieve bouwhoeken voor de zonnepanelen (42 en 55 graden). Dit aanvullende onderzoek gaf aan dat ook voor deze situaties géén verblindende reflectie optreed.

In Bijlage 1 wordt het onderzoek meer uitgebreid beschreven.

Conclusie

De reflectie ten gevolge van het zonnepark op weggebruikers van de A1 is van een dusdanig niveau dat zij géén nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid. Op de momenten dat er reflectie ontstaat is het van een relatief laag niveau en bevindt zij zich buiten de relevante kijkhoek. Reflectie van het zonnepark vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Mede vanwege de relatief nieuwe aard van het onderwerp (hinderlijke reflectie ten gevolge van zonnepanelen op de weggebruiker) is gedurende het onderzoek is intensief overleg gevoerd met Rijkswaterstaat Regio Midden Nederland. Zij hebben aangegeven achter de gehanteerde onderzoeksmethode te staan en de conclusies te onderschrijven.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de milieugevoelige functies zoals 'wonen' sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG publicatie "Bedrijven en Milieuzonering". Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Plangebied

Het zonneveld vormt geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering. Het aspect bedrijven en milieuzonering is dan ook niet relevant voor de ontwikkeling.

Het zonneveld vormt wel een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zonneveld is een type A-inrichting. De inrichting valt wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit maar er is geen melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu nodig.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.3 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is geregeld in welke mate het geluid het woonmilieu mag belasten. Geluidsgevoelige objecten dienen beschermd te worden tegen geluidhinder uit de omgeving.

Plangebied

Een zonneveld (alsmede een eventueel kleinschalig bijbehorend bezoekerscentrum) valt niet onder de noemer geluidsgevoelig object volgens de Wgh. Daarnaast wordt in het voorliggende plan geen geluidsproducerende functie toegelaten. Onderzoek in het kader van de Wgh is daarom niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt onderstaand echter de geluidssituatie rond het plangebied in relatie tot de voorgestane ontwikkeling nader belicht.

Geluidsituatie algemeen

In de omgeving van het plangebied kan het verkeerslawaai van rijkswegen A1, A27 en de Wakkerendijk relevant zijn voor het woon- en leefklimaat. In 2014 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het Tracébesluit A27/A1 Aansluiting Utrecht Noord - Knooppunt Eemnes - Aansluiting Bunschoten-Spakenburg genomen. Met de aanpassing van deze wegen worden tevens geluidmaatregelen getroffen, waaronder de toepassing van tweelaags ZOAB op nagenoeg alle wegvakken en de oprichting van geluidsschermen. Nabij het zonneveld zijn dit de geluidsschermen ten noorden van de A1 ter hoogte van het viaduct Wakkerendijk en westelijker, een kort geluidsscherm van 3 meter hoog aan de zuidzijde van de A1. Beide schermen zijn opgenomen in het geluidregister van Rijkswaterstaat en daarbij is aangegeven dat de geluidschermen absorberend worden uitgevoerd (reflectiefactor 0,2).

De geluidszone van de A1 en A27 strekken zich uit over 600 meter aan beide zijden van de wegen. In het kader van het Tracébesluit zijn alle wettelijke toetsen binnen de betreffende geluidszones uitgevoerd. Op basis van de kennis van destijds (juli 2014) en met toepassing van de nodige maatregelen is een acceptabele geluidssituatie zonder overschrijding van de normen geborgd.

De geluidszone van de Wakkerendijk is 250 meter breed aan beide zijden van de weg. Het zonnepanelenveld komt alleen voor de A1 in het relevante overdrachtsgebied te liggen; voor de A27 en de Wakkerendijk is dat niet het geval. De invloed van de aanleg van het zonneveld wordt vervolgens beschouwd vanuit wettelijk en praktisch perspectief.

