Plan: | Bestemmingsplan Rijnseweg 1, Odijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0312.bpODKrijnseweg1-va01 |
De toekomstige eigenaar van perceel Rijnseweg 1 te Odijk is voornemens de bestaande bedrijfswoning op het perceel in gebruik te nemen als burgerwoning. Daarnaast wenst hij ter plaatse van de paardenbak een bijgebouw voor opslag ten behoeve van ambulante handel in groente en fruit te realiseren.
Deze ontwikkeling is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan, zodoende dient het bestemmingsplan te worden herzien. Daarnaast is de gemeente Bunnik voornemens bij de Zeisterweg het zicht te verbeteren door de haag verder van de rijbaan te plaatsen. In het inrichtingsvoorstel verandert er bij deze aansluiting niets aan de breedte van de rijbaan. De huidige wegversmalling op de Rijnseweg ter hoogte van Rijnseweg 1, wordt verwijderd zodat hier net als elders op de Rijnseweg het wegprofiel met een breedte van 5,20 m aangelegd kan worden. Hiervoor wordt een deel van de bedrijfsbestemming gewijzigd naar een verkeersbestemming. Deze ontwikkeling wordt tevens meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Het plangebied, perceel Rijnseweg 1, is gelegen ten noordoosten van het dorp Odijk in de gemeente Bunnik. Op de onderstaande kaart en luchtfoto is het plangebied weergegeven.
Ligging plangebied, ten opzichte van Odijk en Driebergen
Perceel Rijnseweg 1 te Odijk, gemeente Bunnik
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Bunnik 2011'. Het bestemmingsplan is op 24 november 2011 vastgesteld door gemeenteraad van Bunnik en is onherroepelijk. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10'. Deze functieaanduiding is bedoeld voor een hoveniersbedrijf. Daarnaast is voor het perceel de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 4' opgenomen. Door het noordelijke gedeelte van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen.
De voorgenomen ontwikkeling, waarbij de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en er een opslag wordt gerealiseed op het perceel, is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Zodoende is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarnaast zijn de door de gemeente Bunnik gewenste verkeersaanpassingen in het Bestemmingsplan Rijseweg 1, Odijk opgenomen. De verkeersaanpassingen betreffen de plaatselijke verbreding van de Rijnseweg en de verbeterde aansluiting van de Rijnseweg op de Zeisterweg met een verbeterd zicht.
Geldend bestemmingsplan, Buitengebied Bunnik 2011
Dit rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Deze visie vervangt een aantal nationale nota’s, waaronder de Nota Ruimte.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid, verstedelijking en het behoud van groene ruimte.
De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) 2013, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. De PRV 2013 bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV zijn algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.
Binnen het provinciaal beleid valt het plangebied binnen de Cultuurhistorische hoofdstructuur in de historische buitenplaatszone. Hierbinnen dient de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone te worden behouden en versterkt.
Het plangebied valt binnen de zone landschap - Rivierengebied. De kernkwaliteiten dienen behouden te blijven. De volgende kernkwaliteiten zijn aangegeven:
1. schaalcontrast van zeer open naar besloten;
2. samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;
3. samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier;
4. de Kromme Rijn als vesting en vestiging.
Een strookje van het plangebied is aangewezen als gebied met aardkundige waarden.
Gemeentelijk beleid
Het ''Structuurplan gemeente Bunnik 2007 - 2015'' is op 31 januari 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plangebied is aangewezen als Historische landgoederenzone Kromme Rijngebied. Dit gebied is kansrijk op vele vlakken van toerisme en recreatie, cultuurhistorie, natuur en landschap en landbouw. Dat wordt verder versterkt in het Structuurplan.
Inmiddels zijn de Kromme Rijngemeenten, waaronder Bunnik ook valt, samen aan de slag met een omgevingsvisie voor het buitengebied.
Conclusie
Het plan is ten aanzien van het geldende beleid uitvoerbaar.
