direct naar inhoud van Regels
Plan: Drakenburgergracht Zorg 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.BP0092-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Drakenburgergracht Zorg 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0308.BP0092-VA01 van de gemeente Baarn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingsoppervlak

Het oppervlak van het bestemmingsvlak dan wel van het bouwvlak dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.7 bestaand

Aanwezig op het moment van vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.11 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 footprint

Het bebouwingsoppervlak in vierkante meters.

1.19 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.20 nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.21 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.23 paviljoen

Een vrijstaand gebouw van beperkte omvang in het groen, dat wordt gebruikt door bewoners, medewerkers, bezoekers en overige gebruikers van het woon-/zorgpark ten behoeve van een welzijnsfunctie eventueel in combinatie met dagbesteding en ondergeschikte horeca.

1.24 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd windturbines: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.25 technische ruimte

Een besloten, voor mensen toegankelijke ruimte, bestemd voor de plaatsing van apparatuur en/of installaties.

1.26 vrijstaande bijgebouwen

Een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.27 welzijnsfunctie

De functie van een bouwwerk dat tot doel heeft bij te dragen aan het welbevinden van cliënten, de bezoekers van cliënten en medewerkers. Hiertoe worden niet limitatief gerekend functies als theehuis met terras, vergaderruimte, kapper, pedicure, muziektent, viskraam, supermarkt, kiosk et cetera.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, technische installaties, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 lengte, breedte of diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.7 de bruto vloeroppervlakte (BVO)

De oppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ook ondergrondse ruimten worden meegerekend. De voor technische installaties benodigde vierkante meters direct onder de schuine kap van een gebouw zijn uitgesloten van het maximum aantal BVO zoals bedoeld op de verbeelding.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
  • luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
  • ventilatiekanalen, zonnepanelen, warmtepompen, airco's en overige technische installaties.


buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de op de verbeelding of in regels opgenomen maximale bouwhoogte bedraagt en indien de overschrijding ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een mast voor nutsdoeleinden;
  • b. antennes.
3.2 Bouwregels

Op de tot ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van de mast voor nutsdoeleinden en antennes niet meer dan 40 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kinderboerderij en dagbesteding;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuur';

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water, bos, speel- en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot ‘Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Gebouwen binnen het bouwvlak
  • a. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 12 meter
4.2.2 Gebouwen buiten bouwvlak
  • a. de bouwhoogte van gebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 meter.
4.2.3 Bruto vloeroppervlakte gebouwen
  • a. de bruto vloeroppervlakte (BVO) aan hoofd- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 556 m2.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. natuur;
  • d. bos;
  • e. water;
  • f. wegen en paden;
  • g. een paviljoen ten behoeve van welzijnsactiviteiten van de zorgorganisatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen';
  • h. de ontsluiting van de woon-/zorgparken;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, terreinen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. enkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - paviljoen' mag maximaal één gebouw in de vorm van een paviljoen worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 meter;
  • c. het bruto vloeroppervlak van het paviljoen bedraagt niet meer dan 300 m2.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • b. voor vlaggenmasten en lichtmasten geldt een uitzondering op het bepaalde onder a. Deze mogen maximaal 6 meter hoog zijn;
  • c. overkappingen van enige omvang zijn niet toegestaan.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van:
    • 1. bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
    • 2. de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparaten, met een grotere hoogte dan 0,75 meter
  • b. het vellen of rooien van houtgewas anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
  • c. het meer dan 0,60 meter in hoogte of diepte ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • d. het dempen of aanleggen van watergangen.
5.3.2 Uitzondering

Het in 5.3.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
5.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 5.3.1 genoemde vergunning wordt pas verleend nadat:

  • a. is aangetoond dat de natuurwaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast door werkzaamheden zoals bedoeld in lid 5.3.1.

Artikel 6 Maatschappelijk - Zorg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk - Zorg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zorg en sociaal-medische voorzieningen;
  • b. zorgwoningen;
  • c. zorggerelateerde woningen;
  • d. dagrecreatieve en andere voorzieningen ten behoeve van de zorgorganisaties;
  • e. kinderopvang;
  • f. huisvesting van personeel van zorg en sociaal-medische voorzieningen;
  • g. kantoren ten behoeve van zorg en sociaal-medische voorzieningen;
  • h. ondersteunende diensten zoals technische dienst en facilitaire dienst ten behoeve van de zorg en sociaal-medische voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene assen' primair voor groene verbindingsassen.

Waarbij het behoud van natuurwaarden wordt nagestreefd.

