Plan: | Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0308.000072-VA01 |
De eigenaar van Jachthaven Eembrugge is voornemens een winteropslag te bouwen voor boten ter plaatse van de bestaande bebouwing aan de Eemweg 74. De bestaande bebouwing ligt op de grens van de gemeente Eemnes en de gemeente Baarn. Het deel van het perceel dat binnen de gemeente Baarn ligt, kent in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied' de bestemming 'Verkeer'. Het realiseren van een nieuwe botenloods is binnen deze bestemming niet mogelijk.
Hieronder wordt in de lengterichting (ongeveer noord-zuid) een doorsnede van de nieuwe botenloods getoond (zie afbeelding 1.1). Het bouwplan heeft een lengte van 57 meter. De laatste 4 à 7 meter (in afbeelding 1.1 de uiterste rechterzijde van het gebouw) liggen in Baarn.
Afbeedling 1.1 - De hoogte van de nieuwe botenloods; 11,50 meter (lengtedoorsnede nieuwe botenloods)
Realisatie van het bestemmingsplan is op grond van het geldende bestemmingsplan dus niet mogelijk.
Afbeelding 1.2 - Het bouwplan, begane grond
Afbeelding 1.3. De verkeersbestemming ter plaatse van de zuidzijde van de jachthaven in het geldende bestemmingsplan, 'Landelijk gebied'
Afbeelding 1.4 - Voor zover het op het grondgebied van Baarn is geprojecteerd, past het bouwplan (geel omlijnd) niet in de verkeersbestemming (grijs weergegeven). De onderbroken gele lijn geeft de omtrek van het bouwplan weer voor zover het ligt in de gemeente Eemnes (de bestemming daar is 'Recreatie'). De onderbroken zwarte lijn op het grondgebied van Eemnes is het ter plaatse bestaande bouwvlak voor de jachthaven.. De rode lijn ('rode contour') geeft de grens aan van het 'landelijk gebied', zoals bepaald in de Provinciale Ruimtelijke Verordenig. Ten westen, ten zuiden en ten oosten van de door de rode contour ingesloten bebouwing van de jachthaven is officieel het landelijk gebied gelegen
De gemeente Baarn wenst echter mee te werken aan deze voorgenomen ontwikkeling, omdat deze ontwikkeling over het geheel genomen als positief wordt beoordeeld.
De bouwhoogte van het nieuwe bouwplan wordt op deze locatie (min of meer 'weggedoken' achter rijksweg A1) ruimtelijk niet problematisch geacht. Dat er een stuk bouwvlak moet komen op grondgebied van Baarn, wordt ruimtelijk niet als bezwaarlijk gezien.
Maar uitdrukkelijk niet is toegestaan dat er op Baarns grondgebied een bedrijfswoning komt. De aanduiding 'bedrijfswoning' wordt alleen aan het bouwvlak toegevoegd op het grondgebied van Eemnes. De huidige bedrijfswoning bevindt zich ook op het grondgebied van Eemnes (onderdeel van de af te breken bebouwing).
Over beide grondgebieden beschouwd (zowel van Baarn als van Eemnes), is er slechts een toename van de oppervlakte van het bouwvlak van 69 m2 ten opzichte van de situatie van vóór het bouwplan. Echter, als wordt ingezoomd op het grondgebied van Baarn, is het een toename van 199 m2 (of van 142 m2 als het al bebouwde deel eraf wordt getrokken: zie afbeelding 1.3).
Het bouwplan heeft een oppervlakte van 1.344 m2.. Het bestaande bouwvlak (dat alleen op het grondgebied van Eemnes is gelegen) heeft een oppervlakte van 1.275 m2. Het verschil is 69 m2. Dit wordt slechts als een beperkte uitbreiding van het bouwvlak gezien (een toename van 5%), en daarmee als ruimtelijk acceptabel.
De afweging die hier wordt gemaakt, is in dit geval een afweging van Baarn en Eemnes gezamenlijk over de (gezamenlijke) ontwikkeling van een klein stukje van hun grondgebied ter plaatse van deze jachthaven.
Rode contour
Er vindt ook een overschrijding van de 'rode contour' plaats: de grens van het 'landelijk gebied' volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening (zie afbeelding 1.4). Deze overschrijding bedraagt 1,8 m2. Dit wordt beoordeeld als een verwaarloosbare overschrijding. Bovendien ligt het stukje landelijk gebied waar deze overschrijding plaatsvindt, op 25 meter afstand van de Rijksweg A1. Door de verbreding van de A1 waaraan op dit moment wordt gewerkt, zal deze afstand nog kleiner worden. Er is geen redelijk belang gediend met niet toestaan van deze overschrijding.
Rijkswaterstaat en Provincie
Ook Rijkswaterstaat en de Provincie Utrecht hebben aangegeven in principe akkoord te gaan met de voorgenomen ontwikkeling. Hiertoe dient een bestemmingsplan (postzegelplan) opgesteld te worden.
Eemnes
Voor dat deel van de ontwikkeling dat binnen de gemeente Eemnes ligt, wordt eveneens een bestemmingsplan opgesteld: 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge'. Daarin zullen de toegestane maximum hoogten (goothoogte en bouwhoogte) passend worden opgenomen (nu is er strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan op dat punt) en de vorm van het bouwvlak zal worden aangepast aan de vorm van het bouwplan (het bouwplan heeft een andere vorm dan het huidige bouwvlak).
Het bestemmingsplan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn' zal de procedure gelijktijdig met het Eemnesser bestemmingsplan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge' doorlopen.
Het plangebied ligt tegen de zuidoostelijke grens van de gemeente Eemnes aan en gedeeltelijk in de gemeente Baarn. De botenloods ligt op een bedrijventerrein in Eembrugge. De zuidelijke grens van het bedrijventerrein wordt gevormd door de rijksweg A1, de oostelijke grens door de rivier de Eem en de Eemweg vormt de noordwestelijke grens. Afbeelding 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 1.1 - Globale ligging Botenloods Eemweg 74
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan:
Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.
Het bestemmingsplan heeft een gedetailleerd karakter, waarmee uitsluitend de gewenste ontwikkeling van de botenloods mogelijk wordt gemaakt.
De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 omvat het (boven)gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld, waarna in hoofdstuk 5 en 6 respectievelijk de juridische toelichting, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld.
Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van de huidige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Naast deze beschrijving van de huidige situatie wordt in dit hoofdstuk vooral nader ingegaan op de voorgestane ontwikkeling die in de nabije toekomst zal plaatsvinden en de beoogde situatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met heldere consequenties voor de planopzet.
In de huidige situatie is er in het plangebied een botenloods aanwezig van jachthaven De Watermolen. De bestaande loods kent meerdere functies, zo wordt er gewoond en is er ruimte om boten te stallen. De loods kent één bouwlaag met kap en is in twee delen gebouwd, de zuidelijke helft is gebouwd in 1999 en de noordelijke helft in 2003.
Het terrein wordt ontsloten via de Eemweg voor wegverkeer en via de Eem voor vaarverkeer. De ruimte rondom de loods is verhard en bedoeld voor het parkeren van auto's en de stalling van boten. In de rivier de Eem zijn ligboxen voor boten aanwezig. Het noordelijk deel van het terrein wordt langs de Eemweg aan het zicht onttrokken door een hoge heg.
Afbeelding 2.1 - Bestaande botenloods vanuit de lucht (bron: BingMaps)
De voorgenomen ontwikkeling, welke onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, betreft de realisatie van een nieuwe botenloods. Hiervoor dient de bestaande bebouwing op het terrein gesloopt te worden.
De nieuwe botenloods bestaat uit twee verdiepingen bedoeld voor opslag. De bouwhoogte van de loods bedraagt 11,5 m. De begane grond van de loods kent een hoogte van circa 6 m en is bestemd voor de stalling van grotere jachten, op de 1e verdieping worden kleinere boten gestald waardoor deze hoogte lager is, namelijk circa 5 m. De goothoogte van de botenloods komt op ca. 8 meter te liggen aan de zijde van de Rijksweg.
In het lagere deel van de nieuwbouw aan de noordzijde, langs de Eem, worden vijf bedrijfsunits gerealiseerd (van tussen de 60 en 85 m2 elk), met daarboven kleinschalige kantoorunits en een bedrijfswoning (van een kleine 70 m2). De bedrijfs- en kantoorunits zijn uitsluitend bestemd voor bedrijvigheid en kantoren ten behoeve van de recreatieve (jachthaven-) functie.
Afbeelding 2.2 - Gevels toekomstige situatie (bron: Hardeman)
Afbeelding 2.3 - Impressie toekomstige situatie, zicht vanaf viaduct (bron: Architectenbureau Apart)
In het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' kent het plangebied de bestemming 'Verkeer' en de dubbelbestemming 'Waterkering'. Deze dubbelbescherming is er voor het beschermen en veiligstellen van de waterkering.
Daarnaast ligt er een 'zone ten gevolge van industrielawaai Eembrugge' over het plangebied heen. Deze zone is alleen aangeduid op de plankaart, hierbinnen zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan.
Afbeelding 2.4 - Vigerende planologische situatie
Zoals in paragraaf 1.1 is uiteengezet, past het bouwplan niet in de verkeersbestemming die de gronden hebben in het geldende bestemmingsplan, 'Landelijk Gebied'.
Ook - en met het bovenstaande samenhangend - ontbreekt er een bouwvlak of een op andere wijze aangeduide bouwmogelijkheid in het geldende bestemmingsplan.
Het bouwplan kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt door een nieuw bestemmingsplan waarin wordt opgenomen:
In dit bestemmingsplan, 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn' is in deze nieuwe bestemming voorzien: 'Recreatie'.
En in dit bestemmingsplan, samen met het bestemmingsplan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Eembrugge' van buurgemeente Eemnes, is gezorgd voor een passend bouwvlak.
Meet in het bijzonder over de aanpassing van het bouwvlak:
Het plangebied krijgt in onderhavig bestemmingsplan de bestemming 'Recreatie'. De dubbelbestemming 'Waterkering' en de industrielawaai zone blijven behouden.
Dit hoofdstuk omvat een beknopte beschrijving van het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorg de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een directe relatie met het genoemde beleid, in die zin dat langs de Rijksweg A1 een reserveringsgebied infrastructuur is gelegen, waarbinnen realisatie van een (belemmerend) bouwwerk op grond van het Barro niet zonder meer is toegestaan. Rijkswaterstaat heeft echter te kennen gegeven in principe - gezien de zeer beperkte uitbreiding ten opzichte van de bestaande bebouwing - akkoord te gaan met de voorgenomen ontwikkeling.
Er is derhalve geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunten zoals omschreven in het rijksbeleid.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028
De provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028 is op 4 februari 2013 vastgesteld door de Provinciale Staten van Utrecht. Op 12 december 2016 is de eerste herijking van de PRS samen met de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) integraal vastgesteld, dus met inbegrip van de 1e en 2e partiële herziening.
In de PRS wordt het ruimtelijke beleid beschreven voor de periode tot 2028. Het uitgangspunt van de PRS is: lokaal wat kan, regionaal wat moet.
De provincie Utrecht wilt haar provincie aantrekkelijk houden om te wonen, te werken en te recreëren. Het ruimtelijk beleid resulteert in drie pijlers:
Deze pijlers leiden tot twee belangrijke beleidsopgaven, Accent op de binnenstedelijke opgaven en Behoud en versterken kwaliteit landelijk gebied. Onderhavig plangebied ligt binnen het stedelijk gebied maar kent een recreatieve functie. Hierdoor zijn beide pijlers relevant.
De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren waardoor de druk op het landelijk gebied verminderd. Het verminderen van het overschot aan kantoren en de herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave.
