Plan: | Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00194-0301 |
Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) is de volgende stap in de Amersfoort Vernieuwt ontwikkeling Parkweelde. Eerdere fasen van het project (Parkweelde 1 rond de Hudsonstraat en Parkweelde 2 aan de van Randwijcklaan) zijn inmiddels gerealiseerd. Nu zijn de overige appartementenblokken aan weerszijden van de Vasco da Gamastraat aan de beurt. De afweging voor sloop en nieuwbouw is reeds een aantal jaren geleden gemaakt, in het kader van Amersfoort Vernieuwt.
In mei 2016 is de Strategie Sociale Woningbouw vastgesteld. In dit document zijn zoeklocaties aangewezen voor de realisatie van de sociale woningbouwopgave. In de Strategie zijn de nog lopende Amersfoort Vernieuwt projecten, waaronder Parkweelde 3, genoemd als potentiele locaties om de sociale woningvoorraad uit te breiden.
Aan het project zijn twee aanliggende locaties toegevoegd waar de Alliantie eveneens het voornemen heeft de woningen te slopen en her te ontwikkelen: de appartementenblokken aan de westzijde van de Magelhaenstraat en de eengezinswoningen langs de Leif Eriksonstraat.
Het plangebied omvat nu in totaal 224 appartementen aan de Magelhaenstraat en omgeving en 16 grondgebonden woningen aan de Leif Eriksonsstraat. De woningen voldoen niet meer aan de wensen van deze tijd. Ze hebben vaak kleine kamers, badkamers en keukens en de technische staat van muren, balkons en isolatie en dergelijke laat te wensen over. In het verleden hebben veel bewoners last gehad van vocht en schimmelvorming in de woningen.
De woningen zijn in eigendom van de Alliantie. De Alliantie is voornemens de woningen te slopen en te vervangen voor nieuwbouw, waarbij de Alliantie een groter aantal woningen, circa 400 woningen, terug wil bouwen.
In nauw overleg met de gemeente heeft de Alliantie een stedenbouwkundig model opgesteld, waarbij is onderzocht welk woningbouwprogramma op een goede manier op deze locatie is in te passen.
De beoogde nieuwbouw past niet binnen dit planologische regime. Om het plan te kunnen realiseren wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld volgens artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Om de start van de bestemmingsplanprocedure te markeren, heeft de gemeenteraad op 14 juli 2020 de startnotitie bestemmingsplan Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) vastgesteld. Daarin zijn de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan weergegeven. Meer hierover in hoofdstuk 2.3 van deze toelichting.
Dit bestemmingsplan is volgens een voor Amersfoort uniforme systematiek opgesteld. Verder is voldaan aan de verplichting tot digitalisering en digitaal gebruik van bestemmingsplannen (het bestemmingsplan is volgens de IMRO-standaard - informatie model ruimtelijke ordening - gemaakt).
Het plangebied ligt in de wijk Kruiskamp, tussen de Ringweg Kruiskamp, de Magelhaenstraat, de Van Randwijcklaan en de Bartolomeus Diasstraat. Midden door dit gebied loopt de Vasco da Gamastraat.
Ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
Voor het gebied geldt het bestemmingsplan 'Amersfoort-oost'. Hierin heeft de woonbebouwing de bestemming 'Wonen-4', voor zover het gestapelde woningbouw betreft en 'Wonen-1' voor de grondgebonden woningen. De openbare ruimte heeft de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' en 'Groen'. Omdat de verkaveling wijzigt, komt nieuwbouw ook voor een deel op gronden met de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' of 'Groen'. Of omgekeerd, komt er groen op de plaats waar nu een woonbestemming geldt. Deze functies zijn in het geldende bestemmingsplan niet uitwisselbaar. Bovendien moeten hoofdgebouwen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd, dat is met de nieuwe verkaveling niet mogelijk. Ook past de hoogte niet overal binnen de volgens het bestemmingsplan opgenomen maximale hoogte.
Het nieuwbouwplan is dus in strijd met zowel de gebruiks- als de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan.
Uitsnede uit geldend bestemmingsplan 'Amersfoort-oost'
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de relevante beleidskaders voor het bestemmingsplan in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staat de planbeschrijving, waarbij wordt begonnen met een beschrijving van de bestaande situatie. De omgevingsaspecten, met name ten aanzien van milieu, worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Tot slot behandelt hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor
het bestemmingsplan. Het beleid vormt het kader van toetsing voor de nieuwe ontwikkeling. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Vanwege de beperkte omvang van het plangebied wordt in dit hoofdstuk enkel aandacht besteed aan het gemeentelijke beleid. Het relevante provinciaal- en rijksbeleid heeft vooral betrekking op milieuaspecten en komt aan de orde in Hoofdstuk 4
Omgevingsaspecten.
In de gemeente Amersfoort is de procedure voor bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie 'Rol van de Raad in RO-procedures' (vastgesteld op 26 januari 2010). In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Voor het bestemmingsplan 'Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3)' is gekozen voor de procedure behorende bij model 2. Model 2 wordt toegepast bij bestemmingsplannen voor grotere gebieden die geactualiseerd worden en/of urgente en belangrijke ontwikkelingen omvatten die niet passen binnen het geldende planologische regime. Voor deze gebieden is het gewenst dat de raad van te voren een startnotitie vaststelt. Deze kenmerken zijn van toepassing op het bestemmingsplan 'Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3)'. Met de herontwikkeling van het plangebied wordt in het gebied een meer gevarieerd en kwalitatief beter woningaanbod gerealiseerd.
Het project, dat niet in het geldende bestemmingsplan past, is urgent te noemen, omdat de bestaande woningen niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd en de vraag naar nieuwe (betaalbare) woningen groot is. Met de ontwikkeling van dit gebied wordt uitvoering gegeven aan een van de Amersfoort Vernieuwt projecten.
Op 14 juli 2020 heeft de gemeenteraad ingestemd met het volgen van de procedure behorende bij model 2 voor dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat wanneer een concept-ontwerpbestemmingsplan klaar, dit om advies naar de betrokken vooroverlegpartners wordt gestuurd. Eventuele opmerkingen van de vooroverlegpartners worden verwerkt en vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Er wordt geen inspraak gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft op 14 juli 2020 de startnotitie bestemmingsplan Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) vastgesteld. Deze startnotitie geeft een beeld van de begrenzing, de algemene kaders, randvoorwaarden en opzet van het nieuwe bestemmingsplan. Verder beschrijft de startnotitie het proces om te komen tot een vastgesteld bestemmingsplan voor de locatie Magelhaenstraat e.o..
De aandachtspunten voor het bestemmingsplan uit de startnotitie luiden:
Uw raad heeft op 23 mei 2017 de uitwerking van de strategie sociale woningbouw vastgesteld. Met het vaststellen van de strategie heeft u ook vastgesteld dat op elke locatie een verplicht percentage sociale woningbouw moet worden gerealiseerd van 35%. Op deze locatie wordt daar invulling aan gegeven.
Op 28 mei 2019 heeft uw raad het Deltaplan Visie en aanpak Woonopgave Amersfoort
vastgesteld. Op 16 juli 2019 heeft uw raad het voorstel Huisvesting middeninkomens
vastgesteld.
De toename van circa 160 woningen op deze locatie levert een belangrijke bijdrage aan
de ambitie uit het Deltaplan om 1.000 woningen per jaar te realiseren tot aan 2030.
Verder geeft dit plan invulling aan het realiseren van woningen voor met name de lage
en de middeninkomens. Dit zijn de doelgroepen die in het Deltaplan prioriteit krijgen.
In totaal worden in het plangebied ongeveer 400 woningen gerealiseerd. Daarvan zijn
ongeveer 80 middeldure huurwoningen en ongeveer 320 sociale huurwoningen.
Op de inrichting van de openbare ruimte zijn de 'Richtlijnen voor Inrichtingswerken in de Openbare Ruimte' van de gemeente Amersfoort van toepassing. Het inrichtingsplan moet nog worden opgesteld.
Voor de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen moet worden voldaan aan de normen uit de Nota Parkeernormen 2009 (actualisatie vastgesteld op 23 september 2014). Voor de sociale huurwoningen kan de in januari 2019 door de raad vastgestelde lagere parkeernorm worden gehanteerd van 0,9 parkeerplaats per woning.
Bij de herziening van deze norm in 2020, is dit project als uitzondering benoemd, waardoor hier nog steeds met 0,9 parkeerplaats per sociale huurwoning mag worden gerekend, in plaats van met de nieuwe norm van 1,0.
Op basis van het nu voorliggende stedenbouwkundige plan is de parkeereis 376 parkeerplaatsen.
Het gemiddeld aantal auto's per huishouden van Alliantie huurders is 0,49 in Amersfoort. Dus minder dan een op de twee Alliantie huishoudens bezit een auto. Daarom is deelmobiliteit een aandachtpunt welke onderzocht wordt.
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. Vanaf 1 januari 2021 geldt landelijk de BENG-norm, de nieuwe woningen zullen aan deze norm voldoen.
Eerste uitgangspunt is om het energieverbruik te minimaliseren door goed te isoleren.
Daarnaast is het beleid van de Alliantie t.o.v. zonnepanelen; "Alle daken vol", de daken zullen daarom zo optimaal mogelijk benut worden voor het aanbrengen van zonnepanelen. Hiermee volgt de Alliantie de ambitie van de gemeente Amersfoort om zo veel mogelijk daken vol te leggen met zonnepanelen om zo het plaatsen van zonnepanelen in natuurlandschappen te minimaliseren.
De nieuwe woningen zullen verwarmd worden middels een all-electric energieconcept. De definitieve keuze voor het energieconcept moet nog gemaakt worden door de Alliantie.
Daarnaast heeft de Alliantie de ambitie om Nul-op-de-Meter woningen te realiseren, hiervoor is naast goede isolatie en daarmee beperken van de warmtevraag met name voldoende dakoppervlakte voor zonnepanelen van belang en doorslaggevend.
Wettelijk geldt een maximum grenswaarde voor de MPG (MilieuPrestatie Gebouwen) van 1,0. De gemeente Amersfoort zet in op een verlaging van de MPG naar 0,9.
Om de ambities van de gemeente te ondersteunen zal de grenswaarde van een MPG van 0,9 gehanteerd worden voor dit project. Daarnaast zal tijdens de uitvraag naar de bouwende partij een lagere MPG zwaarder meewegen in de gunningscriteria.
Middels het Technisch Programma van Eisen van de Alliantie wordt altijd ingezet op het gebruik van duurzaam FSC en/of PEFC gecertificeerd hout.
Ook tijdens de sloop van de bestaande bebouwing is circulariteit een aandachtspunt.
Parkweelde 3 is een pilotproject voor de Alliantie en de gemeente in het kader van circulair ontwikkelen en bouwen. De Alliantie onderzoekt de mogelijkheden van zoveel mogelijk hergebruik van bestaande materialen en grondstoffen."
Op 16 juni 2019 heeft de raad de gemeentelijke hoogbouwvisie vastgesteld.
Deze visie biedt een ruimtelijk afwegingskader waarmee wordt beoordeeld of en hoe hoogbouw een rol kan spelen. De afweging of en hoe hoogbouw op deze plek kan vindt plaats aan de hand van een Hoogbouw Effect Rapportage (HER). Hierin worden de invloed en de ambities van een gebouw op de omgeving getoetst.
In de visie wordt bij bebouwing van 5 t/m 8 lagen gesproken van middelhoogbouw. Het plan Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) kent aan de oostzijde (Ringweg Kruiskamp) een bouwhoogte van 6 bouwlagen op een plint. Daarmee is voor dit gedeelte van het plan sprake van middelhoogbouw. Voor het overige bevat het plan geen hoogbouw.
Volgens kaart 3 uit de hoogbouwvisie valt het plangebied binnen het zichtgebied van de Onze Lieve Vrouwetoren. Als nieuwbouw binnen het gebied van de zichtassen wordt gesitueerd moet worden onderzocht of dit gevolgen heeft voor informele doorkijkjes op de toren. Volgens kaart 8 uit de hoogbouwvisie grenst het plangebied aan een van de 'lijnen' waar hoogbouw wordt aangemoedigd (Ja, mits).
Bij middenhoogbouw is een HER niet altijd verplicht, maar door de ligging binnen het zichtgebied van de Onze Lieve Vrouwetoren, is in dit geval een HER toch gewenst. In de HER moet (op hoofdlijnen) worden getoetst aan de Amersfoortse ambities groen, duurzaam en inclusief bouwen, en vastgesteld dat het hiermee in overeenstemming is. Verder worden in de HER de resultaten van onderzoek naar aspecten als zon, schaduwwerking, windhinder, bereikbaarheid en parkeren opgenomen. Voor dit plan is daarom een HER uitgevoerd (zie bijlage 1). Meer hierover is te lezen in hoofdstuk 3 Planbeschrijving.
De gemeenteraad van Amersfoort heeft de Structuurvisie Amersfoort 2030 op 9 juli 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie geeft Amersfoort onder meer aan, haar vitaliteit te willen vergroten door de kenniseconomie te versterken en het woonklimaat nog aantrekkelijker te maken.
In de Structuurvisie worden verschillende uitgangspunten meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke, sociale of economische kwaliteit van de stad, moeten bijdragen aan de diversiteit van de stad of voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Amersfoortse principes
Naast de uitgangspunten in de structuurvisie zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer of mindere mate van toepassing zijn. Die principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om levendigheid, een goed netwerk van winkels, scholen en ontmoetingsplekken, een gevarieerd woonaanbod, ruimte voor de fiets, keuzevrijheid en mogelijkheden voor vervoermiddelen en functiemenging van wonen en werken.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Het realiseren van 400 woningen op de locatie Magelhaenstraat e.o., past binnen de uitgangspunten en principes die voor Amersfoort gelden. Het project draagt met name bij aan het verbeteren en vergroten van een gevarieerd woonaanbod.
In de woonvisie Amersfoort 2011 – 2020 (vastgesteld 27 september 2011) staat beschreven met welk woonbeleid de gemeente aan de slag gaat.
De vraag naar wonen in Amersfoort is en blijft groot. Voldoende nieuwbouw is belangrijk om de doorstroming op gang te houden zodat er in alle segmenten van de markt woningen beschikbaar komen. Uitgangspunt voor het woningbouwprogramma vormen de uitbreiding van het centrumstedelijk woonmilieu, het versterken van de naoorlogse wijken en de verdere uitbouw van het groenstedelijk wonen in Vathorst. Naast de uitbreiding van het groenstedelijk woningaanbod in Vathorst (sterk gericht op gezinnen) en met de vernieuwingsopgave van Amersfoort Vernieuwt, ligt er een opgave in de uitbreiding van het aanbod centrumstedelijk wonen in Amersfoort. Hiermee wordt de positie als stedelijk hart van de regio versterkt.
Strategie sociale woningbouw
Amersfoort kent een grote vraag naar betaalbare huurwoningen en een teruglopende huurwoningenvoorraad. De wachttijden voor een huurwoning lopen op en ook de vraag naar woningen voor urgente groepen wordt groter, door toename van het aantal statushouders en door veranderingen in de zorg die maken dat mensen steeds vaker zelfstandig wonen in plaats van in een instelling. In november 2015 hebben gemeenteraadsleden zich bij de raadspeiling 'Prioritering en inzet woonopgaven' positief uitgelaten over uitbreiding van de voorraad sociale huurwoningen, een meer actieve en interveniërende rol van de gemeente en de bijbehorende financiële middelen.
Op 24 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort aan de hand van de uitkomsten van de peiling het strategiedocument Sociale Woningbouw vastgesteld en de opgave voor sociale huurwoningen tot 2021 bepaald. Volgens dit document zet Amersfoort in op het vinden van huisvesting voor zo'n 2.000 huishoudens. We doen dit door: 'het omzetten van leegstaande kantoren naar woningen en nieuwbouw op bestaande en nieuwe plekken in de stad. Ook verkent de gemeente de mogelijkheden om in de bestaande voorraad sociale huurwoningen oplossingen te vinden, bijvoorbeeld door de doorstroom van scheefwoners te verbeteren'. Daarbij is de kanttekening opgenomen, dat het toevoegen van 2.000 woningen een ambitieuze opgave is omdat deze grotendeels gevonden moeten worden op locaties en in leegstaand vastgoed die geen eigendom van de gemeente zijn. De gemeente zoekt daarom samenwerking met partijen in de stad en kiest voor een aanpak waarbij we stapsgewijs werken aan de meest kansrijke oplossingen.