Dit bestemmingsplan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Wel is de aanduiding 'overige zone - landschapstype kromme rijn en oeverwallen' opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan. Hierbinnen is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het landschap met de volgende kernkwaliteiten: bodemreliëf (afwisseling hoge en lage delen), kavelstructuur, landschapselementen, natuurlijke oevers en plaatselijk een kwetsbare waterhuishouding.
De cultuurhistorische waarden dienen behouden te blijven. De buitenruimte op het perceel zal verbeteren, aangezien de huidige buitenopslag van het hoverniersbedrijf zal worden opgeheven. Het plan tast daarmee de kernkwaliteiten niet aan. Het nieuwe bijgebouw vindt niet plaats binnen de strook met aardkundige waarden. In hoofdstuk 3 wordt de landschappelijk inpassing van de beoogde ontwikkelingen in het plan beschreven.
Het plangebied ligt ongeveer 100 meter buiten de bebouwde kom van Odijk. Het dorp Odijk ligt aan de zuidwestkant van het plangebied. Het dorp Driebergen ligt ongeveer 1,5 kilometer ten oosten van het plangebied. Het perceel is gelegen aan de Rijnseweg, maar wordt ontsloten op de Zeisterweg.
Het perceel is in gebruik voor een hoveniersbedrijf. Er is een bedrijfswoning aanwezig met garage, deze gebouwen zijn gebouwd in 2002/2004. Op het erf bevindt zich een grote vijver, daarnaast is aan de achterzijde een paardenbak aanwezig.
Aan de westzijde van het perceel ligt de Rijnseweg. Deze weg kruist met de Zeisterweg die ten noorden ligt van het perceel. Ten zuiden van de de Zeisterweg loopt evenwijdig aan deze weg een fietspad met een tussengelegen groenstrook.
Perceel Rijnseweg 1, gezien vanaf Zeisterweg
De beoogde nieuwe eigenaar van het perceel heeft plannen om de bestaande bedrijfswoning op het perceel in gebruik te nemen als burgerwoning. Daarnaast wenst hij ter plaatse van de te verwijderen paardenbak een bijgebouw voor opslag ten behoeve van ambulante handel in groente en fruit te realiseren. Voor het overige zal het perceel voor het wonen worden gebruikt. De onbebouwde gronden zullen in gebruik blijven als tuin en erf.
Afbeelding perceel Rijnseweg 1. Roze omlijnd zijn de contouren van het gewenste bijgebouw ter plaatse van de te verwijderen paardenbak.
Voor het perceel is een landschappelijke inpassing ontworpen, waarmee deze ontwikkeling goed ingepast wordt in zijn omgeving.
Op basis van de huidige regeling kan een hoveniersbedrijf gevestigd worden, inclusief bijbehorende gebouwen. Bovendien kan op basis van een binnenplanse afwijking relatief eenvoudig een bedrijf worden gevestigd met milieucategorie 1 of 2. In dit bestemmingsplan worden die mogelijkheden opgeheven. Er wordt een woonbestemming neergelegd, met een aanduiding voor het bijgebouw voor opslag ten behoeve van ambulante handel in groente en fruit. Er kan dus geen willekeurig bedrijf meer gevestigd worden, aangezien de hoofdfunctie 'wonen' wordt. Bovendien heeft een hoveniersbedrijf over het algemeen buitenopslag nodig. Voor het ambulante bedrijf zal dat niet nodig zijn. Opslag vindt plaats in het gebouw. Kortom, landschappelijk gezien vindt een verbetering plaats ten opzichte van de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan.
