direct naar inhoud van Regels
Plan: Uraniumweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00167-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Uraniumweg 2 van de gemeente Amersfoort;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde plan objecten met bijbehorende regels als vervat in het SGML-bestand NL.IMRO.0307.BP00167-0301;

1.3 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

(oorspronkelijke) gevel aan de achterzijde van een gebouw;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen bijbehorende bouwwerk zijnde;

1.7 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.8 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 archeologisch belangrijke plaats:

gebied waarin belangrijke archeologische vindplaatsen worden verwacht;

1.10 bebouwing:

één of meer bouwwerken;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bebouwingsoppervlak geeft;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor het huishouden van een persoon welke woning in eigendom is van een (bijbehorend) bedrijf;

1.15 bedrijfsgebonden kantoor

een bedrijfsgebonden kantoor is het (noodzakelijke) kantorendeel bij een bedrijf waar bedrijfsonderdelen als management, administratie, facilitaire diensten, receptie en dergelijke zijn gesitueerd. Hier valt niet de ruimte onder waar in een kantoorachtige werkomgeving een deel van de productie plaatsvindt;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.17 BOR

Besluit omgevingsrecht

1.18 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning;

1.19 bestaand gebruik:

gebruik van grond en bouwwerken dat aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het plan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-inrichtingen:

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk- oprichten, vernieuwen, of veranderen en het of vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van kelder en ruimten in de kap;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte (inclusief verdiepingen) van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw met een dak;

1.33 coffeeshop:

een alcoholvrij horecabedrijf ten aanzien waarvan de burgemeester in beginsel de handel in hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff, heeft toegestaan;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen een afhaalservice van etenswaren, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening en dergelijke;
  • b. het verrichten van administratieve en daarmede gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
1.36 dienstverlening publieksgericht:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.37 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.38 evenementen:

grootschalige, periodieke en/of meerdaagse manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen en thematische markten;

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.41 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig gebruik als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.42 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw,geluidsgevoelige ruimte, of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.43 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.44 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.45 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, die is aangewezen in artikel 2.1, derde lid van het BOR (geluidzoneringsplichtige inrichtingen), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder geluidzone moet worden vastgesteld;

1.46 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.47 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een erf door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.48 internetwinkel:

het verkopen van goederen via internet, waarbij ter plaatse alleen de bijbehorende opslag en distributie plaatsvindt en tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt; het realiseren van een afhaalpunt is toegestaan;

1.49 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.50 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.51 kap

constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste 1 hellend vlak;

1.52 kelder:

een gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw, begane grond vloer van een bijbehorend bouwwerk of door het afgewerkte maaiveld, en dat geheel is gelegen onder het afgewerkte maaiveld.

1.53 koekoek

een met keerwanden uitgevoerd bouwwerk ter hoogte van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.54 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;

1.55 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.56 object

een object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.57 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.58 parkeereis:

het aantal parkeerplaatsen dat op basis van de in Amersfoort geldende parkeernormen nodig is voor een ruimtelijke ontwikkeling;

1.59 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor de overige gebouwen: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de kruin van de weg;
  • d. voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
  • e. de (maaiveld)hoogte van een voor een erf of erven als zodanig aangegeven punt;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.60 perifere detailhandel

branches van detailhandel die zich buiten de aangewezen detailhandelslocaties mogen vestigen vanwege de aard of omvang van de artikelen (zoals auto's, bouwmarkt, keukens, woninginrichting).

1.61 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.62 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht; onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een parenclub of prostitutiebedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 showroom:

het tonen van goederen en/of diensten in een representatieve ontvangstruimte bij een bedrijf met bedrijfsmatige activiteiten, zoals bijvoorbeeld een productiebedrijf of een groothandel. Indien een showroom onderdeel is van een winkel of gebruikt wordt voor verkoop aan particulieren is sprake van detailhandel;

1.64 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken;

1.65 sociale huurwoning:

huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.66 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarvan de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname verzekerd is;

1.67 Staat van bedrijfactiviteiten

bedrijfsactiviteitenlijst, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels;

1.68 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.69 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatieapparatuur;

1.70 tuincentrum

In een tuincentrum mag het volgende assortiment worden verkocht:
- basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen en benodigdheden;
- randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van huis en tuin en benodigde artikelen, alsmede dieren, dierbenodigdheden- en voeding decoratie en woonaccessoires binnenshuis, dierenservice, tuin- en waxkleding, buitenspeelgoed, buitenkoken en accessoires, streekproducten als appels, peren en honing e.d.;

- gelegenheidsassortiment en ambulante verkoop: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld Pasen en Kerstmis;

- artikelen die niet direct tot het specifieke assortiment van het betreffende branche of soort winkel behoren tot maximaal 20% van de verkoopruimte;

- ondersteunende horeca in de vorm van horeca-C die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;

- verkoop van vuurwerk in de maand december.

