1.1 Aanleiding
De gemeente Bunschoten wil mede vanwege de tienjarige actualisatieplicht uit de Wet ruimtelijke ordening het conserverende bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen De Kronkels en Haarbrug(-Noord), inclusief sportpark De Vinken, uit 2007 herzien. Het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan Haarbrug-Zuid, dat pas in 2011 is vastgesteld, wordt in deze herziening meegenomen om te voorzien in een zo eenduidig en uniform mogelijke juridische regeling qua bouwen en gebruik op alle bedrijventerreinen aan de zuidzijde van Bunschoten. De geldende planologische rechten worden hierbij overgenomen.
Het bestemmingsplan biedt enerzijds ruimte en flexibiliteit voor ondernemers, en anderzijds geeft het bescherming voor omwonenden. Daarnaast biedt deze herziening de mogelijkheid het actuele provinciale en regionale beleid voor (volumineuze) detailhandel, afhaalpunten, kantoren, internetwinkels en branchevreemde bedrijvigheid in het plan te verwerken.
Het bestemmingsplan heeft voor de bedrijven op de bedrijventerreinen De Kronkels en Haarbrug(-Noord) primair een beheersfunctie en daarmee een consoliderend karakter. Dat wil zeggen dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorop staat. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich hoofdzakelijk tot het bieden van uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bebouwing. Alle overige ruimtelijke ontwikkelingen die sinds 2007 zijn vergund in de vorm van herzieningen van de (moeder)bestemmingsplannen, vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen zijn opgenomen in dit nieuwe plan.
Op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid zijn nog veel kavels beschikbaar. Daarom is er voor gekozen om voor dat bedrijventerrein te voorzien in een meer ontwikkelingsgerichte juridische regeling waarin sommige zaken wat strikter zijn vastgelegd. Beide bestemmingen 'Bedrijventerrein' zijn echter zo veel mogelijk op elkaar afgestemd.
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied bestaat uit de bedrijventerreinen De Kronkels, Haarbrug(-Noord) en Haarbrug-Zuid en het sportpark De Vinken gelegen aan de zuidzijde van de kern Bunschoten-Spakenburg. Centraal door het plangebied loopt de Amersfoortseweg (N199), die aan de noordzijde overgaat in de Westsingel. Bedrijventerrein De Kronkels, sportpark De Vinken en de smalle strook lintbebouwing (onderdeel van Haarbrug-Zuid) ten zuiden van de Bisschopsweg (N414) bevinden zich ten westen van de as Amersfoortseweg (N199) - Westsingel.
Daar waar de Amersfoortseweg en de Westsingel in elkaar overlopen is er een aansluiting op de Oostelijke Randweg rond Bunschoten. Bedrijventerrein Haarbrug(-Noord) is gelegen ten (zuid)oosten van deze as Amersfoortseweg (N199) - Oostelijke Randweg (deels N199 tot aan de aansluiting met de Nijkerkerweg (N806)). Ten zuiden van de grote vestiging van voestalpine Polynorm op bedrijventerrein Haarbrug is het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid sinds 2012 in aanleg. Hieronder een impressie van de globale begrenzing van het plangebied en de ligging van de verschillende deelgebieden. Voor de exacte plangrens wordt verwezen naar de verbeelding.
Globale plangrens (rode omkadering, Bron: maps.google.nl)
1.3 Geldend(e) bestemmingsplan(nen)
Voor de gronden in het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan | Vaststellingsdatum |
Kronkels/Haarbrug (Noord) | 19 april 2007 |
Banketbakkerij Haarbrug Noord | 15 april 2010 |
Haarbrug-Zuid | 15 september 2011 |
Daarnaast worden alle vergunde vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen van deze geldende bestemmingsplannen opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 volgt allereerst een planbeschrijving van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het relevante ruimtelijk beleid op de verschillende overheidsniveaus beschreven. In hoofdstuk 4 komen vervolgens de verschillende milieu- en omgevingsaspecten aan bod die relevant zijn voor het plangebied. Omdat er ten opzichte van de bestaande planologische rechten geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, heeft er geen nader onderzoek plaatsgevonden. Een toelichting op de wijze waarop de regels zijn vormgegeven en de keuzes die zijn gemaakt komt aan de orde in hoofdstuk 5. Tenslotte volgen in hoofdstuk 6 en 7 de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de resultaten uit overleg en inspraak.
2.1 Ruimtelijke structuur
2.1.1 Wegenstructuur
Het plangebied wordt door een aantal belangrijke dragers ontsloten:
- de Amersfoortseweg (N199) richting Amersfoort met een rechtstreekse aansluiting op Rijksweg A1 (Amsterdam-Hengelo);
- de Westsingel richting Bunschoten en Spakenburg;
- de Oostelijke Randweg (deels N199) met aansluitend de Nijkerkerweg (N806) richting Nijkerk;
- de Bisschopsweg (N414) richting Baarn.
De A1 is één van de belangrijkste hoofdverbindingsassen op nationaal niveau tussen de Randstad en Duitsland. De overige genoemde wegen zijn lokale verbindingen tussen Bunschoten en de omliggende kernen. Op navolgende afbeelding is de wegenstructuur in het plangebied weergegeven:
De bedrijventerreinen en het sportpark worden op een aantal punten ontsloten:
- het zuidelijke deel, en tevens oudste deel van het plangebied, van bedrijventerrein De Kronkels wordt ontsloten op de Bisschopsweg, die in oostelijke richting aansluit op de Amersfoortseweg;
- het noordelijke deel van bedrijventerrein De Kronkels wordt ontsloten via een rotonde op de Westsingel. Deze rotonde ontsluit tevens sportpark De Vinken, en het meest zuidelijke deel van de woonwijk Blokhuiswetering aan de westzijde van Bunschoten. Over bedrijventerrein De Kronkels loopt tussen de beide ontsluitingspunten de secundaire externe ontsluitingsweg De Kronkels, waarop de overige straten aantakken;
- aan de westzijde van bedrijventerrein De Kronkels, in het verlengde van de Edisonweg, bevindt zich nog de Harsaterdrecht, een smalle weg richting het buitengebied;
- het bedrijventerrein Haarbrug-Noord wordt ontsloten via een aansluiting op de Oostelijke Randweg. Tevens bevindt er zich een calamiteitenuitgang ter hoogte van de Metaalweg, die uitkomt op de Nijkerkerweg;
- het grootschalige bedrijf voestalpine Polynorm op bedrijventerrein Haarbrug heeft een eigen aansluiting rechtstreeks op de Amersfoortseweg en de noordzijde richting Haarbrug-Noord;
- het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid heeft via een rotonde een eigen aansluiting op de Amersfoortseweg. Even ten noorden daarvan is ook een calamiteitenuitgang gelegen. Via een parallelweg, die tevens dient als route voor fietsverkeer, is de strook met lintbebouwing ten westen van de Amersfoortseweg en ten zuiden van de Bisschopsweg eveneens aangesloten op deze rotonde.
2.1.2 Groen- en waterstructuur
Bedrijventerreinen
Veel straten zijn voorzien van een min of meer groene berm, meestal uitsluitend bestaande uit gras. In een aantal hiervan zijn waarschijnlijk kabels en leidingen opgenomen, waardoor de plaatsing van bomen in veel bermen niet mogelijk is. Daarnaast zijn vrijwel alle bedrijventerreinen ingekaderd door een smalle groenstrook met een afwateringssloot daarin en enkele bomen. Aan de westzijde van bedrijventerrein De Kronkels is een afscheidende bomenrij is aangelegd naast de Blokhuiswetering.
De bedrijventerreinen Haarbrug(-Noord) en Haarbrug-Zuid zijn aan de oost- en zuidzijde zijn voorzien van een brede groene landschappelijke inpassingszone waarin natuur zich kan ontwikkelen. Deze zone staat beter bekend als de Laakzone. Het deel van de Laakzone ten oosten van de bedrijventerreinen valt buiten het plangebied. Op navolgende afbeelding is de hoofdgroen- en -waterstructuur in het plangebied weergegeven:
Verder is een aantal bedrijfsentrees verfraaid door 'voortuinen'. Deze dragen bij aan een groenere verschijningsvorm van het desbetreffende deel van het bedrijventerrein. Op bedrijventerrein Haarbrug-Noord bevindt zich tussen het terrein van voestalpine Polynorm en de overige bedrijven een groene buffer. Hiermee wordt het verschil in schaalgrootte tussen beide delen van dit bedrijventerrein opgevangen.
Extra oppervlaktewater bevindt zich met name langs de Westsingel, de Amersfoortseweg en de Oostelijke Randweg. Ook rondom de brede groene zone aan de zuidzijde van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid en de oostzijde van de bedrijventerreinen Haarbrug(-Noord) en Haarbrug-Zuid is een bredere watergang aangelegd in aansluiting op de Rengerswetering, die direct ten oosten van het plangebied is gelegen. Daarnaast loopt dwars over bedrijventerrein De Kronkels in oost-west richting nog een extra watergang. Door de korte rechtstanden en de verspringende lijn heeft deze watergang echter weinig effect op de herkenbaarheid en beeldvorming op dat bedrijventerrein.
Sportpark De Vinken
Het sportpark wordt omsloten met een dubbele rij bomen, waardoor het terrein duidelijk is afgescheiden van het bedrijventerrein De Kronkels direct ten zuiden hiervan. Ook op het sportpark zelf is een aantal scheidingen aangebracht met behulp van een bomenrij en/of hoogopgaand groen.
2.1.3 Bebouwingsstructuur
Bestaande bedrijventerreinen
De bebouwingsstructuur op de bedrijventerreinen De Kronkels en Haarbrug(-Noord) volgt grotendeels de wegenstructuur, waarbij de bedrijfsgebouwen vrijwel allemaal richting de weg gekeerd zijn. Veel gebouwen bestaan uit twee bouwlagen en zijn plat afgedekt in aansluiting op de maximum bouwhoogte. Uitzondering zijn enkele bedrijven die bij recht in de geldende bestemmingsplannen al een hogere maximum bouwhoogte kennen, zoals te zien op navolgende afbeelding:
De relatief grootschalige bebouwing staat op enige afstand van de ontsluitingswegen. Voorterreinen zijn veelal verhard (parkeren) en voorzien van enig groen. De grote bedrijfshallen zijn voornamelijk opgetrokken uit beton of damwandprofielen in diverse kleuren.
Wat vooral opvalt is de grote omvang van de bebouwing op het terrein van voestalpine Polynorm op bedrijventerrein Haarbrug. voestalpine Polynorm was in 1948 het eerste bedrijf aan de zuidzijde van Bunschoten. Door gestage groei beslaat dit bedrijf met een omvang van circa 31 ha op dit moment het hele bedrijventerrein Haarbrug. Het bedrijfscomplex bestaat uit hallen voor de productie en opslag van producten en kantoren.
Het gemengde bedrijventerrein De Kronkels van circa 57 ha is ontstaan vanaf 1955 en geleidelijk aan volgebouwd vanuit zuidelijke richting naar het noorden toe. Ook Haarbrug-Noord is een gemengd bedrijventerrein van circa 30 ha dat vanaf 1993 ontwikkeld is en inmiddels (vrijwel) compleet uitgegeven.
Op de bedrijventerreinen zijn vooral de representatieve bedrijfs(verzamel)gebouwen langs de westzijde van de Amersfoortseweg, aan de Dieselweg op De Kronkels, de kantoren van voestalpine Polynorm op bedrijventerrein Haarbrug en de zone met bedrijven langs de Oostelijke Randweg en de Nijkerkerweg op Haarbrug-Noord beeldbepalend. Ook de bebouwing op De Kronkels aan de Bisschopsweg heeft een vrij representatieve uitstraling. De meer recente kantoren bestaan voornamelijk uit baksteen met veel glas. Oudere kantoren bestaan vaak uit betonpanelen of betonsteen met glas. Overigens is er ook aan de oostzijde van de Amersfoortseweg op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid ruimte gereserveerd voor representatieve bedrijfspanden aan het water.
Op bedrijventerrein De Kronkels bevinden zich tussen de diverse bedrijfspanden meerdere, veelal vrijstaande bedrijfswoningen.
Het deel van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid ten westen van de Amersfoortseweg en ten zuiden van de Bisschopsweg wijkt qua structuur wat af van de overige delen van het plangebied. Deze zone bestaat uit een reeks percelen die bebouwd zijn met vrij diverse lintbebouwing. Tussen de bebouwing bevinden zich oude boerderijen, kleine oudere woongebouwen, een aantal villa's van recentere datum en bedrijfsbebouwing van uiteenlopende signatuur achter op de percelen.
Te ontwikkelen bedrijventerreinenVerspreid over het oostelijk deel van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid staan al enkele blokken met bedrijfsbebouwing. Het grootste deel van het plangebied is echter nog onbebouwd.