De gemeente Bunnik wil de huidige wegversmalling op de Rijnseweg ter hoogte van Rijnseweg 1, verwijderen zodat hier net als elders op de Rijnseweg het wegprofiel met een breedte van 5,20 m aangelegd kan worden. Hiervoor wordt een deel van de bedrijfsbestemming gewijzigd naar een verkeersbestemming. Aan de noordkant van de huidige wegversmalling is ruimte om zo nodig een nieuwe wegversmalling te realiseren. In deze wegversmalling gaan bestuurders vanaf de Zeisterweg voor ten opzichte van bestuurders uit de andere richting. Hier is goed doorzicht, waarbij de rijbaan in de wegversmalling 3,5m breed is en de zone voor fietsers 1,5m. Deze wegversmalling wijkt dus af van de `druppel' zoals elders op de Rijnseweg. Fietsers komend vanaf de Zeisterweg rijden ook door de wegversmalling, terwijl fietsers vanaf de andere zijde langs de wegversmalling kunnen rijden. Een voordeel van deze nieuwe wegversmalling ten opzichte van de oude wegversmalling is dat het zicht beter is voor alle weggebruikers en fietsers niet in de knel komen. Op deze manier wordt de situatie veiliger en leidt het tot een lagere snelheid van auto's richting de kruising met de Zeisterweg.
De gemeente wil nog in gesprek met omwonenden over deze inrichtingsschets. Dit is mogelijk omdat in het bestemmingsplan alleen de planologische ruimte wordt geregeld en daarbinnen nog verschillende mogelijkheden zijn voor optimalisering van de inrichting. Bij de Zeisterweg wil de gemeente het zicht verbeteren door de haag verder van de rijbaan te plaatsen. In het inrichtingsvoorstel verandert er niets aan de breedte van de rijbaan ter hoogte van de aansluiting op de Zeisterweg.
Zie hiervoor de onderstaande afbeelding.
Toekomstige begrenzing Rijnseweg en Zeisterweg (zie de rode lijn).
Het plangebied valt op basis van provinciaal beleid binnen de zone landschap - Rivierengebied. De kernkwaliteiten dienen behouden te blijven. De volgende kernkwaliteiten zijn aangegeven:
1. schaalcontrast van zeer open naar besloten;
2. samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;
3. samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier;
4. de Kromme Rijn als vesting en vestiging.
De buitenruimte op het perceel zal verbeteren, aangezien de huidige buitenopslag van het hoverniersbedrijf zal worden opgeheven. Het plan tast daarmee de kernkwaliteiten niet aan. Voor het perceel is de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschapstype kromme rijn en oeverwallen' op genomen ter bescherming van de waarden.
Daarnaast wordt met het bestemmingsplan beoogd de ontwikkeling van ambulante handel te realiseren. Het plan voorziet in de bouw van een bijgebouw ten behoeve van de opslag van fruit en groente. Het Kromme Rijngebied wordt gekenmerkt door agrarische bedrijvigheid. Veeteelt en fruitteelt wisselen elkaar hier af. De opslag van fruit en groente in een schuur is passend bij de ruimtelijke kenmerken van het agrarische buitengebied.
Het plan biedt de grondslag voor het realiseren van de gewenste ontwikkelingen. Het plan leidt tot een betere ruimtelijke ordening ten opzichte van de huidige planologische regeling.
Voor het perceel is een landschappelijke inpassing ontworpen, die is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting. De initiatiefnemer heeft aangegeven in te kunnen stemmen met de landschappelijke uitgangspunten en bijbehorende inrichtingschets van de landschapscoördinator. Bij de uitwerking van de plannen zal aanvullend advies worden gevraagd met betrekking tot de definitieve beplanting en bijbehorende aantallen.
In het plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het bouwen van een bijgebouw t.b.v. de opslag van ambulante handel conform het landschappelijk inrichtingsplan. Hiermee wordt de ontwikkeling goed ingepast in zijn omgeving.
Archeologie
Voor het perceel geldt op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Bunnik een ‘middelhoge archeologische verwachting’. Bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 5000 m² bedraagt is toegelaten binnen deze zone. Zodoende is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk en vormt dit aspect geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het plangebied is evenwel conform het huidige bestemmingsplan buitengebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 4'.
