direct naar inhoud van 5.5 Watertoets
Plan: Haarbrug Zuid
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.HaarbrugZuid1200-0201

5.5 Watertoets

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in bestemmingsplannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In de paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de ruimtelijke plannen en besluiten'.

Ten aanzien van de uitwerking van de waterstructuur is het vigerend beleid van de verschillende overheden leidend. Het Waterschap Vallei en Eem heeft ten aanzien van nieuwe watersystemen beleid ontwikkeld en de gemeente heeft in samenwerking met haar waterpartners het waterplan Bunschoten opgesteld.

Beleid

Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Het landelijk waterbeleid is beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Startovereenkomst ´Waterbeleid 21e eeuw´ (WB21) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Op provinciaal en regionaal niveau is het waterbeleid beschreven in het Waterhuishoudingsplan (Provincie Utrecht) en het Waterbeheersplan (Waterschap Vallei en Eem). De Kaderrichtlijn Water (KRW) is het Europees waterbeleid. De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal (WB21) en Europees (KRW) beleid zijn: "meer ruimte voor water", "voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd" en "standstill situatie: géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit". Dit heeft geresulteerd in de twee drietrapsstrategieën voor:

  • Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren).
  • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).

Op provinciaal en regionaal niveau is het waterbeleid beschreven in het Waterhuishoudingsplan (Provincie Utrecht) en door de waterbeheerder, Waterschap Vallei en Eem in het Waterbeheersplan. Het beleid van de Provincie Utrecht is er op gericht om geen permanente kunstmatige ingrepen in de grondwaterstand toe te staan. Bij ondergrondse of halfverdiepte bouw betekent dit dat er geen bemaling is toegestaan om grondwateroverlast te voorkomen. Hier dient bij het ontwerp rekening mee te worden gehouden in vorm van waterdichte constructies. De waterbeheerder heeft het bovenregionale oppervlaktewater beleid vertaald naar regionale richtlijnen, normen en vergunningsvoorschriften. Toename van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door het realiseren van voldoende extra waterberging. Ten aanzien van het afkoppelen van verhardoppervlak van het riool heeft het waterschap een afkoppelbeslisboom opgesteld. Indien het regenwater van de daken naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd, of in de bodem geïnfiltreerd wordt mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen, zoals koper, lood en zink, voor dak- gevelbekleding en goten.

Huidige situatie

Het plangebied ligt in de Polder De Haar, Peilgebied 502. Het winterpeil is -1,20 m NAP, het zomerpeil -0,90 m NAP. Ten noorden van het plangebied, in het bestaand bebouwd gebied van Bunschoten ligt het stedelijk watersysteem met een streefpeil van -0,85 m NAP. Ten westen van de Amersfoortse weg ligt peilgebied 301 met een winterpeil van -1,30 m NAP, en een zomerpeil van -1,10 m NAP. De watergang ten zuiden van het terrein van Polynorm-Voestalpine vormt samen met een stuw in de duiker onder de Amerfoortseweg een afvoerverbinding bij afvoercalamiteiten in het landelijk gebied ten oosten van Bunschoten.

De bodem in het gebied bestaat uit een kleidek op veen waaronder een zandpakket ligt, zogenaamde Waardveengronden (bron: bodemkaart van Nederland). Het grondwater bevindt zich ondiep, er komt grondwatertrap I en II voor (GHG < 0,4 m - MV, GLG < 0,5 en < 0,5 - 0,8 m - MV). In het plangebied komt kwel voor (Toelichting bij het Peilbesluit Stedelijk Gebied Bunschoten-Spakenburg, Grontmij november 2006). Het bebouwde gebied van Bunschoten is een intermediair gebied. Dit wil zeggen dat er vrijwel geen kwel, maar ook geen inzijging plaatsvindt. Mogelijk is dit het gevolg van het hogere maaiveld ten opzichte van de Polder De Haar.

In het plangebied is een gering verhard oppervlak aanwezig dat bestaat uit daken van bestaande woningen en bedrijfsgebouwen en erfverharding. Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit gras- en akkerland. Het afvalwater van de woningen en bedrijven wordt afgevoerd middels drukriolering.

Toekomstige situatie

Het nieuwe watersysteem wordt gevormd door een watergang die om het bedrijventerrein heen ligt. Deze watergang zal onderdeel gaan uitmaken van het stedelijke watersysteem van Bunschoten. Ten opzichte van de huidige situatie zal het toekomstige waterpeil met een vast streefpeil van -0,85 m NAP hoger komen te liggen dan in de huidige situatie. Voor wegen dient een drooglegging van ten minste 0,70 m aangehouden te worden en voor kruipruimteloos bouwen 1,00 m. Voor bebouwing met kruipruimte geld een droogleggingsnorm van 1,20 m.

Langs de zuidelijke en oostelijke plangebiedsgrens wordt een tweede watergang aangelegd die onderdeel uit maakt van het landelijke watersysteem. Deze landelijke watergang sluit in het noordoosten aan op de ontwikkeling van de Laakzone. Het stedelijke en landelijke water worden doormiddel van een landtong en dammen van elkaar gescheiden.

