direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Eemdijk 3, Eemdijk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Bunschoten

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Bunschoten in die zin dat na hoofdstuk 22, [een hoofdstuk 22a] wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als afdelingen van [hoofdstuk 22a] van het omgevingsplan Bunschoten. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22a.] gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22a.] gelezen worden.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Eemdijk 3, Eemdijk [Hoofdstuk 22[a] omgevingsplan Bunschoten], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1.

Artikel 2 Begrippen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

2.2 Aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit TAM-omgevingsplan de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.42 gehanteerd.

2.3 plan:

Het TAM-omgevingsplan 'TAM-Omgevingsplan Eemdijk 3, Eemdijk' met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 van de gemeente Bunschoten;

2.4 TAM-omgevingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

2.5 locatievlak:

een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel;

2.6 aan- of uitbouw:

een aan een woning aangebouwd, al dan niet voor bewoning bestemd gebouw, dat als uitbreiding van die woning dient;

2.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.8 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

2.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is ingericht voor zowel de grondgebonden als niet-grondgebonden activiteiten: het telen van gewassen of het houden van dieren, één en ander ten behoeve van het voortbrengen van producten;

2.10 agrarisch bouwvlak:

aaneengesloten terrein, waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, bedrijfswoning(en) met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo's, kuilvoerplaten, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd;

2.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

2.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

2.13 bed-and-breakfast-appartement:

een gedeelte van agrarische opstallen, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

2.14 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

een activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

2.15 bestaand:

ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;

ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

2.16 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

2.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

2.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

2.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

2.23 erf- en perceelsafscheidingen:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;

2.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.25 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Het betreft akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt en boomteelt en rundvee-, paarden-, schapen- of geitenhouderij voor zover bij deze veebedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van structureel bij het bedrijf behorende gronden;

2.26 hobbymatig agrarisch gebruik:

het telen van gewassen en/of het weiden van dieren, anders dan in het kader van de uitoefening van een agrarisch bedrijf of een bedrijfsmatige agrarische nevenfunctie, niet zijnde een volkstuin;

2.27 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

2.28 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

2.29 kleinschalige horecavoorziening:

vormen van horeca die wat betreft exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren tevens dranken worden verstrekt, zoals een theeschenkerij of een koffiehuis;

2.30 mantelzorg:

een tijdelijke maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. Er behoeft daarbij niet per sé sprake te zijn van een ouder-kind relatie;

2.31 nevenactiviteit:

een activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie;

2.32 niet-grondgebonden veehouderij:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderij;

2.33 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar-, vlieg- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

2.34 paardenbak:

een niet overdekt terrein met daarbij behorende voorzieningen, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

2.35 peil:
  • de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is, dan wel
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 m boven of beneden de in sub a bedoelde hoogte is gelegen;
2.36 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

2.37 recreatiewoning:

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning;

2.38 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel;

2.39 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van de gevels;

2.40 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige, rechte lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

2.41 vrij beroep:

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

2.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen, of voor de huisvesting van maximaal vier afzonderlijke personen wanneer er geen huishouden in het gebouw is ondergebracht en de vloeroppervlakte van de woning groter is dan 80 m2 bvo.

Artikel 3 Meten en rekenen

3.1 Meetbepalingen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van het omgevingsplan gemeente Bunschoten, gelden de volgende meetbepalingen:

3.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.5 Inhoud van een bouwwerk

boven de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en buitenwerkse dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en in geval van een recreatiewoning ook onder de begane grondvloer, met inbegrip van kelders en souterrains.oppervlakte van een bouwwerk.

3.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.7 oppervlakte van een ondergronds bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren , verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.

3.8 onderlinge afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

3.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

3.10 Zichtbaar vanaf de openbare ruimte

Vergunningsplichtig daar waar het zichtbaar is vanaf de openbare (of publieke) ruimte houdt in vanaf een oogpunt van 1,60 m hoogte, staande op welke plaats dan ook in de publieke ruimte. Dat wat zichtbaar is, is vergunningsplichtig in de context van de gehele gevel.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen voor het gebruiksdoel Agrarisch met waarden.