Voor de tweede pijler zet de provincie in op het behouden en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen dient als contramal van de binnenstedelijke opgaven.
Bij onderhavig bestemmingsplan is er sprake van een ontwikkeling in het stedelijk gebied. De bestemming wordt slechts voor een zeer beperkt gedeelte gewijzigd in onderhavige situatie (van 'Verkeer' naar 'Recreatie'), aansluitend bij de bestemming in het gedeelte van het plangebied gelegen binnen Eemnes. Hierdoor is het mogelijk om een nieuwe botenloods te realiseren. De kwaliteit van de recreatieve functie van het direct aangrenzende perceel (in Eemnes) wordt hierdoor verhoogt en het bedrijventerrein krijgt een aantrekkelijkere uitstraling. Derhalve is er geen sprake van strijdigheid met de doelen en uitgangspunt zoals omschreven in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), door Provinciale Staten van Utrecht vastgesteld op 4 februari 2013, (herijking op 12 december 2016) is opgenomen hoe in bestemmingsplannen omgegaan moet worden met provinciaal belang. De PRV bevat instructienormen, die kaderstellend zijn voor het opstellen van bestemmingsplannen. Er staat bijvoorbeeld dat de waarden van cultureel erfgoed, natuur en landschap beschermd moeten worden, maar niet de wijze waarop. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.
Blijkens de PRV ligt onderhavig plangebied in het Bedrijventerrein stedelijk gebied en in de Kernrandzone. Onderhavig bestemmingsplan staat geen nieuwe verstedelijking toe. Aansluitend bij de bestemming in het gedeelte van het plangebied gelegen binnen Eemnes wordt wel de bestemming gewijzigd voor onderhavig plangebied van minimale omvang. Hierdoor is het mogelijk om de bestaande recreatieve voorziening (in Eemnes, gelegen in een kernrandzone) te vernieuwen. Derhalve is er geen sprake van strijdigheid met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Waterbeheerprogramma 2016-2021
Het waterbeheerprogramma (WBP) van Waterschap Vallei en Veluwe is vastgesteld op 30 september 2015. Dit WBP geeft de koers van het waterschap aan waarbij samenwerking met partners van groot belang is. De ambities die het waterschap heeft zijn:
Binnen onderhavig bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met het regionale beleid, gezien het feit dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding (zie paragraaf 4.5).
Toekomstvisie/Structuurvisie Baarn 2030
Op 10 juli 2013 is de Toekomstvisie en Structuurvisie 'Baarn in 2030' vastgesteld door de gemeenteraad van Baarn. In de toekomstvisie en de daaruit voortvloeiende Structuurvisie is aangegeven wat het wensbeeld is voor 2030 en hoe Baarn dit wensbeeld denkt te bereiken.
De kernkwaliteiten van de gemeente zijn onder te verdelen in hoogwaardig wonen, levendig centrum met hoog voorzieningenniveau, groene en blauwe vertoefplekken, bestendige bedrijvigheid, sociale samenhang en bestuurlijke zelfstandigheid. De thema's bereikbaar en leefbaar en duurzaam en klimaatbestendig zijn belangrijke ondersteunende pijlers.
De gemeente Baarn heeft als streven om de bestaande groenstructuren te behouden en waar nodig te versterken. Ook de recreatieve mogelijkheden dienen te worden gestimuleerd en waar mogelijk verder te worden ontwikkeld. Voor het stimuleren van toerisme langs de Eem wordt, waar dit gewenst is, samenwerking gezocht met andere gemeente.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit Baarn
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Baarn is op 26 februari 2014 door de gemeenteraad van Baarn vastgesteld. De nota vervangt de Welstandsnota uit 2004 maar heeft een bredere opzet.
De "Nota Ruimtelijke Kwaliteit Baarn" kan worden onderscheiden in 3 delen, dit zijn:
Het zwaartepunt van de nota is gelegd bij deel 2, Inspiratie.