1.71 verbeelding:

de geometrisch bepaalde planobjecten (voorheen plankaart genoemd);

1.72 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.73 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig aangemerkt diende te worden;

1.74 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige dan wel op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, die loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.75 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan;

1.76 waardevol pand:

een gebouw van (buitengewone) architectuurhistorische of cultuurhistorische betekenis, die zijn vermeld op de gemeentelijke lijst van waardevolle panden;

1.77 windturbine

een ander bouwwerk dat dient voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere vormen van energie, zoals electriciteit;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot een bepaalde grens van het erf;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de lengte, breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen de lijnen, getrokken door de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren;

2.8 oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:

bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden niet meegerekend (gedeelten van) bijbehorende bouwwerken gelegen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat erkers, etc. voor de voorgevel niet meetellen bij de berekening van de oppervlakte;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 zoals aangeduid in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. nutsvoorzieningen tot een grootte van 50m³ en niet hoger dan 4 meter;

met dien verstande dat op het bedrijventerrein Isselt:

  • c. bedrijven, zijnde categorieën inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.1, derde lid van het BOR (geluidzoneringsplichtige inrichtingen) uitsluitend zijn toegestaan binnen de grens van het geluidgezoneerde inrichtingen deel van het bedrijventerrein;
  • d. bij het bepalen van de milieucategorie van bedrijven op het geluidsgezoneerde deel van het bedrijventerrein, het aspect geluid niet wordt betrokken;
  • e. bedrijfsgebonden, onzelfstandige kantoren uitsluitend zijn toegestaan voor zover zij behoren bij de toegelaten bedrijven en mits de vloeroppervlakte van die kantoren per bedrijf minder bedraagt dan 50% van het brutovloeroppervlak van het bedrijf, tenzij dit percentage ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, op basis van verworven rechten al afwijkend is;
  • f. zelfstandige kantoren uitsluitend zijn toegestaan in een bedrijfsverzamelgebouw waarbinnen drie of meer bedrijven zijn gevestigd en per bedrijfsverzamelgebouw niet meer dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak bestaat uit zelfstandige kantoren en parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen uitsluitend toegestaan is ter plaatse van de aanduiding (vm) "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', met dien verstande dat de verkoop van lpg uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding (vml) "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

met daarbij behorende:

  • h. gebouwen;
  • i. verkeersdoeleinden;
  • j. groenvoorzieningen en water;
  • k. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en terreinafscheidingen.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming, en nutsvoorzieningen.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. een bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
  • c. de gebouwen en overkappingen dienen minimaal 2,5 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te blijven, deze regel geldt niet voor bestaande situaties ten tijde van de vaststelling van voorliggend plan;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 15 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.1 onder a, geldt voor nutsvoorzieningen dat deze tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
palen, masten en reclame- en andere tekens   10 m  
Verlichtingsmasten en
Antenne-installaties, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn  
12 m  
luifels en ander straatmeubilair   6 m  
andere overkappingen   3 m  
verkeerstekens en beeldende kunstwerken   4 m  
erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken   2 m  

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Bzro);

3.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  • a. artikel 3.2.1, onder c ten behoeve van het realiseren van gebouwen en overkappingen op kortere afstand dan 2,5 meter uit de zijdelingse perceelsgrens, mits geen onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en geen afbreuk aan de stedenbouwkundige kwaliteit ontstaat;
  • b. artikel 3.2.1, onder d ten behoeve van het bouwen van gebouwen met een hoogte van maximaal 20 meter ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
    • 2. geen afbreuk aan de stedenbouwkundige kwaliteit ontstaat.
3.5 Afwijking bedrijvigheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven in een hogere categorie van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel andere bedrijven toestaan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten maar daarmee vergelijkbaar zijn voor wat betreft de aard en de omvang van de effecten naar de omgeving, zoals bedoeld in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering", uitgave 2009.
  • b. Een bedrijf uit een milieucategorie toegestaan volgens de milieuzone kan niet worden toegelaten als de milieueffecten groter zijn dan de effecten van de toelaatbare milieucategorie voor deze milieuzone.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van die soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

3.6.2 Functieaanduidingen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen om de functieaanduidingen te wijzigen indien de betreffende functies zijn beëindigd.

 

Artikel 4 Waarde - archeologie categorie 3 (dubbelbestemming)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie categorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mogen ten dienste van de bestemming 'Waarde - archeologie categorie 3' uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken met een maximale bouwhoogte van 4 m.

4.2.1 archeologisch onderzoeksrapport

Op en in de gronden als bedoeld in lid 1 mag ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) slechts worden gebouwd overeenkomstig de regels van die bestemming(en) en mits de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch onderzoeksrapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

4.2.2 uitzondering

Het bepaalde onder 42.2.1. met betrekking tot het overleggen van een archeologisch onderzoeksrapport is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering;
  • c. de met de oprichting van een bouwwerk samenhangende bodemingrepen niet dieper zijn dan 30 cm;
  • d. indien op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
4.2.3 verlening vergunning
  • a. burgemeester en wethouders verlenen de onder 42.2.1. bedoelde vergunning indien naar hun oordeel uit het daar genoemde rapport genoegzaam blijkt dat:
    er geen archeologische waarden kunnen worden geschaad of
  • b. schade door de met de oprichting van het bouwwerk samenhangende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden.

4.2.4 voorwaarden verlening vergunning

De volgende voorwaarden kunnen door burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning verbonden worden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden,
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen en
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.2.5 weigering

De onder 42.2.1. bedoelde vergunning kan worden geweigerd indien door de bodemverstoring het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

4.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30cm, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 30cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 30cm;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of
    parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 30cm bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 30 cm;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
    verwijderd op een grotere diepte dan 30 cm en het aanleggen van diepwortelende beplanting;
  • g. het omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een
    grotere diepte dan 30 cm. tenzij het gaat om normaal onderhoud in reeds geroerde gronden;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Geluidzone - industrie
5.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' geldt, dat geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden gebouwd;

5.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel Geluidzone - industrie, onder voorwaarde dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

5.2 Geluidzone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding "Geluidzone - spoor" geldt dat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden gerealiseerd, tenzij voldaan wordt aan een maximale geluidgrenswaarde van 50 dB(A).

5.3 Milieuzone - zones Wet milieubeheer
5.3.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - zones wet milieubeheer' zijn bestemd voor het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten in aangegeven milieucategorie overeenkomstig de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

In uitzondering op het bepaalde in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels) mag de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen worden overschreden, met dien verstande dat:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen de bouwgrens met ten hoogste 0,3 meter mogen overschrijden;
  • b. luifels en overstekende daken de bouwgrens met ten hoogste 1 meter mogen overschrijden;
  • c. bij bouwwerken die boven een openbaar voetpad worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 2,2 meter dient te worden aangehouden;
  • d. bij bouwwerken die boven een rijbaan worden aangebracht, een minimale doorgangshoogte van 4,2 meter dient te worden aangehouden.
7.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bouwen van luifels, balkons, bordessen, trappen, galerijen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits:

  • a. de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  • b. de bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,20 meter boven een rijbaan en 2,20 meter boven een voetpad.
7.3 Parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:

  • c. een omgevingsvergunning slechts wordt verleend nadat is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden waarop de onder a. bedoelde omgevingsvergunning betrekking heeft, slechts toegestaan is wanneer voldoende parkeergelegenheid in stand wordt gehouden;
  • e. onder voldoende parkeergelegenheid als genoemd onder a. en b. wordt verstaan dat wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van parkeergelegenheid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de inwerkingtreding van voorliggend plan;
  • f. indien de Nota Parkeernormen als genoemd onder c. tijdens de planperiode wordt gewijzigd, geldt die betreffende wijziging bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • g. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2.00 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen en bij haaks of gestoken parkeren de ruimte ten minste 2.50 m bij 5,00 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen en bij haaksparkeren met een uitstapstrook langs het parkeervak ten minste 3,00 m breed en zonder uitstapstrook 3,50 m breed en ten minste 5,00 m lang bedragen.
7.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

7.5 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.3 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. het bepaalde in lid 7.3, onder a en b, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    • 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    • 2. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.
  • c. de in lid 4 bedoelde parkeernormen en bedragen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als plaats voor sloop-, reparatie- of andere werkzaamheden aan auto's, anders dan incidentele, reguliere onderhoudswerkzaamheden op beperkte schaal;
    • 4. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG;
  • b. van gebouwen en onbebouwde gronden als seksinrichting.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan:

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, abri's, telefooncellen, fietsenstallingen, weegbruggen en dienstgebouwtjes voor onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen of speelplaatsen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van de bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 3 m, mits dit noodzakelijk is voor de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing, mits daardoor de geldende oppervlakte van de bij de afwijking betrokken vlakken met niet meer dan 10 % wordt vergroot;
  • c. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
9.2 Voorwaarden

De afwijkingen als bedoeld in lid 9.1 worden geweigerd indien door het verlenen daarvan:

  • a. op enig aangrenzend terrein de realisering van de bestemming wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende terreinen;
  • c. daardoor de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Gebiedsaanduiding Wro-zone-wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wro het plan wijzigen voor het verhogen van de bouwhoogte tot 20 meter ter plaatse van de aanduiding 'Wijzigingsbevoegdheid 2", onder de voorwaarde dat de representatieve zijde van een gebouw, zijnde de zijde waar de kantoorfuncties, de personeelsruimtes en de publieksgerichte functies zich bevinden, in de bouwgrens en gericht naar de straatzijde moet worden gebouwd.

Artikel 11 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden algemeen

Behoudens het bepaalde in lid 11.3, is het voor de instandhouding, bescherming, verbetering en beheer van de waterkering verboden ter plaatse van de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van de gronden;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • e. aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
  • g. het indrijven van voorwerpen anders dan voor dagelijks gebruik.

11.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in de voorgaande leden, zijn niet toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in voorgaande leden bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

11.3 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 55.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4 Procedure

Voor zij beslissen over een vergunning voor gronden ter plaatse van de aanduiding "Waterstaat-Waterkering" , vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan het Waterschap Vallei en Eem.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht vrijstelling verlenen.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Uraniumweg 2”.