Wettelijke factoren

Voor de berekening en toetsing van geluidsbelastingen op woningen is van toepassing het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012. In bijlage III van die Regeling wordt Standaardrekenmethode II voor wegverkeerslawaai beschreven, die geldt als de meest nauwkeurige rekenmethode. In deze rekenmethode wordt rekening gehouden met diverse omgevingsfactoren die de overdracht van geluid kunnen beïnvloeden. waaronder bijvoorbeeld akoestisch harde en zachte bodemgebieden, afschermende objecten. Daarnaast houdt de rekenmethode er rekening mee dat zich verschillende weerscondities voordoen, De dosismaat Lden, die het resultaat is van de berekening, is een gewogen gemiddelde geluidbelasting over het kalenderjaar. De rekenmethode geeft niet aan dat rekening moet worden gehouden met een specifieke overdracht van geluid ter plaatse van velden met zonnepanelen. Dit betekent dat de aanleg van zonnepanelen mits er niet op uitgebreide schaal verhardingen op de bodem worden aangebracht niet leidt tot een andere invoer in een overdrachtsmodel. Daarmee heeft een veld van zonnepanelen geen invloed op de geluidsbelasting berekend volgens de wettelijke rekenmethode.

Praktische factoren

Wettelijk is er zoals gezegd geen aanleiding om rekening te houden met de invloed van zonnepanelen op de geluidoverdracht. Men kan men zich afvragen of de zonnepanelen in de praktijk wellicht toch (enige) invloed hebben. De zonnepanelen zullen immers afschermende werking kunnen hebben en reflecties kunnen veroorzaken. De zonnepanelen zullen worden gelegd in oost-west georiënteerde rijen en hellend onder een hoek van ongeveer 30 graden worden gericht op het zuiden. Het is goed mogelijk om de bestaande akoestisch zachte bodem hierbij grotendeels onveranderd te laten. De panelen zullen niet meer dan 2,20 meter hoog zijn. De afstand van de meest nabij de A1 te plaatsen zonnepanelen bedraagt tenminste circa 25 meter. Aangezien een affectief geluidsscherm zo dicht mogelijk bij de bron moet worden geplaatst, zullen de zonnepanelen slechts een beperkt afschermend effect hebben.

De zonnepanelen zelf bestaand uit akoestisch harde oppervlakken, waaraan zeker reflecties zullen optreden. Door de hellingshoek waaronder de panelen worden aanbracht wordt het geluid echter terug in de richting van de A1 en vooral sterk omhoog gereflecteerd. Eventuele reflecties aan de achterzijde van de panelen worden direct naar de grond gericht. Ook een klankkast-effect door meervoudige reflecties tussen de panelen is gezien de onderlinge plaatsing niet aan de orde. Daarmee is er ook in de praktijk geen relevant effect van de zonnepanelen op de overdracht van het verkeerslawaai te verwachten. Dat een (weliswaar geringe) afname optreedt van het verkeerslawaai door afscherming is niet uit te sluiten. Een versterking door reflecties en/of een klankkast-effect is echter niet aan de orde.

Conclusie

Van de aanleg van het zonnepanelenveld langs de A1 is zowel vanuit wettelijk als vanuit praktisch gezichtspunt geen relevant effect op de geluidbelasting te verwachten. Aanbevolen wordt wel om zo min mogelijk verharding onder of tussen de zonnepanelen aan te brengen, zodat de bodemdemping zoveel mogelijk gelijk blijft aan de huidige situatie.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine projecten dragen minder dna 3 procent bij aan het jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofioxide en kunnen daarom doorgaan zonder toetsing.

Plangebied

Een zonneveld heeft (nagenoeg) geen verkeersaantrekkende werking. Met het mogelijk maken van een bezoekerscentrum zal er wel extra verkeer worden verwacht. Deze aantrekkende werking zal echer dusdaning klein zijn dat het plan ruim voldoet aan de NIBM grens en derhalve niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Door de Natuur en Milieufederatie Utrecht (NMU) is aangegeven dat de invloed van vegetatie (in dit geval gras) op fijnstof beperkt is. De hoeveelheid fijnstof zal niet heel anders worden als er zonnepanelen komen binnen onderhavig plangebied. Ook eventuele thermiek die zou kunnen ontstaan door de zonnepanelen zal niet plotseling tot een flinke verslechtering van de luchtkwaliteit zorgen. Daarnaast geldt dat in Eemnes nergens overschrijdingen zijn van de wettelijke normen voor luchtkwaliteit, ook niet binnen onderhavig plangebied.

Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Plangebied

Een zonneveld (alsmede een bijbehorend kleinschalig bezoekerscentrum) is geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan in het kader van het Bevi.

Daarnaast zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die, in het kader van het Bevi, een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen oplevert ten aanzien van het Bevi.

4.6 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Het plangebied valt binnen het Waterschap Vallei en Veluwe.

Plangebied

Bodem en grondwater

De bodem in plangebied bestaat uit zand en veen. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is <40cm onder het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwater is 50-80cm onder het maaiveld. (bron: www.bodemdata.nl)

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied zijn geen primaire watergangen gelegen. Wel is direct ten noorden van het plangebied een A-watergang gelegen (zie figuur 4.4). Deze kent een beschermingszone van 5 meter, waarbinnen bebouwing slechts mogelijk is na afstemming met het Waterschap. Binnen deze zone wordt in onderhavig bestemmingsplan geen bebouwing mogelijk gemaakt.

Een aantal sloten in het plangebied geven de verkavelingsrichting aan, dit zijn tertiare watergangen met en zonder schouw. De bestaande watergangen blijven intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0014.jpg"

Afbeelding 4.4 - Watergangen en waterkering (bron: Waterschap Vallei en Eem)

Waterkwaliteit

In onderhavig bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig, de dichtsbijzijnde waterkering is de Wakkerendijk (zie figuur 4.4). De zone van deze waterkering (geel gekleurd in de figuur) valt buiten onderhavig plangebied. De ontwikkeling in onderhavig bestemmingsplan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor de veiligheid en voor de waterkeringen.

Afvalwater en riolering

Het zonneveld produceert geen afvalwater en wordt niet aangesloten op de riolering. Het water wat valt op de zonnepanelen waarna dit direct op de bodem terecht komt. Het water hoeft daardoor niet afgevoerd te worden met de riolering. Een eventueel kleinschalig bezoekerscentrum zal een beperkte hoeveelheid afvalwater produceren en wordt derhalve aangesloten op de bestaande riolering.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.

4.7 Bodem

Er dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik, dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. In het plangebied zijn geen verontreinigde locaties aanwezig (bron: www.bodemloket.nl).

Plangebied

Voor het plaatsen van de zonnepanelen, en bijbehorende gebouwen dient een omgevingsvergunning (bouw) aangevraagd te worden. De zonnepanelen met bijbehorende gebouwen worden niet beschouwd als verblijfsruimte in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Het uitvoeren van een nader onderzoek naar de bodemkwaliteit is in dit geval niet noodzakelijk.

Het plan is uitvoerbaar op het gebied van bodem.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Plangebied

Gebiedsbescherming

In het plangebied zijn geen beschermde natuur gebieden (Natura2000 en Ecologische Hoofdstructuur) aanwezig, deze gebieden liggen op grote afstand. Gezien de aard van de ontwikkelingen worden er geen negatieve effecten verwacht op de beschermde natuurgebieden.

Op de provinciale natuurkaart staat (een deel van) het gebied aangegeven als vochtig bloemrijk grasland met matige kwaliteit, vochtig/nat voedselarm grasland met matige kwaliteit en voedselarm moeras met matige kwaliteit.

Flora en fauna

In het plangebied zijn geen beschermde soorten waargenomen (bron: www.waarneming.nl). Mogelijk zijn er wel niet-beschermde roof- en weidevogels die het gebied gebruiken als foerageer- en broedgebied. Het zonneveld zal technisch zo worden uitgevoerd dat er een zekere ruimte tussen de rijen met panelen zit. Dit is hoe dan ook nodig om niet in elkaars schaduw te staan, maar ook voor zowel onderhoud aan de panelen als voor het bewerken en maaien van het gras. Met dergelijke tussenruimtes kunnen roofvogels, zeker de soorten die 'bidden', prima uit de voeten. Zo wordt bijvoorbeeld de torenvalk vaak ingezet door wijnboeren om tussen de wijnranken te jagen. Los van het voorgaande is er voldoende ruimte voor de vogels in het grotere gebied om te foerageren en te broeden. Dit geldt ook voor weidevogels. Waarschijnlijk zal er zelf minder vaak gemaaid worden waardoor weidevogels meer rust krijgen. Wel dient er uiteraard tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden rekening gehouden te worden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. De werkzaamheden dienen dan ook buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.