In het strategie document Sociale Woningbouw is een veertigtal zoeklocaties aangewezen voor de realisatie van de sociale woningbouwopgave. De locatie van Parkweelde 3 is er daar één van.
Wettelijk kader
Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor alle juridisch bindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden de treden van de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. De ladder vormt een motiveringsvereiste waaruit moet blijken dat er bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten sprake is van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
De essentie van de Bro-bepaling is dat bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare actuele marktbehoefte en dat er uitdrukkelijk moet worden gekeken naar de ruimtelijke effecten. In dit hoofdstuk doorlopen we voor de beoogde ontwikkeling Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) te Amersfoort de noodzakelijke treden van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
Uit onderzoek door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) blijkt dat volgens het meest realistische economische scenario het aantal huishoudens tot het jaar 2039 zal groeien met ruim 20.000. Om die groei te kunnen faciliteren zijn er gemiddeld zo'n 760 nieuwe woningen per jaar nodig. Amersfoort moet die groei grotendeels binnenstedelijk realiseren. Daarom zijn alle daarvoor in aanmerking komende locaties, waaronder de locatie Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3), nodig.
Figuur : Huishoudenontwikkeling en gewenste uitbreiding woningvoorraad 2013-2039 (Bron EIB, "Verkenning Woningbouwprogrammering Regio Amersfoort 2013-2014, mei 2014")
2013-2019 | 2020-2029 | 2030-2039 | Totaal | |
Huishoudens | 5.100 | 8.000 | 7.700 | 20.800 |
730 won p.j. | 800 won p.j. | 770 won p.j. |
Trede 2: indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele
regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het
bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting
van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformering of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.
De ontwikkeling Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van herontwikkeling gebruik van beschikbare gronden binnen het bestaande stedelijke gebied. Een gebied met 240 verouderde huurwoningen wordt herontwikkeld ten behoeve van de realisatie van ongeveer 400 nieuwe (sociale) huurwoningbouw.
Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande
stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.
Trede 3 is niet aan de orde. De ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaande stedelijk gebied.
Conclusie woningbehoefte
Geconcludeerd wordt dat de herontwikkeling van Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) een binnenstedelijke ontwikkeling betreft die inspeelt op de vraag naar en behoefte aan (sociale huur) woningen in Amersfoort. Dit past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 26 april 2011 heeft de gemeenteraad de Visie Werklokaties 2030 vastgesteld.
In deze visie wordt de ambitie uitgesproken om nadrukkelijk een woon- én werkstad te blijven met een goede balans tussen wonen en werken, regionaal. Met de Visie Werklokaties wordt de koers aangegeven voor het verbeteren van randvoorwaarden om een aantrekkelijke woon- en werkstad te blijven.
Regeling bedrijven en beroepen aan huis
Begin 2010 hebben wij de mogelijkheden voor bedrijven en beroepen aan huis verruimd. De regeling bedrijven en beroepen aan huis geldt voor de hele stad. Het is onder voorwaarden toegestaan om aan huis een bedrijf te hebben met maximaal drie werkzame personen (eigenaar/bewoner en twee werknemers). Deze regeling wordt ook voor de woningen binnen het plangebied Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) voortgezet. Voor het grootste deel van de stad voorzien we hiermee in de mogelijkheden die er voor functiemenging zijn. Deze regeling is bedoeld om kleinschalige bedrijvigheid gekoppeld aan de woonfunctie in woongebieden mogelijk te maken, waarbij het woon- en leefklimaat behouden blijft.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De ongeveer 400 woningen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt krijgen een passende woonbestemming. In de regels van deze bestemming wordt ook de mogelijkheid opgenomen voor het uitoefenen van een bedrijf- of beroep aan huis. Voor het overige kent dit bestemmingsplan geen werkfuncties.
In de nota parkeernormen Amersfoort 2009, herziene versie 2020, zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in het autobezit. Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan ‘bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid' is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd ten aanzien van parkeren. Parkeren moet indien mogelijk zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat een ontwikkeling niet of zo min mogelijk zorgt voor extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dan ook dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm moet worden aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is tevens aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
Voor de de herontwikkeling van Magelhaenstraat en omgeving moet worden voldaan aan de parkeernormen. Hoe precies invulling wordt gegeven aan de parkeernormen in dit plan, wordt toegelicht in paragraaf 3.5.
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is opgenomen, dat bij het aanvragen van de benodige omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de geldende parkeernormen.
In 2004 is het programma Amersfoort Groene Stad vastgesteld. Een visie op de groene en blauwe structuren van de stad in combinatie met een uitvoeringsprogramma voor projecten voor de periode 2004-2015. Met het einde van het uitvoeringsprogramma hebben betrokken inwoners, vertegenwoordigers van de G1000-werkgroep 'Keigroen Samendoen!', Klankbordgroep Groenbeleid, SGLA, raadsleden en college samen het initiatief genomen om tot een integrale groenvisie te komen in coproductie met
de stad.
In 2016 is de Groenvisie vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.
Doelen van de Groenvisie
In de Groenvisie worden aan de hand van een aantal thema’s doelen geformuleerd. Deze worden hieronder kort samengevat.
Bij al deze thema’s uit de Groenvisie zijn dilemma’s te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en wordt nog gewerkt aan een Groenstructuurkaart.
De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe we in Amersfoort met bomen omgaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen gelijk.
Bomen vertegenwoordigen een grote verscheidenheid aan waarden en betekenissen voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat en dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderd klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.
De Bomenleidraad geeft aan hoe Amersfoort met bomen wil omgaan en hoe de waarden worden gekoesterd, beschermd en uitgebouwd. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een bomenbestand en boomstructuur met meer kwaliteit en meer waarde. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Waardevolle bomen heb je niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. We moeten daarom keuzes goed onderbouwd maken en het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan waarde van bomen op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze afwegen ten opzichte van andere belangen en functies.
Om te bepalen welke bomen er nu in het plangebied aanwezig zijn en welke kunnen worden behouden, is een Bomen Effect Analyse uitgevoerd (zie bijlage 2 en 3).
Daarna is een inventaristie uitgevoerd, om zo veel mogelijk bomen te kunnen behouden. Dit heeft geresulteerd in het volgende:
In het plangebied aanwezige bomen 94
Conditie slecht/onvoldoende 16
Conditie voldoende/goed 78
Aantal gezonde bomen dat nieuwe footprint gebouwen
raakt (te kappen/verplanten) 26
Aantal gezonde bomen dat in achtertuinen en
binnengebied staat (te onderzoeken of ze behouden
blijven/verplant worden/ gekapt dienen te worden) 11
Aantal gezonde bomen dat daarnaast behouden blijft 41
Vervolgens zijn alle bomen nog eens kritisch onder de loep genomen. Dat heeft geleid tot het resultaat zoals opgenomen in onderstaande afbeelding. Uiteindelijk dienen van de 94 bomen 50 te worden gekapt.
Bij de herinrichting van de nieuwe openbare ruimte, worden de te kappen bomen gecompenseerd. Hier zal bij het opstellen van het inrichtingsplan rekening mee worden gehouden.
Welstandsnota
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.
De locatie Magelhaenstraat e.o. (Parkweelde 3) ligt in het welstandsgebied 'Wederopbouw in bloembladconcept'. Kenmerkend voor dit type gebied is dat de bebouwing, verkaveling, openbare ruimte, voorzieningen en groen in samenhang met elkaar zijn ontworpen. De woningblokken staan veelal vrij in het groen en zijn georiënteerd op de zon, zodat zij licht, lucht en ruimte in huis brengen. De centraal geclusterde voorzieningen, zoals winkels, kerken en scholen komen voort uit de naoorlogse wijkgedachte: de wijk is de primaire, veilige woonomgeving, waarbinnen voor alle bewoners de dagelijkse voorzieningen aanwezig zijn. Kenmerkend voor de structuur van de deze gebieden is de planmatige opzet met een duidelijk hiërarchisch opgezet wegenpatroon met brede profielen, robuuste groenstructuren en flankerende (middel)hoogbouw. Rond deze wegen en voorzieningenzones liggen kleinschalige woonbuurten met rustige woonstraten, woonerven en –paden of een eigen groene centrale ruimte.
Uitsnede uit de Welstandskaart 2017 met zwart omcirkeld het plangebied. De gebieden met een gele kleur zijn de gebieden die horen bij het gebiedstype 'Wederopbouw in bloembladconcept'.
De architectuur kenmerkt zich door soberheid en een doordachte herhaling van gestandaardiseerde elementen, waarbij ritmiek en lijnenspel essentieel zijn. Materialisatie, etagescheidingen, puien, balkons en kozijnen bepalen de geleding. De gestapelde bouw heeft veelal een duidelijke plint waarin de entrees, bergingen of souterrains zijn opgenomen. Daarboven bevinden zich de repeterende gevelvlakken. Woningen of woongebouwen hebben soms geen uitgesproken voor- of achterkant.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De voorgaande algemene kenmerken voor 'Wederopbouw in bloembladconcept' gelden ook voor het plangebied en dienen bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan tot een aanvraag omgevingsvergunning te worden gerespecteerd.
Voorliggend bestemmingsplan voor de bouw van 400 woningen is in overeenstemming met het geldende beleid.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de bestaande situatie in het plangebied is, en vervolgens hoe de nieuwe situatie zal worden. De nieuwe situatie van het plan wordt beschreven aan de hand van een aantal aspecten zoals wonen, stedenbouw, verkeer, parkeren en groen.
Aan de zuidoostzijde van de Van Randwijcklaan - hoek Ringweg Kruiskamp stonden van oorsprong haaks op de weg een reeks korte, portiekflats met groene hoven, met daarachter de waaier van stroken portiekflats aan de Vasco Da Gamastraat, haaks op de Ringweg Kruiskamp.
De woonfunctie is de enige functie in het plangebied. Binnen het plangebied zijn 224 appartementen aan de Magelhaenstraat en omgeving en 16 grondgebonden woningen aan de Leif Eriksonsstraat. De woningen voldoen niet meer aan de wensen van deze tijd. Ze hebben vaak kleine kamers, badkamers en keukens en de technische staat van muren, balkons en isolatie en dergelijke laat te wensen over. In het verleden hebben veel bewoners last gehad van vocht en schimmelvorming in de woningen.
Vogelvluchtfoto bestaande Vasco da Gamastraat situatie (2020), vanaf noordzijde
Het plangebied is onderdeel van het woongebied aan weerszijden van de Vasco da Gamastraat, dat een kenmerkende ruimtelijke afwisseling heeft van middelhoogbouw en openbaar groen. Het groen vormt de contramal van de bebouwing. Het heeft betekenis als recreatieve buitenruimte voor de bewoners die geen eigen buitenruimte hebben (op de begane grond hebben bewoners kleine tuintjes).
Ook in de nieuwe sitautie zal sprake blijven van woningbouw. In totaal biedt het plan ruimte aan de bouw van ongeveer 400 nieuwe woningen, nadat de bestaande 240 sociale huurwoningen zijn gesloopt. Van de nieuwe woningen zijn ongeveer 80 middeldure huurwoningen en ongeveer 320 sociale huurwoningen.
In opdracht van de Alliantie is een stedenbouwkundig plan gemaakt voor de herontwikkeling van het gebied Parkweelde 3, dat aansluit op de eerdere ontwikkeling van Parkweelde 2. Dit plan beschrijft de nieuwe situatie.
Vogelvlucht nieuwe situatie, boven vanuit zuidoosten en onder vanuit noordwesten, Steenhuis Bukman Architecten
In totaal biedt het plan ruimte aan de bouw van ongeveer 400 nieuwe woningen, nadat de bestaande 240 woningen zijn gesloopt.
Ongeveer op de oorspronkelijke footprint zijn de blokken 2 aan 2 geplaatst, zodat ze op maaiveld een in beheer afgesloten binnenterreinen insluiten. Deze blokken staan deels parallel, deels waaierend ten opzichte van elkaar, zodanig dat er een sterke centrale groene ruimte ontstaat.
Toegevoegd aan de oorspronkelijke waaierverkaveling zijn kopblokken langs de Ringweg Kruiskamp. Deze blokken dienen tevens ter afscherming van verkeersgeluid voor de woningen in het binnengebied en sluiten in hoogte aan op vergelijkbare ontwikkelingen langs de Ringweg, zoals Parkweelde 1, bij de Van Obdamstraat en de Meridiaan.
Om hier, in de Amersfoortse traditie, het groen binnen de waaierverkaveling in verbinding te laten blijven met het landschap (de 'lange lijn' van het Valleikanaal en het groen in Liendert), zijn de blokken langs de Ringweg als zaagtand gestaffeld geplaatst. De geleiding van het groen van binnen naar buiten wordt versterkt door de koppen van de blokken door te laten steken tot de Ringweg. Dit versterkt ook de sequens van bouwvolumes langs de Ringweg.
Gekoppeld aan de toegenomen dichtheid , zal sprake zijn van een meer stedelijk karakter van bebouwing en type bewoners: Kruiskamp is geen perifere buitenwijk meer, maar een aantrekkelijke locatie vlak bij het centrum. Dit is ook bepalend voor het gebruik en de inrichting van de openbare ruimte en het groen en dus voor het concept van de inrichting van de buitenruimte.
In de hoogbouwvisie wordt een duidelijk onderscheid gemaakt wanneer er sprake is van middelhoogbouw, hoogbouw en hoogbouw+.
De invulling van de locatie Magelhaenstraat e.o. bestaat langs de Ringweg Kruiskamp uit bebouwing in maximaal 6 bouwlagen. Op basis van de hierboven beschreven onderverdeling, kan dit plan dus worden aangemerkt als 'middelhoogbouw'.
Bij middenhoogbouw is een HER niet altijd verplicht, maar door de ligging binnen het zichtgebied van de Onze Lieve Vrouwetoren, is in dit geval een HER toch gewenst. In bijlage 1 is de HER opgenomen. Daarin is aan de hand van 3 thema's beoordeeld of hoogbouw op deze locatie verantwoord is:
Bij de maximale bouwhoogte (maximaal 6 lagen langs de Ringweg Kruiskamp) is het op voorhand minder aannemelijk dat windhinder zal ontstaan. Er is daarom geen onderzoek naar dit aspect verricht.
Gezien de vrije plaatsing van de blokken en de hoogten (6, 4, 3 lagen voor de gestapelde en 2 lagen met kap voor de eengezinswoningen) is het niet aannemelijk dat de norm ten aanzien van bezonning overschreden zal worden.
Uit de HER blijkt dat deze hoogbouw op deze locatie past binnen de Amersfoortse hoogbouwvisie.
De wegenstructuur wordt binnen het plan niet aangepast. De nieuwe woningen worden op dezelfde manier ontsloten als de huidige woningen.
Bij het in procedure brengen van een bestemmingsplan moet beoordeeld worden of het voldoende aannemelijk is dat aan de parkeernormen kan worden voldaan. De echte toets aan de parkeernormen vindt plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen.
Voor de sociale huurwoningen kan de in januari 2019 door de raad vastgestelde lagere parkeernorm worden gehanteerd van 0,9 parkeerplaats per woning. Bij de herziening van deze norm in 2020, is dit project als uitzondering benoemd, waardoor hier nog steeds met 0,9 parkeerplaats per sociale huurwoning mag worden gerekend, in plaats van met de nieuwe norm van 1,0.
Voor de woningen in het middensegment moet worden voldaan aan de in 2020 herziene parkeernormen.
Op basis van het nu voorliggende stedenbouwkundige plan is de parkeereis 376 parkeerplaatsen. Deze eis moet binnen het plangebied worden opgelost, waarbij ook deelmobiliteit een deel van de oplossing kan betekenen.
De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de Provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 richtinggevend. Afhankelijk van de uitwerking van de verschillende gebieden moet milieuonderzoek worden uitgevoerd om te bepalen of er en zo ja welke milieuhygiënische belemmeringen in de gebieden van dit bestemmingsplan aanwezig zijn.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd, voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties– kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
Het beleidsterrein bodem, water en milieu is de laatste jaren sterk in ontwikkeling geweest. De wetgeving voor bodem, water en milieu is aan verandering onderhevig, internationaal zijn er regels en afspraken bij gekomen en nationaal zijn wetten samengevoegd en vereenvoudigd. Bovendien zijn bevoegdheden tussen overheden verschoven.
Het veranderingsproces dat zich voltrekt, levert een vernieuwde provinciale beleidsinsteek op. Deze is veel meer dan voorheen gericht op het voorkomen van problemen en vooral op het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. De gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal. In dit kader is het 'Bodem- Water en Milieuplan 2016-2021' opgesteld. Hierin richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie. Voor bodem, water en milieu betekent dit dat er gestreefd wordt naar:
De rol van stedelijke gebieden wordt steeds belangrijker. In stedelijke gebieden wonen, werken en recreëren mensen relatief dicht op elkaar waardoor ogenschijnlijk kleine ontwikkelingen relatief veel effect op de fysieke leefomgeving (kunnen) hebben. Om te komen tot een duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem is het vinden van een balans, tussen de groei van het gebruik enerzijds en de bescherming van de leefkwaliteit anderzijds, noodzakelijk. Ook het inspelen op de gevolgen van de klimaatverandering wordt een steeds belangrijkere factor bij de inrichting van gebieden. Zowel in het landelijk als het stedelijk gebied neemt de urgentie toe van het treffen van voorzieningen om wateroverlast door hoge neerslagintensiteiten te voorkomen, overstromingsrobuust te bouwen en het vasthouden van water om droogteperioden te overbruggen.
Ten aanzien van grondwater is de doelstelling dat de grondwatervoorraad mag benut worden, zonder dat deze wezenlijk wordt aangetast of andere belangen worden geschaad. Het stand stillbeginsel - het op peil houden van de huidige hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater - is de minimale ambitie voor het beleid. Het kan echter nodig zijn om lokaal de grondwaterkwantiteit of - kwaliteit te verbeteren (step forward), bijvoorbeeld omdat er anders negatieve effecten optreden op natuur die van grondwater afhankelijk is.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet de zogenaamde watertoets uitgevoerd worden. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Dit provinciale plan is toegelicht in paragraaf 4.1.1 Bodem- water- en milieuplan 2016-2021.
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 geeft Waterschap Vallei & Veluwe inzicht in de doelen en maatregelen die het waterschap in deze periode van 6 jaar gaat bereiken. De maatregelen zijn hierin op hoofdlijnen beschreven. Dit plan is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied.
Het Waterplan Amersfoort 2005-2015 is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. Het plan is gezamenlijk opgesteld door de Gemeente Amersfoort, Waterschap Vallei & Eem en Hydron Midden-Nederland. Het Waterplan Amersfoort is gebaseerd op een integrale beschouwing van het systeem van oppervlaktewater, ondiep grondwater en de waterketen vanaf de inzameling van afvalwater tot en met de zuivering van afvalwater.
Aan de hand van drie streefbeelden wordt geschetst hoe het waterbeheer er in 2030 uit zou moeten zien: water met allure, water van de wijk en water voor natuur. Het gaat hierbij met name om het oppervlaktewatersysteem en het ondiepe grondwater en de interactie tussen de waterketen en het oppervlaktewatersysteem.
Enige tijd geleden werden de 'Wet gemeentelijke watertaken' en de Waterwet van kracht. Met deze wetten zijn de gemeentelijke watertaken verbreed en hebben gemeenten de zorgtaak gekregen voor het:
De beleidsmatige invulling van deze (verbrede) gemeentelijke watertaken zijn vastgelegd in het gemeentelijke rioleringsplan 2012-2021.
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21 eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is door de initiatiefnemer een waterparagraaf opgesteld, zie bijlage 4. De waterparagraaf is opgesteld om de belangen van het watersysteem in de planvorming te borgen en invulling te geven aan een duurzame waterhuishouding. Hiertoe worden enkele aanbevbelingen gedaan, die bij de uitwerking van het inrichtingsplan worden betrokken.
In de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) staan luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht. Een voorgenomen ontwikkeling is onder andere inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit als de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Eén van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3000 woningen dan is er sprake van een NIBM project. Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
Binnen het plangebied worden 400 woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal ligt ruim onder de NIBM grens. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan in het kader van dit bestemmingsplan daarom achterwege blijven.
Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing. De herontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering om de bestemming wonen op te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Overigens wordt in de omgeving van het plan ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Zie voor de situatie ter plekke www.nsl-monitoring.nl.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen.
Sinds 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van kracht, kortweg het Activiteitenbesluit genoemd. Met de invoering van dit besluit wordt de systematiek gehanteerd dat alle inrichtingen (die voldoen aan de minimale omvangeisen) onder dit besluit vallen met uitzondering van die inrichtingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wanneer een inrichting in bijlage 1 is opgenomen is een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning) vereist.
In het plangebied komen geen bedrijven voor die zijn opgenomen in de genoemde bijlage 1 van het Bor.
In de huidige situatie wordt ook al gewoond binnen het plangebied. Het is daarom niet aannemelijk dat er bedrijven in de omgeving zijn, die een belemmerende werking op de nieuwe woningen hebben. Omgekeerd zullen de nieuwe woningen geen nieuwe belemmering vormen voor eventueel omliggende bedrijven.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:
Voor het plangebied is beoordeeld of sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het BEVI, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water.
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicobronnen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn voor de realisatie van de plannen. Op circa 850 meter bevindt zich het spoor richting Deventer/Zwolle. Deze spoorlijn maakt onderdeel uit van het Basisnet Spoor. Het invloedsgebied van het spoor ligt tot 4 kilometer (op basis van het transport van giftige gassen), de planlocatie ligt hier binnen. Door centraal in de gebouwen de mogelijkheid te creëren om de mechanische ventilatie af te sluiten kan in het geval van een incident de toetreding van schadelijke of giftige stoffen worden beperkt. De afstand van de planlocatie tot het doorgaande spoor is te groot om van invloed te zijn op de hoogte van het groepsrisico.
Verdere maatregelen worden daarom niet noodzakelijk geacht.
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico’s zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
In het Besluit bodemkwaliteit zijn de indelingen gericht op bodemfunctieklassen industrie, wonen en landbouw/natuur. Voor het landelijke generieke kader worden Achtergrondwaarden, Maximale Waarden voor de functie Wonen en Maximale Waarden voor de functie industrie als toetsingskader gebruikt.
In 2013 is met de 'Nota Bodembeheer gemeente Amersfoort' een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart ligt het bestemmingsplangebied 'Magelhaenstraat e.o. (Parkweeelde 3)' in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart de gebruiksfunctie 'wonen' heeft. De bodemkwaliteit van dit gebied is gekwalificeerd als 'Landbouw/natuur' en voldoet aan de Achtergrondwaarden. Grondverzet kan plaatsvinden conform deze nota en het Besluit Bodemkwaliteit.
Met de invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht.
In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Binnen het plangebied zijn nog geen systemen gerealiseerd (bron: www.wkotool.nl) en is geen specifiek beleid voor interferentie van toepassing. Het bestemmingsplangebied ligt buiten de invloedsfeer van grondwaterbeschermingsgebieden. Het gebied is geschikt voor bodemenergiesystemen.
In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5). Met dit bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit in het plangebied vastgelegd.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Het onderzoek geeft een aantal aanbevelingen:
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor- ) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Indien een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie onderstaande tabel).
Tabel: zones langs wegen
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, vastgesteld op 29 september 2015). Hierin zijn criteria en voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
Voor het voorliggende plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6.
De conclusie uit dit onderzoek luidt:
Gelijktijdig met de procedure van het bestemmingsplan, wordt een procedure gevoerd voor het verlenen van de benodigde hogere grenswaarde. Daarmee vormt het geluid geen belemmering voor dit project.
Een duurzaam project realiseren is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in zicht blijven.
Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp en bouwproces is belangrijk. Al vroeg in deze planfase moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Concrete aandachtspunten zijn energie, het voorkomen van wateroverlast en GPR-gebouw.
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit.
Vergroenen van de daken heeft tevens positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.
