direct naar inhoud van Artikel 13 Overige regels
Plan: Voormalig Gemeentehuis Maartensdijk eo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0005BP00205-OH01

Artikel 13 Overige regels

13.1 overige wetten en regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan.

13.2 omgevingsvergunning voor het aanleggen van een werk
13.2.1 Begrenzing

Ter plaatse van het plangebied geldt dat het in verband met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen voor bodemingrepen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,5m.

13.2.2 Verlenen van de aanlegvergunning

De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 13.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd;

13.2.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een aanlegvergunning goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

13.2.4 Verbinding van voorschriften

Aan de aanlegvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.