direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beheersverordening De Bilt 2
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0000BV15001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot de beheersverordening

In de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro) is de plicht opgenomen om voor het gehele grondgebied van de gemeente over actuele ruimtelijke plannen te beschikken, dat wil zeggen plannen niet ouder dan 10 jaar. De gemeente spant zich ervoor in om de actualiseringsopgave tijdig voor alle afzonderlijke bestemmingsplannen af te ronden. Voor een deel van de plannen is dat om uiteenlopende redenen niet haalbaar. Voor die plangebieden kan de gemeenteraad een verordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied, in overeenstemming met het bestaande feitelijke of planologisch toelaatbare gebruik, wordt geregeld. Een dergelijke beheersverordening is het juridisch bindende kader voor het toelaatbare ruimtelijke gebruik dat van de gronden binnen de daartoe behorende gebieden mag worden gemaakt. Met deze beheersverordening wordt voldaan aan de uit de Wro voortvloeiende actualiseringsplicht. Nu de Wro geen voorbereidingsprocedure kent voor de beheersverordening, is het mogelijk om alsnog tijdig een gemeentedekkend ruimtelijk juridisch-planologisch kader vast te stellen. De Wro stelt als voorwaarde voor het vaststellen van een beheersverordening dat voor het desbetreffende gebied in de toekomst geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Indien wel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, dan dient er een apart (partieel) bestemmingplan opgesteld te worden. De in gang gezette procedures voor een aantal bestemmingsplannen en beheersverordeningen wordt wel gewoon afgemaakt.

1.2 Doel van de beheersverordening

Het doel van deze beheersverordening is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader. Het ruimtelijke beleid voor dit plangebied, dat nu is neergelegd in verschillende bestemmingsplannen, wordt daarmee vervangen door deze beheersverordening. Het plangebied heeft betrekking op die delen van de gemeente waarvoor niet tijdig een actueel bestemmingsplan kan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Juridische aspecten

2.1 Geldende planologische regelingen

Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

Bestemmingsplan   Vastgesteld   Onherroepelijk   Deelgebied  
Hollandsche Rading 2004   27-01-2005   17-05-2006   1  
Brandenburg 2004   27-01-2005   02-06-2005   2  
Bilthoven Oost 2005   27-04-2006   30-11-2006   3  
Bedrijvenpark Larenstein
Herziening  
19-02-2004
07-09-2006  

27-11-2007  
4  
Dorpsstraat e.o. 2005   28-04-2005   05-10-2005   5  

Voorts is incidenteel met toepassing van de bevoegdheden van de artikelen 11, 15, 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo medewerking verleend aan afwijkende bouw- en gebruiksinitiatieven. Deze gelden als bestaande rechten.

Van de bovenstaande geldende planologische regelingen zijn alleen die geldende planologische regelingen van kracht, daar waar de deelgebieden zich overlappen met de verbeelding van de bovenstaande geldende regelingen. Voor de begrenzingen van de deelgebieden zie 2.2 Begrenzing van het plangebied.

2.2 Begrenzing van het plangebied

De onderstaande afbeelding geeft de plangrens aan van de beheersverordening. Voor het bepalen van de plangrenzen is aansluiting gezocht bij de huidige plangrenzen van de geldende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0310.0000BV15001-VG01_0001.jpg"

Begrenzing beheersverordening met ligging van de deelgebieden

2.3 Juridische aspecten

De Wro schrijft in artikel 3.38 voor dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogen worden voorzien voor de gebieden die tot de beheersverordening behoren. Aan die voorwaarde wordt voldaan.

De beheersverordening bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels. De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels (Hoofdstuk 1). Dit hoofstuk omvat artikel 1 Begrippen. In dit artikel worden de begrippen die in de regels zijn opgenomen nader gedefinieerd. Het definiëren van begrippen vergroot de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
  • Beheerregels (Hoofdstuk 2). De beheerregels bevatten voor elk deelgebied een regeling voor het beheer van het bestaande gebruik.
  • Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 3). Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 8, de slotregel in artikel 9.