Cultuurhistorie
Binnen het provinciaal beleid valt het plangebied binnen de Cultuurhistorische hoofdstructuur in de historische buitenplaatszone.
Het plangebied ligt binnen het gebied van de buitenplaatszone Langbroekerwetering. Het gebied is cultuurhistorisch van uitzonderlijke kwaliteit vanwege het stroomruglandschap van de onbedijkte Kromme Rijn en het aanpalende coulissenlandschap van de Langbroekerwetering, dat zich door de aanwezigheid van de landgoederen heeft ontwikkeld tot een afwisseling van open weilanden en gesloten blokbossen. De ridderhofsteden manifesteren zich als besloten eilandjes binnen de ritmiek van de regelmatige strookvormige cope-verkaveling, in contrast met de overwegend kleine boerderijen aan de wetering.
Binnen de historische buitenplaatszone dient de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone te worden behouden en versterkt. De provincie wil hier ruimte bieden voor ontwikkeling, gericht op het creëren van economische dragers voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen. Daarbij is behoud van de specifieke kenmerken van de zone waarin de buitenplaats ligt het uitgangspunt.
Op het perceel zelf is geen waardevolle bebouwing aanwezig. De aanwezige woning en bijgebouwen zijn in 2002/2004 gerealiseerd en vertegenwoordigen voor zover bekend ook geen nadere cultuurhistorische waarden. De ontwikkeling heeft uitsluitend betrekking op het perceel zelf. De buitenruimte op het perceel zal verbeteren, aangezien de huidige buitenopslag van het hoverniersbedrijf zal worden opgeheven. Het plan tast daarmee de cultuurhistorische hoofdstructuur niet aan.
Aardkundige waarden
Een strookje van het perceel is aangewezen als aardkundig waardevol. Het nieuwe bijgebouw zal buiten deze strook worden gerealiseerd.
Conclusie
Het plan is ten aanzien van archeologie, cultuurhistorie en aardkundige waarden uitvoerbaar. Het plangebied is conform het huidige bestemmingsplan Buitengebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 4'.
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Hopman en Peters B.V. Verkennend bodemonderzoek Rijnseweg 1 te Odijk). Het onderzoek betreft het gehele bedrijfsperceel. Ter plaatse van de locatie waar het bijgebouw wordt gerealiseerd is zijn geen verhoogde waarden gevonden.
Door visuele waarnemingen is geen asbestverdacht materiaal in of op de bodem aangetroffen.
Het bodemonderzoek is als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd.
Conclusie
Het plan is ten aanzien van bodem uitvoerbaar.
Gebiedsbescherming
Voor het projectgebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Natuurbeschermingswet 1998 en de provinciale structuurvisie en verordening.
Natuurbeschermingswet 1998
In de Nbw 1998 is de bescherming van specifieke (natuur)gebieden geregeld. In de Nbw 1998 zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw 1998 worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Activiteiten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Nbw 1998 een externe werking kent.
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS (tegenwoordig Natuurnetwerk Nederland genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS is uitgewerkt in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 en de Provinciale Ruimtelijk Verordening, Provincie Utrecht 2013. In de EHS staat natuur voorop en ontwikkelingen zijn daarom alleen onder strikte voorwaarden toegestaan.
Natuur buiten de EHS
Naast de EHS wijst de provincie Utrecht ook landbouwgronden aan als Groene Contour. Gronden die zijn aangewezen als Groene Contour wil de provincie Utrecht omvormen tot natuurgebied om daarmee de EHS te versterken. Na realisatie wordt de nieuwe natuur opgenomen als EHS.
Toetsing
Het projectgebied is geen onderdeel van een beschermd gebied in het kader van de Nbw 1998 en de gronden zijn niet aangewezen als EHS of natuurgebied. Natura 2000-gebieden liggen op een grotere afstand dan 3 km. De EHS ligt aan de overzijde van de Zeisterweg Het plangebied ligt wel in de zone die is aangeduid als 'subTOP-gebied binnen EHS met bufferzone'.