Onderhavige ontwikkeling worden uitvoerbaar geacht op het gebied van ecologie.

4.9 Archeologie

Op de archeologische beleidskaart van de BEL-combinatie wordt inzicht gegeven in de verwachtingskansen op archeologische vondsten en de mate van onderzoeksplicht.

Plangebied

Het plangebied ligt in drie verschillende verwachtingsniveaus. Het grootste deel van het plangebied ligt in een gebied met lage verwachting, de rest ligt in het middelhoge- en hoge verwachting gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01_0015.png"

Afbeelding 4.5 - Uitsnede archeologische beleidskaart

Voor de lage verwachting geldt dat er voor alle bouwwerken groter dan 2.500 m2 en bodemingrepen dieper dan 50 cm onder maaiveld voorafgaand een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dient te worden.

Voor de middelhoge verwachting geldt dit bij bouwwerken groter dan 500 m2 en bodemingrepen dieper dan 50 cm onder maaiveld.

Voor de hoge verwachting geldt dit bij bouwwerken groter dan 200 m2 en bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld.

De zonnepanelen vallen worden op het maaiveld geplaatst en vallen daarmee binnen de gestelde marges. Voor een eventueel bezoekerscentrum of transformatiegebouw wordt er wel gebouwd, maar de oppervlaktes blijven hoe dan ook onder de bovenstaande maximale oppervlaktes. Archeologisch onderzoek is derhalve niet aan de orde in het kader van onderhavig bestemmingsplan.

De dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologische verwachting blijven gehandhaafd in onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking. In artikel 1.2.5 van het Bro is onder meer bepaald dat bestemmingsplannen daarvan digitaal beschikbaar gesteld dienen te worden. Sinds 1 juli 2013 is daarbij toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) verplicht.

5.2 Planopzet

Het digitale plan 'Zonneveld A1 Eemnes' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (GML-bestand NL.IMRO.0317.BPEZonneveldA1-Va01) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de doeleinden waarvoor de gronden mogen worden gebruikt.

Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis. In de toelichting is nader verklaard welke aanduidingen het betreft.

5.2.2 Regels

Het bestemmingsplan voorziet in een aantal regels. Hieronder volgt een korte toelichting op deze regels.

Begrippen

Het opnemen van begrippen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke ondergeschikte onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels.

Bestemming 'Gemengd - Agrarisch en Zonneveld'

Middels de bestemming 'Gemengd - Agrarisch en Zonneveld' worden alle bestaande rechten op het plangebied bestendigd (de vigerende regels uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2011' worden overgenomen), maar wordt tevens de ontwikkeling van het zonneveld mogelijk gemaakt. Qua bouwmogelijkheden wordt de realisatie van drie gebouwtjes (twee transformatorgebouwen en een inkoopstation, elk van ten hoogste 100 m2 en met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter) toegestaan binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak .

Dubbelbestemmingen Archeologie

De vigerende archeologische dubbelbestemmingen uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2011' blijven van kracht en zijn één op één overgenomen in onderhavig plan.

Algemene regels, overgangsrecht en slotregels

In het bestemmingsplan zijn algemene regels opgenomen ten behoeve van gebruik, en afwijkingen. De anti-dubbeltelbepaling en de overgangsrechtelijke bepalingen zijn overgenomen conform de regelingen uit het Bro.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wro moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  • er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).

De 'Grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

De gemeente Eemnes heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de verschillende belanghebbende partijen. Kostenverhaal is daardoor anderszins geregeld. Er is dan ook geen aanleiding om gelijktijdig met onderhavig bestemmingsplan een exploitatieplan in de zin van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Zienswijzenprocedure

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft conform wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in de periode vanaf 17 maart 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 10 zienswijzen naar voren gebracht. De resultaten van deze zienswijzeprocedure zijn gebundeld in een Nota Zienswijzen (zie Bijlage 2).

Vooruitlopend op deze zienswijzenprocedure is op 3 maart 2016 een informatieavond voor omwonenden en belangstellenden georganiseerd.

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Parallel aan de zienswijzeprocedure is ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. De betrokken instanties hebben geen formele reacties ingediend tegen het plan.