Onderhavig plangebied ligt in het deelgebied 'Buitengebied-Oost', 'weidegebied'. Het gebied maakt deel uit van het veel grotere Eemland, waarbij de Eem beeldbepalend is in de polder. Het weidegebied kent verschillende functies: wonen, agrarisch en enkele recreatieve functies.
Dit leidt tot verschillende toetsingscriteria waaraan het bouwplan moet voldoen, zoals:
Onderhavig bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid zoals geformuleerd in de Toekomstvisie/Structuurvisie. Met de toetsingscriteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt rekening gehouden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de milieugevoelige functies zoals 'wonen' sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG publicatie "Bedrijven en Milieuzonering". Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Plangebied
Het plangebied ligt in een 'gemengd gebied', gezien de ligging op een bedrijventerrein. De gestelde richtafstanden worden hierdoor met één stap verkleind. In de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering wordt aangegeven dat richtafstanden worden gemeten vanaf de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen (vvb) mogelijk is.
Op grond van onderhavig bestemmingsplan wordt de bestemming 'Recreatie' mogelijk gemaakt. Echter is er sprake van een continuering van de bestaande functionele situatie - een jachthaven - waarbij alleen de maximale bouw- en goothoogte worden veranderd. Er is geen sprake van onevenredige toename van hinder ten opzichte van naastgelegen percelen, op grond van onderhavige ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de ontwikkeling niet in de weg staat.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is geregeld in welke mate het geluid het woonmilieu mag belasten. Geluidsgevoelige objecten dienen beschermd te worden tegen geluidhinder uit de omgeving.
Plangebied
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk. Daarnaast wordt in het voorliggende plan geen geluidsproducerende functie toegelaten.
Onderhavig bestemmingsplan maakt voor slechts een zeer beperkt gedeelte een bestemmingswijziging (van 'Verkeer' naar 'Recreatie') mogelijk, aansluitend bij de bestemming in het gedeelte van het plangebied gelegen binnen Eemnes. De uitbreiding van de bestaande functie van jachthaven als gevolg van nieuwbouw van de botenloods is dermate beperkt dat mag worden verwacht dat een acceptabel woon- en leefklimaat voor de omgeving (alsmede voor de bij de botenloods behorende bedrijfswoning, die zich bevindt op het grondgebied van Eemnes) gewaarborgd blijft.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine projecten dragen minder dna 3 procent bij aan het jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofioxide en kunnen daarom doorgaan zonder toetsing.
Plangebied
In onderhavig plan is er sprake van de sloop en nieuwbouw van een botenloods. Er wordt geen nieuwe verkeersaantrekkende ontwikkeling mogelijk gemaakt. De nieuwe botenloods zal geen extra verkeer genereren. Het project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het voorgenomen bouwplan is dan ook planologisch aanvaardbaar voor het aspect luchtkwaliteit.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Plangebied
Nabij het plangebied liggen twee bekende routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen: de N414, waarover aardgastransport plaatsvindt, en de rijksweg A1. Rond deze wegen is een risicocontour te berekenen voor groepsrisico. Binnen deze contour mogen geen nieuwe gevoelige functies worden toegevoegd.
Daarnaast lopen er twee gasleidingen nabij het plangebied en ligt er ten noorden een gasontvangststation, de invloedsgebieden van de gasleidingen en het gasontvangststation liggen buiten het plangebied.
Een jachthaven is geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan in het kader van het Bevi. Daarnaast zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die, in het kader van het Bevi, een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen oplevert ten aanzien van het Bevi.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Het plangebied valt binnen het Waterschap Vallei en Veluwe.
Plangebied
Bodem en grondwater
De bodem in plangebied bestaat uit zware klei. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is <40 cm onder het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand is <50 cm onder het maaiveld. (bron: www.bodemdata.nl)
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel grenst het perceel in het oosten aan rivier de Eem, zogenoemd A-water. De Eem kent een beschermingszone van 5 meter, waarbinnen bebouwing slechts mogelijk is na afstemming met het Waterschap.