Sportpark De Vinken
Op het sportpark bevindt zich naast de entree van het gebied een opvallend gebouw uit meerdere bouwlagen met daarin sportfaciliteiten, horeca en wellness. Voor het overige bestaat de bebouwing vooral uit lage kantines met kleedlokalen, een manege, een sporthal en tribunes. De gebouwen hebben een sobere maar functionele uitstraling en zijn opgetrokken uit diverse materialen variërend van baksteen tot damwandprofielen. In totaal is er 8.800 m² bruto vloeroppervlak aan bebouwing aanwezig op het sportpark.
2.2 Functionele structuur
Bedrijventerreinen
Uit de huidige situering van de bedrijven is geen duidelijke zonering af te leiden op de bedrijventerreinen. Bedrijven uit de lagere milieucategorieën zitten ook op locaties waar bedrijven uit milieucategorie 3.2 zijn toegestaan. De bedrijven uit de hogere milieucategorieën zitten over het algemeen wel daar waar milieucategorie 4.1 en/of 4.2 is toegestaan. Door de spreiding en verdeling van de milieucategorieën is de eventuele overlast niet beperkt tot een bepaald deel van de bedrijventerreinen. De afstand tot de woongebieden ten noorden van het plangebied is echter voldoende groot.
De bedrijven op bedrijventerrein De Kronkels variëren van betonindustrie op het oudste deel tot kantoren gerelateerd aan deze bedrijven in de meer recente delen aan de Dieselweg en de Amersfoortseweg. Ook zit er een aantal grote, landelijk opererende, bedrijven, die eveneens een grote hoeveelheid ruimte innemen of behoren tot de categorie 'grote lawaaimakers'. Op de bedrijventerreinen Haarbrug(-Noord) en Haarbrug-Zuid bevinden zich vooral bedrijfshallen. De bebouwing heeft een eigentijdse uitstraling.
Naast deze grotere bedrijven is er op de terreinen een groot aantal middelgrote c.q. kleine bedrijven aanwezig uit uiteenlopende bedrijfstakken. Opvallend is het grote aantal bedrijven binnen de voedingsmiddelenindustrie (koek en vis). Dit is te verklaren uit de landelijke ligging van Bunschoten-Spakenburg en de visserijhistorie.
Vooral langs de westzijde van de Amersfoortseweg op bedrijventerrein De Kronkels zijn diverse bedrijfsverzamelgebouwen gesitueerd. Hierin is met name zakelijke dienstverlening (kantoren) gehuisvest. Ook op bedrijventerrein Haarbrug-Noord komen enkele verspreide locaties voor waar zakelijke dienstverlening plaatsvindt.
Volumineuze detailhandel is mogelijk op bedrijventerrein De Kronkels aan de Kronkels, de Amersfoortseweg en in een smalle strook ten oosten van de entree aan de Bisschopsweg. Ook langs de Oostelijke Randweg en de Nijkerkerweg is volumineuze detailhandel mogelijk. In het zuidelijk deel van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid wordt eveneens de mogelijkheid geboden om volumineuze detailhandel te bedrijven.
Op bedrijventerrein De Kronkels bevinden zich twee verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg en daarnaast is er nog een verkooppunt voor propaan- en butaangas. Ook nabij de entree van bedrijventerrein Haarbrug-Noord is een verkooppunt voor motorbrandstoffen gelegen, maar dan zonder lpg. Er wordt ook op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid nabij de entree aan de zuidzijde een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg gerealiseerd. Hiervoor is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend, deze wordt in dit bestemmingsplan meegenomen als ontwikkeling.
Aan de Hooistreep 8 is op de verdieping van het betreffende pand een opbaarfunctie toegestaan voor het opbaren van overledenen in afwachting van de begrafenis of crematie.
Sportpark De Vinken
Op het sportpark komen verschillende sportverenigingen voor. Het gaat daarbij om een paardrijvereniging en ponyclub, een rugbyclub, een voetbalvereniging, een handbalvereniging, een trimclub en een jeu de boulesvereniging. Daarnaast bevindt er zich een kinderdagopvang op het sportpark.
Naast de entree van het sportpark is daarnaast een multifunctioneel gebouw gelegen waarin zich een grand café met feestza(a)l(en), een fitnesscentrum, een schoonheidssalon, bowlingbanen en een zwembad met wellnessfaciliteiten bevinden.
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Aangezien de afweging wat betreft de behoefte voor bedrijventerrein Haarbrug-Zuid al in een eerder stadium heeft plaatsgevonden hoeft de ladder niet nogmaals doorlopen te worden.
De SVIR is niet specifiek van toepassing op het plangebied.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In het plangebied zelf zijn geen nationale belangen in het geding.
3.2 Provinciaal en regionaal beleid
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028
Provinciale Staten van de provincie Utrecht hebben de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) op 4 februari 2013 vastgesteld. In de PRS beschrijft de provincie haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie Utrecht geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe zij uitvoering geven aan dit beleid. Deels wordt uitvoering gegeven aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld.
Op 12 december 2016 hebben provinciale staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016) vastgesteld. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan is uitgegaan van het toen van kracht zijnde provinciale beleid.
Algemeen
In haar verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk.
Bij kantoren is de provincie gezien de huidige overcapaciteit zeer terughoudend met het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. De provinciale inzet richt zich op het beperken van de aanwezige plancapaciteit. Bij bedrijventerreinen wil de provincie overaanbod eveneens voorkomen en herstructurering van bestaande terreinen stimuleren. Een belangrijke input voor haar beleid voor bedrijventerreinen zijn de regionale convenanten.
Per regio en per gemeente heeft de provincie een programma voor wonen en werken. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar de binnenstedelijke opgave (binnen de actuele rode contour) en uitbreiding (buiten de actuele rode contour). De uitbreidingslocaties waarover al een ontwerp-planologisch besluit is genomen, zoals bedrijventerrein Haarbrug Zuid, legt de provincie binnen de rode contour. Binnen deze contour heeft de gemeente beleidsvrijheid, met inachtneming van de in de PRV opgenomen algemene regels voor wat betreft bedrijventerreinen, kantoren en dergelijke.
Bedrijventerreinen
Een aanzienlijk deel van de Utrechtse werkgelegenheid is gebonden aan bedrijventerreinen. Het gaat om activiteiten in onder andere de industrie en logistieke dienstverlening. Deze activiteiten zijn niet of nauwelijks te mengen met andere functies door hun effecten op de omgeving (aard bebouwing, uitstoot, geluid, verkeersdruk). Het is voor een diversificatie van de Utrechtse economische structuur van belang dat voldoende van dergelijke locaties in verschillende segmenten beschikbaar blijven; van terreinen met een prestigieuze uitstraling tot louter functionele terreinen.
Voor wat betreft bedrijventerreinen is in de PRS gekozen voor een nieuwe koers. In het algemeen is de provincie zeer terughoudend met het opnemen van nieuwe bedrijventerreinen, het accent ligt op revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Nieuwe locaties, zowel in het stedelijk gebied als uitbreiding, kunnen alleen worden ontwikkeld als de noodzaak is aangetoond en er een concrete relatie is met de uitvoering van herstructurering of transformatie van een bestaand bedrijventerrein.
De regionale convenanten bedrijventerreinen zijn een belangrijke input voor het in de PRS opgenomen bedrijventerreinenprogramma. De provincie heeft de uitbreidingslocaties die zij ruimtelijk aanvaardbaar acht en waarvan de realisatie in de eerstvolgende jaren wordt voorzien opgenomen in het stedelijk programma van de PRS. In verband met consistentie van beleid heeft de provincie ook een aantal locaties die al in het Streekplan 2005 - 2015 waren opgenomen weer opgenomen in de PRS. Omdat realisatie echter op niet korte termijn is voorzien, zijn deze locaties niet opgenomen in het stedelijk programma. Het gaat onder andere om De Kronkels Zuid in Bunschoten.
De ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein in het stedelijk gebied is alleen mogelijk als de locatie is opgenomen in het stedelijk programma van de PRS en de noodzaak van het tot ontwikkeling brengen van de locatie kan worden onderbouwd conform de door de provincie aangegeven voorkeursvolgorde. Bovendien moet de nieuwvestiging of uitbreiding in samenhang worden ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein, waarbij de tijdige realisering van de herstructurering is verzekerd.
Bij de voorgenomen vierjaarlijkse herijking van het stedelijk programma beziet de provincie of nieuwe locaties (binnen en buiten de rode contour) nodig zijn. Daarbij betrekt de provincie tevens de voortgang van de uitvoering van de herstructurering.
Kantoren
De provincie wil op de kantorenmarkt vraag en aanbod zoveel mogelijk in evenwicht brengen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Op dit moment staat er veel kantoorruimte leeg, een groot deel van de leegstand is structureel. Bovendien is er nog een grote – nog niet gerealiseerde - plancapaciteit. Daarom geeft de provincie in principe geen ruimte voor nieuwe, nog niet gerealiseerde, kantorenlocaties. De provincie spant zich actief in om de nog niet benutte plancapaciteit terug te dringen. Hiertoe gaat de provincie met gemeenten en andere partijen in overleg om te komen tot afspraken over het verder terugdringen van de plancapaciteit.
Concreet betekent dit onder andere dat:
- wanneer kantoren nog niet zijn gebouwd een ruimtelijk plan bij actualisering niet meer dient te voorzien in de functie kantoren, tenzij er concreet zicht is op gebruik als kantoor in de planperiode. Dit kan onder meer blijken uit vastgestelde visies, onderzoeken of afgesloten contracten;
- in het algemeen staat de provincie ruimtelijke plannen die nieuw, nog niet gerealiseerd kantoorvolume bevatten niet toe. Mits de noodzaak conform de duurzame verstedelijkingsladder is aangetoond kan in het stedelijk gebied een uitzondering worden gemaakt voor kleinschalige zelfstandige kantoren met een lokaal vestigingsgebied (bijvoorbeeld bankfilialen en gemeentehuizen) en functiegebonden kantoren (bijvoorbeeld havengebonden of veilinggebonden).
Regionale uitwerking
Het provinciale stedelijke programma in de PRS is opgebouwd uit stedelijke programma’s per regio en per gemeente. Deze programma’s zijn in overleg met de (regionaal samenwerkende) gemeenten tot stand gekomen. De regio Amersfoort, waartoe Bunschoten behoort, heeft daartoe de ‘Integrale gebiedsuitwerking Eemland, bijstelling 2011’ opgesteld. Specifiek voor bedrijventerreinen zijn regionale convenanten vastgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de herstructurering van bestaande en de planning van nieuwe bedrijventerreinen (inclusief fasering en segmentering).
Het bedrijventerreinenprogramma voor de Regio Amersfoort is circa 19,2 ha netto, waarvan circa 13,4 ha netto voor Haarbrug Zuid. Deze uitbreiding van het bedrijventerrein Haarbrug, gelegen in het stedelijk gebied, is onderdeel van het stedelijk programma. Het bedrijventerrein, gepositioneerd in het segment 'modern gemengd' is onder andere bedoeld voor bedrijfsverplaatsingen vanuit het te transformeren bedrijventerrein Zuidwenk in het noorden van Bunschoten. Locatie 'De Kronkels Zuid' is niet opgenomen in het stedelijk programma. Op basis van het oude Streekplan 2005 - 2015 kan op deze locatie nog circa 7,0 ha netto bedrijventerrein worden ontwikkeld. Deze locatie kan een rol spelen bij de herijking van het stedelijk programma.
Detailhandel
De provincie wil voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en bedrijfsleven. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige detailhandelsontwikkelingen vraagt de provincie bij gemeenten aandacht voor regionale afstemming en het overtuigend aantonen van de behoefte. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren (anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staat de provincie niet toe.
De detailhandelssector heeft te maken met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de toenemende rol van internet als oriëntatie- en aankoopkanaal, veranderende wensen van consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale winkeloppervlak. Nieuwe trends laten zien dat winkels zich vooral concentreren in binnensteden en thematische winkelcentra aan de rand van de steden.
3.2.2 Thematische Structuurvisie Kantoren
Provinciale Staten hebben in hun vergadering van 1 februari 2016 de Thematische Structuurvisie Kantoren 2016 - 2027 (TSK) vastgesteld. De TSK beschrijft het provinciale ruimtelijke beleid met betrekking tot de reductie van planologische overcapaciteit voor de nieuwbouw van kantoren in de provincie Utrecht. Daartoe wordt een aantal locaties beschreven. Per locatie wordt aangegeven of er reductie moet plaatsvinden. Wanneer dat het geval is, wordt de omvang van de voorgenomen reductie genoemd. Het in 2015 uitgevoerde Kantorenmarktonderzoek 2015 vormt de basis van deze locatiebeschrijvingen. De reductie zal plaatsvinden door middel van een door Provinciale Staten in 2017 vast te stellen inpassingsplan.
Het belangrijkste doel van de TSK is het in het leven roepen van zogenoemde voorzienbaarheid. Hiermee wordt beoogd om zoveel mogelijk het risico te beperken dat verzoeken om vergoeding van planschade ingewilligd moeten worden. Dergelijke verzoeken kunnen het gevolg zijn van de vaststelling van het hiervoor genoemde inpassingsplan. In de TSK wordt ook aangegeven dat de provincie gemeenten en belanghebbenden faciliteert bij de vernieuwing, herbestemming en transformatie van leegstaande kantoren en dat zij hiervoor zonodig haar ruimtelijk instrumentarium zal inzetten.
'Volgens het Kantorenmarktonderzoek 2015 is de behoefte aan ten opzichte van de bestaande voorraad toe te voegen kantoorruimte tot en met 2027 op de locatie Haarbrug Zuid 1.000 m² bvo. Tegenover deze behoefte staat een geraamde plancapaciteit van 63.589 m² bvo. De raming van de plancapaciteit is gebaseerd op een analyse van vigerende bestemmingsplannen, uitgaande van de maximale planologische invulling. De provincie zal de plancapaciteit van de op de verbeelding aangegeven locatie Haarbrug Zuid reduceren tot tenminste 1.000 m² bvo. De reductie van plancapaciteit kan plaatsvinden op alle onbebouwde gronden waarop nieuwbouw van zelfstandige kantoren mogelijk is en deel uitmaken van de op de verbeelding aangegeven locatie Bunschoten: Haarbrug Zuid.'
Planspecifiek
De bestaande mogelijkheden voor het realiseren van kantoren uit de geldende bestemmingsplannen op de bestaande bedrijventerreinen worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Wel wordt er op Haarbrug-Zuid qua maximum oppervlaktes aansluiting gezocht bij de waarden uit de thematische structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening aangezien dit bedrijventerrein nog niet geheel ontwikkeld is (zie verder
toelichting paragraaf 3.2.3).
3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Bedrijventerrein stedelijk gebied
Op de kaart ‘Wonen en werken’ is het hele plangebied aangewezen als ‘Bedrijventerrein stedelijk gebied’. De definitie van bedrijventerrein is conform artikel 1: ‘een terrein van minimaal 1 ha bruto dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening. Onder de beschrijving vallen daarmee ook (delen van) bedrijventerreinen die gedeeltelijk bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoorgebouwen. De volgende terreinen vallen er niet onder: terrein voor grondstoffenwinning, olie- en gaswinning, terrein voor waterwinning, terrein voor agrarische doeleinden, terrein voor afvalstort en terreinen met een laad- en/of loskade langs diep vaarwater toegankelijk voor grote zeeschepen;’
In de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) is per regio en per gemeente een programma voor bedrijventerreinen opgenomen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar inbreiding (binnen de rode contour) en uitbreiding (buiten de rode contour). Het programma voor bedrijventerreinen uit de PRS is als “bijlage Bedrijventerreinen” opgenomen bij de PRV. Voor de gemeente Bunschoten is qua inbreiding een oppervlakte van 13,4 ha netto opgenomen voor bedrijventerrein Haarbrug Zuid. De infrastructuur van dit bedrijventerrein is inmiddels aangelegd en het terrein wordt de komende jaren verder uitgegeven.
Nieuwvestiging van ‘zelfstandige’ kantoren op bedrijventerreinen is niet toegestaan. Een bedrijfsgebonden kantoor van maximaal 2.000 m² bvo dat ondergeschikt is aan het bedrijf, is wel mogelijk en in het algemeen toereikend. Indien een grotere oppervlakte voor het bedrijfsgebonden kantoor economische noodzakelijk is, dan moet dit worden onderbouwd en regionaal worden afgestemd. Deze afstemming kan onderdeel uitmaken van de regioconvenanten.
Kantoren
Op de kaart ‘Wonen en werken’ is het hele plangebied aangewezen als ‘Kantoren’. De definitie van kantoren is conform artikel 1: ‘het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder opleidings-, congres- en vergaderaccommodaties die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie. Onder kantoren vallen in ieder geval niet:
- de kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlakte (bvo) van 1500 m² per vestiging;
- kantoren met een lokaal vestigingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
- bedrijfsgebonden kantoren met een bvo dat minder bedraagt dan 50 % van het totale bvo en minder is dan 2.000 m²;
- functiegebonden kantoren, zoals havengebonden kantoren en veilinggebonden kantoren; uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10 % van het bestaande bvo;
- Opleidings-, congres- en vergaderaccommodaties die als hoofdfunctie worden gebruikt.’
Planspecifiek
Omdat de behoefte aan het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid al heeft plaatsgevonden in het kader van het voorheen geldende bestemmingsplan, hoeft deze onderbouwing niet meer plaats te vinden in dit bestemmingsplan. In
toelichting paragraaf 3.2.4 is meer informatie opgenomen over de afwegingen om te komen tot de aanleg van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid.
3.2.4 Samenwerkingsagenda werklocaties regio Amersfoort 2030
De Regio Amersfoort werkt samen bij de (her)ontwikkeling van werklocaties. In het najaar van 2009 hebben Rijk, IPO en VNG een akkoord bereikt over de nieuwe aanpak van bedrijventerreinen en dit in het Convenant Bedrijventerreinen 2010 - 2020 vastgelegd. Eén van de belangrijkste afspraken in dit convenant is het realiseren van regionale planning en regie op nieuwe en (herstructurering van) bestaande bedrijventerreinen.
De gemeente Bunschoten heeft de plannen afgestemd met de regio Amersfoort. De regionale afstemming vindt plaats in het kader van de samenwerkingsagenda Werklocaties Regio Amersfoort 2030. Bij dit overleg is de provincie Utrecht betrokken. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Samen Sterk', Stec Groep, januari 2011. In dit rapport is de ontwikkeling van Haarbrug-Zuid opgenomen. Het rapport is op 15 maart 2011 ter vaststelling aangeboden aan de colleges van B&W van de regiogemeenten. Hiermee is voldaan aan de afspraak om de beoogde ontwikkeling regionaal af te stemmen. Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten van de regionale afstemming ten aanzien van de bedrijventerreinen in de gemeente Bunschoten.
In de samenwerkingsagenda is voor Bunschoten een drieslag aan de orde van transformatie (Zuidwenk), revitalisering (De Kronkels) en uitbreiding (Haarbrug-Zuid).
Transformatie
In de agenda is bedrijventerrein Zuidwenk opgenomen als transformatiegebied. Dit sluit aan op het provinciale en gemeentelijke ruimtelijk beleid. Concreet gaat het om een (gefaseerde) omzetting van bedrijventerrein naar woongebied. Het bruto oppervlak van Zuidwenk bedraagt 24,6 ha, netto 20,0 ha.
Revitalisering
Onderdeel van de herstructureringsopgave in de regio is de revitalisering van bedrijventerreinen. In Bunschoten is de revitalisering van bedrijventerrein de Kronkels aan de orde. De Utrechtse gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg nemen de herstructureringsopgave van bedrijventerreinen zoals vastgesteld in het Provinciaal Herstructureringsplan (circa 490 ha) zo spoedig mogelijk ter hand. Hiertoe is een regionale prioritering gemaakt. Voor de middellange termijn (tot 2020) gaat het om 263 ha bruto terrein, exclusief De Kronkels dat al in uitvoering is.
Uitbreiding
In het rapport is in regionaal verband de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen geraamd. Verder is geïnventariseerd welke concrete en zachte plannen er in de regio zijn voor nieuw bedrijfsgebied. Op basis van een vergelijking van behoefte en aanbod is bepaald welke terreinen op korte termijn (tot 2015), middellange termijn (tot 2020) en op lange termijn (tot 2030) gerealiseerd worden.
Voor het bepalen van de fasering zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Lokale bedrijvigheid wordt zoveel mogelijk lokaal opgevangen, om daarmee de huidige en gewenste lokale economische dynamiek zo goed mogelijk te kunnen faciliteren. Maar niet te allen tijde. Als er lokaal geen ruimte is, dan wordt er eerst in de Regio Amersfoort gekeken waar wel ruimte is, voordat sprake kan zijn van de aanleg van nieuw terrein. Indien een bedrijf niet passend wordt geacht in de aard en schaal van de lokale economie en als zodanig niet geaccommodeerd kan worden, zal de gemeente met het bedrijf en nabijgelegen gemeenten in gesprek gaan om het bedrijf op een geschikte locatie in de regio te huisvesten.
- Er moet ruimte zijn en blijven voor de opvang van bovenregionale instroom van bedrijven.
- Er is niet alleen gekeken naar kwantiteit (hectaren), maar ook naar kwaliteit. Hiertoe is onderscheid gemaakt in eerste klas bedrijvenparken, modern gemengde en werkterreinen.
Op basis van deze uitgangspunten is de fasering afgesproken. De ontwikkeling van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid is opgenomen voor de periode 2010 - 2015. In het rapport is aangegeven dat Haarbrug-Zuid een lokale oriëntatie heeft. Dat betekent dat het terrein overwegend plaats biedt aan bedrijven met een lokale oriëntatie vanwege de sociale binding aan de kern. Haarbrug-Zuid is (tevens) bedoeld voor verplaatsende ondernemers vanuit bedrijventerrein Zuidwenk.
3.3.1 Structuurvisie Toekomstvisie 2000 - 2015
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking (Wro) getreden. In artikel 2.1 van deze wet staat onder meer beschreven dat de gemeenteraad verplicht is om een structuurvisie vast te stellen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad van iedere gemeente een structuurvisie vast te stellen. Middels enkele aanvullende documenten is de Toekomstvisie uit 2001 beleidsneutraal omgezet naar een structuurvisie.
In de structuurvisie toekomstvisie is de ruimtelijke visie op de gemeente Bunschoten beschreven. Aan de zuidzijde van Bunschoten is een verdere uitbreiding van de bedrijventerreinen in zuidelijke richting geprojecteerd. Uitgangspunt is hier het maken van een goede beëindiging en aantrekkelijke entree van de gemeente en inpassing van de bestaande lintbebouwing langs de Amersfoortseweg.
De overgang naar het open landschap ten zuiden van Bunschoten wordt gevormd door een watergang en een brede groenstrook.
3.3.2 Toekomstvisie Bunschoten 2025
De gemeenteraad van Bunschoten heeft de toekomstvisie Bunschoten 2025 op 11 juli 2013 unaniem vastgesteld. Bezinning op de (strategische) positie van de gemeente was een wens vanuit de gemeenteraad. Het gemeentebestuur van Bunschoten heeft een Toekomstvisie tot 2025 opgesteld om de strategische positie van de gemeente te bepalen.
Economie en citymarketing
De visie gaat in op de vraagstukken op fysiek, sociaal en economisch gebied en moet een functie gaan vervullen voor de ontwikkeling van de dienstverlening aan de inwoners, het bestuur en de regionale samenwerking. De toekomstvisie laat zien hoe de gemeente Bunschoten in 2025 is, op basis van de kennis van nu.
De gemeente beschikt over meerdere bedrijventerreinen. De gemeente wil de beschikbare grond op de bestaande bedrijventerreinen zo goed mogelijk benutten. Hierbij maakt de gemeente gebruik van moderne mogelijkheden, zoals op het dak of ondergronds parkeren. Ook herstructurering en transformaties van bedrijventerreinen ziet de gemeente als mogelijkheid. De gemeente vindt het belangrijk om bedrijven te ondersteunen en probeert hen binnen de gemeente te behouden. Het (regionale) accountmanagement is steeds meer gericht op het aanwezige bedrijfsleven met als belangrijk doel het behouden en (eventueel) versterken van bedrijven en bedrijventerreinen.
De gemeente wil hierbij inzetten op behoud en versterking van bedrijven en bedrijventerreinen en zich inspannen voor het creëren van nieuwe bedrijvigheid. Samenwerking tussen bedrijven wordt gestimuleerd om zo te kunnen blijven voldoen aan de veranderende klantvraag. Daarnaast wil de gemeente het bedrijfsleven ook via citymarketing op de kaart zetten om ervoor te zorgen dat er een aantrekkelijk beeld van de gemeente ontstaat op het gebied van werken en ondernemen en om hoogopgeleiden aan te trekken.
FoodValley
Het bedrijfsleven van de gemeente Bunschoten kent een belangrijke en sterke voedseltak. Voor het als gemeente goed behartigen van de belangen van de brood-, koek- en vissector zijn goede contacten met de regio FoodValley van belang. Zo kan de status van waarnemer of een gedeeltelijk lidmaatschap van de gemeente Bunschoten in het samenwerkingsverband van de FoodValley gemeenten een meerwaarde hebben. Daarnaast valt deelname van het Bunschotense bedrijfsleven aan duurzaamheidsprojecten van de Stichting FoodValley te overwegen en bieden de kennisinstellingen ook gelegenheid om de noodzakelijke opleidingen en het kennisniveau binnen deze bedrijven te faciliteren. Op deze wijze kan de ontwikkeling van hoogwaardige werkgelegenheid ook in deze sector toenemen.
Sport
Sport- en bewegingsactiviteiten bevorderen de gezondheid en het welzijn van de Bunschotense inwoners. Daarvoor zijn voldoende voorzieningen aanwezig. De gemeente kent een bloeiend verenigingsleven op het vlak van cultuur en sport. Een belangrijk speerpunt is het waarborgen van vitaliteit, leefbaarheid en draagvlak voor de lokale voorzieningen. De gemeente heeft hierbij aandacht voor het zelforganiserend vermogen van de verenigingen, ondernemers en inwoners.
Bij het realiseren van nieuwe accommodaties kijkt de gemeente naar multifunctionaliteit, zodat kruisbestuiving kan ontstaan. Optimaal gebruik van accommodaties en voorzieningen past hierbij en is een voorwaarde voordat een beroep kan worden gedaan op een (financiële) bijdrage.
3.3.3 Groenbeleidsplan 2015 - 2025
Het groenbeleidsplan 2015 - 2025 bevat een samenhangende visie op de instandhouding, ontwikkeling, inrichting en beheer van de groene leefomgeving: 'Het vergroten van de identiteit en natuurwaarde met ruimte voor de groene leefomgeving waarbij het groen en onderhoud is afgestemd op de functie.'
Aan de visie is een zevental doelstellingen gekoppeld:
- Ruimte voor groen in de leefomgeving: instandhouding en versterking van het groen;
- Beplanting omvormen: efficiënter beheer;
- Onderhoud op peil: vastgesteld onderhoudsniveau en -kwaliteit;
- Vergroten van de identiteit: versterken van cultuurhistorische structuren;
- Burgerparticipatie: het betrekken van burgers bij vraagstukken in de groene leefomgeving;
- Natuurwaarde vergroten: het toepassen van zo veel mogelijk inheemse en gebiedseigen beplanting en alternatieve onkruidbestrijding;
- Groen afstemmen op de functie beschreven.
Het openbaar groen op de bedrijventerreinen staat onder grote ruimtedruk. Parkeerdruk, bedrijfsuitbreiding en inritten leggen steeds meer een claim op het openbaar groen. Het bedrijventerrein De Kronkels kenmerkt zich door nog redelijk veel openbaar groen. Dit groen is echter behoorlijk versnipperd en de samenhang ontbreekt. In 2013 is nog een deel van de straat van De Kronkels gerenoveerd.
Op Haarbrug-Noord is nagenoeg geen openbaar groen aanwezig. Op het in ontwikkeling zijnde Haarbrug-Zuid wordt meer groen gerealiseerd dan op Haarbrug-Noord. Dit groen zal ook worden opgenomen in de hoofdgroenstructuur.
De beplantingsstroken rondom de bedrijventerreinen hebben een afschermende functie naar het open polderlandschap. Deze beplantingsstroken zijn meestal van voldoende kwaliteit en in goede staat en maken onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur.
Planspecifiek
In aansluiting op de groenstructuurvisie zijn de randen ten oosten van Haarbrug(-Noord) en Haarbrug-Zuid aangeplant met bosplantsoen in het kader van het project de Laakzone. Deze groene randen maken onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. Ter hoogte van Haarbrug-Zuid maakt deze zware groene gordel onderdeel uit van de bestemming 'Natuur', die aan de oost- en zuidzijde van het plangebied neergelegd. Het deel van de Laakzone dat is gelegen ten oosten van Haarbrug(-Noord) valt buiten het plangebied.
3.3.4 Revitalisering bedrijventerreinen De Kronkels en Zuidwenk
Er is in 2007 een onderzoek uitgevoerd naar de revitalisering van de bedrijventerreinen 'De Kronkels' en 'Zuidwenk (aan de noordzijde van Bunschoten)'. Voor de gemeente staat het behoud van de werkgelegenheid en het ondernemerschap van Bunschoten voorop. Veel bedrijven vinden hun oorsprong in de gemeente en veel van de werknemers komen uit Bunschoten. De plannen volgen op passende en bescheiden schaal de principes van duurzaam en intensief ruimtegebruik. De versterking van de foodcluster past in een lokale uitwerking van Pieken in de Delta van het Ministerie van Economische Zaken, waarin clustervorming en innovatie binnen sterke clusters als kansen voor behoud van toekomstige economische dynamiek worden gezien. Het inmiddels ontwikkelde bedrijventerrein 'Haarbrug-Zuid' biedt ruimte voor bedrijven die op de huidige bedrijventerreinen als 'De Kronkels', Haarbrug(-Noord) en 'Zuidwenk' niet langer een optimale vestigingsplaats vinden en ook niet kunnen herhuisvesten op deze terreinen.
3.3.5 Herstructureringsplan De Kronkels
In 2012 heeft de regio een Convenant Bedrijventerreinen gesloten met de Provincie Utrecht. Het convenant zet in op het optimaal benutten van bestaande bedrijventerreinen, waarbij het opstellen van een herstructureringsplan een bijdrage levert. In het Convenant is opgenomen dat een dergelijk plan kan bijdragen aan de toekomstige kwaliteit op bedrijventerrein De Kronkels.
Al sinds 2007 wordt aan de verbetering van het terrein gewerkt. De afgelopen jaren is met name in de openbare ruimte een aantal verbeteringen aangebracht:
- de aanleg van een fietspad langs de hoofdontsluiting De Kronkels;
- de aanleg van een voetpad langs De Kronkels;
- gerichte verbeteringen van groenvoorzieningen;
- gerichte verbeteringen van openbaar parkeren;
- de aanleg van glasvezel voor snelle datacommunicatie, op initiatief van de bedrijvenkring;
- op diverse locaties is geïnvesteerd in private panden, gevels en kavels.
Het herstructureringsplan uit 2013 schetst het kader voor de toekomstige plannen en ontwikkelingen op bedrijventerrein De Kronkels, voor zowel de publieke als de private ruimte. Aangezien herstructurering een lange adem vraagt, dient het rapport als momentopname. De acties en projecten dienen doorlopend gemonitord en eventueel bijgestuurd te worden ten aanzien van specifieke (vooral private) ontwikkelingen.
De belangrijkste knelpunten in de openbare ruimte zijn:
- Laden/ lossen en parkeren/ stallen in de openbare ruimte;
- Tekort aan parkeerplaatsen;
- Uitstraling groenvoorziening;
- Verkeersveiligheid.
Op basis van de aanwezige knelpunten is bepaald bij welke projecten in de openbare ruimte de prioriteit ligt:
- Tijdelijke parkeer- en opstelplaats vrachtwagens;
- Wegnemen parkeerdruk verkoopwagens;
- Realiseren extra parkeerplaatsen personenauto’s;
- Verhogen kwaliteitsniveau groenvoorziening.
De belangrijkste knelpunten in de private ruimte zijn;
- Te intensief gebruik;
- Uitstraling panden en private terreinen.
Op basis van de aanwezige knelpunten is bepaald bij welke projecten in de private ruimte de prioriteit ligt:
- Private mogelijkheden ruimte voor vrachtwagens;
- Private mogelijkheden extra parkeren personenauto’s;
- Bemiddeling investeringen private partijen.
Inmiddels heeft de aanleg van extra parkeervakken voor personenauto's langs de Einsteinweg op bedrijventerrein De Kronkels plaatsgevonden.
3.3.6 Welstandsnota Bunschoten 2012
De welstandsnota Bunschoten 2012 is op 26 april 2012 in werking getreden. In deze nota zijn de kenmerken en hoofdlijnen van beleid geformuleerd. Deze zijn met name van toepassing op het bestaand stedelijk gebied. De welstandscriteria voor De Kronkels en Haarbrug-Noord zijn als volgt:
Algemeen
- de bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.
Plaatsing
- bouwinitiatieven houden de hiërarchie in opbouw intact;
- waar van toepassing, maakt het gebouw front naar de weg;
- de bebouwing is afgestemd op de ritmiek, de schaal en de hoogte van bestaande bebouwing in de omgeving.
Massa en vorm bebouwing
- de opbouw van de gevels is consistent en goed van verhouding;
- heldere en duidelijke hoofdvorm;
- de verschillende hoofdfuncties zijn te onderscheiden door architectonische accenten en geledingen;
- zeer grote lengtes van gebouwen zijn door materiaal- en kleurgebruik geleed.
Voor bedrijventerrein Haarbrug-Zuid was in de toelichting van het voorheen geldende bestemmingsplan een beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen. Deze paragraaf is in dit bestemmingsplan als beeldkwaliteitsplan opgenomen als bijlage bij de regels en wordt door middel van een voorwaardelijke verplichting afgedwongen.
Ook voor sportpark De Vinken zijn welstandscriteria opgenomen in de welstandsnota. Voor de betreffende criteria wordt verwezen naar de welstandsnota.
3.3.7 Beeldkwaliteitsplan De Kronkels
In 2007 is een revitaliseringsplan voor de bedrijventerreinen De Kronkels en Zuidwenk opgesteld. Eén van de projecten hieruit was het opstellen van een beeldkwaliteitplan. In die periode was grootschalige herstructurering nog niet noodzakelijk. Maar de tijd heeft niet stilgestaan en bedrijven hebben zich verder ontwikkeld. Inmiddels wordt Haarbrug-Zuid uitgegeven. Deze ontwikkelingen vragen om een afgestemde strategie tussen het bestaande bedrijventerrein De Kronkels en de nieuwe ontwikkeling.
Voor bedrijventerrein De Kronkels is in 2013 een herstructureringsplan opgesteld. Gelijktijdig met dit herstructureringsplan is in 2013 een beeldkwaliteitplan opgesteld. Samen zullen deze stukken ervoor zorgdragen dat het gebied toekomstbestendig wordt en in kwaliteit naadloos kan aansluiten op de nieuwe ontwikkelingen. De ruimtelijke uitstraling en kwaliteit van de openbare en private ruimte van De Kronkels dienen een aantrekkelijk niveau te hebben, die in het beeldkwaliteitplan zijn vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
3.3.8 Geurverordening Haarbrug-Zuid
Op 22 januari 2009 is de 'Geurverordening bedrijventerrein Haarbrug-Zuid 2008' in werking getreden. Om ook in de toekomst een aanvaardbaar verblijfklimaat te waarborgen, zijn per deelgebied op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid, afzonderlijke normen opgesteld. Door het beschermingsniveau van de toekomstige bewoners per deelgebied af te stemmen op de huidige geurbelasting, en rekening houdend met de geldende milieuvergunning van de rundvee- en varkenshouderij aan de Zevenhuizerstraat 287, wordt voorkomen dat in de toekomst de geurbelasting toeneemt.
De geurbelasting neemt in de toekomst waarschijnlijk af door de trend in de veehouderij om gebruik te maken van emissiearme huisvestingsystemen. Anderzijds levert de herontwikkeling van het bedrijventerrein geen belemmeringen op voor de huidige bedrijfsvoering van de omliggende veehouderijen. Om dit te waarborgen zijn de volgende minimale afstanden en maximale geurnormen per geurverordening vastgelegd:
Deelgebied | minimum afstand (m) | maximum geurnorm (ouE/m³) |
A. woningen | 100 | 3.0 |
B. zichtlocaties (blauw) | 100 | 3.0 |
C. food (rood) | 100 | 3.5 |
D. non food (geel) | 100 | 11.0 |
Gezien de afstand van meer dan 100 m tussen het bedrijventerrein en voornoemde veehouderij is vestiging van geurgevoelige bedrijven in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij in alle deelgebieden op Haarbrug-Zuid mogelijk.
4 Milieu- & omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan/besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.
Planspecifiek
Haarbrug(-Noord) en De Kronkels zijn bestaande bedrijventerreinen. Bedrijventerrein Haarburg-Zuid dient (deels) nog ontwikkeld te worden. In het voorheen geldende bestemmingsplan voor Haarbrug-Zuid is reeds geconstateerd dat het aanleggen, wijzigen of uitbreiden van een bedrijventerrein pas m.e.r.- beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 ha of meer (tabel D, categorie 11.3, in de bijlage van het Besluit m.e.r.). De oppervlakte van Haarbrug-Zuid lag hier met circa 15,4 ha netto ruimschoots onder. Aangezien deze plandrempel een indicatief karakter heeft, is tevens nagegaan of het plan geen aanzienlijke milieugevolgen zou hebben. Hieruit zijn de volgende aanvullende conclusies naar voren gekomen:
- Er is niet beoogd m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk te maken op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid;
- De mogelijke effecten voor milieu zijn in het (voorheen geldende) bestemmingsplan Haarbrug-Zuid al uitgebreid onderzocht;
- Uit het (voorheen geldende) bestemmingsplan Haarbrug-Zuid is af te leiden dat het plan geen aanzienlijke milieugevolgen zal hebben;
- In het (voorheen geldende) bestemmingplan Haarbrug-Zuid is ruime aandacht besteed aan de relatie met het omringende landschap en is uitdrukkelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap;
- Uit het (voorheen geldende) bestemmingsplan Haarbrug-Zuid blijkt dat het aspect duurzaamheid goed verankerd is in de stedenbouwkundige opzet van het plan;
- Inspraak en overleg over het (voorheen geldende) bestemmingsplan Haarbrug-Zuid hebben geen leemten in het milieuonderzoek aan het licht gebracht.
Geconcludeerd wordt dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Daarom kon worden afgezien van een officiële m.e.r.- beoordeling zoals bedoeld in het besluit m.e.r.