Met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, erven, terreinen, gebouwde parkeervoorzieningen, water, bos, speel- en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Zorg' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

6.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bruto vloeroppervlakte (BVO) aan hoofdgebouwen in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Sherpa' mag in totaal niet meer bedragen dan 41.707 m2;
  • c. de footprint aan hoofdgebouwen in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Sherpa' mag in totaal niet meer bedragen dan 37.120 m2;
  • d. de bruto vloeroppervlakte (BVO) aan hoofdgebouwen in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort' mag in totaal niet meer bedragen dan 40.689 m2;
  • e. de footprint aan hoofdgebouwen in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort' mag in totaal niet meer bedragen dan 36.900 m2 waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A1a' de footprint aan hoofdgebouwen maximaal 600 m2 mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A1b' de footprint aan hoofdgebouwen maximaal 460 m2 mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A2' de footprint aan hoofdgebouwen maximaal 2.700 m2 mag bedragen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A3' de footprint aan hoofdgebouwen maximaal 2.000 m2 mag bedragen;
  • f. de maximale hoeveelheid m2 bvo en de maximale hoeveelheid m2 footprint aan hoofdgebouwen mag tijdelijk worden overschreden ten behoeve van (vervangende) nieuwbouw, onder de voorwaarde dat binnen drie jaar na ingebruikname van de nieuwbouw, er bestaande hoofdgebouwen worden gesloopt en wordt voldaan aan het maximum aantal m2 bvo en het maximum aantal m2 footprint;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene assen' mogen geen gebouwen worden gebouwd;
6.2.2 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bruto vloeroppervlakte (BVO) aan bijgebouwen in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Sherpa' mag in totaal niet meer bedragen dan 4.622 m2;
  • b. de bruto vloeroppervlakte (BVO) aan bijgebouwen in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort' mag in totaal niet meer bedragen dan 5.162 m2; 
  • c. de maximale hoeveelheid m2 bruto vloeroppervlakte (BVO) aan bijgebouwen mag tijdelijk worden overschreden ten behoeve van (vervangende) nieuwbouw, onder de voorwaarde dat binnen drie jaar na oplevering van de nieuwbouw, er bestaande bijgebouwen worden gesloopt en wordt voldaan aan het maximumaantal m2 BVO bijgebouwen zoals bedoeld in lid a en lid b;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene assen' mogen geen bijgebouwen worden gebouwd;
  • e. aanvullend op het bovenstaande geldt voor enkele specificitie locaties voor de footprint van bijgebouwen het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A1a' de footprint aan bijgebouwen maximaal 60 m2 mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A1b' de footprint aan bijgebouwen maximaal 60 m2 mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A2' de footprint aan bijgebouwen maximaal 60 m2 mag bedragen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort A3' de footprint aan bijgebouwen maximaal 45 m2 mag bedragen;
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 2,5 meter;
  • b. in uitzondering op het bepaalde onder a geldt voor vlaggenmasten en lichtmasten een maximum bouwhoogte van 6 meter;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder a geldt voor carports een maximum bouwhoogte van 4 meter.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. de bestaande ontsluiting van de woon-/zorgparken;

met daarbij behorende groenvoorzieningen, water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen, bestaande paden, bestaande wegen, bestaande parkeervoorzieningen, bestaande speelvoorzieningen en bestaande ondergrondse infrastructuur.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op de tot ‘Natuur’ bestemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • b. voor vlaggenmasten en lichtmasten geldt een uitzondering op het bepaalde onder a. Deze mogen maximaal 6 meter hoog zijn.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of banen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden.
7.3.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 is niet vereist voor werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de natuurwaarden geen afbreuk wordt gedaan;
7.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

Een vergunning als bedoeld in lid 7.3.1 mag slechts verleend worden, indien:

  • a. de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurwaarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
  • b. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de natuurwaarden kan worden voorkomen;
  • c. de mogelijkheden tot herstel, versterking en ontwikkeling van de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor straten en paden, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het buurt- en wijkverkeer met daarbijbehorende andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterlopen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de tot ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 6 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor vijvers, kaden, oevers, bruggen, duikers en de waterhuishouding, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Op de tot ‘Water’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

a. een goede woonsituatie;
b. de verkeersveiligheid;
c. de sociale veiligheid;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gastransportleidingen, met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

10.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

10.3 Bouwregels

In afwijking van wat elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de onder 10.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
10.6.2 Uitzondering

Het in 10.6.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.6.3 Voorwaarden voor vergunningverlening
  • a. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden;
  • b. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 10.6.1wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 11 Leiding - Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoofdwaterleidingen met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

Op de tot ‘Leiding - Water’ bestemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, op de tot ‘Leiding - Water’ bestemde gronden de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. diepploegen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • j. het verrichten van grondroeractiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk.
11.4.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in 11.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
11.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

Burgemeester en wethouders verlenen enkel een vergunning als bedoeld in lid 11.4.1 indien hiermee een veilig en doelmatig functioneren van de leiding niet wordt aangetast.

Artikel 12 Waarde - Archeologie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.2.2 Uitzondering
  • a. Het bepaalde in lid 12.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden worden verricht die niet dieper gaan dan 0,50 meter beneden het maaiveld en niet groter zijn dan 100 m2 in oppervlak.
  • b. Het bepaalde in lid 12.2.1 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie - middelhoog', indien archeologische begeleiding van de werkzaamheden wordt toegepast door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
12.2.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

Indien uit het in lid 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen;

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • c. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen;
  • d. het uitvoeren van overige grondroerende bewerkingen.
12.3.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het bepaalde in lid 12.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m²;
  • e. plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van archeologie - middelhoog', indien archeologische begeleiding van de werkzaamheden wordt toegepast door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg;
  • f. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden betreffen van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
12.3.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 12.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan pas worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin, naar oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  • c. indien blijkt dat de onder a bedoelde archeologische waarden worden geschaad door het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kunnen door burgemeesters en of wethouders één of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van archeologie -middelhoog' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 overige zone - voorwaardelijke verplichting natuurcompensatie

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden op gronden met de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting natuurcompensatie' is alleen toegestaan indien bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat realisatie en instandhouding van natuurcompensatie plaatsvindt binnen de op de verbeelding als 'Natuur' bestemde gronden en ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone - natuur' binnen de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij'. Hierbij geldt dat:

  • a. de compensatie zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie jaar na start van de ruimtelijke ontwikkeling, volledig gerealiseerd dient te zijn;
  • b. er binnen 10 jaar sprake dient te zijn van een meerwaarde voor het Natuurnetwerk Nederland;
  • c. de compensatie dient plaats te vinden overeenkomstig de natuurvisie, zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan;
  • d. de onder c bedoelde compensatie in stand wordt gehouden;
  • e. indien niet wordt voldaan aan het genoemde onder a tot en met d, er voor de betreffende ruimtelijke ontwikkeling in de 'overige zone - voorwaardelijke verplichting natuurcompensatie' sprake is van strijdigheid met dit bestemmingsplan, waarop gehandhaafd kan worden.

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Voorwaardelijke verplichting - Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's volgens de normering zoals deze is opgenomen in de Nota Parkeernormen 2014 - 2019 van de gemeente Baarn, of diens wettelijke opvolger.

15.2 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken, en voorzover gelegen onder de bovengrondse bebouwing, met dien verstande, dat bestaande onderkeldering die niet onder bebouwing is gelegen, eveneens is toegestaan. Kelders, voor zover niet in gebruik als technische ruimte, worden meegerekend bij het bepalen van het BVO.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie en puin, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruiken van de gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het slopen, bouwen en aanleggen, waarbij de emissie NOx afkomstig van alle mobiele werktuigen en werkverkeer tezamen meer bedraagt dan 376,3 kg NOx per jaar;
  • f. vanaf het moment dat het eerste nieuw ontwikkelde gebouw in het plangebied in gebruik is genomen, bedraagt de emissie NOx als bedoeld in lid e nog maximaal 307,3 kg NOx per jaar.
16.2 Uitzonderingen

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming 'Maatschappelijk - Zorg' wordt in ieder geval niet gerekend: het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift of vergunning is verleend.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van:
    • 1. de bij recht in het plan gegeven bouwhoogte tot niet meer dan 10% van die bouwhoogte;
    • 2. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien de feitelijke situatie op het terrein en/of de technische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 meter en voor zover de grens van een bestemmingsvlak niet wordt overschreden;
    • 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat deze bouwhoogte ten behoeve van lichtmasten wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
    • 4. de bestemmingsregels in die zin dat antennemasten worden opgericht, die deel uitmaken van een gebouw, mits de voor dat gebouw toegestane bouwhoogte met niet meer dan 6 meter wordt overschreden;
  • b. Ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'overige zone - afwijkende bouwhoogte 17 m' kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van de op de verbeelding opgenomen maximale bouwhoogte, tot ten hoogste 17 meter, waarbij geldt dat:
    • 1. er sprake is van een duidelijk aantoonbare noodzaak;
    • 2. de landschappelijke inpasbaarheid van de afwijking wordt aangetoond middels een rapportage van een specialist op het gebied van landschap, waarin tevens wordt onderbouwd dat er ten minste 15 meter afstand tot de maximale kroonprojectie van de bomen wordt aangehouden;
    • 3. er door de initiatiefnemer op basis van de onder 2 genoemde rapportage advies wordt ingewonnen bij de Provincie Utrecht en dit advies bij de vergunningaanvraag wordt gevoegd.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Verschuiven groene assen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, tot het verschuiven van de begrenzing van de groene assen, die op de digitale verbeelding behorend bij dit plan, zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - groene assen', in geval de nadere uitwerking van de plannen daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de betreffende groene as minstens gelijk blijft;
  • b. de betreffende groene as na verschuiving volledig binnen de begrenzing van de bestemming Maatschappelijk - Zorg valt;
  • c. er op de nieuwe locatie van de groene as geen bebouwing aanwezig is;
  • d. de bebouwingsmogelijkheden op de nieuwe locatie van de groene as komen te vervallen, door ter plaatse de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort' van de verbeelding te verwijderen;
  • e. er ter plaatse van de oude locatie van de te verschuiven groene as bouwmogelijkheden mogen worden toegevoegd door ter plaatse de aanduiding 'overige zone - bouwmogelijkheden Amerpoort' op te nemen op de verbeelding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Drakenburgergracht Zorg 2022.