Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitenplaats Persijn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0310.17011BP0002-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1: plan
het bestemmingsplan 'Buitenplaats Persijn' met identificatienummer NL.IMRO.0310.17011BP0002-ON01 van de gemeente De Bilt;

1.2: bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3: aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie
in overeenstemming is;

1.4: aanbouw
een aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw
toegankelijk is;

1.5: aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6: aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7: atelier
gebouw voor goederen en werkzaamheden die verband houden met het ambacht;

1.8: bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9: bebouwingskarakteristiek
de bouwhoogte van de gebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van
aaneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de gebouwen en de bouwmassa van de gebouwen ten
opzichte van het bouwperceel;

1.10: bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de
verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.11: bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke
diensten;

1.12: bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van
het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.13: beschermingszone
aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter
bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze keur van toepassing zijn;

1.14: bestaand bouwwerk
een bouwwerk, dat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaat, dat/die of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.15: bestaande aantal woningen
het aantal woningen, zoals dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan bestaat, of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend of krachtens een omgevingsvergunning die na dit tijdstip, hoewel in strijd met dit plan, niet mag worden geweigerd;

1.16: bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;

1.17: bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18: bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19: bijgebouw
  1. aangebouwd bijgebouw: een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/gebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg;
  2. vrijstaand bijgebouw: een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/gebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg.

1.20: bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk;

1.21: bouwgrens
de grens van een bouwvlak;

1.22: bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen
is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of
zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie;

1.23: bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24: bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25: bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26: dakterras
een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon
(uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.27: detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.28: dienstwoning
woning slechts bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op het feitelijk gebruik en het terrein, noodzakelijk is;

1.29: dienstverlenend beroep
Een beroep als bedoeld in artikel 1.39 dienstverlening;

1.30: dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord
wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes,
makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.31: erf
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden. In dit bestemmingsplan betreft het erf alleen het gebied dat is opgenomen binnen het bouwvlak met de aanduiding 'kort verblijf'.

1.32: erftoegangsweg
een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor
elke vervoerswijze;
 
1.33: gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
  1. hoofdgebouw: gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  2. vrijstaand hoofdgebouw: een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw.

1.34: hoofdmassa
het totale bouwvolume van de oorspronkelijke woning;

1.35: horeca
  1. het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
  2. ondersteunende horeca is een horeca-activiteit die de hoofdactiviteit ondersteunt maar hier aan ondergeschikt is. Het is nimmer de hoofdactiviteit van een ondernemer.

1.36: houthakkershut
gebouw voor goederen, werkzaamheden en materieel die verband houden met het verwerven en opslag van hout;

1.37: houtteelt
de agrarische teelt van snelgroeiend opgaand hout gedurende een periode van ten hoogste 25 jaar;

1.38: kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten zoals administratieve, financiële, architectonische,
juridische diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt
gestaan en geholpen;

1.39: kapschuur
gebouw bestemd voor de stalling en onderhoud van voertuigen en de opslag van materieel ten behoeve van beheerswerkzaamheden;

1.40: kassen
transparant gedekte bouwwerken geschikt voor het telen en kweken van tuinbouw- en fruitteeltgewassen;

1.41: landbouwhuisdieren
een dier dat in de landbouw met economisch oogmerk gebruikt wordt, doorgaans voor voedselproductie. Tot deze dieren behoren onder andere koeien, schapen, geiten, varkens, eenden, kippen en ganzen. Dieren die hobbymatig gehouden worden en/of dieren die uitsluitend ten dienst staan van het beheer waarbij de productie niet centraal staat behoren niet tot deze categorie dieren.

1.42: legger
als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet;

1.43: maatschappelijke voorzieningen
activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, medische, educatieve en openbare dienstverlening;

1.44: monument
zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van
beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;

1.45: Natuurnetwerk Nederland (NNN)
het in de provinciale ruimtelijke structuurvisie aangeduide gebied dat een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen vormt;

1.46: netto vloeroppervlakte
de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan
verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede
ingebouwde bergingen;

1.47: oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de
woning nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de
omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.48: oorspronkelijke woning
de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te
worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.49: oorspronkelijke zijgevel
de zijgevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning
nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de
omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.50: overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;

1.51: overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is
omgeven;

1.52: pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.53: peil
  1. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm;
  2. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;

1.54: praktijkruimte
een gebouw met voorzieningen bedoeld voor dienstverlenend beroep. Een beroep als bedoeld in artikel 1.39 dienstverlening;

1.55: prieel
een gedeeltelijk open of met glas afgesloten tuinhuis;

1.56: seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater,
erotische massagesalon of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57: kort verblijf/short-stay
 
een gebouw of deel van een gebouw dat dient als recreatie- en/of tijdelijk woonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en derhalve bedoeld is voor niet-permanente bewoning. Gebruikers mogen in eenzelfde verblijf dan ook niet langer dan zes maanden aanééngesloten verblijven
;

1.58: stal
een gebouw of ruimte bestemd voor de huisvesting van dieren of vee;

1.59: voorgevel
de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de
gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
 
1.60: voorgevelrooilijn
  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder 1 bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
 
1.61: waterkering
kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden, inclusief eventuele bermen,
onderhoudsstroken en ondersteunende werken die een waterkerende of mede een waterkerende functie
hebben;

1.62: woning of wooneenheid
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een
woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid;

1.63: zonneweide
Gronden bedoeld voor de opwekking van duurzame energie door zonnepanelen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1: Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1: de afstand tot de bouwperceelgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw
waar die afstand het kortst is;

2.1.2: de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;

2.1.3: de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4: de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel;

2.1.5: de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6: de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter
plaatse van het bouwwerk;

2.1.7: het bebouwingspercentage
het deel van het aanduidingsvlak, bouwvlak of bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag
worden;

2.1.8: het bruto vloeroppervlak
de totale en buitenwerkse gemeten oppervlakte van alle bouwlagen die een gebouw telt, met inbegrip van
beneden peil gelegen bouwdelen en bij dat gebouw behorende magazijnen, werkplaatsen en overige
dienstruimten;
 
2.2: Aanvullende regels

2.2.1: de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen
De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter
overschrijden.

2.2.2: de grootte van dakoverstekken
Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan
wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks
gevelvlak aangemerkt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1: Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. educatieve voorzieningen;
  2. medische voorzieningen;
  3. kinderdagverblijf;
  4. sociale en zorgvoorzieningen;
  5. een internaat;
  6. kleinschalige culturele, recreatieve, educatieve en museale functies, alsmede hieraan ondergeschikte horeca;
  7. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', alsmede een kantoor;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', alsmede een atelier;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kort verblijf', alsmede short-stay appartementen;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kapschuur', alsmede een kapschuur;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'kas', alsmede een kassencomplex;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', alsmede een praktijkruimte;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - prieel', alsmede een prieel;
  15. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - stal', alsmede een stal;
  16. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - houthakkershut', alsmede een houthakkershut;
  17. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - dienstwoning' een dienstwoning;
  18. ter plaatse van de aanduiding 'bos' een bos;
  19. ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' een bomenrij;
  20. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zonneweide' een zonneweide;
  21. ondersteunende horeca.
 
inclusief bijbehorende:
  1. toegangswegen, -paden en verblijfsgebied
  2. parkeer- en/of stallingsvoorzieningen;
  3. erven en tuinen;
  4. waterpartijen;
  5. bruggen en duikers;
  6. groenvoorzieningen, moestuinen en boomgaarden;
  7. bermen en waterlopen.
 
3.2: Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend binnen de daartoe aangeduide bouwvlakken binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
 
  1. de oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte vermeerderd met 20% met een maximum van 100 m2 per gebouw;
  2. de oppervlakte van het hoofdgebouw en de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met de aanduiding kort verblijf mag niet meer bedragen dan 475 m2;
  3. de oppervlakte van de kapschuur mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  4. de oppervlakte van het prieel mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  5. de oppervlakte van de houthakkershut en de stal mag te samen niet meer bedragen dan 100 m2;
  6. de oppervlakte van de kassen mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  7. de oppervlakte van de zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zonneweide' mag niet meer bedragen dan 650m2;
  8. de dienstwoning mag niet meer bedragen dan de huidige oppervlakte van het tuinmanshuis;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van
    gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid.
 
3.3: Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak, de locatie en de afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is
  1. om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  2. in verband met een goede woonsituatie, de lichttoetreding en de gebruiksmogelijkheden van
    aangrenzende percelen;
  3. vanwege monumentale en cultuur-historische waarden;
  4. vanwege de verkeersveiligheid.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1: Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden
voorkomende archeologische waarden.

4.2: Bouwregels

Op de gronden met bestemming Waarde-Archeologie mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

4.3: Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in 4.2 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits het gaat om:
  1. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  2. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
  3. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
 
4.4: Afwijken van de bouwregels

  1. Bij een vergunning van Burgemeester en wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Vergunning als bedoeld in 4.4 sub a wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en wethouders blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    3. er geen archeologische waarden zijn.
  3. Aan de vergunning als bedoeld in 4.4 sub a kunnen Burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende regels verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door het Burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
 
4.5: Advies

Burgemeester en wethouders winnen advies in van een door hen aan te wijzen deskundige, alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen.
 
4.6: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden over een oppervlakte
van 50 m2 of meer en dieper dan 0,5 m - mv de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven en ophogen van de bodem;
  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren
  4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de
  6. daarmee verband houdende constructies;
  7. het uitvoeren van overige grondbewerkingen, zoals woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

4.6.1: Uitzonderingen
Het in lid 4.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan in werking treedt;
  3. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning;
  4. worden gerealiseerd op een verhoging en/of grondlichaam van meer dan 1 m mits de bodem hierbij vanaf de top van de verhoging of grondlichaam niet dieper wordt geroerd dan 1,50 m;
  5. worden gerealiseerd op aantoonbaar reeds verstoorde en geroerde gronden;
  6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1: Bestaande maatvoering

Bestaande bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan waarvan de
situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald in
'Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels' zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd, maar
niet vergroot.

6.2: Afwijkende maten

  1. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, afstanden, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.
  2. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.

6.3: Karakteristieke bebouwing

Voor de bebouwing op de adressen die zijn genoemd in de bijlage 'bebouwingskarakteristiek' geldt de regel
dat de dakvorm en goothoogte bij verbouw van de bebouwing dient aan te sluiten bij de bestaande dakvorm
en goothoogte.

6.4: Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal ��n laag waarvan de diepte niet
meer dan 3 m mag bedragen, uitgezonderd voor de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie', tenzij aanvrager een rapport overlegt, waaruit blijkt dat de ingreep niet zal leiden tot aantasting van de archeologische waarde;

6.5: Bebouwingsvrije zone

Binnen een afstand van 5 m gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming Water mogen geen
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van bestaande
bouwwerken.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder en worden toegestaan dat
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen
bij het betreffende Waterschap.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1: Strijdig gebruik

Als een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte;
  3. het gebruik van gronden als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten buiten erven van (bedrijfs)gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in
    verband met het op de bestemming gerichte beheer van gronden;
  4. het houden van landbouwhuisdieren.
7.2: Parkeergelgenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  1. Bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering van de functie van een bouwwerk en/of bijbehorend bouwperceel, dient op eigen terrein te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2012, publicatie 317.
  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien.
  3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge het bepaalde onder a. voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist.
  4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.
7.3: Voorwaardelijke verplichting

  1. Tot een met de bestemming strijdige activiteit wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken krachtens de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, indien en voor zover niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van een terreininrichting die voldoet aan het 'Inrichtingsplan', zoals dit als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, alsmede bouwwerken worden gebouwd, onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van een terreininrichting die voldoet aan het 'Inrichtingsplan', zoals dit als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.
  3. Uiterlijk twee jaar na onherroepelijke inwerkingtreding van het bestemmingsplan dienen de gronden te zijn ingericht en ingericht te blijven conform het 'Inrichtingsplan', zoals dit als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels;
  4. Het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'kort verblijf' mag enkel als short-stay appartementen in gebruik worden genomen als maatregelen zijn getroffen om de gecumuleerde geluidbelasting in de appartementen, ten gevolge van het wegverkeer, terug te brengen tot ten hoogste 33 dB Lden.
  5. Het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'kort verblijf' mag enkel als short-stay appartementen in gebruik worden genomen als maatregelen zijn getroffen zodat het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil voor de geluidsoverdracht tussen de appartementen niet kleiner is dan 52 dB, en het gewogen contact-geluidniveau voor de geluidsoverdracht tussen de appartementen niet groter is dan 59 dB.
  6. Van bovenstaande bepalingen kan worden afgeweken als er vanuit de momentenwetgeving zwaarwegende bezwaren zijn om de maatregelen, zoals bedoeld in de betreffende bepaling, te treffen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1: overige zone - landgoedpark

8.1.1: Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoedpark' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemmingen, bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden;
  2. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  3. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het deel van de buitenplaats dat onderdeel vormt van het Natuurnetwerk Nederland;
  4. de bescherming van de waardevolle visuele samenhang tussen landhuizen, boscomplexen, houtwallen, boomgaarden, grienden, waterpartijen, grasvelden en tuinen;

8.1.2: Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoedpark' zijn gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde, alleen mogelijk indien:
  1. deze geen onevenredige aantasting vormen voor de cultuurhistorische waarden van het perceel en de directe omgeving. Dit dient te worden aangetoond, waarbij advies ingewonnen dient te worden bij de monumentencommissie;
  2. deze geen significante aantasting vormen van de wezenlijke kenmerken en waarden van natuur- en landschapswaarden van het perceel, de directe omgeving en het Natuurnetwerk Nederland;
  3. deze geen significante vermindering vormen van de oppervlakte en de samenhang van de natuur- en landschapswaarden van het perceel, de directe omgeving en het Natuurnetwerk Nederland;

8.1.3: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande beplanting, waaronder het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    4. het ophogen van gronden;
    5. het scheuren van grasland;
    6. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die vernietiging of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
    7. het vergraven van oevers en het verlagen van de waterstand van waterlopen;
    8. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    9. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
    10. het dempen van sloten en andere watergangen.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale en cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  3. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en/of ecologische functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  4. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in lid 8.1.1
  5. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a. is vereist voor:
    1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    3. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van het inrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 1;
    4. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  6. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van
de regels van het plan, indien het betreft:
  1. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  2. het oprichten van kunst, kunstwerken, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gebouwen ten behoeve van natuurbeleving, landschapsbeleving, cultuur en cultuur-historie, zoals beelden, prieeltjes, land-art en follies, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes en bouwwerken niet meer bedraagt dan 35 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  3. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  5. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  6. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  7. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  8. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    2. bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    4. plaatsing op woongebouwen is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is;

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
  1. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;
  2. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht;

Artikel 11 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat
belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen
in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn
gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen de nadere eis bij het college van
burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 12 overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij
luidden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitenplaats Persijn 

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1: Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van lid 13.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%;
  3. Lid 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2: Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen
    of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
    afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.