Inhoudsopgave                       Toelichting      Voorschriften

 

Artikel 22.      Leidingen (dubbelbestemming)

 

 

Doeleindenomschrijving

1.      De op de plankaart voor “Leidingen” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor een 12 inch, 40 bar aardgastransportleiding en secundair voor de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover op de plankaart nog andere medebestemmingen aan de gronden zijn toegekend, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in artikel 23 van deze voorschriften van toepassing.

 

Bebouwingsvoorschriften

2.      Op of in de in lid 1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

Vrijstelling

3.      Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van de primaire en secundaire bestemming, gehoord:

·         de beheerder van de leiding, en

·         voor zover de vrijstelling betrekking heeft op de gronden waarop mede de bestemming ‘Tertiaire waterkering’ van toepassing is, de beheerder van de tertiaire waterkering als bedoeld in artikel 20;

4.      Vrijstelling mag slechts worden verleend, indien daarmee:

·         de veiligheid en het functioneren van de leiding daardoor niet in onevenredige mate wordt of kan worden geschaad;

·         voor zover de vrijstelling betrekking heeft op de gronden waarop mede de bestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ van toepassing is, de archeologische waarden als bedoeld in artikel 21 niet in onevenredige mate worden of kunnen worden geschaad;

·         voor zover de vrijstelling betrekking heeft op de gronden waarop mede de bestemming ‘Tertiaire waterkering’ van toepassing is, de veiligheid en het functioneren van de waterkering als bedoeld in artikel 20 daardoor niet in onevenredige mate wordt of kan worden geschaad, en;

·         op of in de gronden met de aanduiding ‘plaatsgebonden risicocontour’ geen nieuwe kwetsbare objecten als bedoeld in de Circulaire ‘Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen’ gerealiseerd worden.

 

Aanlegvergunning

5.      Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op de gronden als genoemd in lid 1 de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden en afgraven van gronden;
  2. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

6.      Het in lid 5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.      De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de veiligheid en het functioneren van de leiding niet in onevenredige mate worden of kunnen worden geschaad.

8.      Voor zover de aanlegvergunning betrekking heeft op gronden, welke eveneens gelegen zijn in de bestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ en/of ‘tertiaire waterkering’, zijn de werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5 slechts toelaatbaar indien de archeologische waarden als bedoeld in artikel 21 niet in onevenredige mate worden of kunnen worden geschaad en/of, de veiligheid en het functioneren van de waterkering als bedoeld in artikel 20 daardoor niet in onevenredige mate wordt of kan worden geschaad.

9.      Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 5 horen Burgemeester en wethouders de beheerder van de leiding, alsmede, voor zover de gronden tevens zijn aangewezen als tertiaire waterkering, de beheerder van de waterkering.

 

Afstemming

10.  Op deze bestemming is tevens het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 van deze voorschriften van toepassing.