4.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Agrarisch met waarden heeft de volgende functies:

  • a. agrarische bedrijfsactiviteit, met dien verstanden dat kwekerijen van bomen, heesters en andere houtgewassen zijn uitgezonderd;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aldaar voorkomende landschap Eemland, zoals beschreven in de kernkwaliteiten landschap behorende bij de provinciale verordening, dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals deze tot uitdrukking komen in:
    • 1. de extreme visuele openheid van het landschap;
    • 2. het karakteristieke verkavelingspatroon in de vorm van een slagenverkaveling;
    • 3. de aanwezige weidevogelkerngebieden;
  • c. behoud van de voor oxidatie gevoelige veenbodem;
  • d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • f. duurzame energievoorziening;
  • g. natuurontwikkeling en - beheer;
  • h. watergangen en -lopen, en oevers met natuurwaarden;
  • i. tuinen, erven;
  • j. voorzieningen, zoals dierweiden, ontsluitingswegen en -paden.
4.3 Gebruiksactiviteit - verboden
4.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in artikel 4.2 genoemde functies van de gronden.

4.3.2 Gebruik buiten bouwvlak

Het is in ieder geval verboden om gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor:

  • a. (hoge en lage) boogkassen;
  • b. de opslag van hooirollen;
  • c. bouwconstructies voor duurzame energie, waaronder begrepen velden met zonnepanelen.
4.4 Gebruiksactiviteit - omgevingsplanactiviteit
4.4.1 Pluktuin
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de gronden te gebruiken voor fruitbomen en andere opgaande beplanting ten behoeve van een pluktuin;
  • b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend ten behoeve van een pluktuin er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving;
    • 2. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan;
    • 3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 4. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en in vergelijking met het (voormalige) agrarische gebruik is er geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden.
4.5 Bouwactiviteit - algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in artikel 4.2.
4.6 Bouwactiviteit - gebouwen

Het bouwen van gebouwen is uitgesloten.

4.7 Bouwactiviteit - bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. erf- of perceelafscheidingen hebben maximale bouwhoogte van 1 m;
  • b. overige andere bouwwerken hebben een maximale bouwhoogte van 2 m.
4.8 Bouwactiviteiten - afwijken beoordelingsregels
4.8.1 Schuilgelegenheden voor vee

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteiten te verlenen in afwijking van artikel 4.6 indien:

  • a. de oppervlakte van de tot één bedrijf behorende agrarische gronden ten minste 5 ha bedraagt;
  • b. de afstand van de schuilgelegenheid tot de grens van het eigen bouwvlak en het bouwvlak of het bestemmingsvlak van derden niet minder bedraagt dan 50 m;
  • c. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,5 m en 3,5 m;
  • d. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand;
  • e. de landschaps- en natuurwaarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan;
  • g. er een binding met een agrarisch bedrijf bestaat;
  • h. de schuilgelegenheid verwijderd wordt als het agrarisch bedrijf ophoudt te bestaan.

Artikel 5 Tuin

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen voor het gebruiksdoel Tuin.

5.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Tuin heeft de volgende functies:

  • a. tuinen behorende bij de op de bijbehorende gronden gelegen woningen;
  • b. in- en uitritten;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. watergangen;
  • e. groenvoorzieningen; en
  • f. bijbehorende voorzieningen waaronder bruggen.
5.3 Gebruiksactiviteiten - verboden
5.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in artikel 5.2 genoemde functies van de gronden.

5.4 Bouwactiviteiten- algemeen
5.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in artikel 5.2.
5.5 Bouwactiviteit - gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. erkers over maximaal tweederde van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en er minimaal een 2 m diepe tuin overblijft, met dien verstande dat de afstand van een aangebouwde hoekerker ten minste:
    • 1. 2,5 m tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens bedraagt;
    • 2. 1 m tot de grens van de locaties die zijn aangewezen voor het gebruiksdoel 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen - 1' en 'Groen - 2' bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a geldt dat erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen met een grotere overschrijding, die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel reeds bestonden, zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van de onder lid a genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.6 Bouwactiviteit - andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die een verbinding vormen tussen woningen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van antenne-, licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen.