Afbeelding 4.1 - Watergangen (bron: Waterschap Vallei en Veluwe)
Waterkwaliteit
In onderhavig bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied is een waterkering aanwezig. De beschermingszone behorende bij deze waterkering wordt in onderhavig bestemmingsplan overgenomen middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Afvalwater en riolering
De nieuw te realiseren botenloods wordt aangesloten op de bestaande riolering.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie.
Er dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik, dit is geregeld in de Wet Bodembescherming.
Plangebied
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Milieutechniek ZVS Eemnes BV een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) uitgevoerd (d.d. 19 september 2017; zie Bijlage 1). Op grond van dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Zintuiglijk is lokaal puin waargenomen. Zowel zintuiglijk als analytisch is geen asbest aangetroffen.
De zintuiglijk meest verdachte grond is geanalyseerd: de matig puinhoudende bovengrond van zand blijkt licht verontreinigd met PAK, PCB's en minerale olie. De matig puinhoudende bovengrond van klei is licht verontreinigd met kwik, lood, zink en PAK. Naar verwachting zal zowel de zintuiglijk schone boven- als ondergrond van betere kwaliteit zijn.
Het grondwater is licht verontreinigd met barium, naftaleen en vinylchloride.
Op de locatie zou een ondergrondse tank met pomp aanwezig zijn (geweest). Deze zijn op de locatie niet aangetroffen. Ook zijn geen aanwijzingen aangetroffen van een mogelijke ligging of locatie. Tevens is de eigenaar van de locatie niet bekend met een tank of pomp. Wel is naftaleen in het grondwater aangetroffen (net boven de detectielimiet) wat kan duiden op een (voormalige) tank. Milieutechniek ZVS adviseert om er tijdens de sloop rekening mee te houden dat op de locatie een ondergrondse tank kan liggen.
Buiten naftaleen en vinylchloride komen de aangetroffen verhogingen veelvuldig voor in Nederland en zijn dit geen ongewone verschijnselen in de regio. Hoewel hiermee de hypothese 'onverdacht' komt te vervallen, is een nader onderzoek niet noodzakelijk.
Er zijn op grond van dit onderzoek geen milieutechnische belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning.
Wel dient rekening te worden houden met het feit dat de toepassing van licht verontreinigde grond aan beperkingen onderhevig is. Indien gedurende nieuw- of verbouw grond vrijkomt en niet op de onderzoekslocatie kan worden verwerkt, dient de grond te worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit, dan wel te worden aangeboden aan een erkende verwerker.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Plangebied
Gezien het feit dat de bestaande bebouwing gesloopt dient te worden en er vervangende nieuwbouw plaatsvindt, is er door Natuurbank Overijssel een quickscan flora en fauna uitgevoerd ten behoeve van de planontwikkeling (d.d. 17 augustus 2017; zie Bijlage 2).
Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties die door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten vernield of verstoord worden. Ook is gekeken of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied.
Op basis van de onderzoeksresultaten worden de wettelijke consequenties bepaald van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming (soorten en Natura2000) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht 2013 ( Natuurnetwerk Nederland).
De voorgenomen activiteit wordt gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Utrecht een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden, verwonden en het opzettelijk vernielen en weghalen van rust- en voortplantingslocaties', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen verstoren en vernielen.
Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van sommige grondgebonden zoogdier- en vleermuissoorten. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze soorten verblijf- en/of voortplantingslocaties in het plangebied bezetten, maar mogelijk benutten deze soorten die buitenruimte incidenteel als foerageergebied. De betekenis van de buitenruimte als foerageergebied voor deze soorten is echter nihil en het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten tast deze functie niet aan. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties op het gebied van soortbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Het plangebied ligt net naast gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Vanwege de lokale invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten, hebben deze geen negatief effect op het Natuurnetwerk Nederland. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Geconcludeerd wordt dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming leidt . Er is geen nader onderzoek nodig en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Wnb of Provinciale Ruimtelijke Verordening aangevraagd te worden. Door uitvoering van de quickscan natuurwaardenonderzoek heeft initiatiefnemer voldaan aan de onderzoeksplicht, zoals verwoord in art. 1.11 van de Wnb.
De gemeente Baarn beschikt niet over een archeologische beleidskaart. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied is onderhavig plangebied op de 'Kaart Archeologische waarden' aangegeven met 'Hoge trefkans'. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
Plangebied
Conform de bestemmingsplanbepaling in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' ten aanzien van de bescherming van 'Archeologische Waarden' geldt dat in gebieden met een trefkans op archeologische waarden (Archeologisch Waardevol gebied) in geval van bouwwerkzaamheden vanaf een bouwoppervlakte van 100 m2, gebouwen meer dan 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht en bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
In onderhavig geval is er sprake van vervanging van de bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte met meer dan 100 m2 toeneemt (namelijk binnen grondgebied van Baarn ongeveer 199 m2). Op grond van de bouwvoorschriften van de bestemmingsplanbepaling (Artikel 15) 'Archeologisch waardevol gebied' is hierdoor archeologisch onderzoek noodzakelijk.
De dubbelbestemming met betrekking tot archeologische verwachting wordt overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
Sinds 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking. In artikel 1.2.5 van het Bro is onder meer bepaald dat bestemmingsplannen daarvan digitaal beschikbaar gesteld dienen te worden. Sinds 1 juli 2013 is daarbij toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) verplicht.
Het digitale plan 'Botenloods Eemweg 74 (gedeeltelijk) Baarn' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand (GML-bestandNL.IMRO.0308.000072-VA01) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen. Deze bestemmingen betreffen in algemene termen vervatte aanduidingen van de doeleinden waarvoor de gronden mogen worden gebruikt.
Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling in de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis. In de toelichting is nader verklaard welke aanduidingen het betreft.
Het bestemmingsplan voorziet in een aantal regels. Hieronder volgt een korte toelichting op deze regels.
Begrippen
Het opnemen van begrippen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke ondergeschikte onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels.
Recreatie
De jachthaven is bestemd met de bestemming 'Recreatie'. Er is een aanduiding 'jachthaven' opgenomen waardoor watersportbedrijven en jacht- en passantenhavens en horeca met een oppervlakte van ten hoogste 125 m2 per watersportbedrijf mogelijk zijn.
Waarde - Archeologie hoge verwachting
Ter bescherming en veiligstelling van (mogelijke) archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' opgenomen met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden.
Waterstaat - Waterkering
De primaire waterkeringen langs de Eem in Eembrugge zijn van groot belang voor de bescherming van het binnendijkse gebied tegen overstromingen. De keringen zijn door middel van een dubbelbestemming in het bestemmingsplan voorzien van beschermingszones. Op deze gronden gelden beperkingen voor bouwen en het uitvoeren van kleine werken. Er mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, uitgezonderd kleinere bouwwerken, en werken worden verricht voordat overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden. Op de verbeelding is de zone als dubbelbestemming opgenomen.
Algemene regels, overgangsrecht en slotregels
In het bestemmingsplan zijn algemene regels opgenomen ten behoeve van gebruik, en afwijkingen. De anti-dubbeltelbepaling en de overgangsrechtelijke bepalingen zijn overgenomen conform de regelingen uit het Bro.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wro moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
De 'Grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.
Bij de uitvoering van dit bestemmingsplan is de gemeente niet financieel betrokken; de uitvoering is volledig een zaak van particulier initiatief. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is geen exploitatieplan voor het bestemmingsplan nodig.
Zienswijzenprocedure
Het ontwerp van het bestemmingsplan zal conform wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Gedurende de termijn van terinzagelegging wordt gelegenheid geboden om zienswijzen naar voren te brengen.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Parallel aan de zienswijzeprocedure wordt ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd.
Het plan heeft ter inzage gelegen van 29 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018. Er zijn geen zienswijzen ingediend.