Het perceel is in gebruik voor een hoveniersbedrijf. Het zal worden omgezet naar een burgerwoning en er zal een bijgebouw ten behoeve van opslag worden gerealiseerd ter plaatse van een deel van de huidige paardenbak. De paardenbak zelf is voorzien van zand en bevat geen natuurwaarden. De buitenopslag ten behoeve van het hoveniersbedrijf zal worden opgeheven.
Gezien de natuurwaarde van het projectgebied, de geringe ingreep (namelijk realisering van het bijgebouw ter plaatse van een deel van de paardenbak) en de ligging van het projectgebied ten opzichte van beschermde gebieden negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Nbw 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid op voorhand worden uitgesloten.
Conclusie
Gezien de terreinomstandigheden en de aard van het plan zijn negatieve effecten op flora- en fauna, dan wel beschermde natuurgebieden in het kader van de Nbw 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid uitgesloten. Het plan is ten aanzien van ecologie uitvoerbaar.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekende mate' wordt beschouwd.
Het plan betreft het wijzigen van een bedrijfsbestemming naar wonen. Daarnaast zal op het perceel een opslag worden gerealiseerd ten behoeve van ambulante handel. Ook wordt de bestemming verkeer aangepast om de aansluiting van de Rijnseweg op de Zeisterweg te verruimen en het wegprofiel van de Rijnseweg plaatselijk te verbreden ten einde de verkeersveiligheid te verbeteren. Deze ontwikkeling heeft niet tot gevolg dat de luchtkwaliteit verslechterd.
Conclusie
De voorgestelde ontwikkeling kan worden gezien als een nibm-project. Daarom hoeft er niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Nader onderzoek op het gebied van luchtkwaliteit is daarom ook niet nodig. Het plan is ten aanzien van luchtkwaliteit uitvoerbaar.
De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In een ruimtelijk plan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Conclusie
Met de voorliggende ontwikkeling worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Ook leidt de verbreding van de verkeersbestemming en de aanduiding voor het bijgebouw voor opslag ten behoeve van ambulante handel in groente en fruit niet tot een wezenlijke toename in geluid. Een geluidsonderzoek in het kader van de Wet geluidshinder (Wgh) kan derhalve achterwege blijven. Het plan is ten aanzien van geluid uitvoerbaar.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verplicht om, in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening', aan te tonen dat toekomstige en bestaande bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, maar ook dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Hiertoe kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelige functie noodzakelijk zijn. Die afstand wordt 'milieuruimte' genoemd. Milieuzonering omvat het stelsel van verschillende gradaties van milieuruimte, die rondom verschillende typen bedrijven noodzakelijk is, ingedeeld in zogenaamde milieucategorieën.
Milieuzonering werkt wederkerig. Dat betekent dat nieuwe bedrijven afstand moeten houden tot gevoelige objecten, maar ook dat nieuw te ontwikkelen (gevoelige) objecten voldoende afstand moeten houden tot bestaande bedrijven. Die afstand is noodzakelijk, omdat de bedrijfsvoering van een bestaand bedrijf kan worden aangetast of er hinder kan ontstaan voor bewoners en gebruikers wanneer er onvoldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies bestaat. Ter bepaling van de noodzakelijke afstanden zijn het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (oftewel het Activiteitenbesluit) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009 leidend.
Onderzoek en conclusie
Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt de bedrijfsbestemming gewijzigd in een woonbestemming. In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig, met uitzondering van een grondgebonden agrarisch bedrijf aan de Rijnseweg 3. Dit bedrijf ligt op een afstand van meer dan 130 m. Een grondgebonden veehouderij kent een vaste afstand in het kader van geur van 100 m. Onderhavige locatie ligt ruim buiten deze afstand.