6.2 Beschrijving gebruiksdoel

Een locatie die is aangewezen als Wonen heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. vrij beroep;
  • c. tuinen en erven.
6.3 Gebruiksactiviteit - nadere regels
6.3.1 Vrij beroep

Woningen en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen mogen tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning en tot een maximum van 40 m2 worden aangewend voor de uitoefening van een vrij beroep.

6.4 Gebruiksactiviteit - verboden
6.4.1 Algemeen
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in artikel 6.2 genoemde functies van de gronden.
  • b. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet in overeenstemming is met de in artikel 6.3 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.
  • c. Het is verboden om gronden, gelegen buiten de aangegeven bouwpercelen of bebouwingsvlakken te gebruiken als paardenbak.
6.4.2 Opslag-, stort of bergplaats

Het is in ieder geval verboden om gronden te gebruiken als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het beheer van de gronden ten behoeve van de in artikel 6.2 genoemde functies.

6.5 Gebruiksactiviteit - omgevingsplanactiviteit
6.5.1 Beroeps- of bedrijfsactiviteit
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beroeps- of bedrijfsactiviteit anders dan een vrij beroep, in een woning en daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte per woning met een maximum van 40 m2, voor de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt gebruikt;
    • 2. voor detailhandel slechts omgevingsvergunning wordt verleend, indien het verkoop betreft van aan huis vervaardigde, vaak ambachtelijke producten die niet concurrerend zijn ten opzichte van de overige detailhandel - uitgezonderd vis- en visproducten - onder de voorwaarden dat de vestiging geen onevenredige aantasting van de woonsituatie en de verkeersveiligheid met zich meebrengt en de hoofdfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
    • 3. voor horecabedrijven geen omgevingsvergunning wordt verleend;
    • 4. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is;
    • 5. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen;
    • 6. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor bewoners en omwonenden.
    • 7. De aanvrager om omgevingsvergunning dient de gegevens en bescheiden in die nodig zijn voor de toetsing van de beoordelingsregels van lid b.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen vanwege de belangen genoemd in lid b voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.
6.5.2 Bed and breakfast
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken ten behoeve van een bed and breakfast.
  • b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er mogen maximaal 2 kamers met in totaal maximaal 4 slaapplaatsen van de woning worden gebruikt, tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van de woning;
    • 2. het parkeren van auto's van gasten dient op eigen erf te geschieden;
    • 3. de activiteit mag door visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, niet leiden tot een karakterverandering van het perceel dan wel de woning;
    • 4. met de vestiging geen onevenredige overlast (niet meer dan 1 gezin kan veroorzaken) wordt veroorzaakt;
    • 5. indien de Bed and breakfast wordt gevestigd in vrijstaande bijgebouwen dient de cultuurhistorische waarde van het hoofdgebouw en/of het ensemble behouden te blijven.
  • c. De aanvrager om omgevingsvergunning dient de gegevens en bescheiden in die nodig zijn voor de toetsing van de beoordelingsregels van lid b.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen vanwege de belangen genoemd in lid b voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.
6.5.3 Paardenbak
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken ten behoeve van een paardenbak.
  • b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. bij eenzelfde woning ten hoogste één paardenbak is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 1.000 m2;
    • 2. de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 3. de inpassing van de paardenpak in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurwaarden en van de waterhuishouding en van de waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk dient te worden voorkomen.
6.6 Bouwactiviteit - algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. bouwwerken staan ten dienste van de functies genoemd in artikel 6.2.
6.7 Bouwactiviteit - hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer dan één;
  • b. woningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 800 m3, tenzij:
    • 1. de bestaande inhoud meer bedraagt dan 800 m3, niet meer dan de bestaande legaal tot stand gekomen inhoud;
    • 2. anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)';
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van een woning bedragen niet meer dan respectievelijk 7 m en 11 m.
6.8 Bouwactiviteit - aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, binnen een straal van 20 m van de dichtstbijzijnde gevel van betreffende woning;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 1' en 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 2', waarbij:
      • bijgebouwen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 1' toebehoort aan de woning met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning 1, en;
      • bijgebouwen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 2' toebehoort aan de woning met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning 2;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 150 m2, met dien verstande dat oppervlakte van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 1' en 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 2' volledig mag worden bebouwd;
  • d. buiten de oorspronkelijke woning mag van de overblijvende bij de woning behorende gronden als bedoeld in artikel 6.2 ten hoogste 50% worden bebouwd.
6.9 Bouwactiviteit - andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige erf- en perceelsafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 12 m;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 10.
6.10 Bouwactiviteit - afwijken beoordelingsregels
6.10.1 Saneringsregeling bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in artikel 6.8 lid a ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen onder voorwaarde van sloop van bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen op de bij de betreffende woning behorende gronden, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan:
      • 50% van de eerste 500 m2 van de gezamenlijke oppervlakte van die bestaande gebouwen, en;
      • 25% van de gezamenlijke oppervlakte van die bestaande gebouwen, die de eerste 500 m2 te boven gaat, en in ieder geval niet meer dan 375 m2, en;
    • 2. vooraf vaststaat dat die bestaande gebouwen worden gesloopt, voor zover die niet binnen de onder 1 bedoelde maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen worden gebruikt als of verbouwd tot bijgebouwen.
6.10.2 Overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van artikel 6.7 lid b, met dien verstanden dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de samenhang tussen de verschillende woningen binnen de het functievlak;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten van de omgeving en;
  • c. geen afbreuk doet aan de woonkwaliteit van de overige woningen/percelen.

