a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer en bruggen, mag niet meer bedragen dan 3 m;
b. de hoogte van beschoeiingen mag niet meer bedragen dan 0,40 m boven het toegestane waterpeil.
c. bij gebouwen, welke direct grenzen aan het water, mag boven het water een vlonder worden opgericht, met dien verstande dat:
1. de oppervlak niet meer mag bedragen dan 40 m2
2. de breedte niet meer mag bedragen dan 5 m;
3. er minimaal een breedte van 6 m aan open water aanwezig is;
4. de waterbeheerder schriftelijk heeft verklaard dat er geen bezwaar is tegen de aanleg van een vlonder.