Uiteraard hoeft er voor de al gerealiseerde bedrijventerreinen De Kronkels en Haarbrug(-Noord) geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.
4.2 Waterhuishouding
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in bestemmingsplannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In de paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de ruimtelijke plannen en besluiten'.
Ten aanzien van de waterhuishouding is het geldende beleid van de verschillende overheden leidend. Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft ten aanzien van nieuwe watersystemen beleid ontwikkeld en de gemeente heeft in samenwerking met haar waterpartners het waterplan Bunschoten opgesteld.
Beleidskader
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Het landelijk waterbeleid is beschreven in het Nationaal Waterplan, de Startovereenkomst ´Waterbeleid 21e eeuw´ (WB21) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Op provinciaal en regionaal niveau is het waterbeleid beschreven in het Waterhuishoudingsplan (Provincie Utrecht) en het Waterbeheersplan (Waterschap Vallei en Veluwe). De Kaderrichtlijn Water (KRW) is het Europees waterbeleid. De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal (WB21) en Europees (KRW) beleid zijn:
- meer ruimte voor water;
- voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd;
- standstill situatie: géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit.
Dit heeft geresulteerd in de twee drietrapsstrategieën voor:
- Waterkwantiteit: vasthouden, bergen, afvoeren;
- Waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
De provincie Utrecht acht een duurzaam en robuust watersysteem nodig voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving. Op basis van een toekomstverkenning onderscheidt de provincie drie hoofdthema’s:
- Veiligheid: met aandacht voor preventie, gevolgenbeperking en rampenbeheersing bij overstromingen;
- Kwaliteit en kwantiteit: met aandacht voor voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater en water voor natuur;
- Gebruik en Beleving: met aandacht voor mooier water, veilig vaar- en zwemwater.
De provincie ontwikkelt in samenwerking met de waterschappen duurzame, robuuste watersystemen, die extreme situaties zoals langdurige droogte en een teveel aan water kunnen opvangen. Deze worden gerealiseerd door in de verschillende gebieden op de lange termijn in te zetten.
Het beleid van de Provincie Utrecht is er op gericht om geen permanente kunstmatige ingrepen in de grondwaterstand toe te staan. Bij ondergrondse of halfverdiepte bouw betekent dit dat er geen bemaling is toegestaan om grondwateroverlast te voorkomen. Hier dient bij het ontwerp rekening mee te worden gehouden in vorm van waterdichte constructies.
Waterbeheerprogramma 2016 - 2021
Het algemeen bestuur van waterschap Vallei en Veluwe heeft op 30 september 2015 het waterbeheerprogramma vastgesteld. In het waterbeheerprogramma beschrijft het waterschap haar ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van de vele samenwerkings- en innovatiemogelijkheden.
De waterbeheerder heeft het bovenregionale oppervlaktewaterbeleid vertaald naar regionale richtlijnen, normen en vergunningsvoorschriften. Toename van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door het realiseren van voldoende extra waterberging. Ten aanzien van het afkoppelen van verhardoppervlak van het riool heeft het waterschap een afkoppelbeslisboom opgesteld. Indien het regenwater van de daken naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd, of in de bodem geïnfiltreerd wordt mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen, zoals koper, lood en zink, voor dak- gevelbekleding en goten.
Waterplan Bunschoten
Het Waterplan Bunschoten bestaat uit de Watervisie 2006 - 2015 en een uitvoeringsplan en beschrijft de beoogde ontwikkeling van het water in de gemeente voor de periode 2006 - 2015.
Het doel van het Waterplan Bunschoten is het vastleggen van een integrale visie om de gebruik- en belevingswaarde van het water in Bunschoten te verhogen. Om dat te bereiken worden er in het waterplan maatregelen genoemd. Dit doel sluit aan op het beleid voor duurzame ontwikkeling zoals dat ook is opgenomen in de Toekomstvisie Bunschoten 2015.
Planspecifiek
In het kader van het bestemmingsplan worden in beperkte mate nieuwe gebouwen en voorzieningen mogelijk gemaakt, aangezien het plan een overwegend conserverend karakter heeft. Bedrijventerrein Haarbrug-Zuid moet weliswaar voor een groot deel nog gerealiseerd worden, maar de hele hoofdwaterstructuur is al aangelegd op basis van het waterstructuurplan Haarbrug-Zuid (Aveco de Bondt, 25 februari 2009). In dit waterstructuurplan was voldoende bergingscapaciteit opgenomen in de vorm van stedelijk water op basis van de normen van het waterschap. In
toelichting paragraaf 2.1.2 is een afbeelding opgenomen waarop de huidige waterstructuur in het plangebied is weergegeven.
Van nieuwe verhardingen waarvoor watercompensatie moet worden aangelegd, zal dus vrijwel geen sprake zijn. Evenwel dient bij het aanbrengen van verhardingen contact te worden opgenomen met de waterbeheerder, waarna in goed overleg bekeken kan worden of sprake is van uitbreiding van verharding, en zo ja, hoe deze verharding gecompenseerd kan worden door middel van bijvoorbeeld uitbreiding van het oppervlaktewater.
Het beleid van de waterbeheerder is er op gericht waar mogelijk duikers te vervangen door open water. In het plan zal dit streven mogelijk worden gemaakt. Voorts zal gezorgd worden voor een adequate bestemming van het open water dat is gelegen in 'groene' gebieden, als plantsoenen en bosschages.
De gemeente Bunschoten staat het beleid voor om te komen tot een scheiding van de afvalwaterstromen. Hierbij moet worden gedacht aan het afkoppelen van daken, waarbij het afgevangen regenwater direct op het aanwezige oppervlaktewater wordt geloosd. Hiermee wordt voorkomen dat de afvalwaterzuivering onnodig wordt belast. Bij afkoppeling is het noodzakelijk om gebruik te maken van duurzame materialen. Voor bedrijventerrein Haarbrug-Zuid is uitgegaan van een afkoppeling van het hemelwater (HWA), zowel van de openbare weg als van de bebouwing, dit zal worden geïnfiltreerd of geloosd op het oppervlaktewater. Doelstelling is om minimaal 60 % van het verharde oppervlak op Haarbrug-Zuid niet aan te koppelen. Qua riolering is op Haarbrug-Zuid een gescheiden stelsel aangelegd. Op de overige bedrijventerreinen ligt een gemengd rioleringsstelsel. Uiteraard moet rekening worden gehouden met de beperkingen, die hieromtrent gesteld worden door de waterkwaliteitsbeheerder.
Het plangebied ligt overigens in een kwelgebied. Dit betekent, dat de mogelijkheden tot infiltratie niet aanwezig zijn. Het betreft een actualisering van een bestaand bestemmingsplan en geen plan dat voorziet in ontwikkelingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de waterhuishouding. Civieltechnische aspecten zullen in het gemeentelijke waterhuishoudingsplan en rioleringsplan nader worden belicht.
4.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
- Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
- Beschermde Natuurmonumenten;
- Wetlands.
Naast deze drie soorten gebieden is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'.
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt, een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet in of in de directe nabijheid gelegen van een beschermd natuurgebied. Bovendien is naar aanleiding van het bestemmingsplan Haarbrug-Zuid geconcludeerd dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op het Natura 2000-gebied Arkemheen, dat op enkele kilometers afstand is gelegen.
Soortenbescherming
De bebouwing in het plangebied zal bij eventuele sloop moeten worden beoordeeld op geschiktheid voor gebouwbewonende vleermuizen en vogels. In veel gevallen kan dit door middel van een quick-scan beoordeeld worden. Het plan voorziet niet rechtstreeks in de sloop van bebouwing, zodat in het kader van het bestemmingsplan geen nader onderzoek naar het aspect ecologie hoeft plaats te vinden.
Voor de nog te ontwikkelen delen van het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid (en een enkele kavel op Haarbrug-Noord) geldt dat ter plaatse van deze locaties alleen kort gemaaid gras aanwezig is. Hierdoor is het niet te verwachten dat hier nieuwe natuurwaarden ontstaan.
Wel geldt altijd de zorgplicht, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaap seizoen) te starten met werkzaamheden en het gefaseerd werken om dieren te kans te geven om te vluchten.
4.4 Bodem
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt het bestaande bodemgebruik van de gronden opnieuw bestemd. De bodemkwaliteit voldoet voor het bestaande gebruik. In het bestemmingsplan zijn geen bestemmingswijzigingen opgenomen naar bodemgevoeligere functies, zodat geen onderzoek nodig is.
4.5.1 Cultuurhistorie
In het besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 sub 5 onder a opgenomen dat ten minste een beschrijving wordt neergelegd van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Ontwikkelingsgeschiedenis en historische structuren
De westzijde van de gemeente wordt gekenmerkt door een grote veenvlakte met een dik veenpakket. Ten noorden van de as Dorpsstraat, Veenestraat en Amersfoortseweg wordt het veenpakket steeds dunner en komt de onderliggende zandgrond steeds verder omhoog. In de vroege middeleeuwen was het Eemland niet of nauwelijks bevolkt. Naarmate het veengebied droger werd, vond er in de twaalfde eeuw systematische veenontginning plaats vanaf de Eem richting de as van de Dorpsstraat die in eerste instantie de achterkade vormde (polder Bunschoten te Velde). Het verkavelingspatroon heeft zich dan ook in smalle stroken loodrecht hierop ontwikkeld. Alleen de polder de Haar vormt daar een uitzondering op. De verkaveling heeft zich hier juist vanaf 1250 evenwijdig aan de as ontwikkeld, mogelijk omdat de grond in leen werd gegeven aan Amersfoortse burgers die de richting van de ontginning op zichzelf hebben georiënteerd. Ten oosten van de as met de Dorpsstraat heeft de veenontginning vanaf de Eem zich doorgezet richting de Laak, die de grens met het Nijkerker grondgebied vormde (polder Bunschoten te Veen en polder Nederduitzt). Het veengebied kenmerkt zich door de openheid en de meestal vergelijkbare kavelbreedtes, afgescheiden door sloten en kanalen die noodzakelijk zijn voor de ontwatering van het deels ontgraven, dus lager gelegen gebied.

Van het veengebied is binnen het plangebied weinig meer herkenbaar, al wordt het daar nog wel grotendeels door omringd. De verkavelingsstructuur is bij sportpark de Vinken, bedrijventerrein De Kronkels en de noordzijde van Haarbrug-Noord niet meer herkenbaar (oranje pijlen). Bij bedrijventerrein Haarbrug (voestalpine Polynorm) en Haarbrug-Zuid is de oost-west oriëntatie van de oorspronkelijke verkavelingsstructuur nog goed zichtbaar (groene pijlen). Dit geldt ook voor de noord-zuid oriëntatie van de verkaveling in polder De Haar aan de zijde van de Amersfoortseweg. Hier dient rekening mee gehouden te worden bij eventuele toekomstige (her)inrichting van de gebieden.
De historisch gegroeide infrastructurele hoofdstructuur is nog steeds herkenbaar in het plangebied en zelfs nog als zodanig in gebruik (blauwe lijnen). Van oudsher vormt de Amersfoortseweg een belangrijke verkeersader van Bunschoten. De weg maakt, net als de Veenestraat en de Dorpsstraat aan de noordzijde, deel uit van de weg die in de dertiende eeuw is aangelegd van Amersfoort naar de Zuiderzee en is gelegen op de voormalige achterkade van de veenontginning.
De Bisschopsweg (mogelijk aangelegd door de bisschop van Utrecht) is een van de oudste wegen van de gemeente Bunschoten. Het tracé loopt van het kruispunt van de Malewetering en de Amersfoortseweg/Veenestraat naar de dijk langs de Eem, ongeveer ter hoogte van de brug naar Eembrugge. De van oudsher kronkelige weg volgde de Male- of Bisschopswetering en de noordgrens van polder De Haar. Om die reden werd het oostelijke deel van de Bisschopsweg ook wel Haardijk genoemd. Tijdens de ruilverkaveling 'Beoosten de Eem' in de jaren 1950 en rond 1970 is de weg rechtgetrokken.
Op de kruising van de Bisschopsweg en de Amersfoortseweg lag vroeger de Haarbrug, waar een aantal industriegebieden binnen het plangebied de naam aan ontlenen (rode pijl en gele gebied). Evenwijdig aan de Bisschopsweg liep de Duitscher of Male Wetering (rode lijn). Deze liep richting het oosten helemaal door tot aan De Nieuwe Weg (tegenwoordig Groeneweg). De wetering is ten zuiden van De Kronkels nog herkenbaar. Bij Haarbrug(-Noord) is deze doorbroken of naar het zuiden verlegd. Ten oosten van Haarbrug(-Noord), maar buiten het plangebied loopt hij weer door.
De Nijkerkerweg is een weg die ontstaan is rond 1875 als doorgaande route tussen Baarn en Nijkerk en vormt een T-kruising met de Veenestraat. De Nijkerkerweg was tot circa de jaren dertig van de vorige eeuw een landelijke weg. Voor de historische infrastructuur hoeven geen aanvullende regels opgenomen te worden, omdat daar door middel van de huidige verkeers- en hoofdinfrastructurele functie voldoende rekening mee gehouden wordt.
Cultuurhistorische objecten
De polders kenden nauwelijks bebouwing, waardoor er binnen het plangebied weinig historische bebouwing voorkomt. De historische bebouwing staat aan de noordwestkant van de Amersfoortseweg, dicht bij de kruising met de Bisschopsweg (bij de oude Haarbrug). Dit bestaat uit de Amersfoortseweg 32-34 en de Bisschopsweg 1. Voor de panden met bijbehorende percelen wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' in de regels opgenomen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling die passend is voor de cultuurhistorische en beeldbepalende functie die de gebouwen vervullen.
De Amersfoortseweg 32 - 34 (links op de foto) is in 1953 - 1955 gebouwd door het Waterschap ‘Beoosten de Eem’. De bouw sloot aan bij het voornamelijk agrarisch karakter van de bebouwing in de omgeving. In het Waterschapshuis, met de vorm van een langhuisboerderij, zijn met de traditionele tuitgevels met sierankers de Delftse Schoolstijl en diverse detailkenmerken uit de Neorenaissance te herkennen. De voornaamheid van het pand wordt onderstreept door de ligging van het pand en de schaal van de voorgevel. Links achter het Waterschapshuis staat de oude wagenloods. Het Polderhuis met omringend perceel heeft hoge cultuurhistorische waarden vanwege de beeldbepalende en dominantie ligging aan de Amersfoortseweg, de esthetische en architectonische (stijl-) kwaliteiten, de gaafheid en herkenbaarheid en de functie en typologie als Waterschapshuis.

De Bisschopsweg 1 (rechts op de foto) behoort tot de weinige bebouwing aan het oostelijke deel van de Bisschopsweg. De langhuisboerderij, haaks gericht op de weg en gelegen op een terp, is in het midden van de achttiende eeuw gebouwd en aangepast aan het einde van de negentiende eeuw. Het exterieur van de boerderij is sober en functioneel vormgegeven. Aan de voorzijde is de terp begrensd door een lage keermuur vanwege de gedeeltelijke afgraving voor de aanleg van de huidige Bisschopsweg. Het perceel is kenmerkend met een houtwal en hoge bomen omzoomd. Op het erf staan schuren die verder niet bijzonder zijn en een bijzondere kapberg uit 1968, die voor Bunschotense begrippen opvallend is qua vormgeving, omdat het er niet één van het ‘Bunschoter’ type is met dakkapel. Wel heeft het de typische luiken en hijsbalk. De langhuisboerderij en kapberg met omringend perceel heeft een hoge cultuurhistorische waarde vanwege de historische gelaagdheid en de ouderdom die goed afleesbaar is van de boerderij, de markante functionele vormgeving van de boerderij, de beeldbepalende ligging aan de Bisschopsweg op de terp die typerend is voor de ligging in een nat poldergebied en de gaafheid en herkenbaarheid van de oorspronkelijke agrarische functie.
4.5.2 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De op de gemeente toegespitste Archeologische Beleidskaart vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).
Planspecifiek
Het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van veengronden, met diep zand aan de westelijke zijde en ondiep zand aan de oostelijke zijde van het plangebied. De diepte van het zand is mede een indicatie voor de verwachte archeologische resten. Met name in de (vroege) Prehistorie waren lage, en daarmee natte gronden minder of geheel niet geschikt voor bewoning. Bewoning vond plaats op de iets hogere delen in het landschap. Vooral rond de kruising Oostelijke Randweg – Nijkerkerweg zijn archeologische vondsten bekend uit zowel de vroege prehistorie als de Late Middeleeuwen.
Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat er (resten van) historische bewoning in het plangebied aanwezig is. Langs de Amersfoortseweg bevinden zich twee historische boerderijerven die al op historisch kaartmateriaal staan ingetekend.
Waarden en verwachtingen
De Archeologische Verwachtingskaart geeft aan wat de verwachting is op het aantreffen van archeologische resten en welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied reeds vastgesteld zijn. In de witte zones is geen archeologisch onderzoek meer noodzakelijk.
Hoge archeologische waarde
Binnen het plangebied liggen twee zones met bekende archeologische waarden: twee historische boerderijerven.
Daarnaast zijn binnen het plangebied drie verwachtingsgebieden aanwezig:
Lage verwachting
Ter hoogte van de (dikke) veengronden aan de westzijde van het plangebied ligt een zone met lage archeologische verwachting.
Middelhoge verwachting
De oostzijde van het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachting op basis van de aanwezigheid van waardveengronden met ondiep gelegen zand. Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars voorkomen.
Hoge verwachting
De zone ten zuidoosten van de kruising Oostelijke Randweg - Nijkerkerweg heeft een hoge archeologische verwachting gekregen op basis van de aanwezigheid van podzolgronden. Deze gronden waren in het verleden bekende vestigingslocaties. Op deze gronden kunnen zowel sporen van prehistorische jagers-verzamelaars als van latere landbouwers voorkomen.
Beleidsregels
De zones met een archeologische waarde of verwachting brengen ieder verschillende aanvullende regels met zich mee wat betreft de voorschriften in de omgevingsvergunning (zie betreffende regels / artikelnummers), wanneer er bodemverstorende activiteit plaatsvindt dieper dan 0,3 m. onder maaiveld. De gebieden met hoge waarden en die met een verwachting hebben daarom op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gekregen:
- De hoge archeologische waarde is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur roze. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 0,3 m en groter dan 50 m².
- De hoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur oranje. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 0,3 m en groter dan 100 m².
- De middelhoge archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur geel. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 0,3 m en groter dan 500 m².
- De lage archeologische verwachting is op de Archeologische Beleidskaart aangegeven met de kleur groen. Voor deze zones geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 0,3 m en groter dan 10.000 m².
- De witte zones zijn gebieden die archeologie-vrij zijn. Ongeacht planomvang en verstoringsdiepte is hier geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.


4.6 Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige bestemmingen/ gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), editie 2009.
De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten de milieucategorie, omgevingstype en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij op basis van deze categorie-indeling per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een milieugevoelige bestemming dient te zijn. In onderstaande tabel zijn de voor dit bestemmingsplan relevante richtafstanden weergegeven:
Milieucategorie | Richtafstand (m) tot rustige woonwijk en buitengebied | Richtafstand (m) tot gemengd gebied |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandsstap worden verminderd (dit geldt niet voor externe veiligheid). Tenslotte geeft de specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
De indeling van de bedrijven wordt vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze afstandentabel kan men een beleidsmatige selectie maken van de toe te laten bedrijfsactiviteiten. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.
Planspecifiek
Het plangebied wordt bestempeld tot gemengd gebied. In dit bestemmingsplan zijn de maximum milieucategorieën uit de geldende bestemmingsplannen één op één overgenomen. Alleen centraal op bedrijventerrein De Kronkels, ter plaatse van het bedrijfsperceel van voestalpine Polynorm op Haarbrug-Noord en op de meest oostelijke bestemmingsvlakken 'Bedrijventerrein' op Haarbrug-Zuid zijn bedrijven uit milieucategorie 4.1 en/ of 4.2 toegestaan. Op navolgende afbeelding is de milieucategorisering in het plangebied weergegeven:
Het gebruik van gronden voor bedrijven en inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Milieubeheer, is alleen toegestaan daar waar dit specifiek aangeduid is, centraal op bedrijventerrein De Kronkels (VEBO).
Bij de ontwikkeling van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid is inwaarts gezoneerd om zodoende bufferzones rondom milieugevoelige functies te creëren. Vooral in de smalle strook met lintbebouwing aan de parallelweg aan de westzijde van de Amersfoortseweg is daarom destijds een lager toegestane milieucategorie opgenomen.
De aard van het bedrijventerrein leent zich niet voor bedrijfswoningen, uitgezonderd de smalle strook met lintbebouwing op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid aan de westzijde van de Amersfoortseweg. Bedrijfswoningen vormen met name een belemmering voor bedrijven uit milieucategorie 3.2 of hoger. Er worden daarom geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. De bestaande bedrijfswoningen zijn via een specifieke aanduiding positief bestemd omdat de geldende rechten in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk zijn overgenomen.
Alleen het type bedrijven dat ook in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (zie
bijlagen bij de regels bijlage 3) is opgenomen, mag zich in het plangebied vestigen. Ook de afwijkingsmogelijkheid uit de geldende bestemmingsplannen om onder voorwaarden een hogere milieucategorie toe te staan en/ of bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' is gehandhaafd.
4.7 Geluid
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld (bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden.
De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 48 dB. Indien de geluidbelasting lager is dan worden door de Wet geluidhinder geen aanvullende eisen gesteld. Wanneer deze waarde wordt overschreden dan zal moeten worden nagegaan welke geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om deze overschrijding terug te brengen tot, bij voorkeur, 48 dB. Na afweging van de geluidbeperkende maatregelen kan het college van burgemeester en wethouders hogere geluidbelastingen toestaan. In deze situatie bedraagt de maximale grenswaarde 63 dB.
In de Wet geluidhinder is verder bepaald, dat rond industrieterreinen, waarop inrichtingen volgens het Besluit omgevingsrecht, bijlage 1, onderdeel D (de zogenaamde grote lawaaimakers) zijn gevestigd of zich mogen vestigen, een geluidzone moet zijn vastgesteld. Bij nieuwe ontwikkelingen op het industrieterrein en in de zone (omgevingsvergunningverlening aan bedrijven (milieu, bouw, sloop) en verkoop van percelen op die industrieterreinen), dient deze geluidzone in acht te worden genomen. Tot slot worden in artikel 2.17a, lid 2 van het Activiteitenbesluit geluid grenswaarden gegeven geldend voor inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein.
Het systeem van zoneringen van industrieterreinen betekent dat in principe geen nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone gewenst is. Dit betekent dat de geluidbelasting ter plaatse van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Wanneer de waarde van 50 dB(A) wordt overschreden, kan eventueel onder voorwaarden een ontheffing voor een hogere grenswaarde door het college van burgemeester en wethouders worden verleend. Deze ontheffing is tot maximaal 55 dB(A) mogelijk.
Voor vergunningsplichtige inrichtingen worden de geluidsvoorschriften in de vergunning gebaseerd op de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening.
Planspecifiek
Voor onderhavig bestemmingsplan is geen nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk. Er vinden namelijk geen nieuwe ontwikkelingen plaats ten opzichte van datgene wat al in de geldende bestemmingsplannen is toegestaan.
Het bedrijventerrein de Kronkels/Haarbrug is gezoneerd vanwege de vestiging van VEBO, een zogenaamde 'grote lawaaimaker'. Het hele bedrijventerrein, ook die gedeelten waar geen vestiging van grote lawaaimakers is toegestaan, is aangewezen als gezoneerd industrieterrein. De geluidzone beoogt een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen industriële activiteiten en geluidsgevoelige functies, zoals wonen en onderwijs, e.d. Het systeem van zoneringen van industrieterreinen betekent dat in principe geen nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone gewenst is. De geluidbelasting ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone niet meer mag in principe bedragen dan 50 dB(A). Wanneer de waarde van 50 dB(A) wordt overschreden, kan eventueel onder voorwaarden een ontheffing voor een hogere grenswaarde door het college van B&W worden verleend. Deze ontheffing is mogelijk tot maximaal 55 dB(A) voor nieuwe woningen en 65 dB(A) voor bestaande. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningen binnen de geluidszone mogelijk.
Binnen de geluidzone zijn bestaande woningen aanwezig. Voor een deel van deze woningen is reeds in het kader van het bestemmingsplan Kronkels/Haarbrug(Noord) een procedure doorlopen en is een hogere waarde vastgesteld, variërend van 54 tot 60 dB(A). Voor de overige woningen geldt de voorkeurswaarde van 50 dB(A).
De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Utrecht heeft een zonetoets uitgevoerd voor het industrieterrein de Kronkels/Haarbrug. Uit deze zonetoets is gebleken dat de 50 dB(A)-contour vanwege het industrieterrein de buitenste zonegrens niet overschrijdt. Ook de voorkeurswaarde dan wel de vastgestelde hogere grenswaarde ter plaatse van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone wordt niet overschreden.
Impressie ligging geluidzone in plangebied en 'gezoneerd bedrijventerrein daarbinnen
4.8 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (Wm) gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % (= 1,2 µg/m³) bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2)een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen of een kantoor van minder dan 100.000 m² bvo niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik van de gronden opnieuw bestemd. De luchtkwaliteit voldoet voor het bestaande gebruik. In het bestemmingsplan zijn geen bestemmingswijzigingen opgenomen die zorgen voor extra voertuigaantrekkende werking, zodat een nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.
