direct naar inhoud van Artikel 4 Tuin
Plan: Plataanlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.000012-VG02

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor de instandhouding van de waardevolle boom ter plaatse;

met daarbijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. andere-werken.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.1 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 10.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van de bouw van een erker, entree- of tochtportaal aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de diepte mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de breedte mag ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw bedragen;
  • c. de erker niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m.
4.4.1 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
4.4.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 10.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.5 Aanlegvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) ter plaatse van de aanduiding waardevolle boom, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het snoeien, behoudens normale onderhouds- en beheerwerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de boom;
  • b. het afhakken van wortels van de boom;
  • c. het aanleggen van verhardingen;
  • d. het aanleggen van paden en parkeerstroken;
  • e. het bevestigen van voorwerpen aan of in de boom.
4.5.1 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.5 zijn slechts toelaatbaar indien door de werken en werkzaamheden, dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de waarden van de waardevolle boom.

4.5.2 Uitzondering

Het in 4.5 genoemde verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden, binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan in werking treedt, in uitvoering zijn.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de bestemming 'Tuin' in de bestemming 'Groen'.

4.6.1 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de genoemde wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden gronden worden geschaad;
  • c. indien de waarden en/of belangen als genoemd in de leden a en b onevenredig worden geschaad vindt de genoemde wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.
4.6.2 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de in artikel 3.6 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure.