direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Burgemeester De Withstraat 51
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0019BP00206-OH01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en grondgebonden woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen; inclusief bijbehorende:
  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeergelegenheid (op eigen terrein).
3.2 Bouwregels

Op of in de in gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. per bestemmingsvlak mogen niet meer dan 4 hoofdgebouwen/woningen worden gerealiseerd;
  • b. de goothoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 6 meter bedragen; de bouwhoogte van de hoofdgebouwen/woningen mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de hoogst toegestane goothoogte;
  • c. de voorgevels van de hoofdgebouwen/woningen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de diepte van een hoofdgebouw/woning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
3.2.2 Uitbreidingen aan de voorgevel
  • a. ondergeschikte uitbreidingen aan de voorgevel met aan- en uitbouwen op de begane grond van een hoofdgebouw/woning, zoals erkers en toegangen, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voorgevelrooilijn mag met niet meer dan 1 meter worden overschreden;
    • 2. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft eveneens een aan- of uitbouw aanwezig is;
    • 3. de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
3.2.3 Uitbreidingen aan de achtergevel
  • a. uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke achtergevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan 3 m, mits de afstand van de achterzijde van de uitbouw tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 8 m bedraagt;
    • 2. de breedte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de breedte van de oorspronkelijke achtergevel;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
3.2.4 Uitbreidingen aan de zijgevel
  • a. uitbreiding van hoofdgebouwen/woningen aan de oorspronkelijke zijgevel met aan- en uitbouwen is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de aan- en uitbouw tot de voorgevelrooilijn mag niet minder dan 4 m bedragen;
    • 2. de afstand van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
    • 3. de diepte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de diepte van de oorspronkelijke zijgevel;
    • 4. de goothoogte van de aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 5. de bouwhoogte van de aan- en uitbouw mag maximaal 2 m meer bedragen dan de toegestane goothoogte;
3.2.5 Bijgebouwen
  • a. op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 15% van een bouwperceel met bijgebouwen worden bebouwd, een en ander:
    • 1. met een maximum van 24 m2 bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2;
    • 2. met een maximum van 36 m2 bij bouwpercelen groter dan 200 m2 maar kleiner dan 300 m2; en
    • 3. met een maximum van 50 m2 bij bouwpercelen groter dan 300 m2;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2.7 Dakterrassen
  • a. dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelsgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning – in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft – eveneens een dakterras aanwezig is;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
3.2.8 Onderkeldering
  • a. onderkeldering van bebouwing is uitsluitend toegestaan tot maximaal de grondoppervlakte van de bebouwing die op basis van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
  • b. onderkeldering van bebouwing mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
3.2.9 Bestaande afwijkingen

bestaande aan- en uitbouwen, bijgebouwen en dakterrassen, waarvan de situering, de afmeting, de goothoogte en/of de bouwhoogte niet voldoet aan hetgeen hier is bepaald, zijn wel toegestaan en mogen worden gehandhaafd, maar niet vergroot.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 3.2 genoemde bouwregels:

  • a. voor een ander beloop van voorgevelrooilijnen, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en door de gewijzigde ligging van de voorgevelrooilijnen de bebouwingskarakteristiek en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. voor de situering van bijgebouwen en aan- en uitbouwen op een kleinere afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • c. voor het toestaan van een goothoogte van aan- en uitbouwen die maximaal gelijk is aan de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw/de bestaande woning, mits:
    • 1. de afstand van de buitenzijde van de aan- en uitbouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt, behalve indien bij de aangrenzende woning/het aangrenzende hoofdgebouw eveneens een hogere goothoogte bij een aan- en uitbouw aanwezig is of wordt gerealiseerd, in welk geval de afstand tot de gemeenschappelijke zijdelingse bouwperceelgrens 0 m mag bedragen;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek en/of het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels

In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woning is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;