Inhoudsopgave Toelichting Voorschriften
Doeleindenomschrijving
1.
De op de plankaart voor “Leidingen” aangewezen
gronden zijn primair bestemd voor een
Bebouwingsvoorschriften
2.
Op of in de in lid 1
genoemde gronden mag niet worden gebouwd.
Vrijstelling
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van de primaire en secundaire bestemming, gehoord:
· de beheerder van de leiding, en
· voor zover de vrijstelling betrekking heeft op de gronden waarop mede de bestemming ‘Tertiaire waterkering’ van toepassing is, de beheerder van de tertiaire waterkering als bedoeld in artikel 20;
4. Vrijstelling mag slechts worden verleend, indien daarmee:
· de veiligheid en het functioneren van de leiding daardoor niet in onevenredige mate wordt of kan worden geschaad;
· voor zover de vrijstelling betrekking heeft op de gronden waarop mede de bestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ van toepassing is, de archeologische waarden als bedoeld in artikel 21 niet in onevenredige mate worden of kunnen worden geschaad;
· voor zover de vrijstelling betrekking heeft op de gronden waarop mede de bestemming ‘Tertiaire waterkering’ van toepassing is, de veiligheid en het functioneren van de waterkering als bedoeld in artikel 20 daardoor niet in onevenredige mate wordt of kan worden geschaad, en;
· op of in de gronden met de aanduiding ‘plaatsgebonden risicocontour’ geen nieuwe kwetsbare objecten als bedoeld in de Circulaire ‘Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen’ gerealiseerd worden.
Aanlegvergunning
5.
Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op
de gronden als genoemd in lid 1 de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
6.
Het in lid 5 vervatte verbod is niet van
toepassing op werken en werkzaamheden die:
7.
De werken en werkzaamheden, als bedoeld in
lid 5 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden,
danwel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de
veiligheid en het functioneren van de leiding niet in onevenredige mate worden
of kunnen worden geschaad.
8.
Voor zover de aanlegvergunning betrekking
heeft op gronden, welke eveneens gelegen zijn in de bestemming ‘Archeologisch
waardevol gebied’ en/of ‘tertiaire waterkering’, zijn de werken en
werkzaamheden als bedoeld in lid 5 slechts toelaatbaar indien de
archeologische waarden als bedoeld in artikel 21 niet in onevenredige mate worden
of kunnen worden geschaad en/of, de veiligheid en het functioneren van de
waterkering als bedoeld in artikel 20 daardoor niet in onevenredige mate wordt
of kan worden geschaad.
9.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een
aanlegvergunning als bedoeld in lid 5 horen Burgemeester en wethouders de beheerder
van de leiding, alsmede, voor zover de gronden tevens
zijn aangewezen als tertiaire waterkering, de beheerder van de waterkering.
Afstemming
10. Op deze bestemming is tevens het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 van deze voorschriften van toepassing.