Peilscheidingen

Ten oosten, zuiden en westen van het plangebied heeft het oppervlaktewater een ander peilregime. Tussen het stedelijke en landelijke watersysteem dienen peilscheiding in de vorm van dammen aangelegd te worden. Op een tweetal locaties dienen stuwen te komen die tijdelijke afvoer tussen de twee systemen mogelijk maken.

Een speciale voorziening dient getroffen te worden om de huidige noodafvoerfunctie van de watergang direct ten zuiden van het terrein van Polynorm-Voestalpine te handhaven. Deze watergang gaat tot het stedelijk watersysteem behoren. De peilscheiding met de landelijke watergang direct ten oosten van het plangebied dient een stuw te zijn, die in geval één van beide gemalen aan de oost en zuidkant van Bunschoten uitvalt, water uit het landelijk gebied in het oosten kan door laten naar het westen. De stuw dient daarbij over ten minste dezelfde capaciteit te beschikken als de stuw in de duiker onder de Amersfoortseweg aan de westzijde van de watergang. Deze duiker met stuw dient ook gehandhaafd te blijven.

Waterhuishoudkundige consequenties van de ontwikkeling

In het waterstructuurplan Haarbrug-Zuid (Aveco de Bondt , 25 februari 2009) is het plangebied getoetst op voldoende bergingscapaciteit. Voor het (deel-)plangebied ten oosten van de Amersfoortseweg wordt uitgegaan van een nagenoeg volledig verhard terrein, (wegen, trottoir, uitgeefbaar gebied en parkeren) totaal 170.777m2. Op basis van de normen voor waterberging van Waterschap Vallei en Eem voldoet de in het plangebied opgenomen hoeveelheid stedelijk oppervlaktewater. In het waterstructuurplan is uitgegaan van 17.101 m2 stedelijk water. In het actuele stedenbouwkundig plan bedraagt het oppervlak aan stedelijk water 17.210 m2.

Hierbij is de watergang direct ten zuiden van de uitbreiding van het terrein van Polynorm-Voestalpine, voorzover deze buiten het bestemmingsplangebied ligt, niet meegerekend omdat dit waterhuishoudkundig tot het terrein van Polynorm-Voestalpine gerekend wordt.

Een groot deel van de huidige watergangen in het plangebied wordt gedempt. Daarvoor in de plaats wordt nieuw stedelijk en landelijk water gegraven. De afname van het oppervlak landelijk water is gering ten opzichte van de afname van het landelijk gebied. Over het geheel gezien vindt er vrijwel een verdubbeling van het oppervlak water plaats.

Ruimtelijke consequenties

In het plangebied zal varend onderhoud worden gepleegd. Dit uitgangspunt geldt ook voor het beheer en onderhoud van de watergang langs de noordzijde van het plangebied, die deels binnen en deels buiten dit bestemmingsplan valt. Dit betekent dat er om de 250 m duwlengte ruimte beschikbaar moet worden gehouden voor de overslag van bagger uit de watergang in vrachtwagens. Tevens dienen er locaties te zijn voor het te water laten van de onderhoudsboot. Vanwege het toepassen van varend onderhoud dienen de duikers hiervoor passeerbaar te zijn.

Voor de afvoer van afvalwater dient er een ruimtereservering te worden gemaakt voor een rioolgemaal voor afvalwater.

Planproces

Het waterschap is in een vroegtijdig stadium van het planproces betrokken. Hierdoor zijn eisen en wensen ten aanzien van water tijdig in gebracht en zijn er afspraken gemaakt. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een waterstructuurvisie.

De uitwerking van de waterstructuur vindt plaats in het ontwerpteam waarin naast de gemeente Bunschoten ook Waterschap Vallei en Eem zitting heeft. Hiermee wordt een directe afstemming in de ontwerpfase verkregen voor de keurvergunning en uiteindelijke overdracht. Voor het bouw- en woonrijp maken is een keurvergunning van Waterschap Vallei en Eem vereist. De basis voor de beoordeling voor Waterschap Vallei en Eem is de Keur en beleidsregels van Waterschap Vallei en Eem. De behandelduur voor de vergunning bedraagt bij Waterschap Vallei en Eem 8 weken.

Afkoppelen

De mogelijkheden van afkoppelen dienen zoveel mogelijk benut te worden. Regenwater van schoon verhard oppervlak kan direct worden geïnfiltreerd en belast daarmee niet de afvalwaterzuivering. Bij afkoppeling is het noodzakelijk om gebruik te maken van duurzame materialen. Voor het plangebied is uitgegaan van een afkoppeling van het hemelwater (HWA), zowel van de openbare weg als van de bebouwing, dit zal worden geïnfiltreerd of geloosd op het oppervlaktewater. Doelstelling is om minimaal 60% van het verharde oppervlak niet aan te koppelen. Voor de riolering wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel.