direct naar inhoud van Artikel 13 Tuin
Plan: Oude Oosterhei
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.000010-VA01

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels

13.2.1 Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

13.3 Nadere eisen

13.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. een goede brandveiligheid.

13.4 Afwijking van de bouwregels

13.4.1 Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van de bouw van:

  • a. erker, entree- of tochtportaal aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
  • de diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • de erker niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • b. luifels en balkons, met dien verstande dat de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  • c. bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen, tot een afstand van tenminste 1 m achter het (verlengde van) de voorgevel van de aangrenzende woning, met dien verstande, dat voor het overige het bepaalde in artikel 16.2.2 van toepassing is.

13.4.2 De in 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken wordt slechtst verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • f. een goede brandveiligheid.