Klimaatverandering speelt in toenemende mate een rol bij gebiedsontwikkeling en krijgt dan ook betekenis bij het formuleren van kaders en ambities voor een plangebied.
De Gemeenteraad van Amersfoort heeft haar visie hierop in de Structuurvisie Amersfoort 2030, Groenvisie Amersfoort, de Toekomstagenda Milieu 2014-2020 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 beschreven.
Kernbegrippen in het kader van klimaat zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Amersfoort streeft er naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag, meervoudig gebruik van de bodem. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en groen oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
In het bestemmingsplangebied kan in de onbebouwde ruimte groen voor een betere uitstraling en een gezonder verblijfsklimaat zorgen als de volgende maatregelen worden genomen:
Door dak- en oppervlaktewater af te koppelen en oppervlakkig af te voeren volgens de principes van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 ontstaat in de wijk een fijnmazige waterstructuur die verkoeling biedt en piekbuien opvangt. Hierbij is het van belang om de dimensionering van de watersystemen niet te krap te nemen zodat medegebruik mogelijk is en de toekomstige zwaardere belastingen inderdaad opgevangen kunnen worden. Daarnaast is het van belang de hoofdwaterstructuur zo in te richten dat deze ecologische en recreatieve meerwaarde heeft.
Voor woning- en utiliteitsbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Overige natuurvriendelijke maatregelen in de bouw zijn te vinden in de checklist 'Natuurvriendelijke maatregelen in de bouw'.
Bij bouwprojecten dient vroegtijdig te worden overlegd met de afdeling Milieu van de gemeente Amersfoort over de sturing van ontwerp- en materiaalkeuzen. Doel van dit overleg is:
De Alliantie heeft in een memo de stand van zaken op het gebied van duurzaamheid uitgewerkt, zie bijlage 7. Hierin is samengevat het volgende aangegeven:
Energie
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. Vanaf 1 januari 2021 geldt landelijk de BENG-norm, de nieuwe woningen zullen aan deze norm voldoen. Daarbovenop zal worden gekeken, of de BENG-eis met 10% kan worden aangescherpt. Eerste uitgangspunt is om het energieverbruik te minimaliseren door goed te isoleren. De tweede voorwaarde voor een energiezuinige woning is een goed energieconcept. De nieuwe woningen zullen verwarmd worden middels een all-electric energieconcept, naar verwachting met een collectief WKO systeem. Daarnaast is het beleid van de Alliantie t.o.v. zonnepanelen; "Alle daken vol", de daken zullen daarom zo optimaal mogelijk benut worden voor het aanbrengen van zonnepanelen. Hiermee volgt de Alliantie de ambitie van de gemeente Amersfoort om zo veel mogelijk daken vol te leggen met zonnepanelen om zo het plaatsen van zonnepanelen in natuurlandschappen te minimaliseren. De definitieve keuze voor het energieconcept moet nog gemaakt worden door de Alliantie. Daarnaast heeft de Alliantie de ambitie om Nul-op-de-Meter woningen te realiseren. Tijdens de uitwerking zullen wij de technische en financiële haalbaarheid onderzoeken.
Circulariteit
Wettelijk geldt een maximum grenswaarde voor de MPG (MilieuPrestatie Gebouwen) van 1,0. De gemeente Amersfoort zet in op een verlaging van de MPG naar 0,9.35 Om de ambities van de gemeente te ondersteunen zal de grenswaarde van een MPG van 0,9 gehanteerd worden voor dit project. Daarnaast zal tijdens de uitvraag naar de bouwende partij een lagere MPG zwaarder meewegen in de gunningscriteria. Middels het Technisch Programma van Eisen van de Alliantie wordt altijd ingezet op het gebruik van duurzaam FSC en/of PEFC gecertificeerd hout. Ook tijdens de sloop van de bestaande bebouwing is circulariteit een aandachtspunt. Parkweelde 3 is een pilotproject voor de Alliantie en de gemeente in het kader van circulair ontwikkelen en bouwen.
Klimaatadaptatie
De verwerking van het regenwater wordt met oog op toename van hoge piekafvoeren uitgewerkt. Uitgangspunten zijn, zoveel mogelijk vasthouden op eigen terrein en gedoseerd afvoeren. Zie meer hierover in paragraaf 4.2 en bijlage 4.
Flora & Fauna onderzoek van 1 jaar heeft plaatsgevonden (bijlage 8), het activiteitenplan is opgesteld (bijlage 13) en de ontheffing is aangevraagd (bijlage 12). Tijdelijke en permanente voorzieningen voor de huismus, vleermuizen en zwaluwen zullen worden gerealiseerd in het project zo blijft de biodiversiteit in de stad behouden.
Duurzame mobiliteit
Het gemiddeld aantal auto’s per huishouden van Alliantie huurders is 0,49 in Amersfoort. Dus minder dan een op de twee Alliantie huishoudens bezit een auto. Mobility as a Service kan aan de bewoners worden aangeboden om ook andere vervoersmiddelen als elektrische fietsen, bakfietsen, scooters te stimuleren. Tijdens de uitwerking zullen wij onderzoeken of een dergelijk concept gewild is bij huurders.
Voor het vaststellen van een ruimtelijke plan moet duidelijk zijn of natuurwetgeving en natuurbeleid, de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Natuur wordt in Nederland beschermd op het niveau van soorten en gebieden.
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (kortweg: Wnb) in werking. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de provincies het bevoegde gezag voor de ontheffing- en vergunningverlening voor plannen en projecten en voor het vaststellen van vrijstellingsregelingen. Bij provincie-overschrijdende projecten is dit de minister van EZ.
In het kader van voorliggend plan, is een onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen, gierzwaluw en huismus uitgevoerd opgesteld die is opgenomen in bijlage 8. Om de stikstofeffecten van dit project op Natura 2000-gebieden te beoordelen, zijn een onderzoek naar stikstofdepositie en bijbehorende aeriusberekeningeb uitgevoerd. Deze zijn opgenomein in bijlagen 9, 10 en 11. Uit de AERIUS-berekening(en) volgt dat er geen natuurgebieden zijn met rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Er is geen aanvullende verplichting voor een Wnb-vergunning.
De aanwezigheid van beschermde soorten, gebieden en houtopstanden, beschermd middels de Wet natuurbescherming en via planologische bescherming van natuurgebieden en landschap is in onderstaande paragrafen weergegeven.
De Wnb is gericht op het beschermen en ontwikkelen van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. In Artikel 1.11 van de wet wordt als algemene bepaling voorgeschreven dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Deze zorg houdt in dat handelingen die leiden tot negatieve effecten zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. Daarnaast zijn in de wet verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde soorten. Hierbij worden drie beschermingsregimes onderscheiden:
Het is onder meer verboden in het wild levende vogels opzettelijk te doden of te vangen, nesten, rustplaatsen en eieren te beschadigen, eieren te rapen en vogels opzettelijk te storen.
Het is onder meer verboden in het wild levende dieren opzettelijk te doden of te vangen, te verstoren, eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te vernielen en planten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Het is verboden in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage bij de Wet, onderdeel A, natuurbescherming opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en vaatplanten genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij de Wet natuurbescherming, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
Gedeputeerde staten en de Minister kunnen een ontheffing verlenen van verboden of bij verordening vrijstelling verlenen. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld om schade te beperken of te compenseren zodat er geen afbreuk wordt gedaan aan de staat van instandhouding.
Relatie tot dit plangebied
In het plangebied is ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8). Uit dit onderzoek blijkt dat:
In verschillende flats van de Vasco da Gamastraat zijn verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis en huismus aangetroffen. In totaal gaat het om drie kleine zomerverblijven en drie paarverblijven van gewone dwergvleermuis en tien nestplaatsen van huismus. De verblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd inclusief het functionele leefgebied. Door de sloop gaan de verblijfplaatsen verloren. Afhankelijk van de periode van uitvoering kan ook sterfte optreden.
Handelingen die dit tot gevolg hebben zijn verboden volgens de Wet natuurbescherming. Voor uitvoering van het renovatieplan is een ontheffing aangevraagd bij provincie Utrecht (zie bijlage 12). Ten behoeve van de aanvraag is een activiteitenplan (bijlage 13) opgesteld waarin maatregelen zijn beschreven om negatieve effecten te voorkomen en de duurzame instandhouding van de populaties te waarborgen. Het plan is niet van invloed op het functionele leefgebied van gewone dwergvleermuis maar afhankelijk van de uitvoering wel op huismus.
De Wnb heeft tot doel het beschermen en in stand houden van Natura 2000-gebieden. Dit zijn gebieden die op grond van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn bescherming genieten, omdat er bijzondere soorten of leefgebieden (habitats) voorkomen. Het effect van projecten en andere handelingen op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden wordt geregeld in artikel 2.7 tot en met artikel 2.9 van de Wnb. Hieruit volgt dat voor een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie (in cumulatie) met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, een passende beoordeling noodzakelijk is.
Voor projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, is een vergunning nodig van Gedeputeerde Staten. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als die activiteiten negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied (kunnen) veroorzaken. Dit wordt de 'externe werking' van de bescherming genoemd. Denk daarbij aan handelingen die van invloed zijn op grondwaterstromen of luchtkwaliteit en stikstofdepositie.
Projecten waar op basis van andere wettelijke bepalingen een passende beoordeling verplicht is (bijvoorbeeld Tracéwet of de Spoedwet wegverbreding) zijn uitgezonderd van deze vergunningprocedure.
Relatie tot dit plangebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Arkemheen ligt op grote afstand van het plangebied en andere Natura 2000-gebieden liggen op nog grotere afstand. Om aan te kunnen tonen dat geen uitstralende effecten worden verwacht met negatieve effecten op beschermde Natura 2000-waarden in omliggende Natura 2000-gebieden, zijn een onderzoek naar stikstofdepositie en bijbehorende aeriusberekeningeb uitgevoerd. Deze zijn opgenomein in bijlagen 9, 10 en 11. Uit de AERIUS-berekening(en) volgt dat er geen natuurgebieden zijn met rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Er is geen aanvullende verplichting voor een Wnb-vergunning.
De Wet natuurbescherming beschermt houtopstanden met een oppervlakte van minimaal 1000 m2 en rijbeplantingen die bestaan uit meer dan 20 bomen. Doel is de instandhouding van het huidige areaal bos in Nederland. Deze bescherming heeft geen betrekking op houtopstanden binnen de bebouwde kom, op erven of in tuinen, wegbeplantingen, beplanting langs rijkswegen, boomsingels en in het geval van het dunnen van een houtopstand. Voor het vellen van bomen vallend onder de reikwijdte van de Wnb geldt een meldingsplicht bij Gedeputeerde Staten en een herplantplicht. Aan de herplantplicht dient binnen 3 jaar na het vellen voldaan te zijn.
Relatie tot dit plangebied
Het plangebied ligt volledig binnen de bebouwde kom en valt daarom niet onder de reikwijdte van de Wnb voor zover het bossen en houtopstanden betreft. Er zijn geen beschermde houtopstanden aanwezig binnen het plangebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische Hoofdstructuur), is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en verbindingszones,ten behoeve van de uitbreiding van flora en fauna en behoud van leefgebied. Het doel van het NNN is om van de bestaande en nieuwe natuur een goed functionerend netwerk te maken. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) vormen het achterliggende beleidskader. Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden'. Op plannen, projecten of handelingen binnen het NNN is conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening het 'nee, tenzij'-regime van toepassing. Hoofdlijn is daarbij dat nieuwe ontwikkelingen in de NNN per saldo niet mogen leiden tot significante aantasting van het NNN, tenzij er een groot openbaar belang is én geen alternatieven.
In aanvulling op het NNN heeft de provincie gebieden aangeduid als Groene Contour. Deze gebieden zijn van belang voor het functioneren van het Natuurnetwerk. De provincie streeft ernaar deze gebieden aan het NNN toe te voegen. Tot die tijd blijft het bestaand gebruik ervan toegestaan. Wel geldt dat er geen onomkeerbare ingrepen en processen mogen plaatsvinden die het realiseren van natuur onmogelijk maken, tenzij er grote publieke belangen in het spel zijn. Is dat het geval, dan is compensatie nodig.
Gedeputeerde Staten kunnen gebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland aanwijzen die van provinciaal belang zijn vanwege hun natuurwaarden of landschappelijke waarden, met inachtneming van hun cultuurhistorische kenmerken. Deze gebieden worden aangeduid als 'bijzondere provinciale natuurgebieden' en 'bijzondere provinciale landschappen'.
Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.
Conclusie plangebied
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Amersfoort en maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland of de Groene Contour. Negatieve effecten ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland zijn niet aan de orde.
De provincie Utrecht hecht veel waarde aan de bescherming van het landschap. Daarom hebben zij het behouden van de kwaliteit ervan als provinciaal belang opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS). Dit beleid is vertaald naar regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Dit betekent dat bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in het landelijk gebied rekening moet worden gehouden met het landschap. Daarnaast zijn in de Verordening natuur en landschap (VNL) regels opgenomen die het landschap ruimtelijk beschermen. Het gaat hierbij enerzijds om het voorkomen van slootdempingen en het beschermen van kleine landschapselementen. Anderzijds wordt voorkomen dat het Utrechtse landschap er rommelig uitziet.
Conclusie plangebied
Binnen het bestemmingsplangebied komen geen beschermde kleine landschapselementen voor.
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.
Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). De herontwikkeling van de Magelhaenstraat e.o., valt onder de categorie D11.2 stadsontwikkelingsproject. De drempel die gegeven wordt is een aantal van 2000 woningen of meer. Voorliggend plan betreft de bouw van 400 woningen en valt onder deze drempel en is derhalve niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
![]() |
Het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) beslist of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten of dat een m.e.r. moet worden opgesteld. Omdat er bij voorliggend plan geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht wordt een vormvrije m.e.r. toegepast. Het belang van de vormvrije m.e.r. is dat al in een vroeg stadium wordt beoordeeld of het plan of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft.
Vormvrije m.e.r.
In de vormvrije m.e.r. dient het navolgende te worden beschreven: (1) de kenmerken van het project; (2) de plaats van het project en (3) de kenmerken van het potentiële effecten van het project.
1. Kenmerken van het project
Het voorliggende plan maakt bouw van 400 woningen mogelijk. Dit aantal ligt ver onder de drempelwaarde van 2000 woningen uit categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r. Het plangebied heeft in totaal (woningen en herinrichting openbaar gebied) een oppervlakte van nog geen 40.000 m2. Deze oppervlakte ligt onder de drempelwaarde van 100 hectare uit categorie D 11.2 van het Besluit m.e.r.
2. Plaats van het project
Het projectgebied ligt op ruime afstand van Natura 2000 gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur).
3. Kenmerken van het mogelijke effect
Er zijn geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot lucht en geluid. Het gebied ligt op voldoende afstand van beschermde gebieden en natuur. Dit zorgt ervoor dat geen significant negatieve effecten te verwachten zijn op omliggende natuurgebieden.
Conclusie
Hoewel er geen wettelijke verplichting is tot het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.- procedure, geeft de Wet milieubeheer aan dat voor de geplande activiteiten wel een vormvrije m.e.r. beoordelingsplicht van toepassing is. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van een m.e.r. aanmeldnotitie. Het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders) beslist aan de hand van de m.e.r. aanmeldnotitie of het project belangrijke nadelige milieugevolgen heeft die alsnog aanleiding kunnen geven tot het doorlopen van een uitgebreide m.e.r. procedure.
De milieugevolgen zijn gelet op de beschreven concrete impact in hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten niet zodanig nadelig dat er een uitgebreidere m.e.r. beoordeling is vereist.
Ten behoeve van de vormvrije m.e.r. beoordeling is voor dit bestemmingsplan een m.e.r. aanmeldnotitie (bijlage 14) opgesteld. Deze notitie sluit aan op de in dit hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten. De conclusie van alle onderzoeken is dat nadelige milieugevolgen als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan zijn uitgesloten.
Het plan brengt geen (significant) negatieve effecten met zich mee waardoor er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden.