Bovendien is in het kader van het voorheen geldende bestemmingsplan voor Haarbrug-Zuid al een toetsing uitgevoerd naar de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Hieruit is gebleken dat:
- De bijdragen van de luchtemissies van voestalpine Polynorm te verwaarlozen zijn waardoor de luchtkwaliteit ter plaatse van Haarbrug-Zuid wordt bepaald door de bijdrage van verkeer en achtergrond;
- De bijdrage van verkeer en achtergrond ter hoogte van Amersfoortseweg 34 (maatgevend beoordelingspunt) geen overschrijdingen veroorzaken van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof (wat betreft de jaargemiddelde concentratie en het aantal overschrijdingen). Dit geldt zowel voor het moment van het realiseren van het bedrijventerrein als in de toekomst.
4.9 Geur
Agrarische geurhinder
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden en vormt het toetsingskader voor de omgevingsvergunning milieu voor het aspect geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. Met minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen overmatige geurhinder.
Een geurgevoelig object is een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. De locatie moet in het bestemmingsplan de functie wonen of verblijf hebben. In beginsel mag binnen de bebouwde kom op nieuwe geurgevoelige objecten de geurbelasting maximaal 3 ouE/m³ bedragen. Buiten de bebouwde kom is deze waarde maximaal 14 ouE/m³.
Het beoordelingskader uit de Wgv moet worden toegepast bij het verlenen van de omgevingsvergunning. lndirect heeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de 'omgekeerde werking' genoemd. Afstanden tot geurgevoelige objecten worden gemeten vanaf de grens van het bouwvlak van het agrarisch perceel en niet tot het emissiepunt van het dierenverblijf dat in het milieuspoor bepalend is.
Industriële geurhinder
In haar brief uit 1995 schrijft de minister (de woordkeuze is aangepast aan de huidige regelgeving): Het voorkomen van (nieuwe) hinder is het algemene uitgangspunt. Daarvan afgeleid is de volgende beleidslijn gegeven:
- als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
- als er wel hinder is, worden maatregelen afgeleid op basis van BBT (Beste Beschikbare Technieken);
- de mate van hinder kan onder andere worden bepaald via een belevingsonderzoek, hinderenquête, klachtenregistratie etcetera. Voor bedrijven waarvoor een bijzondere regeling is opgesteld komt het hinderniveau in de bedrijfstakstudie aan de orde;
- de mate van hinder die nog aanvaardbaar is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.
In Nederland wordt meer dan 20 % van de bevolking gehinderd door stank. In het Nationaal Milieubeleidsplan uit 1989 (NMP) is als doelstelling voor stank voor het jaar 2000 opgenomen maximaal 750.000 stankbelaste woningen. Dit komt overeen met 12 % gehinderden. Voor het jaar 2010 geldt als doelstelling geen ernstige hinder. Om de doelstellingen te kunnen bereiken, worden op basis van het geformuleerde beleid bij de veroorzakers van stank maatregelen getroffen. De maatregelen zijn gericht om de emissies te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Het treffen van bronmaatregelen staat voorop. Echter, stankhinder kan ook worden verminderd of voorkomen door het ruimtelijk scheiden van (potentiële) bronnen van stank en (potentieel) gehinderden.
De beleidsbrief (paragraaf 7.2.5, V vervolgactiviteiten, 2e alinea) geeft aan dat de hindersystematiek verder is uitgewerkt in de NeR. Deze systematiek staat sinds 2012 in hoofdstuk 3 van de handleiding geur en vormt een onderdeel van het rijksbeleid. Het rijksbeleid geeft niet aan wat het aanvaardbaar hinderniveau is. Het rijksbeleid beschrijft welke aspecten het bevoegd gezag meeweegt om zelf te bepalen wat een aanvaardbaar hinderniveau is.
Planspecifiek
In het kader van het van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Haarbrug-Zuid' is er een agrarisch geuronderzoek uitgevoerd. Hierin werd geconcludeerd dat:
- de geurbelasting op de huidige woningen aan de Amersfoortseweg lager is dan de wettelijke norm van 3,0 ouE/m³;
- de geurbelastíng op het bedrijf voestalpine Polynorm ten noorden van Haarbrug-Zuid voldoet aan de wettelijke norm van 3,0 ouE/m³;
- de geurcontour van de varkenshouderij aan de Zevenhuizerstraat 287 maatgevend is voor het bepalen van de geurhinder op de bestaande geurgevoelige objecten als op het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Haarbrug-Zuid;
- andere veehouderijbedrijven in de omgeving van te ontwikkelen bedrijventerrein Haarbrug-Zuid hebben geen geurcontouren die van invloed zijn op Haarbrug-Zuid;
- in het westelijke deel van Haarbrug-Zuid de geurbelasting van zowel de voor- als de achtergrondconcentratie lager is dan de wettelijke norm van 3,0 ouE/m³;
- in het oostelijke deel van Haarbrug-Zuid de geurbelasting van zowel de voor- als de achtergrondconcentratie hoger is dan de wettelijke norm van 3,0 ouE/m³'; de geurbelasting ligt echter wel binnen de bandbreedte van het afwegingskader van de Wgv.
Uit het geuronderzoek blijkt dat binnen Haarbrug-Zuid niet overal wordt voldaan aan de wettelijke normen voor een bebouwde kom (3,0 ouE/m3). De berekende waarden liggen echter wel binnen de bandbreedte van het afwegingskader van de Wgv. De gemeente heeft daarom een geurbeleid en een daarop afgestemde geurverordening vastgesteld (zie
toelichting paragraaf 3.3.8). Daarmee vormde het aspect geur geen belemmering voor de realisatie van bedrijventerrein Haarbrug-Zuid en dus ook niet voor dit bestemmingsplan.
4.10 Externe veiligheid
Beleid en normstelling
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De centrale begrippen hierbij zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken ) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Basisnet
Op 1 april 2015 is het Basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen. Voor Bunschoten zijn de snelwegen en spoorwegen van belang.
Het Basisnet heeft als doel een evenwicht te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bebouwde omgeving die hier langs ligt en de veiligheid van omwonenden. Het Basisnet stelt aan de ene kant regels aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en geeft aan de andere kant aan welke beperkingen gelden in het gebied rond de betreffende routes. Zo wordt aan iedereen die dicht bij deze snelwegen en spoorwegen woont of verblijft een basisbeschermingsniveau geboden.
Voor elke basisnetroute is een risicoruimte en een zone met ruimtelijke beperkingen vastgesteld. Door het vastleggen van de risicoruimte wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen gebonden aan een maximaal risico, zowel ten aanzien van het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Bij ruimtelijke afwegingen voor nieuwe bestemmingen moet rekening gehouden worden met de externe veiligheidsrisico’s die behoren bij een volledig gebruik van de risicoruimte. De risicoruimte fungeert daardoor enerzijds als een plafond voor de toegestane groei van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen en anderzijds als een gebied waarbinnen beperkingen gelden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
De 'Wet basisnet' is een heel stelsel van wetten en regels. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wvgs) de belangrijkste wet. Hierin staan de risiconormen en de regels voor de beheersing van het risico van het vervoer. Voor ruimtelijke ordening in relatie tot de transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin wordt het basisbeschermingsniveau gewaarborgd en wordt geregeld hoe de afweging moet worden gemaakt over het toelaten van ruimtelijke ontwikkelingen. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Indien een locatie in het invloedsgebied van een transportroute ligt moet het groepsrisico volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes worden verantwoord. Indien de locatie hiernaast binnen 200 meter van een transportroute ligt moet het groepsrisico uitgebreid worden verantwoord volgens artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Planspecifiek
Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico’s zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen.
Op 17 augustus 2016 is de rapportage “Externe Veiligheid bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuid Bunschoten” (RUD Utrecht, projectnummer Z-HZ_AEV-2016-3916) beschikbaar gekomen. De rapportage is opgenomen als
bijlagen bij toelichting bijlage 2.
Binnen het plangebied liggen enkele inrichtingen welke onder de werkingssfeer van het Bevi vallen. Het plangebied ligt hiernaast binnen het invloedsgebied van een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en een ondergrondse buisleiding. Ten slotte ligt in het plangebied een gasdruk meet- en regelstation (GOS).
Inrichtingen
Van het LPG tankstation aan De Kronkels 23 ligt de PR 10
-6 contour over de naastgelegen bedrijfsgebouwen. Deze gebouwen zijn beperkt kwetsbaar zodat de PR-contour als richtwaarde geldt. Aangezien het hier een bestaande situatie betreft en het om bedrijfsgebouwen op een industrieterrein gaat, wordt het verantwoord geacht om af te wijken van de richtwaarde. Vanwege het groepsrisico is een verantwoording noodzakelijk waartoe wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van bijlage
bijlagen bij toelichting bijlage 2 en
bijlagen bij toelichting bijlage 4).
Voor de ontwikkeling van een LPG-tankstation aan het Steenland 2 in Haarburg Zuid is in het kader van de vergunningverlening ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico een QRA uitgevoerd. In de aanvraag omgevingsvergunning voor dit nieuwe tankstation is dit verder uiteengezet. De QRA van dit tankstation (zie
bijlagen bij toelichting bijlage 5) en het advies van de veiligheidsregio Utrecht ten aanzien van het tankstation (zie
bijlagen bij toelichting bijlage 6) is bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De PR 10
-6-contour van Bungas BV aan de Edisonweg 7 ligt over een naastgelegen kantoorgebouw. Het kantoorgebouw is een beperkt kwetsbaar object zodat de PR-contour als richtwaarde geldt. Aangezien dit een bestaande situatie betreft wordt afgeweken van de richtwaarde. Vanwege het groepsrisico is een verantwoording noodzakelijk waartoe wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van
bijlagen bij toelichting bijlage 2.
De PR 10-6-contour van Ter Maten Pluimveebedrijf aan de Copernicusweg 6 ligt niet over de naastgelegen bedrijfsgebouwen. Ook is er geen belemmering vanwege het groepsrisico.
PR 10-6-contour van Polynorm BV aan de Amersfoortseweg ligt niet over een (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico van Polynorm BV is zodanig laag dat deze niet berekend kan worden. Omdat er geen groepsrisico berekend kan worden is deze niet verder verantwoord.
Risicoafstanden voor de GOS aan De Kronkels 31a zijn vermeld in het Activiteitenbesluit. Binnen de hier genoemde afstanden zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen in en nabij het plangebied blijkt uit de beoordeling dat er geen PR 10-6 contour aanwezig is. Het groepsrisico ligt ruim beneden 0,1 maal de oriënterende waarde, en deze neemt niet verder toe vanwege het bestemmingsplan. Verdere verantwoording is zodoende niet noodzakelijk.
Buisleidingen
Het plangebied ligt ten dele in het invloedsgebied van een nabijgelegen hogedruk aardgasleiding. Er zijn geen belemmeringen voor het plangebied vanwege de plaatsgebonden risicocontour van deze leiding. Het groepsrisico moet beperkt worden verantwoord. Hiertoe wordt verwezen naar 4.3 van bijlage
bijlagen bij toelichting bijlage 2 en bijlagen bij toelichting bijlage 7. Aan weerszijden van de buisleiding moet rekening worden gehouden met een belemmeringsstrook van 4 meter. Deze strook is op de verbeelding weergegeven.
Advisering brandweer
Conform artikel 13 van het Bevi en artikel 12 van het Bevb moet de regionale brandweer om advies moet worden gevraagd over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.
4.11 Leidingen
In het plangebied of de directe omgeving zijn twee planologisch relevante leidingen gelegen. Het betreft een aardgastransportleiding die vanuit zuidelijke richting loopt richting een nutsvoorziening aan de zuidzijde van bedrijventerrein De Kronkels en een hoofdwatertransportleiding onder de Amersfoortseweg, die centraal door het plangebied loopt. Beide leidingen zijn voorzien van een dubbelbestemming op de verbeelding met bijbehorende juridische regeling.
Er bevinden zich geen hoogspanningsverbindingen in de omgeving van het plangebied. Wel ligt er een straalpad over het plangebied. De breedte van de zone bedraagt 100 m aan beide zijden van de hoofdverbinding. Ook dit straalpad is voorzien van een aanduiding op de verbeelding met bijbehorende juridische regeling. De aanwezigheid van het straalpad levert geen beperkingen op voor onderhavig plangebied.
5 Juridische planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Plansystematiek
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de geldende bestemmingsplannen. In onderstaande paragrafen zullen de regels nader worden uiteengezet.
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Hiervoor is aangesloten bij de SVBP 2012. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
5.2.2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft verleend. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
Hieronder volgt per toegepaste bestemming een korte toelichting.
Bedrijf – Gasdrukmeet- en regelstation
Bedrijventerrein - 1 en Bedrijventerrein - 2
De bestemmingen
Bedrijventerrein - 1 (De Kronkels - Haarbrug(-Noord)) en
Bedrijventerrein - 2 (Haarbrug-Zuid) omvatten het grootste deel van het plangebied. Er is gekozen voor het opnemen van twee bestemmingen bedrijventerreinen om een onderscheid te kunnen maken tussen de al bestaande bedrijventerreinen De Kronkels en Haarbrug-Noord enerzijds en het grotendeels nog te ontwikkelen bedrijventerrein Haarbrug-Zuid. Het onderscheid zit vooral in de geboden afwijkingsmogelijkheden (bijvoorbeeld percentage bouwen in de bouwgrens en zelfstandige kantoren), de minimum parkeernormen en enkele specifieke aanduidingen die locatiegebonden zijn.