Hoofdstuk 3 Algemene regel over functies

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Afwijken van beoordelingsregels

8.1 Meetverschillen

In afwijking van de beoordelingsregels zoals deze zijn opgenomen in dit plan kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ook verlenen voor zover:

  • a. de afwijking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan;
  • b. de afwijking ten hoogste 1,00 m bedraagt.
8.2 10%-regeling

In afwijking van de beoordelingsregels zoals deze zijn opgenomen in dit plan kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ook verlenen voor zover:

de afwijking betrekking heeft op een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken;

de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

Artikel 9 Omgevingsplanactiviteit - bouwen

9.1 Nutsvoorziening
9.1.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning in afwijking van de regels in dit plan, een nutsvoorziening te bouwen.

9.1.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van het nutsgebouw bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • b. de oppervlakte van nutsgebouw bedraagt niet meer dan 50 m2; en
  • c. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor bewoners en omwonenden.
9.1.3 Indieningsvereisten

De aanvrager om omgevingsvergunning dient de gegevens en bescheiden in die nodig zijn voor de toetsing van de beoordelingsregels.

9.1.4 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vanwege de belangen genoemd in artikel 9.1.2 voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 10 Omgevingsplanactiviteit - gebruiken

10.1 Huisvesting van meer dan 4 personen in een woning
10.1.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden met meer dan vier personen.

10.1.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal personen voor huisvesting buiten het verband van een huishouden bedraagt per woning niet meer dan 6;
  • b. binnen een straal van 50 m (hemelsbreed gemeten vanaf de hoofdtoegang van de betreffende woning/woongebouw), mag geen andere woning zijn gelegen, waarin al meer dan 4 personen zijn of mogen worden gehuisvest buiten het verband van een huishouden;
  • c. de in de woning beschikbare gebruiksoppervlakte dient bij 1 extra persoon minimaal 120 m2 en bij twee extra personen minimaal 160 m2 per woning te bedragen;
  • d. er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd op eigen terrein waarbij een parkeernorm geldt van 1 parkeerplaats extra ten opzichte van de situatie dat de woning werd opgeleverd (of het nu gaat om 1 dan wel 2 extra personen boven het rechtstreeks toegestane maximum aantal van 4 personen);
  • e. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor bewoners en omwonenden.
10.1.3 Indieningsvereisten

De aanvrager om omgevingsvergunning dient de gegevens en bescheiden in die nodig zijn voor de toetsing van de beoordelingsregels.