Het plan zelf omvat realisatie van een schuur voor opslag van groenten en fruit. Dit dient gekoeld te worden. Wat dat betreft is het gebouw vergelijkbaar met bedrijfsgebouwen voor de fruitteelt. Deze bedrijfsgebouwen vallen in categorie 2 en kennen een richtafstand van 30 m voor geluid. Aan deze afstand tot aan de dichtst bijzijnde woning wordt voldaan.
Zodoende levert het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen op.
Ook beoogt het plan de ontwikkeling van het plaatsen van een bijgebouw ten behoeve van de opslag van groente en fruit, mogelijk te maken. Volgens de richtlijn van VNG dient er een afstand van 30 - 50 meter te bestaan tussen de (toekomstige) koelinstallatie en omliggende woningen. Met deze afstanden is in het plan rekening gehouden.
Conclusie
Het plan is ten aanzien van bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het aspect externe veiligheid gelden de volgende kaders:
Daarnaast kunnen het Activiteitenbesluit en Vuurwerkbesluit van belang zijn.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) staan regels over de veiligheidsafstanden en over de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Per 1 april 2015 is het Basisnet externe veiligheid transportroutes (Bevt) met bijbehorend informatiesysteem Basisnet in werking getreden. In Basisnet staan gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de grote vaar-, spoor- en autowegen opgenomen. Het Bevt vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS).
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan.
Uitsnede risicokaart Rijnseweg 1 te Odijk, plangebied groen omrand
Conlusie
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen, transportroutes gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Het plan is ten aanzien van het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces doorlopen.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.Het watertoetsproces voor het project Bestemmingsplan Rijnseweg 1 Odijk is op 16 november 2015 digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is via deze weg door de initiatiefnemer van de ruimtelijke ontwikkeling op de hoogte gebracht van de plannen.
Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. Er zijn geen waterkeringen of belangrijke watergangen. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert positief over het ruimtelijk plan.
Beleid
Bij de planvorming zijn er verschillende partijen betrokken met betrekking tot water.
- Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (belangrijkste beleidsnota's: Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!' en Waterstructuurvisie, Keur en Legger)
- Provincie Utrecht (Provinciaal waterplan, Grondwaterplan, provinciale milieuverordening)
- Gemeente Bunnik (Waterplan, GRP).
Basisprincipes omgaan met water
- Vasthouden - bergen - afvoeren (waterkwantiteit)
- Schoon houden - scheiden - zuiveren (waterkwaliteit)
- Waarborg tegen overstroming - overstromingsrobuust bouwen (veiligheid)
Beleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt, omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling
De ruimtelijke ontwikkelingen hebben weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. In het kort gaat het om:
- Het verhard oppervlak neemt gering toe (Zie de Keur bepalingen voor de grenswaarden). Deze geringe toename van verhard oppervlak heeft weinig gevolgen voor het watersysteem. Het bestaande watersysteem kan tijdens een hevige regenbui al het hemelwater vanaf dit oppervlak verwerken en bergen
- Het bestaande oppervlaktewater wordt niet aangepast.
- Water wordt niet buiten het plangebied geborgen.
- Er vindt geen lozing plaats van verontreinigingen en/of verontreinigd water naar oppervlaktewater.
- Het plangebied ligt niet op of nabij een waterkering of belangrijke watergang.
- Het plangebied ligt niet nabij een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) of rioolpersleiding.
Afvoer hemelwater
Er is aangegeven dat hemelwater wordt afgevoerd via een hemelwaterriool. De capaciteit van dit hemelwaterstelsel dient groot genoeg te zijn om wateroverlast te voorkomen.
Hemelwater wordt via een gemengd stelsel afgevoerd. Voor nieuwbouw is dit ongewenst vanuit het waterschapsbeleid.
Afvalwater
Afvalwater wordt als volgt afgevoerd: Het betreft een bestaand in gebruik zijnde woning. Het initiatief omvat het bijbouwen van een bijgebouw. Dit bijgebouw wordt op dezelfde manier op de riolering aangesloten als de bestaande woning en het bestaande bijgebouw.
Toekomstige ontwikkelingen
Indien in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, waarbij het verhard oppervlak uitbreidt met meer dan 500m2 in stedelijk gebied en/of 1000m2 in landelijk gebied, heeft dit tot gevolg dat het hemelwater van dit oppervlak versneld tot afvoer komt. Om de waterhuishouding niet te verslechteren, moet deze versnelde afvoer worden voorkomen of gecompenseerd.
Een zeer klein deel van het plangebied valt binnen de zone van de Kromme Rijn. Dit gebied is bestemd als Waterstaat - Waterkering. Hierbinnen mag niet zonder meer bebouwing worden opgericht.
Conclusie
De digitale watertoets is ingevuld. Uitkomst daarvan is dat geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan Rijnseweg 1 geen groot effect heeft op water (geen groot waterbelang).Volstaan kan worden met een standaard wateradvies van het waterschap. Het plan voldoet namelijk aan de voorwaarde van "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. De ontwikkelingen die door het plan mogelijk worden gemaakt, hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. Dit betekent dat er geen verdere watertoetsproces met het waterschap hoeft te worden doorlopen. Het plan is ten aanzien van water uitvoerbaar. Een zeer klein deel van het plangebied valt binnen de zone van de Kromme Rijn en is bestemd als Waterstaat - Waterkering. Hierbinnen mag niet zonder meer bebouwing worden opgericht.
De voorgenomen ontwikkeling, waarbij een bedrijfswoning wordt omgezet naar burgerwoning, en een extra bijgebouw zal worden gerealiseerd, zal niet leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. De verkeersstroom is minimaal doordat het bijgebouw enkel wordt benut als opslag van groente en fruit en de omvang ten opzichte van het plangebied gering is.
Een grote vrachtwagen rijdt twee á drie keer per week het perceel op en af voor bevoorrading. Voorts rijdt er maximaal drie keer per dag een kleine vrachtwagen naar de ambulante standplaatsen. Tot slot is er sprake van verkeersbewegingen, die voortkomen uit het bewonen van de burgerwoning op het perceel. De omliggende wegenstructuur is ruim voldoende voor het verwerken van deze voertuigen.
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Zeisterweg. Het parkeren zal plaatsvinden op eigen terrein.
Conclusie
Het plan is ten aanzien van verkeer en parkeren uitvoerbaar.
In en rond het plangebied zijn geen relevante hoofdkabels en -leidingen aanwezig, met uitzondering van de bestaande hoogspanningsleiding. De hoogspanningsleiding is voorzien van een zone. Deze zone is opgenomen in het bestemmingsplan als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
Conclusie
Het plan is ten aanzien van kabels en leidingen uitvoerbaar. De zone rond de hoogspanningsleiding is bestemd als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
Het bestemmingsplan is wat betreft de onderzochte milieuaspecten uitvoerbaar.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. De omzetting van de bedrijfswoning naar een burgerwoning en realisatie van een bijgebouw is kleinschalig en ligt beneden de drempel-waarden. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG), zoals blijkt uit deze milieuparagraaf.
Het bestemmingsplan is toegezonden aan de vooroverlegpartners voor een reactie in het kader van wettelijk vooroverleg. Ook wordt een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd.
In het kader van het wettelijk vooroverleg hebben het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de provincie Utrecht een reactie gegeven. De reacties worden hieronder samengevat en afgewogen.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Hoogheemraadschap geeft een tweetal adviezen:
Provincie Utrecht
Het bestemmingsplan vormt voor de provincie geen aanleiding opmerkingen te plaatsen in het kader van het provinciaal belang zoals dat is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013.