De onderhavige beheersverordening legt de bestaande situatie vast en stelt met het oog op het beheer van die bestaande situatie regels vast voor het gebruik en het bouwen. Onder de bestaande situatie verstaat deze verordening het gebruik en de bebouwing conform het geldende bestemmingsplan, waaronder tevens plannen ex artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn begrepen en voorts,

  • inclusief de na inwerkingtreding van het desbetreffende bestemmingsplan genomen besluiten bij of krachtens de artikelen 15 en 19 van de WRO, dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijke bouwarchief;
  • exclusief de daarvan deel uitmakende wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.

Deze beheersverordening wordt digitaal beschikbaar gesteld. De bij de beheersverordening behorende bestanden worden gekoppeld aan een contour (gecodeerd volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten). Daarmee voldoet de beheersverordening aan de digitale verplichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2.3 Bro.

Het overgangsrecht is vormgegeven op de wijze die is voorgeschreven in artikel 5.1.1 Bro.

2.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

Op 1 november 2014 is de AMvB "Quick wins" (Stb. 2014, nummer 333) en op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. De AMvB wijzigt artikel 3.1.2 (lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening terwijl de Reparatiewet enkele bepalingen in de Woningwet herziet. Het eerste artikel legt expliciet vast dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die betrekking hebben op een bevoegdheid waarvan de uitoefening afhankelijk is gesteld van beleidsregels. De aanpassing van de Woningwet komt er op neer dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordeningen niet meer van toepassing zijn op na 29 november 2014 nieuw vast te stellen bestemmingsplannen of beheersverordeningen en in ieder geval volledig vervallen op 1 juli 2018.


Gezien het nieuwe artikel 3.1.2 Bro bestaat de mogelijkheid om via algemene regels in het bestemmingsplan op de parkeerbehoefte te kunnen sturen. Daarom is Artikel 7 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen aan de regels van deze verordening toegevoegd.


Deze regels sluiten aan bij artikel 2.5.30 van de gemeentelijke Bouwverordening. In deze regels wordt uitdrukkelijk uitgegaan van regulering bij het aanvragen en verlenen van omgevingsvergunningen. Daarbij moet gedacht worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen en alle gebruiksveranderingen die niet bij recht in de verordening zijn toegestaan. Zodra een gebruiksverandering past binnen de verordening en hiervoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd hoeft in beginsel niet nader te worden gekeken naar het parkeerbeleid van de gemeente.


Hoe wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid?


De vraag hoe wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord in het Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan (GVVP). In het GVVP wordt aangegeven dat voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen bij bepaalde functies moet worden uitgegaan van de parkeercijfers van de meest actuele CROW-publicatie (ten tijde van de opstelling van dit plan is dat publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Hetzelfde geldt ten aanzien van de afmetingen van de te realiseren parkeerplaatsen dan wel -ruimten. Ook hier verwijst het GVVP naar de relevante CROW-publicaties.


Op deze wijze wordt ten aanzien van de hiervoor genoemde punten een duidelijk houvast geboden voor het beoordelen van aanvragen van een omgevingsvergunning.


De regeling van Artikel 7 biedt overigens (net als de voorheen geldende Bouwverordening) de mogelijkheid om af te wijken van de beleidsregels uit het GVVP (lid 4). Afwijken kan bijvoorbeeld indien wordt bijgedragen aan het gemeentelijk parkeerfonds

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

De beheersverordening is opgesteld op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Het betreft uitsluitend het vastleggen van de bestaande juridische-planologische situatie. Hiervoor zijn dan ook geen aanvullende onderzoeken noodzakelijk.

Daarnaast zijn er ontwikkelingen meegenomen waarvoor een vrijstellings-, ontheffings- of projectprocedure is doorlopen. In deze procedures zijn de uitvoerbaarheidsaspecten aan de orde gekomen en is geconcludeerd dat deze geen belemmeringen opleveren.

Onderzoek en afwegingen ten aanzien van de uitvoering is in deze verordening dan ook niet aan de orde.