direct naar inhoud van Regels
Plan: Prinsenlaan 3, De Bilt
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.21002BP0021-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Prinsenlaan 3, De Bilt' met identificatienummer NL.IMRO.0310.21002BP0021-ON01 van de gemeente 'De Bilt';

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw toegankelijk is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.8 ambachtelijk bedrijvigheid

bedrijvigheid waarin bedrijfsmatig, geheel of overwegend doormiddel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen plaatsvindt, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingskarakteristiek

de bouwhoogte van de gebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de gebouwen en de bouwmassa van de gebouwen ten opzichte van het bouwperceel;

1.11 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;

1.12 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.13 bestaande aantal woningen

het aantal woningen, zoals dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaat, of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

  • a. aangebouwd bijgebouw
    een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/gebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;
  • b. vrijstaand bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/gebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is.
1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 dakterras

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlenend beroep

Een beroep als bedoeld in artikel 1.28 dienstverlening;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gevellijn

de gevellijn als aangeduid op de verbeelding;

1.31 hoofdgebouw
  • a. hoofdgebouw:
    gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • b. vrijstaand hoofdgebouw:
    een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw.
1.32 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.33 oorspronkelijke woning

de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.34 oorspronkelijke zijgevel

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.35 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstanddige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.39 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, erotische massagesalon of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 voorgevel

gevel van een gebouw die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt, op de verbeelding aangeduid door middel van een gevellijn;

1.41 woning of wooneenheid

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid;

1.42 woningvergroting

elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 Aanvullende regels
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen

De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
  • b. bestaande ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende besluitvlakken;
  • c. tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' één bijgebouw;

inclusief bijbehorende:

  • d. voet- en fietspaden;
  • e. waterpartijen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. objecten voor de beeldende kunst;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • h. 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;
  • i. 7 meter voor palen en masten;
  • j. 5 meter voor speelvoorzieningen'
  • k. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen
  • l. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bijgebouw

in afwijking op het bepaalde in 3.2.1 is tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' één bijgebouw toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting gebruik bijgebouw

Het in stand houden en gebruiken van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing van deze bebouwing overeenkomstig het tuinontwerp, zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze regels, binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is gerealiseerd en vervolgens duurzaam in stand wordt gehouden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. halfvrijstaande woningen;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • c. bebouwing
  • d. tuinen en erven;
  • e. groenvoorziening;
  • f. parkeergelegenheid (op eigen terrein).
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

4.2.1 Woningen
  • a. per bestemmingsvlak mogen niet meer woningen worden gerealiseerd dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden;
  • b. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 8 meter, waarbij dakkapellen buiten beschouwing blijven;
  • c. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • d. de voorgevels van de woningen dienen in de 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • e. de diepte en breedte van een woning mogen niet meer bedragen dan de bestaande diepte en breedte.
4.2.2 Woningvergroting
  • a. ondergeschikte vergroting aan de voorgevel van een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de voorgevel mag met maximaal 1 meter diepte worden vergroot;
    • 2. de bouwhoogte is gelijk aan de toegestane goothoogte;
  • b. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen;
    • 2. de breedte van een vergroting mag maximaal 1 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 5 meter bedragen;
4.2.3 Bijgebouwen

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 40 m² bedragen met een maximum van 15% van het bouwperceel;
  • b. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. in afwijking op het bepaalde in 4.2.3 sub b mag tevens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' één bijgebouw worden opgericht;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erf- en/of terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • b. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
  • c. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.5 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 4.2.5 sub a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
4.2.6 Dakterrassen

Dakterrassen op woningvergrotingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning –in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft- eveneens een dakterras aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
  • b. de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. in 4.2.1 sub d. voor een ander verloop van de voorgevel, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevel de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. in 4.2.2 sub c. onder 1. en in 4.2.3 sub b. voor de situering van woningvergrotingen en bijgebouwen op een kleinere afstand van de (verlengde) voorgevel, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast.
  • c. in 4.2.4 sub a. voor een grotere hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten

In een woning zijn aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent dat ten behoeve van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van de footprint van een woning zelfstandig mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten' medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen prostitutie betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

5.2.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in 5.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits het gaat om:

  • a. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  • b. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
  • c. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Voorwaarden
  • a. Bij een vergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Vergunning als bedoeld in 5.3.1 sub a wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • c. Aan de vergunning als bedoeld in 5.3.1 sub a kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden waarvoor een vergunning verplicht is

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van de bodem hoger dan 30 cm;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in 5.3.1 in acht is genomen;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • c. die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m2;
  • e. die niet dieper reiken dan 50 cm beneden peil;
  • f. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
  • g. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

5.4.3 Advies

Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door Burgemeester en Wethouders aangewezen archeologisch deskundige.

5.4.4 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.1 en 5.4.1 sub a te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders advies aan een archeologisch deskundige.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Als een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in dit plan bepaalde, indien het betreft:

  • a. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • c. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • d. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • e. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • f. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    • 2. bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 4. plaatsing op woongebouwen is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is;

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd:

  • a. om de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;
  • b. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht;

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regeling

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

10.2 Energiebesparende maatregelen

Voor energiebesparende maatregelen mag de op de verbeelding aangegeven gevellijn met maximaal 30 centimeter worden overschreden.

10.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
10.3.1 Bouwregels
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede dat voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein.
  • b. Bij omgevingsvergunning om te bouwen wordt aan de hand van de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' van de gemeente De Bilt, zoals vastgesteld op 5 april 2012, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
10.3.2 Gebruiksregels

Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het (veranderen van het) gebruik van gronden of bouwwerken, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen niet voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' van de gemeente De Bilt zoals vastgesteld op 5 april 2012.

10.3.3 Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 10.3.1 en 10.3.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de nota 'Wat beweegt De Bilt, Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan' van de gemeente De Bilt, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 11.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  • c. Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Prinsenlaan 3, De Bilt'.

De volledige naam is de aanhaaltitel.