Bij de nadere detaillering van de bestemming is aangegeven welke categorie bedrijven zijn toegestaan en welke functies zijn toegelaten. Door het opnemen van een aantal afwijkingen is de flexibiliteit van het plan gewaarborgd. Binnen de bestemming bedrijf zijn in principe geen zelfstandige kantoren toegelaten.
Het percentage te bebouwen gebied heeft betrekking op het bouwperceel (het gebied wat is gelegen achter de naar de openbare weg geprojecteerde bouwgrens). Het gedeelte van het perceel dat is gelegen tussen deze bouwgrens en de openbare weg mag alleen voor bebouwing gebruikt worden voor het realiseren van in- en uitritten voor gebouwde parkeervoorzieningen, voor gebouwde parkeervoorzieningen die onder maaiveld gelegen zijn en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Op alle bedrijventerreinen is parkeren op eigen terrein verplicht. Een beperkt deel kan worden gerealiseerd op het voorterrein. De overige benodigde parkeerplaatsen dienen elders op het eigen terrein gerealiseerd te worden. Een hoogwaardige parkeeroplossing is daarbij het uitgangspunt. Gedacht kan worden aan parkeren op het dak van de bedrijfsgebouwen, in een verdiepte of halfverdiepte parkeergarage of in een separaat aangelegde parkeervoorziening over meerdere lagen. Kleinere bedrijven kunnen aan dit uitgangspunt tegemoet komen door zich te verenigen en gezamenlijke parkeervoorzieningen te treffen. Op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid bestaat de mogelijkheid om parkeerkoffers aan te leggen die tevens gedeeltelijk kunnen worden gebruikt om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Gemengd
Sportpark De Vinken is voorzien van de bestemming
Gemengd. Deze bestemming biedt een grote mate van flexibiliteit voor de realisatie van sociaal-maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Ook is de organisatie van evenementen ter plaatse mogelijk.
Groen
De bestemming
Groen omvat alle bermen, groenvoorzieningen en taluds.
Kantoor
De bestemming
Kantoor heeft betrekking op een kantoorgebouw aan de westzijde van de Amersfoortseweg.
Natuur
De landschappelijke inpassing van de bedrijventerreinen Haarbrug(-Noord) en Haarbrug-Zuid is voorzien van de bestemming
Natuur. Binnen deze bestemming zijn ook watergangen gelegen.
Verkeer - 1 en Verkeer - 2
Water
Alle watergangen en -oppervlakten in het plangebied hebben de bestemming
Water gekregen.
Leiding - Gas
De aardgastransportleiding die vanaf het gasontvangststation aan de Bisschopsweg in zuidelijke richting loopt, is voorzien van de dubbelbestemming
Leiding - Gas.
Leiding - Water
Voor de hoofdwatertransportleiding onder de Amersfoortseweg is de dubbelbestemming
Leiding - Water opgenomen.
Waarde - Archeologie
De AMK-terreinen aan de westzijde van de Amersfoortseweg op bedrijventerrein Haarbrug-Zuid waren in het voorheen geldende bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming die afwijkt van de systematiek zoals die elders binnen de gemeente wordt gehanteerd. Vandaar dat er een aparte dubbelbestemming
Waarde - Archeologie is opgenomen voor deze terreinen.
Waarde - Archeologie 1 t/m 3
Waarde - Cultuurhistorie
Voor de panden met bijbehorende percelen aan de Amersfoortseweg 32-34 en de Bisschopsweg 1 is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' in de regels opgenomen. Deze dubbelbestemming bevat een regeling die passend is voor de cultuurhistorische en beeldbepalende functie die de gebouwen vervullen.
5.2.3 Algemene regels
Antidubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene bepalingen over bouwen opgenomen.
Algemene aanduidingsregels
Er zijn specifieke aanduidingen met bijbehorende regelingen opgenomen voor 'geluidzone - industrie', 'veiligheidszone - bevi' en 'veiligheidszone gasdrukmeet- en regelstation'.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen om – onder voorwaarden – af te wijken van hetgeen is bepaald in het bestemmingsplan. In totaal zijn er vijf verschillende afwijkingsgebieden in het plangebied.
Afwijkingsgebied 1, 2, 3 en 5 (Haarbrug Zuid)
Afwijkingsgebied 4
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsgebied 1, 2 en 3
5.2.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In deze regels wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregeling opgenomen. Deze regeling bevat zowel citeertitel van het plan.
6 Economische uitvoerbaarheid
Voor zover er in het plan via wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening mogelijk zijn gemaakt, beperken deze zich tot particuliere initiatieven of zullen hiervoor (wat betreft de verkeersverbindingen) de benodigde gelden worden vrijgemaakt in de begroting. Voor de particuliere ontwikkelingen behoeven door de gemeente geen kosten te worden gemaakt: de ontsluiting van eventuele nieuwe bedrijven kan direct op de bestaande infrastructuur plaatsvinden, bovengronds (wegen) en ondergronds (riolering en leidingen). Deze kosten voor de aansluitingen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Een exploitatieplan behoeft derhalve niet als randvoorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheden opgenomen te worden.
In het kader van het bestemmingsplan Haarbrug-Zuid waren twee exploitatieplannen opgesteld. Het exploitatieplan ‘Amersfoortseweg-West’ en het exploitatieplan ‘Haarbrug-Zuid’ zijn op 15 december 2011 onherroepelijk geworden tegelijkertijd met het bestemmingsplan ‘Haarbrug-Zuid’, waar beide exploitatieplannen onderdeel van uitmaakten. In het kader van de jaarlijkse herziening heeft de gemeenteraad ten aanzien van beide exploitatieplannen op 13 december 2012 een eerste herziening en op 12 december 2013 een tweede herziening vastgesteld. Bij besluit van 11 december 2014 heeft de gemeenteraad besloten beide exploitatieplannen in te trekken.
Wat betreft het exploitatieplan ‘Haarbrug-Zuid’ heeft de gemeente halverwege 2014 de laatste benodigde particuliere grond verworven om tot de tweede en laatste uitgiftefase van Haarbrug-Zuid (circa 5 ha) over te kunnen gaan. Deze tweede uitgiftefase heeft betrekking op de noordkavel van Haarbrug-Zuid, grenzend aan het terrein van voestalpine Polynorm. Hiermee is de noodzaak van het in stand houden van het exploitatieplan ‘Haarbrug-Zuid’ komen te vervallen.
Het intrekken van het exploitatieplan ‘Amersfoortseweg-West’ komt de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied Amersfoortseweg-West ten goede. Het gebied van Amersfoortseweg-West kenmerkt zich door bestaande lintbebouwing. De gemeente heeft in dit deelgebied geen kosten gemaakt voor bouw- en woonrijp maken zoals bij het bedrijventerrein Haarbrug-Zuid wel het geval was. Het betreft hier immers een gebied met bestaande bebouwing en een bestaande ontsluiting. De gemeente hoefde hier dan ook geen civieltechnische kosten te verhalen. Het intrekken van het exploitatieplan was financieel verantwoord.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft verder qua bedrijventerrein De Kronkels en bedrijventerrein Haarbrug(-Noord) een bestaand bebouwd gebied en heeft een consoliderend karakter. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan benodigd.
7 Maatschappelijke haalbaarheid
7.1 Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuid is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 19 en 20 april 2016 aan twaalf instanties gezonden. Van vijf instanties is een reactie ontvangen. Naar aanleiding van deze reacties zijn enkele aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. In de bijlage is de Nota Inspraak en Overleg bij het plan gevoegd (
bijlagen bij toelichting bijlage 8).
7.2 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuid is met ingang van donderdag 21 april 2016 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende die tijd konden belanghebbenden en belangstellenden een inspraakreactie geven. Daarnaast is op 11 mei 2016 een inspraak-/inloopmiddag georganiseerd in de raadszaal van het gemeentehuis van Bunschoten. Tijdens deze middag zijn de aanwezigen in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het bestemmingsplan. Ook werd de gelegenheid geboden vragen over het plan te stellen en inspraakreacties op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen.
Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn in totaal 3 inspraakreacties binnengekomen. In een nota zijn de reacties samengevat en voorzien van een beantwoording. Naar aanleiding van de reacties zijn enkele aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. In de bijlage is de Nota Inspraak en Overleg bij het plan gevoegd (
bijlagen bij toelichting bijlage 8).
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuid heeft vanaf 10 november 2016 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ontvangen. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen en ambtelijke aanpassingen is het bestemmingsplan op enkele onderdelen gewijzigd en aangevuld. Het bestemmingsplan is op basis daarvan gewijzigd vastgesteld.
De aanpassingen zijn als volgt:
Toelichting
- Op 12 december 2016 hebben provinciale staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en - Verordening (Herijking 2016) vastgesteld. In de toelichting van het bestemmingsplan zal dit worden beschreven.
- Het onderzoek in het kader van externe veiligheid ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning voor een tankstation met lpg op Haarbrug-Zuid zal als bijlage worden toegevoegd aan de toelichting. Paragraaf 4.10 van de toelichting zal in dit kader ook worden aangevuld.
- De opbaarfunctie aan de Hooistreep 8 op Haarbrug-Zuid zal worden beschreven.
Regels
- In artikel 22 wordt onder lid 2.3 toegevoegd dat alvorens gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
- In artikel 5 wordt in lid 1 m onder 3 ondergeschikte detailhandel van 100 m² naar 150 m² verruimd bij verkooppunt voor motorbrandstoffen, conform aanvraag omgevingsvergunning tankstation op Haarbrug-Zuid.
- In artikel 5 wordt onder lid 1 wordt onder m ‘verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg’ opgenomen, conform aanvraag omgevingsvergunning tankstation op Haarbrug-Zuid.
- In artikel 5 wordt onder lid 2.3 onder c het werkwoord ‘geldt’ toegevoegd.
- In artikel 5 wordt onder lid 4.2 onder j ‘de verkoop van lpg’ onder strijdig gebruik verwijderd conform aanvraag omgevingsvergunning tankstation op Haarbrug-Zuid.
- In artikel 1 wordt toegevoegd ‘opbaarfunctie: een gebouw van een uitvaartondernemer, waar een overledene wordt verzorgd, geconserveerd en opgebaard in afwachting van de begrafenis of crematie, met de daar bijbehorende functies, zoals een ontvangstruimte, verzorging van de overledene, rouwbezoeken en afscheid. Voorzieningen zoals uitvaartplechtigheden, condoleances, afscheidsbijeenkomsten en een crematorium zijn uitgesloten.
- In artikel 5 wordt onder lid 1 toegevoegd ‘Een opbaarfunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – opbaarfunctie’.
- In artikel 5 wordt onder lid 2.1 toegevoegd ‘Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – opbaarfunctie’ is een opbaarfunctie op de verdieping toegestaan van maximaal 83 m²’.
- In artikel 5 wordt onder lid 4.1. onder d toegevoegd een opbaarfunctie waarbij op eigen terrein dan wel in de parkeerkoffers van Haarbrug-Zuid in de daar bijbehorende parkeerbehoefte moet worden voorzien.
- In artikel 23 ‘Algemene afwijkingsregels’ wordt als uitvoering van het raadsbesluit van 15 december 2016 lid 3 (Gebruik van een woning door meer dan vier afzonderlijke personen) geschrapt.
Als gevolg van een aangenomen amendement heeft de raad besloten tot de volgende wijzigingen;
- In artikel 4 wordt onder lid 1 toegevoegd ‘(Gebouwde) voorzieningen die zien op het stallen van campers en/ of caravans’.
- In artikel 5 wordt onder lid 1 toegevoegd ‘(Gebouwde) voorzieningen die zien op het stallen van campers en/ of caravans’.
Verbeelding
- De verbeelding wordt zodanig aangepast dat het gehele terrein van het gasdrukmeet- en regelstation gelegen ten oosten van het pand aan de Bisschopsweg 33, inclusief hekwerk, onder de bestemming ‘gasdrukmeet- en regelstation’ komt te vallen.
- Aanduiding ‘verkoop motorbrandstoffen zonder lpg’ aanpassen naar met lpg op Haarbrug-Zuid, conform aanvraag omgevingsvergunning tankstation op Haarbrug-Zuid.
- Aanduiding ‘vulpunt lpg’ aanbrengen binnen de bestemming ‘Natuur’, conform aanvraag omgevingsvergunning tankstation op Haarbrug-Zuid.
- Op de verbeelding is per abuis in het ontwerp bestemmingsplan op de Lorenzweg 12 de aanduiding ‘sportschool’ gelegd. Deze aanduiding zal worden verwijderd.
- Aan de Hooistreep 8 op Haarbrug-Zuid zal de aanduiding ‘opbaarfunctie’ worden aangebracht.
- De aanduiding ‘langzaam verkeer’ zal op de noordelijke zichtlocatie van Haarbrug-Zuid worden verbreed met 3 meter in zuidelijke richting.