De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een Historisch Vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. De kaart behorende bij dit onderzoek is op de gemeentelijke website te vinden ( link naar informatie over niet gesprongen explosieven)
Voorliggend project in relatie tot conventionele explosieven
Uit het bovengenoemde onderzoek blijkt dat er geen risico's te verwachten zijn binnen het plangebied. Er zijn daarom geen maatregelen nodig.
Uitsnede kaart Niet gesprongen explosieven
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is samen met de erfgoedverordening door de gemeenteraad op 14 september 2010 vastgesteld.
Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Archeologisch waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachitng (Archologische waarde 3). In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500 m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Archeologische verwachtingen
Omdat er archeologische verwachtingen zijn in dit gebied, zal archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Een programma van Eisen hiervoor is opgesteld en opgenomen in bijlage 15.
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hieronder volgt een uitleg van de bestemmingen die het bestemmingsplan kent.
Behalve bestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen.
De bestemming groen wordt opgenomen omdat de gronden een groen karakter moeten houden. Ze zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, parken en plantsoenen, voet- en fietspaden. Er wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Er mogen enkel nutsvoorzieningen worden gerealiseerd en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
De voortuinen bij de grondgebonden woningen hebben de bestemming "Tuin" gekregen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend erkers, ingangspartijen en andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de aangrenzende bestemming.
In het plangebied komen 2 woonbestemmingen voor, elk aangeduid met een nummer. De woonbestemmingen worden voor alle bestemmingsplannen in Amersfoort op een gelijke manier gebruikt, zodat een eenduidige bestemmingsregeling ontstaat voor de woningen in Amersfoort.
In alle woonbestemmingen is een regeling opgenomen voor beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een middelhoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" opgenomen.
Bouwen en/of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), is uitsluitend toegestaan - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - nadat overleg heeft plaatsgevonden met een gemeentelijk archeoloog over het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
De parkeerplaats heeft de bestemming 'Verkeer- verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn woonerven, woonstraten en pleinen toegestaan en ook voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, bermen en groenvoorzieningen en waterpartijen.
Bouwwerken zijn niet toegestaan met uitzondering van nutsvoorzieningen, die tot een bepaalde omvang vergunning vrij zijn, en andere bouwwerken zoals palen, masten en verlichtingselementen.
Bomen en andere groenvoorzieningen passen binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol.
Gemeenten zijn op grond van de Wro verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats door verkoop van bouwrijpe grond. Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt, kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient er, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Kostenverhaal met behulp van een exploitatieplan wordt het verplichte kostenverhaal genoemd, in tegenstelling tot het vrijwillige kostenverhaal bij overeenkomst. Overeenkomsten die tot stand komen voorafgaand aan de vaststelling van een exploitatieplan worden anterieure overeenkomsten genoemd. Ook na vaststelling van een exploitatieplan is het mogelijk een overeenkomst over grondexploitatie aan te gaan. Laatstbedoelde overeenkomsten worden posterieure overeenkomsten genoemd.
Met de ontwikkelaar is een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst kan worden aangemerkt als een anterieure overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst komt de ontwikkeling en realisatie van het project in beginsel voor rekening en risico van de ontwikkelaar. De door de gemeente gemaakte en te maken plan- en apparaatskosten evenals de mogelijk uit te keren tegemoetkomingen in schade (planschade) worden door de ontwikkelaar aan de gemeente vergoed.
Het bestemmingsplan is vanuit gemeentelijk perspectief financieel en economisch uitvoerbaar.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorwaarden om de procedure behorende bij model 2 te volgen (zie paragraaf 2.2). Dit betekent dat er geen inspraak wordt gehouden over het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Wanneer de procedure behorende bij model 2 wordt gevolgd, betekent dit dat er (na het vooroverleg met instanties, zie paragraaf 7.3.3.) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
In de voorbereiding naar dit plan is goed contact geweest met omwonenden. Dat contact heeft er als volgt uitgezien:
In februari 2018 en in maart 2019 zijn er inloopmiddagen georganiseerd t.b.v. de bewoners. Deze bijeenkomsten zijn redelijk goed bezocht.
De Alliantie stuurt sinds vorig jaar regelmatig (inzet is minstens tweemaandelijks) een nieuwsbrief naar de bewoners en omwonenden (in een ruim gebied). De laatste is in januari 2020 verstuurd.
Van september 2019 tot en met half maart 2020 is er wekelijks een spreekuur gehouden in de wijk, met name gericht op bewoners van de eerste fase. Corona heeft dit vooralsnog stopgezet tot voorlopig 1 september 2020.
Doorlopend, bijna dagelijks, worden bewonersvragen uit alle fases via de app, telefoon en mail beantwoord door de bewonersbegeleiders. Een veel gehoorde klacht was dat zij onvoldoende aanbod hadden van woningen en dat zij niet of nauwelijks konden reageren op de nieuwbouwwoningen in het Hogekwartier. Dat heeft de Alliantie zich aangetrokken en is overeengekomen toch een deel van de nieuwbouwwoningen beschikbaar te stellen voor de stadsvernieuwingsurgente.
Op dit moment worden een nieuwsbrief en de projectinformatie afgerond die binnenkort aan de bewoners van fase 2 en 3 gestuurd zal worden. Deze informatie betreft zowel het ruimtelijk plan als de elementen uit het sociaal plan (terugkeer / tijdelijke huisvesting / verhuiskostenvergoeding / huurhoogte / etc).
Er is een facebookpagina waarop actuele informatie staat; recent is hier het bovenstaande ook vermeld (Parkweelde 3 Vernieuwing Kruiskamp Amersfoort).
In de zomermaanden zullen bewoners uit de tweede fase op individuele basis worden uitgenodigd voor gesprekken over het plan en de draagvlakmeting.
Sinds december 2017 hebben er geregeld overleggen met de klankbordgroep plaatsgevonden. De laatste bijeenkomst heeft in december 2019 plaatsgevonden. Het aantal deelnemers is in de loop van het jaar afgenomen doordat mensen uit het gebied verhuisd zijn en niet meer deelnemen. De Alliantie probeert de klankbordgroep nieuw leven in te blazen door bewoners uit fase 2 (en/of 3) uit te nodigen voor de klankbordgroep.
De draagvlakmeting is in het tweede kwartaal 2019 uitgevoerd onder de bewoners van de eerste fase (woningen aan de Vasco da Gamastraat). Bijna 87 % van de bewoners heeft ingestemd met het plan voor sloop / nieuwbouw. Inmiddels zijn alle bewoners, op dertien na, verhuisd uit het plangebied.
Bewoners uit de eerste fase hebben in mei 2020 een brief ontvangen over het verlengen van de urgentie t/m eind van 2020. De komende periode gaat de Alliantie actiever met bewoners in gesprek omdat zij de woningen aan het eind van het jaar graag allemaal leeg hebben. Ook gaat de Alliantie bewoners direct bemiddelen zoals het Sociaal Statuut voorschrijft. Door het veelvuldige contact hoopt de Alliantie een goede aanbieding van een woning aan bewoner te kunnen doen met als doel een tevreden bewoner.
Er hebben al vele gesprekken plaatsgevonden met individuele bewoners over de vragen die bij hen leven. Op dit moment zijn dit vooral de telefonische contacten.
Er hebben verschillende overleggen plaatsgevonden met omwonenden, bewoners van de Cabralstraat e.o., over de plannen. Zij waren zeer tevreden over de uitleg en de inhoud van het plan (op dat moment). Voor hen is vooral het woningtype dat langs de Magelhaenstraat ontwikkeld gaat worden van belang (geen gestapelde appartementen meer, maar eengezinswoningen).
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Omdat het een binnenstedelijke woningbouwontwikkeling betreft, wat ook in de huidige situatie al een woningbouwlocatie betreft, is op voorhand te zeggen dat de belangen van andere overheden niet in het geding zijn. Het vooroverleg kon daarom in dit geval worden overgeslagen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van .... tot en met ..... ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid had een zienswijze over het plan kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is door ... reclamanten gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de zienswijzennota (doc.nr. # .......). Enkele zienswijzen geven aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn in de zienswijzennota enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld.
Het bestemmingsplan is samen met de zienswijzennota ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Op ...... heeft de gemeenteraad van Amersfoort bij besluitnummer ........ het bestemmingsplan “............” gewijzigd vastgesteld.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de "maatschappij" bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.