10.1.4 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vanwege de belangen genoemd in artikel 10.1.2 voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.

10.1.5 Beleidsregel volgordesysteem afwijkingsbevoegdheid
  • a. Over het toepassen van de beoordelingsregels als bedoeld in artikel 10.1.2 geldt de beleidsregel "Volgordesysteem afwijkingsbevoegdheid Planregels wonen", zoals door burgemeester en wethouders is vastgesteld op 7 januari 2020.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder lid a, dient te worden getoetst aan een gewijzigde beleidsregel, indien de beleidsregel, zoals bedoeld onder lid a, is gewijzigd.
10.2 Mantelzorg
10.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor de huisvesting van meer dan 1 huishouden.

10.2.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting van meer dan 1 huishouden staat in verband met het verlenen van mantelzorg;
  • b. de voorziening in één gebouw, met één hoofdtoegang gerealiseerd dient te worden en er intern een doorgang aanwezig dient te zijn, waarbij de eventuele aanbouw/uitbreiding qua uitstraling ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  • c. in het geval de zorg-relatie is beëindigd, de voorziening binnen een redelijke periode dient te worden gebracht in de situatie van bewoning door één huishouden.
10.2.3 Indieningsvereisten

De aanvrager om omgevingsvergunning dient de gegevens en bescheiden in die nodig zijn voor de toetsing van de beoordelingsregels.

10.2.4 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen vanwege de belangen genoemd in artikel 10.2.2 voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten

Artikel 11 Overige zone - ecologie

11.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2.

11.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen als overige zone - ecologie.

11.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als overige zone - ecologie heeft mede als functie het beschermen van beschermde soorten zoals genoemd in de Omgevingswet.

11.4 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Het is verboden om op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologie' de volgende handelingen te verrichten:
    • 1. het bebouwen van de gronden;
    • 2. het slopen van bebouwing;
    • 3. het verwijderen van hoogopgaande beplanting en/of bomen;
    • 4. het verrichten van overige werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, ten gevolge waarvan nestgelegenheden voor huismussen, steenuilen, en/of verblijfplaatsen voor vleermuizen, kerkuil, bunzing, hermelijn, wezel, haas, konijn, rugstreeppad en heikikker verdwijnen c.q. kunnen verdwijnen;
  • b. het verbod, bedoeld onder a., is niet van toepassing, indien:
    • 1. er middels nader onderzoek wordt aangetoond dat er geen beschermde soorten, zoals genoemd in lid a, onder 4, aanwezig zijn;
    • 2. er middels nader onderzoek wordt aangetoond dat er beschermde soorten, zoals genoemd in lid a, onder 4, aanwezig zijn en vervolgens wordt voldaan aan de voorwaarden die opgenomen zijn in een door het bevoegd gezag goedgekeurd mitigatieplan of activiteitenplan.

Artikel 12 Vrijwaringszone - dijk

12.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2.

12.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen als vrijwaringszone - dijk.

12.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als vrijwaringszone - dijk heeft mede als functie de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

12.4 Gebruiksactiviteit

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor de cultuurhistorisch en/of ruimtelijk waarden wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

12.5 Bouwactiviteit

Op de gronden mag in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de functies zoals genoemd in hoofdstuk 2, niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze aanduiding.

12.6 Bouwactiviteit - afwijken beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 12.5 met dien verstande dat:

  • a. het waterstaatkundige belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de bij die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in acht worden genomen;
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 13 Waarde - Aardkundige waarden

13.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2.

13.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen als Waarde - Aardkundige waarden.

13.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Aardkundige waarden heeft mede als functie het beschermen van aanwezige of naar verwachting aanwezige aardkundige waarden.

13.4 Bouwactiviteit

Op de gronden ter plaatse van de functie 'Waarde - Aardkundige waarden' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende functies;
  • b. de bestaande gebouwen, waarbij vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing is toegestaan, indien de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering.
13.5 Bouwactiviteit - afwijken beoordelingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van artikel 13.4, ten behoeve van bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende functie, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de aardkundige waarden.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5

14.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2.

14.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen als Waarde - Archeologie 5.

14.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Archeologie 5 heeft mede als functie het beschermen van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

14.4 Bouwactiviteit
14.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan worden naast de gegevens en bescheiden zoals genoemd in 22.35 van dit omgevingsplan, een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

14.4.2 Aanvullende beoordelingsregel

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien door die bouwactiviteiten, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

14.4.3 Aanvullende vergunningvoorschriften

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan, de volgende verplichtingen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.4.4 Uitzondering

De aanvullende aanvraagvereisten van artikel 14.4.1 geldt niet indien er sprake is van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • b. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm en de oppervlakte niet meer dan 10.000 m2 bedraagt;
  • c. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
14.5 Aanlegactiviteit
14.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten te verrichten:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
14.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van artikel 14.5.1 geldt niet voor aanlegactiviteiten:

  • a. die een oppervlakte beslaan van minder dan 10.000 m2;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden verricht;
  • c. die in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden verricht, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van dit artikel.
14.5.3 Aanvraagvereisten

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de te gebruiken materialen;
  • c. de mate waarin sprake is van afvoer van grond naar een andere locatie; en
  • d. de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan aan het verrichten van de activiteit.
14.5.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien door die aanlegactiviteiten, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie gebieden

15.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2.

15.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen als Waarde - Cultuurhistorie gebieden.

15.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Cultuurhistorie gebieden heeft mede als functie de versterking en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Objecten met cultuurhistorische en ruimtelijke waarden zijn aangegeven op de bij deze regels behorende bijlage 2 (Cultuurhistorie Buitengebied Bunschoten) en nader aangeduid als:

  • a. Waardevol dijktracé;
  • b. Waaien, in de vorm van kenmerkende dijkdoorbraken langs de Eem;

Deze functie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende functies.

15.4 Gebruiksactiviteit

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor de cultuurhistorisch en/of ruimtelijk waarden wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

15.5 Bouwactiviteit
15.5.1 Aanvullende aanvraagvereisten

De aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan worden naast de gegevens en bescheiden zoals genoemd in 22.35 van dit omgevingsplan, enkel verleend indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de ruimtelijke karakteristiek en de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord of vernietigd, met in achtneming van het volgende:

  • a. behoud, onderhoud en versterken gaat voor vernieuwen en ontwikkelen;
  • b. vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden.
15.5.2 Aanvullende beoordelingsregel

Bij de afweging voor verlening van de in artikel 15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning, dient de Monumentencommissie om advies te worden gevraagd.

Artikel 16 Waarde - Grebbelinielandschap

16.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2.

16.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0313.TAMhfst22aEemdijk3-ont1 is aangewezen als Waarde - Grebbelinielandschap.

16.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Grebbelinielandschap heeft mede als functie het behoud, herstel en bescherming van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie zoals beschreven in Bijlage 1 (Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie).

16.4 Gebruiksactiviteit

Het is verboden om de gronden en bouwwerken te gebruiken waarbij onevenredige aantasting plaatsvindt van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deel uitmakende van de Grebbelinie.

16.5 Bouwactiviteit
16.5.1 Aanvullende aanvraagvereisten

De aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan worden naast de gegevens en bescheiden zoals genoemd in 22.35 van dit omgevingsplan, enkel verleend indien door de bouwactiviteiten, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting plaats vindt van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorisch waarden, deel uitmakende van de Grebbelinie;

16.5.2 Aanvullende beoordelingsregel

Bij de afweging voor verlening van de in artikel 16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning, wordt in ieder geval het bepaalde in Bijlage 1 (Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie) behorende bij deze regels betrokken.

Hoofdstuk 5 Overgangsregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.