De reactie heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan Rijnseweg 1, Odijk heeft op grond van artikel 3.8 lid 1 van de Wet
ruimtelijke ordening met ingang van 24 juni 2016 tot en met 4 augustus 2016 ter inzage gelegen.
Gedurende deze termijn kon iedereen een zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad. De gemeente heeft zes zienswijzen ontvangen. De zienswijzen waren deels gegrond en deels ongegrond en hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan met betrekking tot het onderdeel verkeer in de toelichting. De tekst over de door de gemeente gewenste verkeersaanpassing met het oog op de verkeersveiligheid is verduidelijkt. De Nota van Zienswijzen is bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 3).
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure zijn tevens voor de initiatiefnemer.
Exploitatieplan
Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatie-plan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12, tweede lid, onder a, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst aangegaan waarin alle kosten conform artikel 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan onherroepelijk is, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inko-mensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro ge-noemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade wordt verhaald op de initiatiefnemer.
Conclusie
De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarmee de economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. Een exploitatieplan is niet nodig.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te creëren voor de functieverandering van 'bedrijf' naar 'wonen'. Een en ander komt tot uitdrukking in regels.
Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Tevens is aangesloten bij het geldende Bestemmingsplan Buitengebied 2011. De in dit bestemmingsplan voorkomende regeling wordt hieronder kort beschreven.
Regels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmings-regels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de desbetreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden. In dit bestemmingsplan komen de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer', 'Wonen', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waterstaat - Waterkering' voor.
Tuin
De bestemming 'Tuin' ligt op de voortuin. De gemeente wenst een compact erf om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied zo veel mogelijk te borgen. Om te voorkomen dat de bebouwing over het gehele perceel uitwaaiert is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hier zijn geen gebouwen mogelijk. Wel zijn bouwwerken geen gebouwen mogelijk, met een maximale hoogte van 1 m. Parkeren is binnen de bestemming 'Tuin' niet toegelaten.
Verkeer
De gronden zijn bestemd voor straten met een (doorgaande) verkeers- en verblijfsfunctie. Tevens zijn groenvoorzieningen, bermen en beplanting, waaronder begrepen water en waterberging toegestaan.
Wonen
De bestaande woning krijgt de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor wonen met tuinen en erven. Aan-huis-verbonden beroepen zijn mogelijk. Het nieuw te realiseren bijgebouw is aangeduid als 'opslag'. Dit pand kan worden gebruikt ten behoeve van ambulante handel.
Voor de nieuwe woning is opgenomen dat deze een maximale inhoud van 600 m3 zal krijgen. Bijbehorende bouwwerken zijn mogelijk tot maximaal 70 m². Daarnaast mag het oppervlak van het bijgebouw ter plaatse van de aanduiding 'opslag' 350 m2 bedragen.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
De bestaande hoogspanningsverbinding is voorzien van een zone. Deze is weergeven op de verbeelding. Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen binnen deze zone. Hiervan kan onder voorwaarden worden afgeweken.
Waarde - Archeologie 4
Het plangebied kent een middelhoge archeologische verwachting. Om deze reden is de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toegepast. In principe mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd, tenzij aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. In onderhavig geval wordt geen bebouwing gerealiseerd waarvan de oppervlakte niet meer dan 5000 m² bedraagt.
Waterstaat - Waterkering
Een zeer klein deel van het plangebied valt binnen de zone van de Kromme Rijn. Dit gebied is bestemd als Waterstaat - Waterkering. De gronden die bestemd zijn als 'Waterstaat - Waterkering' zijn mede bestemd voor de waterkering, waterhuishouding en waterstaat. Er mag niet worden gebouwd, tenzij onder bepaalde voorwaarden gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. In dit plan zijn de verplichte anti-dubbeltelbepaling en een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Ook geldt er een gebiedsaandudiing voor het Landschapstype 'kromme rijn en oeverwallen'. Hierbinnen is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het landschap.
Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.